1. Inleiding
Het doen vaststellen van een
algemene nadeelcompensatieverordening maakt onderdeel uit van het
collegeprogramma 2002 –2006 van het college van burgemeester en wethouders. Het
college van burgemeester en wethouders heeft het vakteam Juridische Zaken
gevraagd een verordening over nadeelcompensatie voor te bereiden. In verband
daarmee is deze notitie opgesteld. In de volgende paragrafen zullen de volgende
onderwerpen aan de orde komen.
2. Rechtsgronden voor aansprakelijkheid
3. Rechtmatige overheidsdaad
4. Mogelijkheden om in rechte schadevergoeding te
vorderen
5. De Algemene wet bestuursrecht
6. Risico-analyse
7. Adviescommissie
8. Begroting
9. Kosten
10. Tijdelijke Referendumwet
11. Inspraakprocedure
12. Conclusie
2. Rechtsgronden voor aansprakelijkheid
Voor de gemeente kan er in
een aantal gevallen een verplichting bestaan tot betaling van schadevergoeding.
De gemeente kan, evenals iedere andere (rechts)persoon, in de eerste plaats
verplicht zijn tot betaling van schadevergoeding als zij haar contractuele
verplichtingen niet nakomt.
Evenals iedere andere
(rechts)persoon kan voor de gemeente ook een verplichting staan tot vergoeding
van schade als zij onrechtmatig handelt. Een bijzondere positie neemt de
gemeente in waar het gaat om de situatie waar een verplichting tot vergoeding
van schade bestaat in verband met rechtmatig handelen. Schadevergoeding in
verband met rechtmatig handelen wordt nadeelcompensatie genoemd.
In het navolgende wordt een
korte toelichting gegeven over grondslagen voor de verplichting tot
schadevergoeding wegens rechtmatige overheidsdaad.
3. Rechtmatige overheidsdaad
De gemeente heeft tot taak
het algemeen belang te behartigen. Bij de behartiging van het algemeen belang
komt het voor dat anderen daarvan nadeel ondervinden. Gedacht kan bijvoorbeeld
worden aan onderhoudswerkzaamheden aan de weg waardoor een bedrijf minder goed
bereikbaar is. Deze onderhoudswerkzaamheden zijn op zichzelf rechtmatig, maar
onder omstandigheden kan het toch zo zijn dat daaruit voortkomende schade in
een bijzonder geval moet worden vergoed. Een verplichting tot schadevergoeding
kan dan bijvoorbeeld bestaan als de schade onevenredig is ten opzichte van
anderen die in gelijke of een vergelijkbare nadelige positie verkeren.
De grondslag voor de
verplichting tot vergoeding van schade bij wijze van nadeelcompensatie kan
gelegen zijn in de wet, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State heeft uitgemaakt dat in gevallen die niet door de wet zijn geregeld ook
een verplichting tot nadeelcompensatie kan bestaan.
3.1.
Wettelijk geregelde
nadeelcompensatie
Er bestaat geen algemene
wettelijke regeling voor compensatie van rechtmatig toegebrachte schade. Wel
zijn er voor bepaalde vormen van rechtmatig toegebrachte schade
nadeelcompensatieregelingen getroffen in de wet. Het meest aansprekende
voorbeeld is artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (vergoeding van
planschade). Er is een wijziging van de WRO op komst, waarin wordt voorgesteld
in afd. 6.1 en artikel 6.1 e.v. WRO een nieuwe regeling neer te leggen voor een
tegemoetkoming in schade. Belangrijk is daarbij artikel 6.2 waarin staat dat
slechts een tegemoetkoming kan worden gegeven voor schade die buiten het
normale maatschappelijk risico valt en dat 5 procent van de schade blijft voor
rekening van de aanvrager. De aanvrager moet in 2004 ex art. 6.4 een recht van
300 euro betalen bij de indiening van een claim. Hij krijgt dit terug bij een
positieve beschikking.
Wij adviseren het college in
navolging van de WRO eveneens een drempelbedrag op te nemen in de Algemene
Nadeelcompensatieverordening Delft voor het indienen van verzoeken. Hiertoe
stellen wij een recht voor van € 150,--. Het opnemen van een bepaald maximum
uit te keren schadevergoeding lijkt evenwel niet raadzaam gelet op de uitspraak
van de Afdeling bestuursrechtspraak 20 februari 2001, waarin het op
voorhand uitsluiten van de mogelijkheid van een volledige schadevergoeding in
de nadeelcompensatieverordening Noord-Zuidlijn werd verworpen (AB 2001/380).
3.2.
Buitenwettelijke
nadeelcompensatie
Een algemene verplichting tot
nadeelcompensatie is uit de Awb niet af te leiden. Ook de Hoge Raad
spreekt niet van een rechtsplicht tot compensatie, noch zegt hij dat hiervan
geen sprake is. Zoveel is zeker, dat als de overheid zich niets aan de belangen
van de schadelijdende burger of rechtspersoon (een bedrijf bijv.) gelegen laat
liggen, de overheid gewoon onrechtmatig handelt, met alle – gewone –
consequenties van dien, inclusief schadevergoeding en verbod.
Nadeelcompensatieregelingen hebben ten dele een politieke en pragmatische
achtergrond. Zij dienen onder meer om de uitvoering van overheidsprojecten
feitelijk uitvoerbaar te maken.
Er bestaat geen recht op
schadevergoeding uit rechtmatige overheidsdaad (behalve in de bij wet geregelde
gevallen). Wel zijn er diverse beginselen die aan de verplichting tot
nadeelcompensatie ten grondslag gelegd kunnen worden:
Zo biedt het
evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht
(Awb), een kader waarbinnen beargumenteerd kan worden dat in een concreet geval
nadeelcompensatie moet plaatsvinden. De voor één of meer belanghebbenden
nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding met
de met het besluit te dienen doelen. Deze bepaling normeert de belangenafweging
voorafgaand aan het nemen van een besluit. Neemt men op grond van dit
evenredigheidsbeginsel een verplichting tot nadeelcompensatie aan, dan maakt
een schending van die verplichting het besluit vernietigbaar. Vernietiging
veronderstelt dat het besluit onrechtmatig is. Dat onrechtmatig handelen is
gelegen in een onzorgvuldige belangenafweging. Het nemen van het besluit wordt
wel gerechtvaardigd door algemene belangen, maar er wordt een onevenredig zware
inbreuk gepleegd op de belangen van een individuele burger (of groep). Ten
opzichte van hem is het besluit onrechtmatig, tenzij hij compensatie ontvangt
voor het nadeel dat hem is aangedaan.
Het aan het Franse recht
ontleende beginsel van de "égalité devant les charges publiques"
(gelijkheid voor de openbare lasten) is een beproefde grondslag voor
nadeelcompensatie. Aan dit beginsel ligt het streven ten grondslag burgers en
andere civiele partijen (bedrijven) zoveel mogelijk in gelijke mate de lasten
te laten dragen van het openbaar bestuur. In de Nederlandse toepassing van het
beginsel komt behalve het gelijkheidsbeginsel ook de eis van een zorgvuldige
belangenafweging tot uitdrukking.
4. Mogelijkheden om in rechte schadevergoeding te
vorderen
In grote lijnen kunnen de
volgende procedurele wegen worden onderscheiden om van een rechter een
uitspraak te krijgen over de vergoeding van schade die verband houdt met het
(rechtmatig) handelen van de gemeente:
4.A Schadevergoeding op
grond van onrechtmatige daad/artikel 6:162 BW
4.A.1. Burgerlijke rechter
Als de gemeente een
onrechtmatige daad begaat, kan de benadeelde zijn schade vorderen bij de
burgerlijke rechter. Is de schade ontstaan als gevolg van een publiekrechtelijk
besluit (bijvoorbeeld een vergunning) dan dient de benadeelde eerst, na bezwaar
bij het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, of de
gemeenteraad, dat besluit aan te vechten bij de bestuursrechter. Eerst als deze
het besluit heeft vernietigd, kan de benadeelde de daarvan geleden schade vorderen
bij de burgerlijke rechter.
4.A.2. Bestuursrechter
4.A.2.1 Schadevergoeding
op grond van artikel 8:73 Awb (onzelfstandig schadebesluit).
Een belanghebbende kan in
beroep gaan tegen een publiekrechtelijk besluit van een bestuursorgaan. Tegen
dergelijke besluiten kan alleen beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter
(de sector bestuursrecht van de arrondissementsrechtbank en in hoger beroep bij
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van
Beroep of het College van Beroep voor het Bedrijfsleven).
In de beroepsprocedure bij de
bestuursrechter, waarbij een publiekrechtelijk besluit wordt aangevochten, kan
tevens verzocht worden om vergoeding van schade die de belanghebbende stelt te
hebben geleden als gevolg van het aangevochten besluit. Artikel 8:73 Awb biedt
daarvoor de grondslag. De beslissing over schadevergoeding is dan een onderdeel
van een besluit dat in essentie op iets anders is gericht.
4.A.2.2 Schadevergoeding
bij zelfstandig schadebesluit
Naast de mogelijkheid van
artikel 8:73 Awb, bestaat de mogelijkheid om apart van de beroepsprocedure
tegen een publiekrechtelijk besluit vergoeding van schade te vragen die een
gevolg is van het betreffende publiekrechtelijke besluit. Als bijvoorbeeld in
een procedure bij de bestuursrechter een verkeersbesluit is vernietigd, dan kan
de als gevolg van het verkeersbesluit benadeelde in een later stadium apart een
verzoek om schadevergoeding indienen. Het besluit op zo’n verzoek wordt een
zelfstandig schadebesluit genoemd: Het wordt zelfstandig genoemd omdat het is
losgekoppeld van een eventuele beroepsprocedure tegen het schadeveroorzakende
besluit zelf.
Tegen een zelfstandig
schadebesluit kan, na bezwaar, alleen dan beroep bij de bestuursrechter worden
ingesteld indien tegen het schadeveroorzakende besluit, na bezwaar, ook beroep
openstond bij de bestuursrechter. Dit noemt men de processuele connexiteit.
4.B. Schadevergoeding op
grond van rechtmatige overheidsdaad (nadeelcompensatie)
De wijze waarop men in het
algemeen zijn gepretendeerde recht op bestuursrechtelijke schadevergoeding in
rechte kan verwezenlijken is afhankelijk van de aard van de gebeurtenis waarop
de aansprakelijkheid berust en van het bestaan van een specifieke wettelijke
grondslag voor zodanige schadevergoeding. Vooraf dient vastgesteld te worden of
het verzoek om schadevergoeding is gebaseerd op een specifieke wettelijke
grondslag, die een uitputtende regeling geeft voor de vergoeding van de schade,
veroorzaakt door de in die bepaling genoemde besluiten, wettelijke regelingen,
of andere overheidshandelingen. Als zodanige specifieke regeling voorhanden is,
is daarmee doorgaans ook de procedurele weg aangegeven via welke de benadeelde
zijn gepretendeerde aanspraak op schadevergoeding kan verwezenlijken.
De volgende procedurele wegen
kunnen worden onderscheiden waarlangs vergoeding van schade veroorzaakt door
rechtmatig overheidsoptreden verkregen kan worden:
a. de weg van het zuivere schadebesluit (zelfstandig
schadebesluit) wanneer dit is gebaseerd op een specifiek publiekrechtelijke
grondslag;
b. de weg van het zuivere schadebesluit, wanneer dit niet
gebaseerd is op een specifiek publiekrechtelijke grondslag;
c. de mogelijkheid van het aanwenden van rechtsmiddelen
tegen een zogenoemd onzuiver (onzelfstandig) schadebesluit (een besluit waarbij
de beslissing omtrent schadevergoeding deel uit maakt van de aan dat besluit
voorafgaande belangenafweging);
d. het accessoire, bij de algemene of bijzondere
bestuursrechter in te dienen verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel
8:73 Awb;
e. De schadevergoedingvordering bij de burgerlijke
rechter, op grond van diens algemene competentie;
f. De onteigeningsprocedure;
g. De schadevergoedingsvordering bij de gewone rechter,
gebaseerd op een specifieke wettelijke grondslag.
Nadeelcompensatie kan, gelet
op de samenhang met publiekrechtelijke besluitvorming, aan de orde komen bij de
bestuursrechter. De vordering daarvan kan, evenals die in verband met
onrechtmatige publiekrechtelijke besluitvorming, zowel in het kader van een
beroepsprocedure als bij zelfstandig schadebesluit worden gedaan. Indien
nadeelcompensatie gevorderd kan worden op grond van een wettelijke regeling,
dan gaat het per definitie om een zelfstandig schadebesluit.
5. De Algemene wet bestuursrecht
De regering heeft er tot nu toe
vanaf gezien om in de Awb een algemene wettelijke regeling voor
schadevergoeding bij rechtmatige overheidsdaad op te nemen. Dit omdat
nadeelcompensatie in afzonderlijke wetgeving en in de rechtspraak en doctrine
nog volop in beweging is en men het leerstuk te ingewikkeld acht om thans met
bruikbare wetsartikelen te komen. Evenwel heeft de regering aan de Commissie
Scheltema verzocht in een volgende - waarschijnlijk de vijfde - tranche van de
Awb met voorstellen voor een algemene wettelijke regeling voor schadevergoeding
bij rechtmatige overheidsdaad te komen[1].
Op 27 maart 2003 heeft
overleg plaatsgevonden met mevrouw Geertsema, lid van de Commissie Scheltema.
Zij gaf aan dat de vijfde tranche Awb zware toekomstmuziek is. Er is nog geen
voorontwerp 5e tranche. Bovendien duurt het, nadat een voorontwerp
is opgesteld, doorgaans zo’n 7 jaar voordat een voorontwerp tot wet wordt.
Bovendien is het überhaupt de vraag of in de 5e tranche een regeling
over schadevergoeding bij rechtmatige overheidsdaad komt, of dat dit in een los
wetsvoorstel wordt neergelegd.
Dit betekent dat voorlopig
geen hogere regeling tot stand zal worden gebracht op dit gebied en er geen
sprake zal zijn van doorkruising (of strijd) van hogere met lagere regelgeving.
Opgemerkt dient hier te
worden dat de gemeente Delft zich met het ontwikkelen van onderhavige
Nadeelcompensatieverordening in de voorhoede van de rechtsontwikkeling bevindt.
Dit brengt een zeker risico mee, aan de andere kant creëert de gemeente Delft
met het invoeren van een Nadeelcompensatieverordening een stuk rechtszekerheid
voor burgers en bedrijfsleven.
6. Risicoanalyse
De artikelen 3:2 en 3:4 Awb
verplichten bestuursorganen om bij de voorbereiding van besluiten de relevante
feiten en de betrokken belangen te inventariseren en de rechtstreeks bij een
besluit betrokken belangen af te wegen. Indien bij de afweging van belangen
blijkt dat een burger (of bedrijf) als gevolg van een besluit (of handeling),
in vergelijking met andere burgers (of bedrijven) die in een vergelijkbare positie
verkeren, onevenredig zwaar wordt getroffen dan behoort een vergoeding te
worden aangeboden. Het aanbieden van schadevergoeding voor onevenredig zware
schade is dan de nadeelcompensatie.
Dit zijn besluiten waarbij uit de inventarisatie en afweging van de betrokken
belangen blijkt dat bepaalde burgers (of bedrijven), in vergelijking met
anderen in een vergelijkbare positie, onevenredig zwaar worden getroffen.
Indien en voor zover zich een dergelijke situatie voordoet, dient ook het te
compenseren nadeel te worden bepaald en in het planbudget te worden opgenomen.
Een dergelijk nadeel c.q. uit te keren nadeelcompensatie wordt niet gedekt
onder de huidige verzekeringen.
In de huidige
aansprakelijkheidspolis staan de volgende voorwaarden:
Artikel 3.9 Rechtmatig handelen/belangenafweging
De verzekering dekt NIET de aansprakelijkheid voor schade :
·
die voortvloeit uit,
berust op of verband houdt met een rechtmatige overheidsdaad;
·
tot vergoeding waarvan
de gemeente volgens enige geschreven of ongeschreven rechtsregel gehouden is op
de enkele grond dat die schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van
de schadelijdende derde behoort te blijven;
·
tot vergoeding waarvan
de gemeente volgens enige geschreven of ongeschreven rechtsregel gehouden is op
de enkele grond dat de schadelijdende derde door het gemeentelijk handelen
onevenredig zwaar in zijn belangen is getroffen in vergelijking met anderen die
in een vergelijkbare positie verkeren;
·
die voortvloeit uit,
berust op of verband houdt met enig gemeentelijk handelen dat onrechtmatig
wordt geacht op de enkele grond dat geen schadevergoeding wordt aangeboden of
betaald dan wel maatregelen zijn of worden genomen;
·
die op enigerlei wijze
voortvloeit uit, berust op of verband houdt met een onrechtmatige daad die op
grond van zwaarwegende maatschappelijke belangen niet kan worden verboden.
4.4.1. De verzekerde is verplicht elk verzoek tot het nemen
van een zelfstandig schadebesluit zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs
mogelijk is te melden bij de maatschappij, indien en voorzover die aanvraag
voortvloeit uit, berust op of verband houdt met een onder deze verzekering
gedekte aansprakelijkheid.
4.4.2.
De maatschappij zal
terzake een dergelijk verzoek advies uitbrengen aan de verzekerde, hetgeen
eveneens geldt indien door derden bezwaar, beroep of hoger beroep is ingesteld.
4.4.3.
Indien de verzekerde
zich niet met een door de maatschappij gegeven advies kan verenigen, is de
verzekerde gehouden met de maatschappij in overleg te treden. Indien dit overleg
geen resultaat oplevert en de verzekerde een besluit neemt dat afwijkt van het
door de maatschappij afgegeven advies heeft dat onmiddellijk verlies van
polisdekking tot gevolg, tenzij het geschil aan een deskundige wordt
voorgelegd.
4.4.4.
De deskundige wordt
benoemd in overleg tussen de verzekerde en de maatschappij en zal een voor
partijen bindend advies uitbrengen over de vraag of de maatschappij op rechtens
juiste gronden van oordeel is geweest dat de verzekerde niet tot een
zelfstandig schadebesluit, waarbij schadevergoeding werd toegekend , had
behoren of behoeven te komen. De kosten van de deskundige komen voor rekening
van de partij die (grotendeels) in het ongelijk is gesteld, hetgeen door de
bindend adviseur zal worden beslist.
Deze bepalingen hebben zijn
consequenties voor het afhandelen van de schadeclaims. Het is
aanbevelenswaardig om de adviescommissie aan te vullen met een door de
verzekeringsmaatschappij aangeleverde deskundige, dan wel de
verzekeringsmaatschappij te betrekken bij en akkoord te doen gaan met het
optuigen van de adviescommissie.
Binnen twee jaar zal het vakteam JZ het initiatief nemen om, in goed samenspel
met de vakteam TRM en Financiën en de Clusters van de betrokken vakteams, deze
werkwijze te evalueren. In deze evaluatie zullen in ieder geval de volgende
aspecten aan de orde komen:
de op grond van
risico-analyses toegekende nadeelcompensatie (aantal en toegekende bedragen);
·
aard en omvang van de
nadeelcompensatieclaims;
·
het aantal toegekende
nadeelcompensatieclaims en de toegekende bedragen;
·
de wenselijkheid van een
nadeelcompensatieverordening;
·
eventueel noodzakelijke
organisatorische maatregelen;
·
de wenselijkheid om in
de gemeente-begroting een (grotere) risicovoorziening nadeelcompensatie op te
nemen.
7.
Adviescommissie
Voorgesteld wordt om
verzoeken ter beoordeling voor te leggen aan een adviescommissie. Bij de
totstandkoming van de Awb is sterk benadrukt dat besluitvorming door bestuursorganen
zorgvuldig dient te zijn. Een andere belangrijke gedachte die aan de
Awb ten grondslag ligt, betreft de zogenaamde zeefwerking, ook wel
aangeduid als filterwerking. Met deze term wordt de veronderstelling tot
uitdrukking gebracht dat elke fase in het besluitvormingsproces (inclusief de
bezwaar- en beroepsprocedure) een filterende werking heeft ten opzichte van de
daarop volgende fase. Zo leidt niet ieder primair besluit tot een
bezwaarschriftprocedure en niet iedere beschikking op bezwaar tot een
beroepsprocedure. Verondersteld wordt dat de zeefwerking groter is naarmate het
besluitvormingsproces zorgvuldiger is. Uit onderzoek is gebleken dat ten
aanzien van de zeefwerking duidelijke indicaties zijn dat naarmate eerder in
het besluitvormingsproces persoonlijk contact met de cliënt wordt gelegd, de
mate van acceptatie van (negatieve) beslissingen toeneemt. Hierdoor worden
bezwaar- respectievelijk beroepszaken voorkomen, hetgeen tot uitdrukking komt
in een toename van de zeefwerking. Zeefwerking draagt
bij aan doelmatigheid. Juist de latere procedures kosten veel tijd en geld. De
afhandeling van een bezwaarschrift of het optreden in een procedure voor de
bestuursrechter is duurder dan het nemen van het oorspronkelijke besluit, omdat
aan bezwaar- en beroepsprocedures zwaardere eisen zijn gesteld. In het rapport
van de Commissie Evaluatie Awb wordt de redenering als volgt verwoord: 'De
achterliggende gedachte van dit systeem is dat door steeds verder toenemende
zorgvuldigheid de besluitvorming steeds meer aan legitimatie wint en er
daardoor voor belanghebbenden steeds minder aanleiding zal bestaan om een
volgende fase te doorlopen.
Toenemende
waarborgen leiden tot een afname van het aantal te behandelen zaken in de
volgende fase'. Door investering in eerdere fasen wordt bezuinigd op de latere,
duurdere fasen, zo wordt verondersteld (Daalder en De Groot, 1993: 107, 109,
116; Commissie evaluatie Awb, 1997: 5-6). Het
instellen van een adviescommissie bevordert een dergelijke zeefwerking. Dit
komt doordat de Commissie een onafhankelijk oordeel geeft. Partijen krijgen de
gelegenheid te worden gehoord. En de adviescommissie brengt een onafhankelijk
advies uit aan het bestuursorgaan. Het bestuursorgaan neemt vervolgens aan de
hand van het advies een besluit op het verzoekschrift. De Commissie bestaat uit
drie leden, die deskundigheid en ervaring op juridisch gebied hebben en komen
van buiten de gemeentelijke organisatie. Ook hiermee wordt de onafhankelijkheid
van de adviescommissie onderstreept.
Wij zijn ons bewust van
andere mogelijkheden dan het instellen van een commissie. Naar aanleiding van procedures
ingevolge de nadeelcompensatieverordening voor de Autoluwe binnenstad wordt
aangegeven dat de afhandeling van zaken langzaam verloopt. Het is de vraag of
dit verbeterd kan worden. Vaststaat dat juridische
kwesties waar geld mee gemoeid is tijd kosten. Voor de burgerlijke rechter
procedeert men soms 3 tot 4 jaar. De afhandeling van een verzoek om
nadeelcompensatie duurt een jaar. De afweging hierbij is dat commissies zich
gedegen moeten voorbereiden, de zaak goed onderzoeken, de commissieleden niet
dagelijks bij elkaar komen en er diverse actiemomenten van partijen zijn
(hoorzitting, reactie op het concept-advies, besluit).
Het is een afweging of gewerkt wordt met een commissie of dat advies wordt
ingewonnen bij bekende bestaande private advieslichamen (bijv. SOAZ of Tauw),
dan wel een andere externe adviseur (advocatenkantoor). Zo treedt
ingevolge de planschadeverordening een onafhankelijk bureau gespecialiseerd in
het adviseren in planschadezaken op als schadebeoordelingscommissie. Hier
zullen de factoren tijd en geld gewogen moeten
worden. Het is overigens maar de vraag of dit echt sneller gaat. De SAOZ geeft
aan dat de ervaring leert dat nadeelcompensatieprocedures in het algemeen 5-6
maanden in beslag nemen. Of deze afdoeningswijze goedkoper is, is eveneens de
vraag. Genoemde advieslichamen berekenen een uurtarief van € 112,- resp. € 90,-
ex BTW p/uur. De kosten verbonden aan een regulier advies worden op grond van
ervaringsgegevens - door de SAOZ geschat - op € 3.000.- tot € 4.000,--. In
deze Algemene Nadeelcompensatieverordening is de voorkeur gegeven aan het
instellen van een vaste commissie. Een commissie past in het bestaande, bewust
gekozen beeld van afstandelijke, meerhoofdige beoordeling. Vergelijk ook de
commissie voor de beroep- en bezwaarschriften en de Gemeentelijke
ombudscommissie als adviescommissies van het gemeentebestuur.
Nu het om een algemene nadeelcompensatieverordening gaat, is er geen
aangewezen onderdeel van de gemeentelijke organisatie waar de adviescommissie
ondergebracht kan worden. Om praktische redenen (o.a. vervanging) en uit een
oogpunt van samenhang zou het secretariaat van de commissie bij het vakteam
Juridische Zaken ondergebracht kunnen worden. Nu zich daar ook reeds de
secretariaten van het rechtsbeschermingsbedrijf (CBB en GOC) bevinden. Daarmee
wordt dan de specifieke regeling voor een onafhankelijk secretaris - die de
huidige regeling voor autoluw(plus) kent - verlaten. De secretaris kan echter
wel op dezelfde wijze als de huidige secretarissen van de commissie voor
beroep- en bezwaarschriften (CBB) en de gemeentelijke ombudscommissie (GOC)
functioneren en voorzien van een statuut een onafhankelijke positie krijgen.
De volgende bepalingen zullen te diens/haar aanziens moeten gelden:
·
het secretariaat van de
commissie wordt bekleed door een of meer door het college aan te wijzen
ambtenaren.
·
de secretaris is in de
uitoefening van zijn/haar functie uitsluitend verantwoording schuldig aan de
commissie. Het college stelt terzake nadere regels vast.
De huidige leden van de
adviescommissie zullen worden benaderd. Hen zal worden verzocht of zij ook voor
deze Algemene Nadeelcompensatieverordening de betreffende adviescommissie
willen bemensen. In de bestaande samenstelling bestaat kennis van de sectoren
MKB/Horeca/zakelijke en persoonlijke dienstverlening; algemene
bedrijfseconomie /accountancy; binnenstedelijke economie; relatie economie
en vervoer (bereikbaarheid en logistiek); en de locale Delftse situatie.
8. Begroting
Bij de
Nadeelcompensatieverordening moet een begroting gevoegd worden. Dit is een
lastig vraagstuk. Het is op voorhand niet te voorspellen wie er uiteindelijk
gaat claimen en welke claims tot welk bedrag op advies van de onafhankelijke
commissie gehonoreerd gaan worden. In de afgelopen jaren zijn geen
noemenswaardige bedragen geclaimd noch toegekend (al dan niet in natura). Bij
gedane uitkeringen ging het om tegemoetkoming van schrijnende gevallen. Gelet
op de claimhistorie van Delftse (natuurlijke- en rechts)personen kan de
begrotingspost licht positief worden ingeschat. Het
is evenwel verstandig een minimum verlies te reserveren en als acceptabel (als
gevolg van normale maatschappelijke ontwikkelingen) te bestempelen. Het blijft
bij een inschatting. Overigens geldt ook dat indien de verordening
breeduit wordt bekend gemaakt, dit zal leiden tot een toename van het aantal
claims. Mensen die voorheen niet van het bestaan van deze mogelijkheid
afwisten, krijgen nu een duidelijke rechtsingang.
9. Kosten
De kosten voor de
adviescommissie Nadeelcompensatie worden geraamd op € 25.000 per jaar. Deze kosten zijn als volgt opgebouwd:
In 2006 zal, op
basis van de ervaringen van de eerste twee jaar, bezien worden of bijstelling
van dit budget noodzakelijk is.
10. Tijdelijke Referendumwet (Trw)
Het vaststellen van een
verordening, is een besluit die in artikel 8 van de Tijdelijke referendumwet
staat opgesomd. Dit betekent dat het een referendabel besluit is.
De normale gang van zaken bij
referendabele besluiten is dat inwerkingtreding plaatsvindt zes weken na
bekendmaking van dit besluit. De inwerkingtreding van de Algemene
Nadeelcompensatieverordening Delft kan evenwel geen uitstel lijden, althans is
het van belang dat de verordening per 1 januari 2004 in werking treedt. Deze
datum is met name van belang voor overgangsrechtelijke situaties. Indien er een
stricte datum is kan duidelijk onderscheid gemaakt voor oude en nieuwe
schadeverzoeken.
De gemeenteraad zal daarom,
in afwijking van artikel 22, bij de vaststelling van het besluit en onder
verwijzing in het besluit naar dit artikel bepalen dat de Algemene
Nadeelcompensatieverordening Delft in werking treedt alvorens de in artikel 22,
tweede lid, genoemde termijn is verstreken.
Het besluit kan evenwel
volgens de bepalingen van de Tijdelijke Referendumwet na de inwerkingtreding
aan een referendum worden onderworpen. De kans hierop is klein.
11. Inspraakprocedure
De Algemene
Nadeelcompensatieverordening Delft beoogt een regeling in het leven te roepen op grond
waarvan benadeelden voldoende rechtszekerheid wordt verschaft op welke wijze
een verzoek om nadeelcompensatie kan worden ingediend en volgens welke normen
het eventuele nadeel dat niet ten laste van de getroffene behoort te blijven,
dat uitstijgt boven het normaal maatschappelijk risico, zal worden vergoed.
Omdat deze verordening met name een
procedurele verordening wordt deze niet aan inspraak onderworpen.
12. Conclusie
Gelet op enerzijds het grote
aantal mogelijkheden om rechtsmiddelen aan te wenden, en anderzijds het
ontbreken van een algemene wettelijke regeling is het aanbevelenswaardig om een
algemene nadeelcompensatieverordening op te stellen zodat verzoeken om
schadevergoeding worden gekanaliseerd en op een uniforme manier worden
afgehandeld. Met het vaststellen van deze nadeelcompensatieregeling wordt
tevens beoogd een regeling in het leven te roepen op grond waarvan benadeelden
voldoende zekerheid wordt verschaft op welke wijze een verzoek om
nadeelcompensatie kan worden ingediend en volgens welke normen het eventuele
nadeel dat niet ten laste van de getroffene behoort te blijven, dat uitstijgt
boven het normaal maatschappelijk risico, zal worden vergoed.
13. Populaire versie
Voor een populaire versie van
de ins en outs van de Algemene Nadeelcompensatieverordening Delft wordt
verwezen naar de nota Algemene nadeelcompensatieregeling opgesteld door
Communicatie.
14. Concreet advies
Wij adviseren het college:
1.
In te stemmen met de voorgestelde Algemene Nadeelcompensatieverordening
Delft en deze door te geleiden naar de gemeenteraad ter vaststelling.
2.
Na vaststelling door de raad, FAC zorg te doen dragen voor adequate in-
en externe communicatie zowel analoog als digitaal.
3.
Gelet op de Tijdelijke Referendumwet de Algemene
Nadeelcompensatieverordening Delft referendabel te stellen.
4.
Voor te stellen aan de gemeenteraad de noodprocedure ex artikel 25 TRW
van toepassing te laten zijn.
5. Als datum voor het
inwerkingtreden van de Algemene Nadeelcompensatieverordening Delft te streven
naar 1 januari 2004
6. Akkoord te gaan met bijgaand voorstel tot
benoeming van voorzitter, leden en secretaris van de adviescommissie
Nadeelcompensatie.
7. Voor de in te stellen Adviescommissie
structureel € 25.000 beschikbaar te stellen (2004 ten laste van Onvoorzien,
2005 e.v. ten laste van de structurele ruimte voor nieuw beleid). E.e.a. te
regelen bij de 1e ATW 2004.
8. De legesverordening aan te passen naar aanleiding van
het opnemen van een drempelbedrag voor het indienen van verzoeken op grond van
de Algemene Nadeelcompensatieverordening Delft.
[1] Gelet op
bovenstaande, dient de dynamiek van de praktijk in het oog gehouden te worden.
De verordening zal bij moeten blijven met de ontwikkelingen in de
(rechts)praktijk.