Stuk
36 I Delft
10 februari 2004.
403631
Onderwerp:
Verordening tegemoetkoming woonlasten
kamerhuurders.
Aan
de gemeenteraad.
Geachte dames en heren,
1. Inleiding
In
2001 is door Belastingen een onderzoek gestart naar de wijze waarop bewoners
van onzelfstandige wooneenheden (verder: kamerhuurders) in de gemeentelijke
belastingen worden betrokken.
Aanleiding
hiervoor waren (en: zijn) signalen afkomstig van deze bewoners, alsmede van de
Algemene Bewonersorganisatie, STIP en de woningbouwcorporaties DUWO en Vidomes,
als zouden de gemeentelijke belastingen op een onduidelijke en onrechtvaardige
manier worden geheven.
Het
onderzoek heeft zich beperkt tot de studentenhuisvesting door de stichting
DUWO; uit dit onderzoek is het volgende gebleken.
Het
grootste deel van de kamerhuurders wordt niet direct, maar via de
servicekosten van de verhuurder belast (voor het gebruikersdeel van de
onroerendezaakbelastingen en voor de kosten van afvalverwijdering).
DUWO
(de verhuurder) ontvangt de aanslag voor de
onroerendezaakbelastingen-gebruikersdeel (OZBG) en betaalt de kosten voor
afvalverwijdering aan het vakteam Reiniging (op basis van een overeenkomst).
Beide kostenposten worden in de servicekosten doorberekend aan de
kamerhuurders.
Het
rioolafvoerrecht wordt wel direct, dat wil zeggen via een aanslag op
naam van één van de kamerhuurders, geheven.
Het verschil met huurders van zelfstandige woonruimte ligt
hierin, dat dezen voor alle genoemde heffingen (de OZBG, de afvalstoffenheffing en het
rioolafvoerrecht) zelf een aanslag ontvangen. Hierdoor bestaat het recht om
kwijtschelding te verzoeken, welk recht voor kamerhuurders niet bestaat.
Een
deel van deze rechtsongelijkheid is opgeheven door invoering in 2001 van de THOWE-regeling
(Tegemoetkoming Huurlasten Onzelfstandige WoonEenheden), waarbij kamerhuurders
van gemeentewege een tegemoetkoming kunnen krijgen voor de via de servicekosten
betaalde OZBG.
Voor
de kosten van afvalverwijdering bestaat deze ongelijkheid echter nog steeds.
Daarnaast
wordt het rioolafvoerrecht aan één van de kamerhuurders opgelegd, die, indien
deze niet voor kwijtschelding in aanmerking komt, het recht heeft de aanslag
naar evenredigheid op de medekamerhuurders te verhalen. Ook in dit geval kunnen
medekamerhuurders geen aanspraak maken op kwijtschelding of tegemoetkoming.
Een
verkenning van de mogelijkheden om deze situatie te verbeteren, heeft
plaatsgevonden in diverse overleggen van de vakteams Reiniging en Belastingen
met de stichting DUWO, de Algemene Bewonersorganisatie, STIP en het vakteam
Werk, Inkomen en Zorg (WIZ).
2 Uitgangspunten
Uit
de overleggen tussen alle partijen bleek al snel de unanieme intentie om de
gemeentelijke woonlasten voor kamerhuurders zoveel mogelijk parallel te
laten lopen met de gemeentelijke lasten voor bewoners van zelfstandige
woonruimte, zowel in financieel als in rechtspositioneel opzicht.
Hoewel
kamerhuurders niet op dezelfde wijze in de gemeentelijke belastingen kunnen worden
betrokken, dienen de lasten wel zoveel mogelijk aan te sluiten bij de (hoogte
van de) lasten voor bewoners van zelfstandige woonruimte. Dit doet recht aan de
allocatieve functie van het gemeentelijk belastingstelsel en aan het principe
van ‘de vervuiler betaalt’.
Wanneer
een bewoner van zelfstandige woonruimte een aanslag gemeentelijke belastingen
ontvangt, kan deze een verzoek tot kwijtschelding indienen. Voor een
kamerhuurder die de kosten voor afvalverwijdering via de servicekosten betaalt
en daarnaast bijdraagt in een deel van het rioolafvoerrecht, bestaat deze
mogelijkheid niet, ook al is het inkomen lager dan de kwijtscheldingsnorm. Ook
dit verschil zou moeten worden opgeheven.
De
huidige regelgeving staat niet toe dat elke kamerhuurder een eigen aanslag
krijgt.
Wel
is het toegestaan dat de OZBG en -met ingang van 2004- het rioolafvoerrecht aan
de verhuurder wordt opgelegd, die deze vervolgens mag doorberekenen aan de
kamerhuurders. Dit geldt echter weer niet voor de afvalstoffenheffing.
Uiteraard
staat het de gemeente en een verhuurder vrij om de verwijdering van
afvalstoffen op contractuele basis te regelen, mits daarbij de rechten van
derden niet worden geschaad.
3 ‘Schoon schip’
De
verbetering van de huidige heffingspraktijk die het meest tegemoet komt aan de
hierboven weergegeven uitgangspunten wordt in de volgende stappen bereikt.
De
Tegemoetkoming Woonlasten Kamerhuurders (TWK) wordt ingericht zoals de huidige
THOWE-regeling. De kaders van deze regeling kunnen derhalve in stand blijven;
ook de toetsing aan de inkomensgegevens blijft ongewijzigd.
Wat
verandert is dat -behalve voor het OZBG-deel- ook voor het deel kosten
afvalstoffenverwijdering en rioolafvoerrecht een tegemoetkoming kan worden
verstrekt.
De
verhuurder zal aan de kamerhuurder aangeven welk deel van de servicekosten uit
deze lasten bestaat.
De
uitvoering blijft in handen van het vakteam WIZ.
4 Voordelen
Voor
alle partijen is gebleken, dat met de voorgestelde maatregelen een groot aantal
voordelen wordt behaald.
Allereerst
wordt het opleggen van de aanslagen zuiverder en wordt meer beantwoord
aan de doelstellingen van het gemeentelijk belastingstelsel (ieder
draagt het zijne bij; de vervuiler betaalt).
Ten
tweede wordt aan meer burgers van Delft recht gedaan, doordat de gesignaleerde
verschillen in rechtspositie worden opgeheven.
Ten
derde wordt gebruik gemaakt van een reeds bestaande regeling en
‘infrastructuur’.
Ten
slotte kunnen, ook bij een toename van het aantal tegemoetkomingsverzoeken,
meer belastinginkomsten worden gegenereerd.
5 Risico
Op
rijksniveau wordt kritisch gekeken naar de gemeentelijke inkomenspolitiek.
In
de gemeentelijke nota ‘Evaluatie Thowe’ van juli 2003 wordt hier expliciet op
gewezen. De nieuwe wet Werk en Bijstand brengt met zich dat diverse vormen van
minimabeleid worden afgeschaft. De gemeentelijke kwijtscheldingsregeling blijft
echter van kracht.
Dit
doet de vraag rijzen of de huidige THOWE- en de voorgestelde TWK-regeling in
het licht van de kabinetsplannen wel bestaansrecht hebben.
De
huidige THOWE- en de voorgestelde TWK-regeling kunnen het best als een verkapte
fiscale regeling beschouwd worden.
De
uitvoering is immers gebaseerd op de kwijtscheldingssystematiek zoals
toegepast bij de gemeentelijke belastingheffing. Daarnaast ontleent de
THOWE-regeling haar bestaansrecht aan het ontbreken van een formele
kwijtscheldingsmogelijkheid voor kamerhuurders. Ten slotte omdat het
bedrag van de tegemoetkoming geen extra uitkering is, maar slechts maximaal het
aan gemeentelijke lasten betaalde bedrag compenseert.
6 Gevolgen
De
gevolgen van het voorgaande laten zich niet op eenvoudige wijze in cijfers
vangen, omdat het onmogelijk is een raming te maken van het aantal
tegemoetkomingsverzoeken in het komend jaar. Het zal zonder twijfel zo zijn dat
het aantal verzoeken om tegemoetkoming toeneemt, indien de gemeentelijke lasten
per huurder stijgen en daarmee het bedrag van de tegemoetkoming groter is.
De
nota ‘Evaluatie THOWE’ laat zien dat bij het vakteam WIZ in 2002 totaal
162 tegemoetkomingsverzoeken zijn
ingediend, waarvan er 63 werden toegekend.
De
gevolgen van het voorstel worden, met het oog op de verwachte toename van het
aantal verzoeken om tegemoetkoming, en de eventuele afschaffing van de
OZBG voor woningen in 2005, in mei 2005 geëvalueerd. De resultaten zullen kort
daarop in een nota worden neergelegd en ter kennisneming aan de raad worden
aangeboden.
7 Conclusie
Om
te komen tot een heffingspraktijk die recht doet aan de doelen van de gemeentebelastingen
en die tevens maximale rechtsgelijkheid schept, dienen de gemeentelijke lasten
-en de daaraan verbonden rechten en plichten- voor kamerhuurders zoveel
mogelijk in een juiste verhouding te staan tot die van bewoners van
zelfstandige woonruimte.
Dit is mogelijk door de gemeentelijke gebruikerslasten aan de verhuurder in
rekening te brengen, die deze vervolgens evenredig op de kamerhuurders
verhaalt, waarbij de kamerhuurders op nagenoeg dezelfde wijze in hun lasten kunnen
worden tegemoetgekomen als via het reguliere kwijtscheldingsverzoek.
De
status van Delft als studentenstad rechtvaardigt een heffingsregeling waarbij
aan de studentenhuisvesting bijzondere aandacht wordt besteed.
Deze
aandacht komt overigens niet alleen van betrokkenen uit Delft zelf, maar ook
van daarbuiten: de Vereniging Nederlandse Gemeenten en onlangs studentensteden
als Rotterdam, Leiden en Groningen hebben hun interesse getoond in de wijze
waarop Delft haar heffingspraktijk ten aanzien van kamerhuurders wil inrichten.
Op
het ogenblik vindt een verdere inventarisatie plaats van verhuurders van
onzelfstandige woonruimte; zo heeft ook Vidomes te kennen gegeven mee te willen
werken aan een controle en herziening van de heffingspraktijk.
De
conclusie luidt dan ook, dat instemming met en uitvoering van het volgende
voorstel, voor alle betrokken partijen een verbetering betekent van de Delftse
heffingspraktijk, voor de stad Delft in het algemeen en voor de Delftse
kamerhuurders in het bijzonder.
8 Voorstel
Wij
stellen u voor, onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie middelen
en bestuur, het beleid ten aanzien van de heffing van gemeentelijke
gebruikerslasten voor onzelfstandige woonruimte te herzien, in die zin dat:
1.
de mogelijkheid wordt benut om bij kamerhuur het rioolafvoerrecht aan de
verhuurder op te leggen;
2.
aan kamerhuurders een tegemoetkomingsmogelijkheid voor het doorberekende
rioolafvoerrecht wordt geboden;
3.
aan kamerhuurders een tegemoetkomingsmogelijkheid voor de doorberekende
kosten van afvalverwijdering wordt geboden;
4.
de verordening THOWE in verband met de punten 2. en 3. wordt omgezet in
de verordening ‘Tegemoetkoming Woonlasten Kamerhuurders (TWK)’;
5.
de extra kosten voor deze tegemoetkomingsregeling worden betaald uit de
meeropbrengsten uit de contractpenningen en de afvalstoffenheffing;
6.
de datum van inwerkingtreding op 1 juli 2004 wordt gesteld.
Hoogachtend,
Burgemeester
en wethouders van Delft,
H.M.C.M.
van Oorschot ,burgemeester.
H.G.L.M.
Camps ,secretaris.
Stuk
36 II
403631
De
raad der gemeente Delft;
gelezen
het voorstel van het college van 10 februari 2004;
gezien het advies van de commissie Middelen en
Bestuur;
in het bijzonder gelet op de doelen die met de
gemeentelijke belastingheffing worden beoogd en de rechtsgelijkheid die daarbij
dient te worden gewaarborgd;
b e s l u i t
-
tot herziening van het beleid ten aanzien van de heffing van
gemeentelijke gebruikerslasten voor onzelfstandige woonruimte, in die zin dat
het rioolafvoerrecht wordt opgelegd aan de ingebruikgever;
-
tot vaststelling van de verordening ‘Tegemoetkoming Woonlasten
Kamerhuurders’
ter vervanging van de
regeling ‘Tegemoetkoming Huurlasten Onzelfstandige WoonEenheden’. (Stuk 36
III).
Ingangsdatum en inwerkingtreding van het bovenstaande
is 1 juli 2004.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 26 februari 2004.
,burgemeester.
,griffier.
Stuk 36 III
403631
De
raad van de gemeente Delft;
gelezen
het voorstel van het college van 10 februari 2004;
gelet
op de artikelen
-
108, 149 en 255 van de Gemeentewet,
-
26 van de Invorderingswet 1990,
- 26, eerste lid,
onder a en tweede lid, 29, 20 en 42 tweede lid van de
Algemene bijstandswet;
en
gelet op het bepaalde in
-
de Kwijtscheldingsverordening Delft 2004
- de verordening ‘Toeslagen
van de bijstandsnorm voor categorieën van belanghebbenden aan wie bijstand kan
worden verleend’ en
- het besluit ‘Leidraad invordering
Delft 1999’;
b
e s l u i t :
vast
te stellen de
Verordening
Tegemoetkoming Woonlasten Kamerhuurders Delft 2004.
Deze
verordening verstaat onder:
a tegemoetkoming: een geldelijke
tegemoetkoming aan kamerhuurders ter compensatie van de gemeentelijke
belastingen, die via de (servicekosten van de) verhuurder aan de gemeente
worden betaald.
b gemeentelijke belastingen: het
gebruikersdeel onroerendezaakbelastingen, het rioolafvoerrecht en de kosten
voor inzameling van huishoudelijk afval.
c kamerhuurders: natuurlijke personen,
die niet een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefenen, en die als huurder
onzelfstandige woonruimte bewonen.
d onzelfstandige woonruimte: een woning
waar sprake is van een noodzakelijk gebruik van gemeenschappelijke
voorzieningen (wasgelegenheid, kookgelegenheid, toilet).
e netto inkomen: (overeenkomstig art. 14
en 15 van de uitvoeringsregeling invorderingswet 1990):
- alle aan de inhouding van loonheffing
onderworpen inkomsten verminderd met de wettelijke inhoudingen en de ingehouden
pensioenpremies en premies ziektekostenverzekering;
- uitkeringen voor levensonderhoud ingevolge de
artikelen 1:157, 158 en 404 van het Burgerlijk Wetboek
(alimentatie-uitkeringen);
-
overige inkomsten (zoals de basisbeurs studiefinanciering, een
ouderlijke bijdrage voor studiekosten, inkomsten uit kostgeld en onderhuur) met
uitzondering van een uitkering in het kader van de Algemene Kinderbijslagwet,
een regeling in het kader van een persoongebonden budget op basis van de
ziekenfondswet, en de voorlopige teruggaven van de belastingdienst op basis van
de kinderkorting en de aanvullende kinderkorting.
f inkomensgrens: de bijstandsnorm
inclusief de door de gemeente toegekende toeslag conform de
bijstandsverordening.
g vermogen: de waarde in het economisch
verkeer van de bezittingen verminderd met de schulden (zoals omschreven in art.
12, lid 1 tot en met 4, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990):
h vermogensgrens: het maximaal vrij te
laten vermogen, vastgesteld op het voor de betrokkene geldende normbedrag voor
de kosten van levensonderhoud, vermeerderd met de verschuldigde huurprijs,
minus eventuele tegemoetkomingen in het kader van de huursubsidiewet en niet
door de werkgever ingehouden premies voor een ziektekostenverzekering (zoals
omschreven in art. 26 van de Leidraad Invordering 1990).
i belastingjaar: kalenderjaar.
Artikel
2.1
Burgemeester
en wethouders kennen op aanvraag een tegemoetkoming toe aan de kamerhuurder,
die
1e
in de maand januari van het betreffende
belastingjaar een inkomen geniet dat niet hoger is dan de van toepassing zijnde
inkomensgrens en
2e
in dezelfde maand een vermogen heeft dat
lager is dan de van toepassing zijnde vermogensgrens.
Artikel
2.2
De
aanvraag kan alleen worden ingediend door de kamerhuurder die -bij gebreke van
een op zijn naam gestelde aanslag gemeentelijke belastingen- geen beroep kan
doen op de kwijtscheldingsverordening.
Artikel
2.3
De
tegemoetkoming bedraagt maximaal het bedrag aan gemeentelijke belastingen dat
in het betreffende belastingjaar door de kamerhuurder via de (servicekosten van
de) verhuurder aan de gemeente wordt betaald.
Artikel
2.4
Bij
tussentijdse verhuizing van de aanvrager wordt de tegemoetkoming verstrekt,
uitgaande van de onzelfstandige woonruimte die de aanvrager in het betreffende
belastingjaar als eerste bewoonde.
Artikel
2.5
De
tegemoetkoming wordt éénmalig uitbetaald voor het geldende belastingjaar.
Artikel
3.1
De
aanvraag kan slechts betrekking hebben op het lopende belastingjaar; de
aanvrager kan slechts éénmaal per jaar een aanvraag indienen.
Artikel
3.2
De
periode waarin aanvragen in behandeling worden genomen, loopt van 1 oktober tot
en met 31 december van het lopende belastingjaar.
Artikel
3.3
De
aanvraag wordt ingediend door middel van een volledig ingevuld en ondertekend
aanvraagformulier, vergezeld van bewijsstukken over het inkomen en het
vermogen, en met een opgave van de verhuurder over het (via de servicekosten)
aan de huurder in rekening gebrachte deel gemeentelijke belastingen.
Artikel
3.4
Onvolledig
ingediende aanvragen worden niet in behandeling genomen; te laat ingediende
aanvragen evenmin, tenzij de aanvrager aannemelijk maakt dat dit verzuim hem
niet te verwijten valt.
Artikel
4.1
Deze
verordening kan worden aangehaald als de ‘Verordening Tegemoetkoming Woonlasten
Kamerhuurders’.
Artikel
4.2
De
verordening treedt in werking op 1 juli 2004.
Artikel
4.3
De
verordening Tegemoetkoming Huurlasten Onzelfstandige Wooneenheden,
vastgesteld
in de openbare raadsvergadering van 3 oktober 2002, wordt ingetrokken met
ingang van 1 juli 2004.
Aldus
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 februari 2004.
,burgemeester.
,griffier.