Meerjarenplan dienstverlening

 

 

 

 

 

Het gaat goed, dus het kan beter’

 

 

 

 

 

 

 

januari 2004

 

 


Inhoudsopgave

 

1     INLEIDING  2

2     ONTWIKKELINGEN IN DIENSTVERLENING  3

2.1     Verschillende rollen  3

2.2     Verantwoording prestaties  3

2.3     Kritische burger 4

2.4     Het begrip dienstverlening in Delft 4

2.5.    Conclusie  5

3     Dienstverlening in delft  6

3.1     Het gaat goed  6

3.2     Het kan beter 8

3.3     Vernieuwd doel en vernieuwde aanpak 9

4     HET KAN BETER: DRIE SPEERPUNTEN  11

4.1      De burger centraal 11

4.2     Systematiseren en verantwoorden  12

4.3     Verbeteren van kanalen voor dienstverlening  14

5     MONITORING EN REGIE  19

6     PLANNING EN VERANTWOORDING  21

7     FINANCIËN  23

 

Beslispunten  23


1        INLEIDING

 

Met de vernieuwing van de organisatie (NEON) in 2000 heeft Delft gekozen voor meer externe oriëntatie. De gemeente treedt als één organisatie de burger tegemoet. De directe dienstverlening aan individuele burgers en bedrijven is geconcentreerd in het cluster Publiekszaken. De (beleids)producten en diensten die de gemeente levert aan groepen van burgers zijn ondergebracht bij het cluster Wijk- en Stadszaken.

 

Delft streeft ernaar de dienstverlening voortdurend te verbeteren en investeert daarin al fors via het Programma Dienstverlening. De resultaten zijn er dan ook naar. Toch vraagt de manier waarop Delft vorm geeft aan dienstverlening nu om bijstelling. Het college neemt de (wensen van de) steeds beter geïnformeerde en mondige burger serieus. Daarom is dienstverlening, en de manier waarop de organisatie die realiseert, in deze collegeperiode een speerpunt. De bestuurlijke vernieuwing, met de invoering van het duaal bestel, heeft geleid tot een steviger aandacht voor de diensten die de gemeente levert en de verplichting om daarover verantwoording af te leggen. In het openbare debat is een duidelijke tendens waarneembaar om het begrip dienstverlening ruim te interpreteren.

 

Sinds NEON is het besef gegroeid dat externe oriëntatie meer is dan de blik naar buiten wenden en de organisatie vraaggericht inrichten. Wij moeten de processen in de organisatie blijven afstemmen op de wensen van de burger en duidelijker zijn over wat deze van ons kan verwachten.

 

Het resultaat van de uitvoering van dit plan moet zijn dat we steeds een actueel beeld hebben van wat de klant wil (‘de burger centraal’) en dat we ons eigen niveau van dienstverlening kennen en daarop afstemmen. Dit binnen de grenzen van wet- en regelgeving en de (financiële) mogelijkheden van de organisatie.

 

Om dat te bereiken is het nodig dat wij het huidige streven naar verbetering van de dienstverlening omzetten in systematisch handelen. Dat geldt zowel voor de afzonderlijke delen van de organisatie als voor de gemeente als geheel.

 

Daarnaast willen we langs elk van onze dienstverleningskanalen (balie, telefoon, schriftelijk, per e-mail of via het internet)  even toegankelijk zijn en eenzelfde kwaliteit bieden.

 

Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft hoe de manier waarop tegen gemeentelijke dienstverlening wordt aangekeken zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. Hoofdstuk 3 zet die trends af tegen de goede prestaties van Delft en bevat een analyse van die onderdelen van dienstverlening die beter kunnen. Het sluit af met een (her)formulering van de Delftse visie op dienstverlening. Dit mondt in hoofdstuk 4 uit in concrete plannen. De laatste hoofdstukken gaan achtereenvolgens in op monitoring en regie, planning en verantwoording en financiën.

2        ONTWIKKELINGEN IN DIENSTVERLENING

 

2.1      Verschillende rollen

 

De burger heeft op meerdere manieren te maken met de gemeente. In ‘Presterende Gemeenten’ (Hiemstra, Kluwer 2003) worden er vijf onderscheiden. De burger is tegelijk klant (als afnemer van bijvoorbeeld een paspoort), gebruiker (van de openbare ruimte), kiezer (hij bepaalt de samenstelling van het gemeentebestuur), onderdaan (hij moet zich houden aan de regels) en partner (bijvoorbeeld bij het maken van een nieuw inrichtingsplan voor de straat). In al die hoedanigheden rekent de burger op een goede dienstverlening.

 

Het begrip ‘dienstverlening’ is moeilijk te definiëren. De betekenis wordt vaak opgerekt door ook burgerparticipatie en handhaving eronder te scharen. Het verbeteren van dienstverlening is daardoor inmiddels bijna synoniem geworden aan het verbeteren van de relatie tussen burger en bestuur. Een gevolg daarvan is dat de kwaliteitseisen die worden gesteld aan dienstverlening worden verbreed tot de gehele gemeentelijke taakuitoefening.

 

2.2        Verantwoording prestaties

 

Publicaties van de Stichting Rekenschap helpen om nieuwe inzichten op het gebied van dienstverlening toe te passen in de praktijk van de gemeentelijke overheid. De stichting, opgericht in 1998, heeft zich ten doel gesteld te bevorderen dat de verantwoording over de uitgave van overheidsgelden verbetert. In de oprichtingsverklaring stelt Rekenschap: ‘het besef dat de burger niet alleen een klant, maar als kiezer ook opdrachtgever is, lijkt in het contact met de overheid niet altijd voorop te staan.’

 

In de rapportage ‘Gemeenten langs de meetlat’ (2000) inventariseerde de stichting Rekenschap op welke manieren gemeenten in Nederland zich verantwoorden over prestaties, om vervolgens te pleiten voor het maken van afspraken met de burger over te leveren kwaliteit. Rekenschap verwijst naar de ervaringen in het Verenigd Koninkrijk waar elke overheidsorganisatie verplicht is een citizen’s charter op te stellen. Daarin staat onder andere welke rechten de klant heeft en welke verwachtingen hij mag hebben. Vaak ook is aangegeven welke plichten hierbij horen. Zo kunnen burgers toezien op de prestaties van de overheid. Rekenschap stelt dat: ’monitors, handvesten en prestatiemetingen middelen zijn om te komen tot betere kwaliteit en betere resultaten.’

 

In ‘De kracht van kwetsbaarheid’, een rapportage uit 2001, werkt Rekenschap het middel van het ‘kwaliteitshandvest’ (ook wel ‘burgerhandvest’ of ‘servicenorm’ genoemd) verder uit. Een kwaliteitshandvest wordt gedefinieerd als: ‘helder geformuleerde en meetbare normen waarop klanten zich kunnen beroepen’. De normen maken duidelijk wat de klant mag verwachten van de organisatie. Het vastleggen van de verwachtingen helpt bij het streven naar tevreden klanten. De belangstelling voor deze normen is gegroeid, stelt de stichting vast, door de behoefte aan een stimulans voor betere kwaliteit van de dienstverlening. ‘Van overheden wordt verwacht dat zij dezelfde service en kwaliteit leveren als bedrijven.’

 

De gemeente Haren heeft in 1997 als eerste kwaliteitshandvesten ingevoerd, gevolgd door Den Haag en Rotterdam. In mei 2003 hebben zes gemeenten, in samenwerking met Rekenschap en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken, ieder hun eigen servicenormen gepubliceerd voor de kwaliteit van de dienstverlening bij burgerzaken.

 

2.3        Kritische burger

 

Ook de Consumentenbond hanteert een ruime definitie van het begrip dienstverlening. In het onderzoeksrapport ‘Gemeentelijke Dienstverlening’ uit 2002 schaart zij daar behalve burgerzaken en het beheer van de openbare ruimte ook gemeentelijke voorzieningen, handhavingstaken en burgerparticipatie onder. De bond signaleert dat de burger als consument in de laatste jaren ontevredener is geworden over de gemeentelijke dienstverlening. Men is wel heel tevreden over diensten als het aanvragen van een paspoort, het ophalen van huisvuil en het onderhoud van plantsoenen. Minder tevreden is de burger echter over zwerfvuil, onveilige verkeerssituaties, kapotte speeltoestellen en graffiti.

 

Verder stelt de Consumentenbond vast dat burgers niet weten wat zij mogen verwachten aan dienstverlening van hun gemeente. ‘Zij hebben geen inzicht in de kwaliteitsnormen die de gemeente hanteert. Een goede en voor iedereen kenbare maatstaf, bijvoorbeeld in de vorm van normen die de gemeente afspreekt met haar inwoners over haar dienstverlening, ontbreekt.’

 
2.4      Het begrip dienstverlening in Delft

 

In Delft is het begrip dienstverlening tot nu toe evenmin scherp afgebakend. Het burgerjaarverslag over 2002 maakt een onderscheid tussen burgerparticipatie en dienstverlening, maar interpreteert dienstverlening ook ruimer dan individuele dienstverlening. Het beheer van de openbare ruimte, bijvoorbeeld, wordt erin meegenomen. Daarmee strekt ‘dienstverlening’ zich uit over producten en diensten van Publiekszaken én Wijk- en Stadszaken.

 

Om de kwaliteit van de dienstverlening verder te verbeteren lijkt het zinvol om het begrip af te bakenen, zodat we precies weten op welke diensten en producten we onze inspanningen moeten richten. Daarmee komen we echter meteen in een afwegingsproces met conflicterende belangen terecht. Als de gemeente gaat afbakenen wat wel en niet onder ‘dienstverlening’ moet worden verstaan, werpt de organisatie wellicht beperkingen op die ongewenst zijn vanuit het uitgangspunt dat de wens van de burger centraal staat. Anderzijds kan een te ruime interpretatie van het begrip tot gevolg hebben dat de organisatie wordt overvraagd, waardoor verbetering van de dienstverlening een onbeheersbaar proces wordt.

 

Aan de burgers van Delft is in november 2003 via het Delfts Internet Panel gevraagd wat zij belangrijk vinden als het om de gemeentelijke taakuitoefening en dienstverlening gaat. De burgers van Delft vinden meer nog dan de dienstverlening door de publieksbalie, veiligheid en handhaving belangrijk. Het ophalen van huisvuil en het onderhoud van fietspaden, trottoirs en wegen staat echter op dit moment met stip op één bij de burgers van Delft.

 
2.5.     Conclusie

 

Op grond van dit overzicht is de conclusie dat dienstverlening een steeds breder begrip wordt dat zich ook in de ogen van de Delftse burger over producten en diensten van meer dan een cluster uitstrekt.

 

De kwaliteit van de dienstverlening en de manier waarop gemeenten tegemoetkomen aan de wensen van de burger staat in het brandpunt van de belangstelling. Verantwoording afleggen, ook financieel, aan zowel de raad als de burger is een hoofdthema geworden.

 

We gaan er daarom in het vervolg van uit dat dienstverlening is wat de burger er onder verstaat en dat het verbeteren van de dienstverlening een zaak is van de hele gemeentelijke organisatie, waarbij ieder cluster zijn eigen accenten legt. Hoe we dat verantwoord aan kunnen pakken is beschreven in de volgende twee hoofdstukken.

3        Dienstverlening in delft

 

3.1      Het gaat goed

 

De organisatie ingericht volgens de logica van de burger

Na NEON heeft Publiekszaken als eerste in de schijnwerpers gestaan van de aandacht voor dienstverlening. Daar is immers toen de directe dienstverlening aan individuele burgers en bedrijven geconcentreerd. De burger kan er voor zeer uiteenlopende producten en diensten terecht. Bij Inwonerszaken bijvoorbeeld voor paspoorten en parkeervergunningen en bij WIZ ondermeer voor uitkeringen en reïntegratietrajecten. Voor ondernemers is een apart ‘loket’ ingericht, het Servicecentrum Bedrijven, waar zij al hun vragen over ondernemen in Delft kwijt kunnen.

 

De Publieksbalie fungeert als frontoffice voor een groot aantal producten van dertien verschillende vakteams uit de hele gemeente. In totaal neemt de Publieksbalie 90% van alle klantcontacten voor haar rekening. In 2003 zijn er ongeveer 97.000 klantcontacten geweest. Sinds de doorstart van Publiekszaken in 2002 zijn veel verbeteringen aangebracht in de manier waarop dienstverlening bij de Publieksbalie plaatsvindt. Openingstijden zijn verruimd, wachttijden zijn drastisch ingekort, processen geoptimaliseerd, het personeel is breder opgeleid en de wachtruimten zijn veraangenaamd.

 

De openingstijden van de Publieksbalie zijn van maandag tot vrijdag van 8.00 tot 15.00 uur, en op vrijdag bovendien van 18.00 tot 20.00 uur. Tussen 15.00 en 17.00 uur kan men op afspraak terecht.

 

Delft draagt het voortdurend verbeteren van de dienstverlening hoog in het vaandel en is ervan doordrongen dat een goede interne organisatie beslist een basisvoorwaarde is voor goede dienstverlening. Gemeentebreed is ervoor gekozen het INK-managementmodel te hanteren om de kwaliteit van de bedrijfsvoering te verhogen en die goed af te stemmen op externe ontwikkelingen.

 

Aan de hand van onderzoeken naar klanttevredenheid, maar ook klachten en meldingen, gaat Delft na hoe de burger over de dienstverlening denkt met als doel deze te verbeteren.

 

Ook benchmarking vindt in Delft toepassing: de sector Werk, Inkomen en Zorg neemt al enig jaren deel aan een benchmark van sociale diensten, en de sector Inwonerszaken start in 2004 met deelname aan een landelijke benchmark voor publieksdiensten.

 

Strategisch inzetten van ICT

De inzet van ICT is een cruciale factor bij het verbeteren van de dienstverlening. Reden waarom ICT is opgenomen in het programma Dienstverlening. De nota Burger@Delft.nl uit 2002 en de daarbij horende jaarlijkse voortgangsrapportages geven een uitgebreid inzicht in de ambities op het gebied van digitale dienstverlening. De vernieuwde gemeentelijke website geeft informatie over producten en diensten van Publiekszaken en Wijk- en Stadszaken. Daarnaast neemt het aanbod van digitale diensten toe.


Klanten kunnen via internet betalen voor parkeren en andere gemeentelijke belastingen. Per 1 januari 2004 is het mogelijk geworden om digitaal afspraken te maken voor een aantal diensten. De resultaten van deze aanpak vallen ook landelijk op. De site www.delft.nl met de site www.gemeentedelft.info staat tweede op Webdam: de landelijke ranglijst van sites van gemeenten.

 

Tegemoetkomen aan de wensen van de burger

In 2003 heeft binnen Publiekszaken voor het eerst een clusterbreed onderzoek plaatsgevonden naar de tevredenheid van de burgers met de geboden dienstverlening. Daaruit bleek onder meer dat de bij de Publieksbalie doorgevoerde verbeteringen zijn aangeslagen en dat ook de dienstverlening aan de andere balies op waardering van de klanten kan rekenen.

 

Binnen Wijk- en Stadszaken stelt de sector Duurzaamheid jaarlijks een Duurzaamheidsmonitor op. Deze geeft inzicht in de mate waarin (beleids)instrumenten zijn ingezet, gedragsverandering bij doelgroepen is opgetreden en de milieukwaliteit is veranderd. Verder worden Delftenaren jaarlijks ondervraagd over zaken die betrekking hebben op milieu(-attitude), reiniging en de openbare ruimte in de stad via het Delft Internet Panel (DIP). Op basis van verschillende bronnen wordt in het kader van de wijkaanpak al enige jaren een wijkanalyse opgesteld, die per wijk laat zien hoe dat deel van de stad er voor staat op het gebied van ondermeer de voorzieningen, de kwaliteit van de openbare ruimte, veiligheid en bereikbaarheid en de beoordeling hiervan door de bewoners. Vanaf 2004 komt over de uitkomsten van deze wijkanalyse een rapportage beschikbaar: de zogenaamde wijkbarometer en stadsbarometer. Deze rapportages zullen tweejaarlijks verschijnen.

 

Inzicht geven

De gemeente verantwoordt zich jaarlijks in een burgerjaarverslag, dat in 2003 voor het eerst is verschenen. Hierin gaat de burgemeester in op dienstverlening en burgerparticipatie, om zo een inzicht te geven in de relatie tussen de burgers van de stad en het gemeentebestuur. De manier waarop Delft het burgerjaarverslag inhoud heeft gegeven heeft landelijk belangstelling getrokken: het burgerjaarverslag over 2002 behoorde volgens de Stichting Rekenschap tot de beste vijf van Nederland.

 

In de nota ´Openheid en openbaarheid´ beschrijft Delft hoe en op welke momenten de organisatie inzicht geeft in de politieke besluitvorming.

 

Goed rapportcijfer

In november 2003 is aan de burgers van Delft via het DIP ook gevraagd hoe zij op dit moment de kwaliteit van de dienstverlening door de gemeente ervaren. Zij waardeerden die gemiddeld op een 6.8. Daarmee is Delft een goed presterende gemeente. In het eerder genoemde onderzoeksrapport ‘Gemeentelijke Dienstverlening’ van de Consumentenbond scoorden de onderzochte gemeenten gemiddeld een 6.2, het hoogste rapportcijfer uit dat onderzoek was een 6.6.

 

3.2       Het kan beter

 

De vorige paragraaf laat zien dat Delft heel behoorlijk presteert als het gaat om de kwaliteit van de dienstverlening. Dat is echter geen reden om tevreden achterover te gaan leunen. Het gaat goed: dus het kan beter!

 

Burgerwaarden als toetssteen

De nota Burger@Delft heeft vijf ‘burgerwaarden’ benoemd waaraan de relatie tussen burger en gemeente kan worden afgemeten.  Dat zijn:

·        toegankelijkheid van organisatie en informatie

·        betrouwbaarheid van dienstverlening, waarbij de gemeente haar best doet de optimale kwaliteit te leveren

·        doelmatigheid van de inzet van de gemeente

·        controleerbaarheid van functioneren van de overheid

·        doeltreffendheid van producten en diensten

Deze waarden moeten ook dienen als richtlijn en toetssteen voor de verbeteracties in het kader van dit meerjarenplan. In het navolgende komen ze al kort aan de orde.

 

Meer inzicht in de wensen van de burger

Als we de burger serieus willen nemen, moet de organisatie vaker en vooral specifieker meten wat diens wensen zijn en hoe hij oordeelt over het huidige niveau van dienstverlening. Geconstateerd wordt dat de huidige wijze van meten (met name de periodieke klanttevredenheidsonderzoeken) te grofmazig is en niet frequent genoeg wordt uitgevoerd

Burgerwaarde: doeltreffendheid van producten en diensten.

 

Management van verwachtingen

De Publieksbalie, WIZ en Stadsbeheer zijn hard bezig met het intern formuleren en monitoren van normen waaraan de dienstverlening moet voldoen. Een aantal van die normen wordt al stabiel gehaald of nog steeds verbeterd en kan als belofte aan de burger gaan dienen. Delft is echter nog niet in de openbaarheid getreden met een kwaliteitshandvest of servicenormen. De burger weet daarom niet welke kwaliteit verwacht mag worden en kan de gemeente daar dus ook niet op controleren of aanspreken. Dat beïnvloedt de klanttevredenheid. Burgers die weten wat ze mogen verwachten zijn doorgaans positiever over de kwaliteit van de dienstverlening dan burgers die dat niet weten.

 

Burgerwaarden: betrouwbaarheid van de dienstverlening; controleerbaarheid van het functioneren van de overheid.

 

De kwaliteit van de dienstverlening beter monitoren

Nog niet alle producten en diensten zijn van een servicenorm voorzien. Niet alle bedrijfsprocessen zijn al zo ingericht dat systematisch kan worden gemeten wat het niveau van dienstverlening is zodat daarover periodiek kan worden gerapporteerd.

Burgerwaarden: betrouwbaarheid van de dienstverlening; controleerbaarheid van het functioneren van de overheid.

 
Toegankelijkheid verbeteren

Ook de toegankelijkheid kan beter. In het deelprogramma Toegankelijkheid van Burger@Delft.nl is een van de uitgangspunten dat het voor het geven van informatie niet moet uitmaken op welke manier de klant de gemeente benadert. Dat kan via verschillende ‘kanalen’: aan de balie, via de telefoon, schriftelijk, per e-mail of via het internet. Via ieder van die kanalen moet de gemeente even toegankelijk zijn en eenzelfde kwaliteit bieden.

In een later stadium moet het ook voor de meeste producten en diensten niet meer uitmaken langs welk kanaal zij worden aangevraagd. Dit heet multichanneling van de dienstverlening. Deze doelen zijn nog niet bereikt. We beschikken ook nog niet voor iedere kanaal over genoeg gegevens om exact te bepalen wat het huidige niveau van dienstverlening is. Blijkens klantonderzoeken is de burger tevreden over de dienstverlening aan de balie maar de informatievoorziening en dienstverlening per telefoon, e-mail, brief en internet kan verder worden verbeterd.

Burgerwaarde:  toegankelijkheid van organisatie en informatie

 

Meer inzicht krijgen in kosten

Er moet meer inzicht worden verkregen in de kosten van de verschillende producten en diensten. Niet alleen omdat de burger ‘waar voor zijn geld’ moet hebben, maar ook om een zo goed mogelijk balans tussen de gewenste kwaliteit van dienstverlening en de daarvoor beschikbare middelen te hebben. Publiekszaken is hiervoor onlangs een onderzoek gestart.

Burgerwaarde:  doelmatigheid van de inzet van de gemeente

 

Servicegerichtheid medewerkers

Binnen Publiekszaken is veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van op service gerichte houding en gedrag van medewerkers. Er zijn op dit moment geen signalen dat daarvoor algemene verbeteracties nodig zijn. Wel is het nodig dat via INK-audits en klanttevredenheidonderzoeken regelmatig wordt gemeten of de servicegerichtheid van de medewerkers nog op peil is. Wanneer daar aanleiding toe is kunnen vervolgens in samenwerking met P&O specifieke verbeterplannen worden opgesteld.

Burgerwaarden:  betrouwbaarheid van de dienstverlening; doelmatigheid van de inzet van de gemeente.

 

3.3       Vernieuwd doel en vernieuwde aanpak

 

De hele gemeentelijke organisatie is betrokken

De verbetering van de dienstverlening gaat de hele gemeentelijke organisatie aan. Het oorspronkelijke doel van de gemeente Delft - te streven naar een voortdurende verbetering van de dienstverlening – moet worden ontdaan van vrijblijvendheid. Belangrijk is dat er gemeentebreed samenhang komt in het werken aan de verbetering van de dienstverlening. En ook dat dit systematisch gebeurt.

 

Als vernieuwd doel kan dienen: De burger moet er op kunnen rekenen dat hij vlot en goed bediend wordt, waarvoor of hoe hij zich ook tot de gemeente wendt. Zo’n doel is niet in een keer bereikt maar er is ook geen reorganisatie voor nodig om het te halen. We kunnen er in etappes naar toe werken. 

 

Het leveren van producten en diensten aan de burger behoort tot de vaste taken van de gemeente. Voor de verbetering daarvan sluiten we daarom aan bij de reguliere bedrijfsvoering. Daar zit de kennis en daar moeten de voorwaarden worden geschapen voor het succesvol doorvoeren van veranderingen inclusief –waar nodig-  cultuurverandering.

 

Voor het overige brengen we zo veel mogelijk (deel-) plannen onder bij bestaande, dienstverlening gerelateerde, programma’s en projecten die door de verschillende clusters worden uitgevoerd. Projecten op basis van Burger@Delft.nl, maar ook het project Integrale Handhaving en projecten op het gebied van burgerparticipatie waaronder Wijkaanpak zijn daarvan voorbeelden. Daarbinnen kunnen we dan steeds -zodra  gewenst- bijzondere prioriteiten stellen.

 

Estafetteloop

Het is de bedoeling dat de in het volgende hoofdstuk voorgestelde plannen gemeentebreed worden uitgevoerd. Vanzelfsprekend kan niet alles tegelijk. De meeste deelplannen worden in fases uitgevoerd. Een aantal daarvan wordt als eerste binnen een of meer onderdelen van Publiekszaken beproefd omdat dit cluster de meeste klantcontacten heeft. 

 

Zodra een etappe succesvol is afgelegd kunnen resultaten en ervaringen als een estafettestokje worden overdragen aan andere onderdelen van de gemeentelijke organisatie. Die gaan er vervolgens op hun eigen manier mee aan de slag.

 

Hoe we ons dat voorstellen is uitgewerkt in hoofdstuk 4.

4        HET KAN BETER: DRIE SPEERPUNTEN

 

De maatregelen die nodig zijn om de kwaliteit van de dienstverlening gemeentebreed naar een hoger plan te tillen zijn ondergebracht in drie speerpunten:

·        systematiseren en verantwoorden

 

De plannen per speerpunt zijn concreet uitgewerkt maar laten tegelijk ieder organisatieonderdeel voldoende ruimte om er op eigen wijze invulling aan te geven.

 
4.1      De burger centraal

 

Meer inzicht in de wensen van de burger en de kwaliteit van de dienstverlening

Er is meer informatie nodig over de wensen en de tevredenheid van de klanten over ons niveau van dienstverlening. Daarvoor moeten we niet alleen méér, maar ook vaker en gedifferentieerder meten. Goed inspelen op de wensen van de burger kan niet via momentopnames. Alleen met regelmatig onderzoek kunnen ontwikkelingen en trends worden vastgesteld. Hetzelfde geldt voor het meten van ontwikkelingen in de tevredenheid van de klanten over de kwaliteit van de dienstverlening.

 

Deelplan Klanttevredenheidsonderzoeken

De aanpak van de klanttevredenheidsonderzoeken nieuwe stijl wordt in samenwerking met het vakteam Onderzoek en Statistiek uitgewerkt in het eerste kwartaal van 2004. Het is de bedoeling dat we regelmatig en frequent gaan meten hoe tevreden de klant is met de kwaliteit van onze producten en diensten. Wij beperken ons niet tot de dienstverlening aan de publieksbalie (de belangrijkste “frontoffice”) maar betrekken ook de andere vakteams erbij. Daarnaast willen we de tevredenheid van de klant met de manier waarop en het kanaal waarlangs de producten en diensten worden geleverd systematisch meten. Tenslotte wordt er aandacht besteed aan de integratie van analyse en rapportage van alle deelonderzoeken.

 

 

De burger meer inzicht geven

Door middel van het vaststellen en publiceren van servicenormen gaat Delft de burger meer duidelijkheid geven over het niveau van dienstverlening dat hij van de gemeente kan verwachten. Daarnaast zal nog meer informatie worden verstrekt over wat de burger zelf kan doen om de dienstverlening zo goed mogelijk te laten verlopen. Bij veel diensten is de gemeente immers afhankelijk van juiste en tijdige informatievoorziening door de burger.

 

4.2      Systematiseren en verantwoorden

 

Interne oriëntatie borgt externe oriëntatie

Het streven naar het verbeteren van de dienstverlening moet in de hele gemeentelijke organisatie worden ingebed in de bedrijfsvoering. Alleen dan is er continu aandacht voor en kan er systematisch aan worden gewerkt.

 

Het INK managementmodel is daarvoor een krachtig instrument omdat het de interne en de externe oriëntatie met elkaar verbindt. Het besteedt via de Plan-Do-Check-Act cyclus aandacht aan alle aspecten van de bedrijfsvoering (waaronder behalve middelen en processen ook houding en gedrag van medewerkers nodig om de gestelde doelen te bereiken) en meet resultaten onder meer in termen van waardering door medewerkers én klanten.

 

Ook de Stichting Rekenschap pleit in zijn rapportage ‘De kracht van kwetsbaarheid’ voor het gebruik van INK als instrument voor verbetering en verandering. Het past in een extern georiënteerde kwaliteitsbenadering waarbij klanttevredenheidonderzoeken en het zekeren van resultaten door het publiceren van kwaliteitshandvesten (servicenormen) volgens Rekenschap de logische vervolgstappen zijn.

 

Publiekszaken hanteert het INK-model inmiddels al ruim twee jaar. Het cluster heeft kwaliteitsaudits en klantonderzoek laten doen, het serviceniveau van een flink aantal producten en diensten is bekend en de eerste servicenormen kunnen in 2004 worden gepubliceerd.

 

Als de hele gemeentelijke organisatie eenzelfde traject wil doorlopen, wordt via het INK-model afstemming en samenwerking geborgd en kunnen intern steeds meer instrumenten worden ontwikkeld om te meten of normen worden gehaald en klanten waarderen wat we doen. Hetzelfde geldt voor het naar een hoger niveau tillen van de rapportage daarover. Ook komt er steeds meer inzicht in de kosten van de verschillende producten en diensten.

 

Per cluster en sector wordt afzonderlijk bepaald wanneer men de verschillende stappen zet en wie daarvoor verantwoordelijk zijn. De clusterdirecteuren stemmen hun stappen af in het GMT.

 

Servicenormen vaststellen voor producten en diensten

Servicenormen leggen per product of dienst met een klantcontact vast waar de burger op mag rekenen. Servicenormen verschaffen helderheid over wat wel, maar ook wat niet verwacht kan worden. Ze vormen daarnaast een leidraad voor de organisatie, die zich zelf daarmee de maat kan nemen.

 

Alleen beproefde servicenormen worden openbaar gemaakt: de organisatie weet dus zeker dat ze de beloftes kan waarmaken. Zo krijgt de klant niet alleen inzicht maar ook garanties. Door het hanteren van servicenormen kan de gemeente jaarlijks zichtbaar maken hoe de organisatie haar dienstverlening vormgeeft, en hierover verantwoording afleggen in het burgerjaarverslag.

 

 

Deelplan servicenormen voor producten en diensten en estafetteloop

De ontwikkeling van de servicenormen wordt opgenomen in de reguliere bedrijfsvoering.

 

Individuele dienstverlening verschilt van collectieve dienstverlening. Het afhandelen van een aanvraag voor een uitkering is iets anders dan het afgeven van een parkeervergunning. Het schoonhouden van de stad is niet hetzelfde als het organiseren van inspraak. Per product of dienst zal daarom afzonderlijk moeten worden vastgesteld of deze zich leent voor servicenormen en hoe die normen er dan uit kunnen zien. De beoordeling daarvan ligt bij de cluster MT’s. Daar wordt ook de doelstelling inzake het aantal per periode te ontwikkelen normen besproken en vastgesteld. Het GMT stelt vast welke servicenormen worden gepubliceerd.

 

Gestart wordt met het formuleren van servicenormen voor de producten en diensten van Publiekszaken. Dat gaat per sector en in fases. Daarbij wordt volgens een vaste systematiek gewerkt. Die begint met het per vakteam bepalen van de producten en diensten die van een servicenorm kunnen worden voorzien. Op basis van klanttevredenheidsonderzoeken en kwaliteitsaudits wordt bepaald welke daarvoor als eerste in aanmerking komen. Vervolgens wordt het huidige niveau van dienstverlening van dat product of die dienst gemeten. Daarna wordt daarvoor een norm vastgesteld. Bij het opstellen van zo’n norm gelden algemene randvoorwaarden. De wens van de klant is leidend, maar niet altijd (direct) haalbaar. Zo gelden er bij diverse producten en diensten wettelijk bepaalde afhandelingtermijnen. Deze zijn doorgaans niet door de gemeente aan te passen en gelden dus als uiterste grens. Zodra de norm stabiel wordt gehaald kan die worden gepubliceerd. Daarna moeten de resultaten steeds opnieuw worden gemeten (in ‘harde’ cijfers voor prestaties en in ‘zachte’ cijfers voor klanttevredenheid), zodat de organisatie verantwoording kan afleggen.

 

Zodra de andere sectoren daarvoor intern de voorwaarden hebben geschapen kunnen zij deze systematiek overnemen.

 

 

Servicenormen publiceren: be good and tell it

Klanten die weten waar ze aan toe zijn, zijn tevredener met de geleverde dienstverlening. De meeste mensen hebben vooral behoefte aan duidelijkheid. Ze vinden het niet erg om tien minuten te wachten als ze dat van te voren weten en het niet langer duurt. Uit het DIP van november 2003 is gebleken dat publicatie van servicenormen op een warm onthaal bij de inwoners van Delft kan rekenen.

 

De Publieksbalie en Stadsbeheer kunnen in 2004 hun eerste servicenormen publiceren.

 

Deelplan communicatie

De communicatie rond servicenormen krijgt twee peilers: het betrekken van de eigen medewerkers (intern) en het informeren van klanten (extern). In de communicatie met de klanten zal Publiekszaken als eerste de servicenormen onder de aandacht brengen. De normen die het best aansluiten op wat de klanten aangeven belangrijk te vinden, worden in een brochure gepubliceerd. Een volledig overzicht van servicenormen komt beschikbaar via het Internet. In de communicatie met de medewerkers wordt aandacht besteed aan wat er van hen wordt verwacht om de beloften aan de burger steeds opnieuw waar te kunnen blijven maken.

 

4.3      Verbeteren van kanalen voor dienstverlening

 

Het contact tussen de klant en de gemeente vindt plaats via de al eerder genoemde ‘kanalen’: de balie, de telefoon, schriftelijk, per e-mail of internet. Langs elk van deze kanalen is de gemeente vaker of minder vaak bereikbaar en kan de klant informatie krijgen en aanvragen indienen voor producten en diensten.

 

De kwaliteitseisen die aan deze contacten worden gesteld worden ook in servicenormen vastgelegd. Die kunnen gaan over de snelheid waarmee bijvoorbeeld brieven worden behandeld, emails worden beantwoord of de telefoon wordt opgenomen maar ook over de deskundigheid van de medewerkers en hun klantvriendelijkheid.

 

Delft wil per kanaal heldere servicenormen vaststellen. Daarvoor moet allereerst het niveau van dienstverlening worden bepaald. We beschikken echter nog niet voor iedere kanaal over genoeg gegevens om exact te bepalen wat het huidige niveau van dienstverlening is. Daarnaast weten we niet goed genoeg wat de burger van ons verwacht op dit gebied.

 

Uit het meeste recente klantonderzoek blijkt dat de burger tevreden is over de dienstverlening aan de balie. Voor dat kanaal zijn op dit moment geen extra inspanningen nodig. Aan de verbetering van de digitale dienstverlening via het Internet wordt gewerkt via de deelprogramma’s van Burger@Delft.nl.

De dienstverlening via telefoon, email en brief kan beter. Wat en waarom wordt hieronder toegelicht.

 

Telefoon

Alleen al bij Publiekszaken komen maandelijks zo’n 30.000 telefoontjes binnen. De kwaliteit van de dienstverlening via de telefoon is afhankelijk van verschillende factoren. De burger moet bekend zijn met de telefoonnummers of die gemakkelijk op kunnen zoeken. De gemeente moet goed bereikbaar zijn en duidelijkheid geven over openingstijden. Als er wordt gebeld moet er tijdig en vriendelijk worden opgenomen door de juiste persoon of goed en snel worden doorverwezen. De beller moet deskundig en vriendelijk worden geholpen.

Omdat dat allemaal te bereiken moeten er maatregelen worden genomen op het gebied van de organisatie, de techniek en het gedrag van medewerkers. Als eerste is het echter nodig om vast te stellen hoe het op dit moment staat met de diverse aspecten van de kwaliteit van de dienstverlening per telefoon.

Het is belangrijk dat cijfers beschikbaar komen over het huidige niveau van de telefonische bereikbaarheid. Het regelmatig meten van wachttijden en responsetijden is van belang om de telefonische bereikbaarheid te analyseren en te verbeteren. Tot nu beschikken alleen de servicedesk van ICT en het infopunt van de sector Stadsbeheer over de benodigde software om deze informatie te genereren.

 

Publiekszaken heeft vorig jaar voor de medewerkers een telefoonprotocol opgesteld, maar over de naleving ervan is nog niet voldoende bekend. Gemeentebreed zijn er geen afspraken. We weten nog te weinig wat de burger op dit gebied van ons verwacht.

 

Deelplan telefonie en estafetteloop

Binnen Publiekszaken is een plan voor de verbetering van de telefonische bereikbaarheid en de dienstverlening via de telefoon gemaakt. Het doel van het plan is de organisatie rond de telefonische bereikbaarheid zo in te richten dat het serviceniveau kan worden vastgesteld en verbeterd.

 

Als eerste wordt de huidige organisatie rondom het telefoonverkeer geïnventariseerd en wordt via een belscan het huidige niveau van dienstverlening gemeten. Door middel van een klanttevredenheidsonderzoek wordt nagegaan wat de burger verwacht als het om telefonische bereikbaarheid en dienstverlening gaat.

Rekening houdend met de resultaten van deze stappen worden servicenomen voor intern gebruik vastgesteld en aan de medewerkers gecommuniceerd.

 

Onderdeel van het plan is de inrichting van een callcenter bij de sector Inwonerszaken. Het gaat om een pilot project. Binnen de gemeente zijn al twee soortgelijke callcenters actief, de servicedesk ICT en het infopunt van Stadsbeheer.

Het callcenter geeft de sector de mogelijkheid om het aantal telefoonnummers voor burgers en bedrijven te beperken tot één algemeen nummer dat goed bereikbaar is. Er wordt een programma geïnstalleerd dat gegevens inzake de afhandeling van het telefoonverkeer door het callcenter kan registeren en er worden duidelijke afspraken gemaakt over de afhandeling van de binnenkomende telefoontjes.De gegevens betreffende de afhandeling van het telefoonverkeer worden systematisch gemonitord.

 

Een jaar na de start worden belscan en klantonderzoek herhaald. Op basis daarvan worden zonodig verbeteringen aangebracht. Zodra de intern vastgesteld servicenormen stabiel worden gehaald kunnen deze worden gepubliceerd als belofte aan de burger.

 

Nagegaan wordt of het wenselijk is ook andere sectoren gebruik te laten maken van een callcenter. Bij gebleken doeltreffendheid wordt dit plan (op onderdelen) ook uitgevoerd bij de overige clusters.

 

E-mail

Anders dan schriftelijke post, die op één plek in de organisatie binnenkomt, en van daaruit zo nodig wordt geregistreerd, verspreid en gearchiveerd, komen e-mailberichten (zowel formele als informele) overal de organisatie binnen. Het gaat dagelijks om zo’n 3000 berichten. De medewerker die het bericht ontvangt moet beoordelen of het bericht dient te worden doorgestuurd naar DIV om het te laten registreren en archiveren.


Dat gebeurt niet altijd waardoor het kan voorkomen dat belangrijke mailberichten niet in dossiers terecht komen. Om daarin verbetering te brengen, komt er een gemeentebreed e-mail protocol, met een scherpe definitie van formele e-mail en regels over de afhandeling daarvan.

 

Naast formele mail worden overal in de gemeente ook informele e-mails (mails met vragen, meldingen en reacties) ontvangen. Een burger die een vraag wil stellen aan de gemeente kan daarvoor gebruik maken van een van de talrijke e-mail adressen die zijn vermeld in bijvoorbeeld de gemeentegids of op de website. Ook kan hij via de knop “reageer” op de website een reactieformulier (e-mail) invullen en versturen, dat formulier komt dan binnen bij de centrale webredacteur die het op zijn beurt weer doorstuurt aan de betrokken vakteams.

 

Voor nagenoeg de hele gemeente ontbreken in de huidige situatie gegevens over het serviceniveau in de behandeling van deze mails. Alleen bij het infopunt Stadsbeheer worden binnengekomen e-mails met vragen en meldingen systematisch geregistreerd en is men ver gevorderd in het bewaken van de afhandeling er van.

Om volledig zicht te krijgen op het informele e-mailverkeer, de kwaliteit van de afhandeling te bewaken en daarover verantwoording af te kunnen leggen is een drie fasen plan ontwikkeld. Het plan wordt ondergebracht bij het deelplan telefonie. Twee belangrijke organisatorische en technische elementen van de daar gekozen aanpak (callcentre en callregistratie) kunnen ook worden gebruikt voor het e-mailverkeer. Voor het vaststellen van de verwachtingen van de klant wordt gebruik gemaakt van klantonderzoek

 

Deelpan Email als onderdeel van het deelplan Telefonie

Dit deelplan valt uiteen in drie stappen die ieder voor zich in de gehele gemeentelijke organisatie kunnen worden doorgevoerd. Vooralsnog worden ze eerst beproefd bij Inwonerszaken. Andere sectoren binnen Publiekszaken en andere clusters kunnen op een nader te bepalen tijdstip volgen.

 

De eerste stap in dit plan is het naar één plek leiden van het e-mail verkeer. Het aantal e-mailadressen dat wordt gepubliceerd wordt beperkt. De klant wordt gestimuleerd om zoveel mogelijk via de website te reageren in plaats van e-mail naar verschillende adressen te versturen. Het voordeel voor de klanten is dat zij niet volledig zelf over de opbouw van de e-mail hoeven na te denken maar worden begeleid aan de hand van vragen.

 

De reactieformulieren (e-mail) komen allemaal binnen bij het callcenter van Publiekszaken en worden direct naar het betreffende vakteam doorgeleid. Onduidelijke formulieren worden afgehandeld door het callcenter. 

 

De tweede stap is het invoeren van een registratiesysteem. Berichten waaruit opdrachten voor de backoffice komen, worden geregistreerd in een systeem. De backofficemedewerker houdt bij wat de status van de afhandeling is. Afhandeling door de back-office kan plaatsvinden via het callcenter. Wanneer deze werkwijze is ingevoerd, kan het e-mail serviceniveau worden gemeten waarna een servicenorm kan worden vastgesteld.


Deelpan Email , vervolg

De derde stap is de bewaking van de afhandeling van de e-mail in de backoffice. De bewaking kan worden vormgegeven vanuit de callregistratie. Van daaruit worden rappellijsten gestuurd aan de betrokken vakteamhoofden. Zij bewaken de uitvoering en stellen waar mogelijk en nodig normen bij.

 

 

Brieven

Het afhandelen van poststukken is voor de gemeente geen eenvoudige taak. Het is een complex en omvangrijk proces waar ieder onderdeel van de organisatie mee te maken krijgt. In 2003 werden in het postregistratiesysteem zo’n 44.000 documenten geregistreerd. Dit is nog exclusief de post van decentrale registratiesystemen, zoals de cliëntenpost van WIZ en Belastingen. Vaak ervaart de burger de overheid als traag en soms raken brieven zelfs zoek. In haar onlangs verschenen rapport over 2002 beveelt de gemeentelijke ombudscommissie aan dat de registratiesystematiek van afhandeling van brieven (en e-mails) te verbeteren. Daarnaast zijn er geluiden vanuit de raad dat brieven onbeantwoord blijven

 

Deze trend is overigens ook landelijk waar te nemen. De Nationale Ombudsman heeft onlangs weer aangegeven dat schriftelijke dienstverlening (afhandeling) verbetering behoeft. Dit zit hem overigens niet alleen in de tijdige afhandeling maar vaak ook in de onwetendheid bij de burger over de stand van zaken van de afhandeling van zijn aanvraag of verzoek.

 

Voor het beheer van documenten is in Delft recent een nieuw documentair informatiesysteem (DIS) ingevoerd. Dit DIS wordt primair ingezet om ervoor te zorgen dat er een adequaat documentbeheer is en zodat wordt voldaan aan wettelijke regels op dit gebied. Het systeem kan daarnaast de voortgang van afhandeling van brieven volgen. Sommige vakteams maken daarvan al gebruik.

 

Niet alle binnenkomende post wordt echter in het DIS geregistreerd. Een aantal vakteams heeft een eigen geautomatiseerd primair systeem om documenten vast te leggen. De voortgang van de afhandeling van brieven behoort ook met behulp van die primaire systemen te worden bewaakt. Het DIS kan het documentbeheer voor deze systemen en werkprocessen verzorgen.

 

De gegevens die momenteel in het DIS worden vastgelegd kunnen slechts op hoofdlijnen informatie geven. Alle documenten krijgen een behandeltermijn van 6 weken toegewezen, ongeacht het proces waartoe ze behoren. Het is nog niet goed mogelijk om informatie te leveren over bijvoorbeeld aantallen verleende producten en diensten of werkelijke afhandelingstermijnen.

 

Het belangrijkste verbeterpunt waarop actie moet worden ondernomen is het systematisch bewaken van de voortgang van de afhandeling van alle brieven en het verzamelen van gegevens daarover zodat het niveau van dienstverlening kan worden vastgesteld en waar nodig verbeterd.

Via het DIS voor vakteams die voor de registratie van hun brieven daarvan gebruik maken en voor de andere vakteams via hun eigen primaire systemen.


 

Deelplan brieven

Voor het verbeteren van de afhandeling van brieven wordt aangesloten bij fase twee en drie van het project DIS en de reguliere bedrijfsvoering.

 

Fase twee van het DIS voorziet erin dat in de loop van 2004 alle secretariaten van vakteams worden voorzien van minimaal één aansluiting op het DIS. Medio 2005 heeft elk vakteam een aansluiting op het DIS, daarmee heeft het een instrument gekregen om zelf te voorzien in de voortgangsregistratie van poststukken. Hiermee kan ook eenvoudig het niveau van dienstverlening worden gemeten.

Ieder vakteam dat over een eigen geautomatiseerd primair systeem beschikt, moet daarvoor gebruik maken van de mogelijkheden die dat systeem biedt.

 

Van alle vakteams wordt gevraagd dat ze hetzij via DIS hetzij via hun eigen systeem managementinformatie generen betreffende zowel afhandelingtermijnen als aantallen per product of dienst schriftelijk binnengekomen aanvragen. Dit wordt ingepast in het nog te ontwikkelen deelplan informatiemodel Dienstverlening. De ontwikkeling van servicenormen wordt vervolgens afgestemd in de cluster MT’s .

 

In 2005 kan worden gestart met het inrichten van het DIS voor de afhandeling van klachten. Dit is een proces dat gemeentebreed is en waarmee de administratie voor het burgerjaarverslag kan worden geüniformeerd en vereenvoudigd. Er wordt dan ook een begin gemaakt met het bouwen van een digitaal dossier.

 

Fase drie van het DIS voorziet in een aantal pilots voor het opzetten van een koppeling tussen DIS en een primair systeem. Een van de mogelijke toekomstige toepassingsmogelijkheden is het optimaliseren van het proces van het afhandelen van bezwaarschriften. Het DIS zou hier ingezet kunnen worden ter administratieve ondersteuning van het werkproces.

5        MONITORING EN REGIE

 

In het kader van dit plan verstaan we onder monitoring en regie de bewaking van de voortgang van de uitvoering van de plannen en het periodiek beoordelen of bijstelling of aanvulling nodig is.

 

Aansluiten op bestaande structuren en projecten

Er wordt geen afzonderlijke projectgroep of programmateam opgericht voor monitoring en regie. Verbetering van de dienstverlening past – in een extern georiënteerde gemeente als Delft - in de reguliere bedrijfsvoering.

 

Als uitgangspunt geldt daarom dat aangesloten wordt op bestaande structuren en systemen in de lijnorganisatie (GMT, cluster, sector, vakteam) en de aan dienstverlening gerelateerde programma’s en projecten (Burger@Delft.nl, Professionalisering van de Handhaving, Klantmanagement, Wijkaanpak).

 

Goede informatievoorziening is cruciaal voor het welslagen van monitoring en regie. Daarvoor wordt een Informatiemodel Dienstverlening opgezet.

 

 

Deelplan Informatiemodel

Om de normen en doelstellingen van het meerjarenplan te kunnen monitoren wordt een informatiemodel opgesteld. Hierin wordt opgenomen welke periodieke management- en bestuursinformatie nodig is om de realisatie van het plan te kunnen volgen en eventueel bij te sturen. Tevens wordt daarin vastgelegd uit welke basissystemen deze informatie verkregen moet worden en welk vakteam daarvoor verantwoordelijk is.

 

Zodra dat mogelijk is wordt aangehaakt bij het onlangs in een ander verband gestarte project managementinformatie dat tot doel heeft de managementinformatievoorziening vanuit het cluster Facilitair te verbeteren. Zodra de daarvoor benodigde ICT-instrumenten gemeentebreed kunnen worden ingezet is het –op termijn- eveneens mogelijk dat de informatie benodigd voor  het meerjarenplan dienstverlening via digitale rapportage-instrumenten wordt ontsloten. 

 

 

Verantwoordelijkheden

Het GMT is verantwoordelijk voor de monitoring en regie van de uitvoering van het plan als geheel. De verantwoordelijkheid voor de monitoring en regie van de deelplannen is verdeeld over de individuele leden van het GMT die daarbij worden ondersteund door de manager van het Programma Dienstverlening.

 

Voor de inhoud en de voortgang van de deelplannen hebben de managers van de programma’s waarbij wordt aangehaakt en het betrokken lijnmanagement ieder een eigen taak. De deelplannen voor de verbetering van de ‘kanalen’ voor dienstverlening sluiten aan op bestaande gemeentebrede projecten. Verbetering van postbehandeling is onderdeel van het project DIS. De verbetering van de emailberichten en telefonische bereikbaarheid wordt ondergebracht bij het programma Burger@Delft.nl. De Programmamanager Dienstverlening bewaakt de samenhang en de afstemming tussen de deelplannen in hun verschillende fases van uitvoering.


Het GMT als geheel:

  1. Zorgt, binnen de bestaande structuren, voor het inzetten van voldoende capaciteit voor de uitvoering van het plan.
  2. Bespreekt periodiek de voortgangsrapportages van de clusters en de managers van deelplannen en programma’s.
  3. Stelt vast welke servicenormen als belofte aan de burger worden gepubliceerd.
  4. Bepaalt de fasering van de uitvoering van de plannen in het kader van de estafetteloop en stelt jaarlijkse de rapportages en (zonodig aangepaste) voorstellen aan de raad in het kader van de programmabegrotingscyclus vast.

 

De directeur Publiekzaken is verantwoordelijk voor de monitoring en regie van de deelplannen servicenormen, klanttevredenheidonderzoeken en communicatie.

De directeur Wijkstadszaken is verantwoordelijk voor het deelplan brieven.

De directeur Facilitair is verantwoordelijk voor de deelplannen telefonie en e-mail.

 

Het hoofd van het vakteam Strategie en Control is verantwoordelijk voor het deelplan Informatiemodel.


6            PLANNING EN VERANTWOORDING

 

Dit plan strekt zich over meerdere jaren uit. Delft wil de doelstellingen uit deze nota in 2007 gerealiseerd hebben. Omdat niet alle plannen tegelijk kunnen worden uitgevoerd is gekozen voor een estafette aanpak. In dit hoofdstuk ligt de nadruk daarom op de plannen voor 2004. De planning voor overige jaren is vooralsnog op hoofdlijnen uitgewerkt.

 

De individuele dienstverlening is geconcentreerd bij Publiekszaken; een belangrijk deel van de gemaakte plannen wordt daar als eerste uitgevoerd. Uit het DIP van november 2003 blijkt dat de Delftse burger naast individuele dienstverlening ook het schoonhouden van de stad, onderhoud van trottoirs, fietspaden en wegen, veiligheid en handhaving heel belangrijk vindt. Het gaat hier om de dienstverlening door Wijkstadszaken maar ook om clusteroverstijgende aandachtsgebieden waaraan al -binnen bestaande programma’s en projecten- wordt gewerkt. Het moet binnen de context van dit plan, mogelijk zijn om daarin ander prioriteiten te stellen.

 

We willen ieder jaar opnieuw kunnen beoordelen of we met dit plan nog altijd tegemoet komen aan de wensen van de burger en welke accenten moeten worden gelegd binnen de (financiële) mogelijkheden van de organisatie. Een ‘dichtgetimmerd’ vierjarenplan zou die mogelijkheden beperken.

 

In mei 2005 volgt de eerste jaarrapportage. Die bevat behalve een verslag van de bereikte resultaten ook de uitkomsten van de klantonderzoeken en een –gedetailleerde- planning voor het volgende jaar. Deze loopt mee in de programmabegrotingscyclus. Op die manier kan de Raad zich op tijd een afgewogen oordeel vormen en zonodig prioriteiten stellen.

 

 

 Eind 2007 moeten de volgende doelen zijn behaald:

 

2004

Burgerwaarde: doeltreffendheid van producten en diensten.

 

Burgerwaarde: controleerbaarheid van het functioneren van de overheid.


Vervolg 2004

 

Burgerwaarde:  toegankelijkheid van organisatie en informatie

 

 

Burgerwaarde:  betrouwbaarheid van de dienstverlening;

 

 

Burgerwaarde:  doelmatigheid van de inzet van de gemeente

 

 

Indicatie plannen 2005 en 2006

 

 

 

 

 


 

7        FINANCIËN

 

Met dit plan wordt geen extra financiering gevraagd voor de verdere verbetering van de dienstverlening. Enerzijds omdat het een onderdeel is van de reguliere bedrijfsvoering (bijvoorbeeld de ontwikkeling en publicatie van servicenormen), anderzijds omdat via andere projecten en programmabegroting al voor financiële dekking is gezorgd (bijvoorbeeld DIS en verbetering telefonische bereikbaarheid).

Indien toch extra investeringen noodzakelijk zijn, worden die via de programmabegrotingscycli aangevraagd.

 

          Beslispunten

 

Aan de raad wordt gevraagd er mee in te stemmen:

 

dat dienstverlening is wat de burger er onder verstaat en dat het verbeteren van de dienstverlening een zaak is van de hele gemeentelijke organisatie.

 

dat het doel van de dienstverlening binnen de gemeente Delft is:

De burger moet er op kunnen rekenen dat hij vlot en goed bediend wordt, waarvoor of hoe hij zich ook tot de gemeente wendt.

 

dat in etappes wordt gewerkt aan het bereiken van dit doel en de  uitvoering van zes deelplannen inhoudende dat

·        er een nieuwe opzet komt voort het uitvoeren van klant
tevredenheidsonderzoeken waarna frequent en gedifferentieerd wordt gemeten hoe tevreden de klant is met de kwaliteit van onze producten en diensten

·        servicenormen voor producten en diensten met een klantcontact worden ontwikkeld en gepubliceerd

·        er een communicatieplan komt dat voorziet in het bekend maken van de burger met servicenomen en het bekend maken van de medewerkers met de bijdrage die daarin van hen wordt verwacht

·        de telefonische bereikbaarheid en de dienstverlening per telefoon wordt verbeterd; de ontvangst van het informele       e-mailverkeer wordt gesystematiseerd en de afhandeling ervan wordt bewaakt

·        het registreren en afhandelen van brieven wordt verbeterd en bewaakt met behulp van DIS en geautomatiseerde primaire systemen

·        er een informatiemodel wordt opgesteld en ingevoerd om de realisatie van plan en deelplannen te kunnen volgen en bij te sturen

 

dat binnen de kaders van het plan, ieder cluster zijn eigen accenten legt op basis van de uitkomsten van klantonderzoeken, rekening houdend met het eigen karakter van de verschillende vormen van dienstverlening en de (financiële) mogelijkheden van de organisatie.

 

dat voor de uitvoering van dit plan wordt aangesloten op bestaande structuren en projecten

 

dat de detaillering van de uitvoering van het plan per jaar geschiedt en meeloopt in de programmabegrotingscyclus.