Stuk 34 I                                                                           Delft, 10 februari 2004.

404006

 

Onderwerp:     Wijziging in verband met de Wet dualisering gemeentebestuur

van de Niet-correctieve referendumverordening Delft 2002 en de

Correctieve referendumverordening Delft 2002.

 

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

Inleiding:

In uw raadsvergadering van december 2001 heeft u vastgesteld:

  1. de Niet-correctieve referendumverordening Delft 2002 (een wijziging van de referendumverordening 1997 van de gemeente Delft), en
  2. de Correctieve referendumverordening Delft 2002.

 

Op 7 maart 2002 is de Wet dualisering gemeentebestuur (Wdg) in werking getreden. Deze wet vormt de aanleiding om deze twee verordeningen te wijzigen. Enkele bevoegdheden, waarover in de verordeningen bepalingen zijn opgenomen, zijn op basis van de Wdg overgegaan van raad naar college.

 

De wijzigingen:

De benodigde wijzigingen aan de verordeningen zijn niet inhoudelijk van aard. Zij betreffen het vervallen verklaren van artikelen waarvan de bestuursbevoegdheid nu bij het college ligt.

 

Deze artikelen zijn in principe van rechtswege vervallen. Artikel 122 Gemeentewet stelt immers dat lagere regelgeving (de verordening) nooit in strijd mag zijn met hogere regelgeving (de Gemeentewet).

Toch is het van belang de verordening hierop aan te passen. Voor de burger moet immers duidelijk zijn hoe de bevoegdheden in de gemeente zijn geregeld.

 

In de referendumverordeningen van Delft is het aan te raden daarnaast de bepalingen over een referendumcommissie te laten vervallen. In het duale stelsel kan de raad de instelling en de werkzaamheden van een adviescommissie voor het college niet meer regelen.

Het college kan uiteraard wel besluiten een referendumcommissie in te stellen en die commissie taken en vergelijkbare bevoegdheden te geven als voorheen door de raad werd bepaald.

Bij besluit van het college zal deze voorheen gehanteerde werkwijze voortgezet worden, zodat eenheid van werkwijze ten aanzien van referenda gewaarborgd wordt. Het conceptbesluit hiertoe treft u bijgevoegd aan.

 

Referendabiliteit:

Deze wijzigingen van de verordeningen zijn niet referendabel onder de Tijdelijke referendumwet (Trw). De wijzigingen komen namelijk rechtstreeks voort uit de (gewijzigde) Gemeentewet en de gemeente heeft hierin geen beleidsvrijheid (Trw, artikel 8, derde lid, onderdeel c).


 Voorstel:

Uitgaande van het bovenstaande zijn wij gekomen tot de volgende voorstellen voor uw raad:

1.     het wijzigen van de Niet-correctieve referendumverordening Delft 2002,  en

2.     het wijzigen van de Correctieve referendumverordening Delft 2002.

 

Op grond van het vorenstaande en onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie Middelen en Bestuur stellen wij u voor, vast te stellen de besluiten tot wijziging van twee bestaande verordeningen.

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

 

H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.

 

 

 

H.G.L.M. Camps                   ,secretaris.



 

 

De raad van de gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 10 februari 2004;

 

gelet op artikel 8 van de Tijdelijke referendumwet en artikel 160 van de Gemeentewet;

 

overwegende dat de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur de wijziging van de Niet-correctieve referendumverordening Delft 2002 noodzakelijk maakt;

 

b e s l u i t :

 

I.

Vast te stellen de volgende wijziging van de Niet-correctieve referendumverordening Delft 2002:

 

A   Artikel 1 onderdeel d komt te vervallen en onderdeel e wordt d.

 

B   Artikel 3 komt te vervallen.

 

C   Artikel 4 komt te vervallen.

 

D   Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a.      Lid 3 onderdeel e vervalt;

b.      In lid 3 onderdeel f wordt de zinsnede ‘van personen’ vervangen door de zinsnede ‘van de griffier of griffiemedewerkers’;

c.      In lid 3 worden de onderdelen f tot en met m vernummerd tot: e tot en met l.

 

E   Aan artikel 6 lid 1 wordt de volgende volzin achteraan toegevoegd:

Het college adviseert de raad in alle fasen en kan zich laten bijstaan door externe adviseurs.

 

F   Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a.      In lid 1 wordt ‘burgemeester en wethouders’ vervangen door: het college.

b.      In lid 3 wordt ‘Burgemeester en wethouders onderzoeken’ vervangen door: Het college onderzoek.

c.      In lid 4 wordt ‘stellen burgemeester en wethouders’ vervangen door: stelt het college.

d.      In lid 6 wordt ‘de referendumkamer’ vervangen door: het college.

e.      In lid 7 wordt ‘de referendumkamer’ vervangen door: het college.

f.       In lid 9 wordt ‘de referendumkamer’ vervangen door: het college.

 

G   Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a.      In lid 3 wordt ‘burgemeester en wethouders’ vervangen door: het college.

b.      In lid 4 wordt ‘burgemeester en wethouders’ vervangen door: het college.

c.      In lid 5 wordt ‘Burgemeester en wethouders onderzoeken’ vervangen door: Het college onderzoekt.


 

H   Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a.      In lid 1 wordt ‘stellen burgemeester en wethouders’ vervangen door: stelt het college.

 

I    Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a.      In lid 2 wordt ‘Burgemeester en wethouders dragen’ vervangen door: Het college draagt; de zinsnede ‘, in overleg met de referendumkamer’ komt te vervallen.

b.      In lid 3 wordt ‘burgemeester en wethouders’ vervangen door: het college.

 

J    Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a.      In lid 1 wordt ‘artikel 4, lid 7’ vervangen door: artikel 7, lid 3.

b.      In lid 3 wordt ‘burgemeester en wethouders’ vervangen door: het college.

c.      In lid 6 wordt ‘burgemeester en wethouders’ vervangen door: het college.

d.      In lid 11 wordt ‘burgemeester en wethouders’ vervangen door: het college; ‘kunnen’ door: kan.

 

K   Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

a.      In lid 1 wordt ‘Burgemeester en wethouders verdelen’ vervangen door: Het college verdeelt; ‘Zij wijzen’ door: Zij wijst; ‘benoemen’ door: benoemt.

 

II.

Dat het onder I. genoemde besluit in werking treedt op 8 maart 2004.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 februari 2004.

 

 

 

                                      ,burgemeester.

 

 

 

                                      ,griffier.


 

Toelichting op de wijziging van de Niet-correctieve referendumverordening Delft 2002:

 

Algemeen:

De wijzigingen zijn niet inhoudelijk maar komen voort uit de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur.

 

Ad I

A, B, C en E

Artikelen 1, onder d, 3 en 4 komen te vervallen zodat de referendumkamer, net als in de Correctieve referendumverordening Delft 2002, een adviesorgaan van het college kan worden. Eenheid in de werkwijze ten aanzien van ingediende referendumverzoeken wordt hiermee gewaarborgd. Het college neemt de invulling en werkwijze van de referendumkamer bij eigen besluit over.

 

D

In artikel 5 wordt een aantal wijzigingen doorgevoerd. Onderdeel e vervalt omdat het college bevoegd is tot het voeren van rechtsgedingen (Gemeentewet artikel 160, eerste lid, onder f). Bij onderdeel f wordt aan de opmerking over rechtspositionele besluiten toegevoegd dat dit alleen de griffier en/of griffiemedewerkers betreft. Door de dualisering ligt het werkgeverschap van andere medewerkers van de gemeente bij het college. Wel stelt de raad de rechtspositie van de griffier en griffiemedewerkers vast; vandaar dat deze uitzondering nog wel is opgenomen.

Het vervallen van onderdeel e vormt de aanleiding voor de hernummering.

 

E

Met toevoeging van deze volzin wordt het college het adviesorgaan van de raad bij uitvoering van deze verordening. De verwijzing naar de externe adviseurs heeft betrekking op de referendumcommissie (de voormalige referendumkamer: adviescommissie aan de raad) die bij nadere regeling van het college wordt voortgezet.

 

F t/m K

Als gevolg van de Wet dualisering gemeentebestuur wordt in de Gemeentewet niet meer gesproken van ‘burgemeester en wethouders’ en van ‘gemeenteraad’, maar van college en raad.

 

Ad II

Aangezien de wijzigingen in deze verordening geen inhoudelijke wijzigingen betreffen kan deze onmiddellijk in werking treden en is geen overgangrecht nodig. De Trw is eveneens niet van toepassing aangezien de wijzigingen in deze verordening direct voortkomen uit de (gewijzigde) Gemeentewet en de gemeente hierin dus geen beleidsvrijheid heeft.


 

 

 

De raad van de gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van het college van 10 februari 2004;

 

gelet op artikel 8 van de Tijdelijke referendumwet en artikel 160 van de Gemeentewet;

 

overwegende dat de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur de wijziging van de Correctieve referendumverordening Delft 2002 noodzakelijk maakt;

 

b e s l u i t :

 

I.

Vast te stellen de volgende wijziging van de Correctieve referendumverordening Delft 2002:

 

A   Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a.      Onderdeel d vervalt

 

B   Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a.      In onderdeel a en c wordt ‘gemeenteraad’ vervangen door: raad.

b.      Onderdeel b vervalt.

c.      Onderdeel c wordt vernummerd tot b.

 

C   De tekst van artikel 4 komt te luiden als volgt:

‘Het college kan zich laten bijstaan door externe adviseurs.’

 

D   Artikel 5 komt te vervallen.

 

E   Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a.      In lid 1 wordt ‘burgemeester en wethouders’ vervangen door: het college.

 

II.

Dat het onder I genoemde besluit in werking treedt op 8 maart 2004.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 februari 2004.

 

 

 

                                      ,burgemeester.

 

 

 

                                                ,griffier.

 


 

Toelichting op de wijziging van de Correctieve referendumverordening Delft 2002:

 

Algemeen:

De Verordening op het raadgevend correctief referendum is aanpast aan de Wet dualisering gemeentebestuur (7 maart 2002). Dit betreft een aantal wijzigingen die bij het desbetreffende artikel nader worden toegelicht.

De afgelopen tijd is de Tijdelijke referendum wet (Trw) onderwerp van discussie geweest. Het kabinet-Balkenende I wilde deze wet intrekken en heeft daartoe ook een wetsvoorstel ingediend. Het kabinet-Balkenende II is een andere mening toegedaan: de wet blijft voortbestaan totdat deze afloopt op 1 januari 2005 en gewacht wordt nu op het oordeel van beide Kamers over de grondwetswijziging die correctieve referenda mogelijk moet maken. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet is voor de tweede lezing aangeboden aan de Tweede Kamer eind 2002. Gezien de einddatum van de Trw is te verwachten dat in 2004 door beide Kamers een uitspraak over het voorstel tot wetswijziging zal worden gedaan.

 

Ad I

A, C en D

Deze wijzigingen in de bepalingen over de referendumcommissie worden ingegeven door het feit dat met de dualisering van het gemeentebestuur het instellen van een commissie die adviseert aan het college een bevoegdheid van het college zelf is.

De samenstelling, werkwijze en taken dient het college ook zelf uit te werken (artikel 84 jo. 82 Gemeentewet). Bij collegebesluit zullen de huidige praktijk en procedures overgenomen worden.

 

B

De bevoegdheid tot het oprichten van en deelnemen in privaatrechtelijke rechtspersonen is van de raad overgegaan naar het college (Gemeentewet artikel 160, tweede lid). De raad is dus niet bevoegd hierover iets te bepalen in haar verordening. Het vervallen van lid b veroorzaakt de vernummering van lid c.

 

E (en B)

Met de Wet dualisering gemeentebestuur wordt in de Gemeentewet niet meer gesproken over het college van burgemeester en wethouders maar van college en niet meer van gemeenteraad maar van raad.

 

 

Ad II

Aangezien de wijzigingen in deze verordening geen inhoudelijke wijzigingen betreffen, kan deze onmiddellijk in werking treden en is geen overgangrecht nodig. De Trw is eveneens niet van toepassing aangezien de wijzigingen in deze verordening direct voortkomen uit de (gewijzigde) Gemeentewet en de gemeente hierin dus geen beleidsvrijheid heeft (Trw, artikel 8, derde lid, onderdeel c).