03/004709
NOTA
Stand
van zaken en voortgang Internationaal Beleid
1. Inleiding
Op 17 december 1998 stelde
de gemeenteraad de nota "Samenhang en Prioriteiten, Gemeentelijk
Internationaal Beleid Vernieuwd” vast. De nota benoemt de uitgangspunten voor
het Delftse gemeentelijk internationaal beleid en legt tevens – in aantallen en
soorten – de gewenste omvang van de Delftse internationale (steden)contacten
vast. De nota geeft ook een overzicht van de bestaande Delftse internationale
contacten. Verder wordt daarin vermeld welke wijzigingen op welke gebieden in
de komende jaren in die bestaande internationale contacten moeten worden
bevorderd. Daarmee formuleerde de nota min of meer een meerjarige opdracht aan
ons college.
In
deze notitie wordt aangegeven hoe – op basis van de genoemde nota – het Delftse
internationale beleid de komende vier jaar gestalte krijgt en wat de
speerpunten van beleid zullen zijn.
In
de volgende tekst wordt de bovengenoemde nota Internationaal Beleid aangeduid
als “de nota”
2.
Verschillende
vormen van relaties tussen steden
De
nota noemt stedenbanden en jumelages.
Onder
stedenbanden worden internationale contacten verstaan, waarbij het
bestuurlijk contact een belangrijke plaats heeft. De gemeente is alleen, of
samen met een lokale, particuliere stedenbandorganisatie, de trekker van de
relatie en is ook nauw betrokken bij de instandhouding en de invulling ervan.
De stedenband is daarmee voor het gemeentebestuur een “bestuurlijk contract”.
Daarmee is niet gezegd, dat draagvlak in de samenleving niet belangrijk is,
integendeel. Door dat draagvlak krijgt de stedenband legitimiteit en meer
inhoud. Via het lokale draagvlak worden binnen de brede stedenbandrelatie
nieuwe initiatieven ontwikkeld (naast de gemeentelijke). De nota onderscheidt twee
soorten stedenbanden. Van beide soorten wil Delft er maximaal twee onderhouden.
Eén
soort is gebaseerd op solidariteit.
Zo’n
stedenband richt zich op een lokale gemeenschap die is gelegen in een Derde
Wereldland of die zich in Derde-Wereldomstandigheden bevindt. Delftse
ondersteuning, zowel vanuit de particuliere sector als van de gemeentelijke
overheid kan een waardevolle bijdrage leveren aan het opheffen van armoede en
het ontwikkelen van die lokale samenleving. Deze ondersteuning kan gebeuren in
financiële en/of materiële zin, danwel door middel van kennisoverdracht door
lokale deskundigen. Delft onderhoudt dergelijke stedenbanden met Estelí in
Nicaragua en Tshwane (voorheen Mamelodi) in Zuid Afrika.
De
tweede soort stedenbanden is gebaseerd op economische samenwerking.
Van
deze soort wil Delft zelf beter worden. De bedoeling is te komen tot
economische samenwerking via uitwisseling/vestiging van bedrijven en
kennisinstituten en via economisch gerichte projecten. Het spreekt voor zich,
dat het draagvlak in de stad voor deze stedenbanden gevonden moet worden bij de
economische spelers en kennisinstituten in de stad. Delft heeft geen
stedenbanden ontwikkeld op dit punt, maar er zijn wel initiatieven in deze
sfeer.
Jumelages
hebben
een ander karakter dan stedenbanden. Het vertrekpunt is weliswaar een officiële
relatie tussen twee steden waarbij ook de lokale overheid een rol speelt, maar
het doel van die relatie en de inhoud van de activiteiten zijn vooral gericht
op burgers. Het gaat bij jumelages om het bevorderen van begrip over en weer,
tussen mensen in verschillende landen en culturen. Dat doel wordt vooral
nagestreefd door het organiseren van uitwisselingsbezoeken waarbij kennis nemen
van de maatschappelijke en culturele werkelijkheid in de partnerstad centraal
staat. Anders dan bij de stedenbandrelaties die gebaseerd zijn op solidariteit,
is er bij jumelages geen sprake van een partner die in Derde- Wereld- of
daarmee vergelijkbare omstandigheden verkeert. Ondersteuning maakt dan ook geen
deel uit van een jumelagerelatie.
De
bescheiden rol van de gemeente bij een jumelage maakt de continuïteit ervan
volledig afhankelijk van lokaal particulier initiatief en een plaatselijk
burgerdraagvlak. De gemeente verleent een beperkte financiële ondersteuning aan
de jumelagestichtingen. Deze is specifiek bedoeld als bijdrage in de kosten van
de te organiseren uitwisselingen. Naast die ondersteuning is de rol van het
gemeentebestuur vooral een representatieve in de richting van het
gemeentebestuur van de jumelagestad.
Het
concept van jumelages stamt uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw.
De raad heeft besloten hierop een terughoudend beleid te voeren. Het einde van
het burgerinitiatief betekent het einde van de jumelage. Daarom werden in de
afgelopen jaren de jumelages met Castrop-Rauxell (Duitsland) en
Kingston-upon-Thames (Engeland) beëindigd.
De
jumelages met Aarau (Zwitserland), Freiberg (Duitsland) en Kfar Saba (Israël)
zijn actief. In de nota werd voorts de mogelijkheid geopend om in tegenstelling
tot de algemene opstelling ten aanzien van jumelages nog één specifieke
jumelage aan te gaan met een stad uit een herkomstland van Delftse allochtonen.
Vanaf het ontstaan van dit idee was Turkije, als het land waaruit een groot
aantal allochtone Delftenaren afkomstig is, nadrukkelijk in beeld. De
aardbeving die in 1999 dat land trof, heeft zowel de landenkeus voor Turkije
als ook de keuze voor een concrete stad versneld. Het werd Adapazari, gelegen
in het rampgebied van de aardbeving in West-Turkije.
2.1 Stedenbanden gebaseerd op solidariteit
In
de nota wordt duidelijk aangegeven waar het om moet gaan bij stedenbanden die
gericht zijn op solidariteit. Zo'n stedenband moet zich richten op een brede
betrokkenheid over en weer van burgers, organisaties en lokale overheden in de
partnersteden. Een stedenband is uitdrukkelijk bedoeld als een langjarige
relatie en gericht op continuïteit van de relaties op bestuurlijk en
burgerorganisatie niveau. Bij stedenbanden speelt naast de lokale overheid ook
de particuliere stedenbandorganisatie een centrale rol. Gelijkwaardigheid
tussen de stedenpartners is een belangrijk uitgangspunt voor de manier waarop
zij met elkaar omgaan. Tegelijkertijd zijn de omstandigheden waarin de partners
verkeren, hun mogelijkheden en deskundigheden echter zeer verschillend. Dat
brengt met zich mee, dat voor Delft het verlenen van daadwerkelijke steun aan
de partner een belangrijk onderdeel is van de stedenbandrelatie. Volgens de
nota houdt de rol van de Delftse overheid in zo'n relatie in elk geval de
volgende elementen in:
De
stedenband met Esteli bestaat reeds sedert 1984. Nog steeds wordt deze relatie
gekenmerkt door een wezenlijk burgerdraagvlak binnen de Delftse samenleving en
grote inzet en betrokkenheid bij vooral lokale activiteiten gericht op het
verbeteren van de omstandigheden voor de burgers in Esteli.
Mede
onder impuls van de nota is ook de inhoudelijke samenwerking tussen de partners
op gemeentelijk/bestuurlijk niveau verder geïntensiveerd. Ook de ramp die de
orkaan Mitch in Esteli heeft veroorzaakt, speelde bij de verhoogde
gemeentelijke betrokkenheid een rol. Naast materiele steun die vooral bij een
ramp duidelijk aan de orde is, richt de gemeente haar inzet met name op
overdracht van kennis en ervaring op verschillende terreinen van het
gemeentelijk functioneren. Dat betreft dan zaken als: opzetten en verder
actualiseren van een kadaster, verbeteren functioneren gemeentelijke afdeling
financiën, verbetering systeem inning belastingen, verbeteren organisatie
brandweer en vuilophaaldienst, bevordering toerisme, ontwikkelen van
strategisch plan gericht op economische ontwikkeling van Esteli. Die overdracht
vindt plaats zowel via het uitzenden van eigen deskundigheid naar Esteli als
via het ontvangen van Estelianen voor een stage/studieprogramma in Delft. Ook
neemt Delft – als deelnemer aan het Landelijk Beraad Stedenbanden Nederland
Nicaragua (LBSNN) – deel aan projecten, waarbij zowel aan Nederlandse als aan
Nicaraguaanse kant, meerdere steden betrokken zijn. De burgemeester is
bestuurslid van het LBSNN.
Via
samenwerken en het bundelen van deskundigheden zowel hier als daar zoals
bijvoorbeeld het gezamenlijk inzetten van één (Nederlandse) deskundige, blijken
effectief goede resultaten geboekt te kunnen worden. Materiele voorzieningen
zijn wat de gemeente Delft betreft vooral een onderdeel van een bredere
projectopzet waarin organisatorische- en deskundigheidssteun de centrale
factoren zijn.
Bij
de Delftse stedenbandorganisatie ligt het accent – naast het bevorderen van de
burgerbetrokkenheid – vooral op het steunen van projecten. De samenwerking van
de gemeente met deze stedenbandorganisatie is goed.
Bij
een overigens beperkte evaluatie van de stedenband met Esteli in 2000 is
geconcludeerd dat deze voldoet aan de vereisten in de nota. Tijdens een bezoek
van een raads-/collegedelegatie begin 2001 aan Esteli zijn meerjarenafspraken
gemaakt over de hoofdpunten van de samenwerking.
Deze
luiden:
Het
punt onder a wordt vooralsnog aangepakt binnen het LBSNN verband. In de komende
jaren zal dit voor Delft een speerpunt zijn.
Inmiddels
zijn via wederzijdse bezoeken rapporten voor brandweer en huisvuilophaal
opgesteld. Implementatie van die rapporten is eveneens centraal de komende jaren.
De
bouw van een bibliotheek is in een vergevorderd stadium van voorbereiding. In
de begeleidende/adviserende zin wordt hierbij samengewerkt met Stichting
Stedenband/ Casa Tercer Mundo (de vertegenwoordiger van de stedenbanden in
Esteli) en deskundigheid vanuit de TU. De betreffende grond is inmiddels
aangekocht en beschikbaar gesteld.
In
de nota komt de stad Tshwane niet voor. De nota noemt Mamelodi en zegt dat met
deze Zuid-Afrikaanse township een stedenband wordt aangegaan, die in 2003 wordt
geëvalueerd.
Met
Mamelodi is echter nooit een stedenband aangegaan. De relatie met Mamelodi was
in beginsel een projectsamenwerking van Delft met een burgerorganisatie in een
township. Mamelodi heeft geen zelfstandig bestuur, maar was onderdeel van de stad
Pretoria. Met die stad is 29 november 1999 een stedenbandovereenkomst gesloten.
In de overeenkomst is een bijzondere plaats gegeven aan Mamelodi. Dit heeft
vooral praktische redenen. Mamelodi telt reeds meer dan 500.000 inwoners. Het
inwonertal van Pretoria ligt ruim boven de miljoen. Vooral bij wederzijdse
contacten tussen burgers en hun organisaties leveren verschillen in grootte
praktische problemen op: Het worden dan in de partnerstad aantallen die gezien
de Delftse mogelijkheden niet zijn te behappen. Bij contacten op gemeentelijk
niveau speelt dat vaak helemaal niet of in elk geval veel minder. Op 1 januari
2001 is een grote bestuurlijke herindeling in Zuid-Afrika doorgevoerd. Daarbij
werd Pretoria onderdeel van de nieuw gevormde metropool Tshwane. Het officiële
inwonertal van die stad ligt boven de 2,5 miljoen, maar officieus wordt soms
meer dan het dubbele genoemd.
Begin
2001 is tijdens een bezoek van een Delftse delegatie aan Tshwane, onder leiding
van de burgemeester, onder meer vastgesteld, dat de stedenbandovereenkomst die
met Pretoria was gesloten volledig overgaat naar Tshwane. Ook zijn bij die
gelegenheid de afspraken ten aanzien van de projecten waarin wordt samengewerkt
herbevestigd. Vooral de uitgebreide samenwerking op het gebied van woningbouw
en ruimtelijke ordening is belang. Daarvoor wordt financiële steun verkregen
uit het GSO-programma dat beheerd wordt door de VNG. Bij dat programma wordt
uitstekend samengewerkt met de Delftse corporaties, waarin DUWO een centrale
plaats inneemt. Inmiddels is er in Tshwane een woningbouwcorporatie opgezet die
dit jaar ook daadwerkelijk met de realisering van woningen is begonnen. Ook
wordt er samengewerkt op planologisch gebied. Er is bestuurlijk gekozen voor
het ontwikkelen van een nieuw stadshart voor Mamelodi. Via conferenties en
bezoeken van deskundigen over en weer, wordt het proces, dat vanzelfsprekend
door Tshwane moet worden gedragen, van Delftse zijde ondersteund en van
deskundige input voorzien. Met de Technische Universiteit wordt samengewerkt
bij het ontwikkelen van zelfbouwplannen in Tshwane. Bij deze plannen, die
vooral gericht zijn op goede huisvestingsmogelijkheden voor mensen met erg
weinig of onregelmatig inkomen, bouwen de mensen zelf voor een groot gedeelte
hun toekomstige woning. Ook hier is de rol van Delft het inbrengen van
deskundigheid en procesondersteuning. Andere gebieden van samenwerking
specifiek op gemeenteniveau zijn: ontwikkeling lokaal jeugdbeleid, gender- en
diversiteitbeleid en fietsbeleid. Dat laatste omvat naast deskundigheidsoverdracht
ook het beschikbaar stellen van gebruikte fietsen en het realiseren van
werkplaatsen.
Samen
met de genoemde woningbouw zijn deze punten de gemeentelijke speerpunten voor
de komende jaren.
De
burgercontacten worden tot heden vooral vorm gegeven en bevorderd via het
Platform Delft- Mamelodi/Tshwane. Daarbij zijn economische en educatieve
mogelijkheden speciaal voor vrouwen belangrijk. Het Platform is echter ook
betrokken bij de activiteiten op het gebied van de woningbouw.
De
stedenband voldoet aan de eisen die in de nota zijn gesteld. Het Platform
fungeert thans ook als centrale burgerorganisatie. Het is de bedoeling die
specifieke taak bij het bevorderen van burgerinitiatieven en
burgerbetrokkenheid in handen te leggen van een binnenkort op te richten
Stichting. Het Platform zal dan als overlegstructuur tussen die Stichting en de
gemeente blijven bestaan.
De
relatie met Tshwane is productief en zal langs de aangegeven lijnen (en
mogelijk na gezamenlijk overleg) met nieuwe accenten worden voortgezet.
2.2 Economische stedenbanden
In
de nota wordt de mogelijkheid geopend maximaal twee stedenbanden aan te gaan,
die zijn gericht op economische samenwerking. Als criteria voor de keuze van
partners worden genoemd:
Bij
deze vorm van stedenband staat de werving van bedrijven en het stimuleren van
“business-to-business” contacten centraal.
Israël
Office Delft
Het
Israël Office Delft is opgezet om de economische relatie tussen Delft en met
name de hightech sector in Israël te versterken. Een aantal Israëlische
bedrijven heeft zich inmiddels in Delft en de regio gevestigd en ook zijn
samenwerkingen tussen bedrijven hier en in Israël tot stand gekomen. Het Israël
Ofice is eind 2002 volledig ondergebracht bij de Westholland Foreign
Investement Agency (WFIA), waarbij tevens is besloten, als gevolg van de
situatie in Israël en de economische teruggang, de activiteiten tijdelijk op
een lager pitje te zetten. Dat wil niet zeggen dat er geen activiteiten worden
georganiseerd. Zo wordt medio september 2003 meegewerkt aan de organisatie van
een tweedaagse conferentie onder de titel “New Innovative Technologies in
Medicine – Israël and The Netherlands”.
De
TU-Delft onderhoudt actieve contacten met dé technische universiteit van Israël
in Haifa.
In
het voorjaar van 2001 heeft een delegatie van gemeentelijke functionarissen en
vertegenwoordigers van het Delftse bedrijfsleven onder leiding van wethouder
Oosten een bezoek gebracht aan de Amerikaanse stad Austin (Texas) met als doel
de mogelijkheden te verkennen van een economische stedenband tussen Delft en
Austin. Naast de directe stedelijke contacten was tevens de doelstelling de
band tussen de TU Delft en de University of Texas te versterken. Dat laatste is
gelukt. Er is geen economische stedenband tot stand gekomen. In plaats van een
stedenband wordt nu nagedacht over het opzetten van een netwerk van meerdere
steden, die technologieontwikkeling als belangrijk onderdeel van de stedelijke
strategie zien. De internationale economische teruggang en met name ook de
effecten van “11 september” hebben de uitvoering van dat plan sterk vertraagd. In 2003 vindt weer overleg
plaats tussen Austin en Delft over het opzetten van een “Technopolis XChange©
program”, waarbij zich naast Austin en Delft nog meer kennissteden zouden
kunnen aansluiten.
Op
dit moment wordt de mogelijkheid onderzocht voor het opzetten van een
Technopolicy-netwerk. Dat is een internationaal netwerk van medewerkers van
gemeenten en universiteiten waar de technologie de belangrijkste economische
drager is van de lokale economie. In de tweede helft van 2003 wordt een
conferentie rond dit thema georganiseerd, waarna - bij gebleken belangstelling
- als resultaat van de conferentie een internationaal netwerk wordt opgezet dat
na twee jaar zichzelf kan onderhouden op basis van de lidmaastchapgelden die de
leden betalen.
Zoals
uit het bovenstaande blijkt worden zowel het Israël Office Delft als de
verkenningen naar een economische stedenband met Austin in belangrijke mate
uitgevoerd vanuit of in samenwerking met het Westholland Foreign Investement
Agency.
2.3 Jumelages
De
jumelage met deze stad voldoet aan de normen die de nota stelt. Er is geen
aanleiding het beleid ten aanzien van de jumelage met Aarau te wijzigen.
In
de nota is aangegeven dat wordt nagegaan of de stedenbandrelatie met Freiberg,
die volgens de nota moet worden beëindigd, kan worden vervangen door een
jumelage. Dit is mogelijk gebleken. Het is duidelijk geworden dat er binnen de
Delftse samenleving voldoende burger draagvlak is voor een jumelagecontact. Ook
aan de zijde van Freiberg is het draagvlak aanwezig. Inmiddels is een stichting
gevormd die zich enthousiast op de jumelage activiteiten heeft gestort.
De
jumelage met deze stad voldoet aan de vereisten van de nota. Er is geen
aanleiding het beleid ten aanzien van de jumelage met Kfar Saba te wijzigen. Buiten het directe jumelagekader is nog op te merken
dat Delft aan Kfar Saba steun heeft geboden om toegang te krijgen tot het
Israel-Palestinaprogramma van de EU. Een en ander gebeurde eerder op initiatief
van Kfar Saba. Naar aanleiding van een discussie in de raad over de Delftse
relatie met Kfar Saba in het licht van de situatie in Israël en de Palestijnse
gebieden, heeft het college contact opgenomen met Kfar Saba om dit initiatief
nieuw leven in te blazen. Kfar Saba heeft daar afhoudend en negatief op gereageerd.
Een brief naar Kalkilya is daarom niet verzonden. Op dit moment is de voedingsbodem afwezig.
Door de explosieve situatie
in Israël hebben het afgelopen jaar geen feitelijke uitwisselingen
plaatsgevonden tussen groepen burgers uit Kfar Saba en Delft. Ook voor dit jaar
zijn om die reden geen uitwisselingen gepland.
De
zeer bijzondere omstandigheid van een aardbevingsramp heeft Delft doen
besluiten om, afwijkend van de normale beleidslijn die voor jumelagepartners
geldt, eenmalig uit de EZH-gelden een financiële bijdrage ter beschikking te
stellen. Deze is besteed als onderdeel van de kosten van de bouw van een
cultureel centrum aldaar en een extra storting in de middelen van de Delftse
stichting.
In het collegeprogramma is
onder het kopje “Internationaal beleid” de volgende tekst opgenomen: “We
handhaven de uitgangspunten van het internationaal beleid, die zijn aangenomen
in de vorige periode. We verhogen het budget gefaseerd tot € 1 per inwoner ten
behoeve van projecten in Mamelodi, Esteli en Adapazari”.
Adapazari
is een jumelagecontact en er is geen reden dat beleidsuitgangspunt ten
principale te wijzigen. Jumelages delen
in beginsel niet mee in de solidariteitsmiddelen. Turkije heeft echter, met
name ook als kandidaat-lid van de EU, toegang tot Europese middelen, maar heeft
daarbij wel vanuit Delft bestuurlijke, organisatorische en administratieve
steun nodig. Zo heeft Adapazari sinds het aangaan van de jumelage met Delft in
2000 reeds een bedrag van 4.700.000 Euro ontvangen uit Europese fondsen dankzij
Delftse bemiddeling. Wij zijn er voorstander van dit soort steun mogelijk te
blijven maken en willen behulpzaam blijven bij het faciliteren ervan. Hiermee
zijn echter Delftse uitgaven gemoeid (reis- en verblijfkosten, ambtelijke inzet
e.d.). Wij zullen een beroep van Adapazari op de bovengenoemde extra
gemeentelijke middelen dan ook koppelen aan de gemeentelijke inzet op dat
soort, door derden gefinancierde, projecten. Wij mogen er vanuit gaan, dat zich
in de toekomst nog de nodige mogelijkheden op dit punt zullen blijven voordoen.
3. Projectsamenwerking
De nota uit 1998 maakt het mogelijk dat Delft ten
aanzien van internationale solidariteit ten hoogste één stedencontact heeft in
de vorm van een kortlopend samenwerkingsproject.
In de nota wordt verwezen naar het contact met de
stad Tuzla in Bosnië Herzegovina. Dit contact zou in 2000 moeten worden
geëvalueerd en gezien de aard van het project – zo gaf de nota aan – ligt
beëindiging ervan dan voor de hand.
De nota doelt op de ondersteuning van
jongerenactiviteiten in Tuzla. Daarbij nam een project om in het
jongerencentrum “Dom Mladih”een internetcafé op te zetten een belangrijke
plaats in. Deze activiteit zou eind 2000 afgerond zijn, maar door technische
problemen op het gebied van het beschikbaar krijgen van goede
connectiemogelijkheden is de afronding sterk vertraagd. Via vrijwillige inzet
van Delftse jongeren en jonge ondernemers zijn de problemen opgelost. Ook
complicaties bij de verbouw van het pand zorgden voor extra vertraging. Inmiddels
is het café in het najaar van 2002 in gebruik genomen.
De nota onderstreept het belang om de activiteiten
in Tuzla op een ordelijke wijze af te ronden. Dit zal in de komende maanden
zijn beslag krijgen.
4. Kenniswetwerken
Delft
is reeds geruime tijd actief betrokken bij de activiteiten van het
internationale Bertelsmann-netwerk. Het netwerk is in 1995 ontstaan uit de door
de Duitse Bertelsmann-stichting in 1993 georganiseerde competitie “Best Run
City of the World”, waarvoor in Nederland de gemeenten Delft en Tilburg waren
genomineerd. Het netwerk bestaat uit ongeveer vijftien steden die met een
vernieuwende inzet willen investeren in de relatie tussen bestuur, bevolking en
bedrijfsleven. Naast Delft en Tilburg nemen hier steden uit de Verenigde
Staten, Canada, Zweden, Finland, Denemarken, Nieuw-Zeeland, Japan en Duitsland
aan deel. De Bertelsmann-activiteiten van de afgelopen jaren kunnen worden
onderscheiden in twee verschillende trajecten: de Polis-werkgroep en het
project Cities of Tomorrow.
In
het Polis-traject stond de
inhoud en kwaliteit van het stadsbestuur en de verhouding tussen lokale
overheid en de stedelijke samenleving centraal. In dit traject hebben de
afgelopen jaren een groot aantal gemeenteraadsleden, waaronder uit Delft,
geparticipeerd via deelname aan conferenties in Farum, Gutersloh en in
Christchurch.
Op
de Polis-conferenties stond de uitwisseling van kennis en ervaring over het
besturen van een stad centraal. Daarbij ging het ondermeer om de – vanuit de
Bertelsmann geïnitieerde – vraag of het lokale bestuur en lokale bestuurders
niet veel meer op een professionele leest geschoeid zouden moeten worden.
In
het Cities of Tomorrow-project lag de nadruk aanvankelijk op de ontwikkeling en
toepassing van strategisch management binnen het lokale bestuur. Aan de hand
van drie inhoudelijke thema’s zijn clusters van steden geformeerd, die de
aanpak van lokale projecten hebben gespiegeld aan de theorie van het
strategisch management. De drie thema’s
waren “Children and Youth”, “Senior Citizens” en “Employment”. Delft
participeerde, samen met Phoenix (Arizona, VS), Farum (Denemarken), Quebec
(Canada) en Hannover (Duitsland), in het werkgelegenheidscluster. Het traject
is in het voorjaar van 1998 gestart met een conferentie in Wiesbaden en is
afgerond met een conferentie in Tilburg in september 2000. Tussendoor zijn er
plenaire conferenties geweest in Phoenix (januari 1999) en in Quebec (september
1999). Delft heeft als thema ingebracht de manier waarop Delft Kennisstad werd
ingezet als een strategische visie ter versterking van de lokale economie en de
werkgelegenheidsstructuur. Tijdens het slotcongres in Tilburg heeft Delft ook
de relatie tussen de Kennisstad-aanpak en het werkgelegenheids- en
activeringsbeleid gepresenteerd.
In
2001 vond in het Stadhuis een door Delft georganiseerde, meerdaagse workshop
plaats, getiteld “The Virtual City Hall”. Tijdens deze workshop wisselden
ambtenaren, experts en een aantal gerenommeerde wetenschappers uit diverse
landen ervaringen uit op het gebied van “e-government”. Er werden nieuwe ideeën
besproken ten aanzien van digitale dienstverlening door overheden en de
mogelijkheden van een digitale democratie werden verkend. Tijdens de
afsluitende avond werden de deelnemers toegesproken door de minister voor Grote
Steden- en Integratiebeleid, die op dat moment net zijn nota “De Digitale
Delta” aan de Tweede Kamer had aangeboden.
Een
nieuw project in het kader van “Cities of Tomorrow” is “Good Governance”. Het
project heeft als doel te inventariseren hoe de kwaliteit van de lokale
gemeenschap kan worden verbeterd met behulp van lokale partners als bedrijven,
maatschappelijk middenveld en burgers. Bertelsmann heeft daartoe een aantal
criteria ontwikkeld, die behulpzaam zijn bij het identificeren van “Good
Governance”. Momenteel worden vijf steden uit het netwerk intensief bestudeerd
om na te gaan of hun werkwijze aansluit bij deze criteria en om nieuwe manieren
van betrokkenheid van lokale partners te ontdekken. Delft speelt in dit nieuwe
project een bescheiden rol.
Er kunnen inmiddels wel
enige vraagtekens worden geplaatst bij de rentabiliteit van het netwerk. De
nadruk komt steeds meer op Duitse steden te liggen en de internationale
participatie neemt af. Het Good Governance-project heeft echter op zich voor
Delft zeer interessante elementen. Daarom is het goed in dat project actief
maar bescheiden te participeren en bij de afronding ervan te bezien of verdere
deelname aan het netwerk de moeite waard is.
Een
tweede kennisnetwerk, waarin Delft is betrokken is het Delfts Energieagentschap
(DEA). Delft werkt daarin samen met Langreo (Spanje), Bremerhaven (Duitsland)
en Leicester (Verenigd Koninkrijk). Bij dit Energieagentschap zijn tevens de
gemeente Schipluiden, de Delftse woningcorporaties, Eneco Energie, de Kamer van
Koophandel Haaglanden, de TU Delft en de Vereniging Windenergie betrokken. Het
DEA wil een bijdrage leveren aan een rationeler energiegebruik en aan het
realiseren van duurzame energieopwekking. Door de samenwerking met de
buitenlandse partners en de subsidiering van het SAVE II-programma binnen het 5e
Kaderprogramma van de Europese Commissie is het DEA een zogenoemd
“SAVE-bureau”.
Delft is
middels het Delfts Energie Agentschap lid van Energie-Cités. Energie-Cités is
een vereniging van Europese overheden (vooral middelgrote gemeenten) gericht op
kennisuitwisseling op het gebied van lokaal duurzaam energie beleid. Circa 100
overheden in 20 landen zijn lid. De rol van Energie-Cités is:
·
Versterking van de rol van lokale autoriteiten op energie
gebeid zowel op energiebesparing, duurzame energie als bescherming van het
milieu;
·
promotie van Europees debat over energie, milieu and
stedelijke politiek en hierin de rol van gemeentes representeren;
·
ontwikkeling van initiatieven door uitwisseling van kennis
en ervaring en opzetten van gezamenlijke projecten.
5. Conclusies en voorstel
Het
tot nu toe uitgevoerde internationaal beleid voldoet in grote lijnen nog steeds
aan de eisen, die daaraan in de nota zijn gesteld. De stedenbanden, die zijn
gebaseerd op internationale solidariteit, zijn zeer succesvol. Aan het tot
stand brengen van een economische stedenband wordt gewerkt.
Sinds
het verschijnen van de nota is een aantal jumelages, dat niet meer aan de
randvoorwaarden voldeed, beëindigd. De in de nota geopende mogelijkheid voor
een jumelage met een stad in een herkomstland van Delftse allochtonen is
gerealiseerd. De Delftse deelname aan het Bertelsmann-netwerk is tot nu toe
vruchtbaar gebleken.
Voorstel:
1.
De stedenbanden met Tschwane en Esteli ongewijzigd
voortzetten;
2.
de jumelages met Freiberg, Kfar Saba, Adapazari en Aarau
ongewijzigd voortzetten;
3.
de mogelijkheden van een economische stedenband met Austin
verder onderzoeken;
4.
actief, maar bescheiden, blijven participeren in het
kennisnetwerk Bertelsmann.