Stuk 49 I Delft,
9 maart 2004.
406422
Onderwerp: nieuwe
verordening Adviescommissie voor bezwaarschriften
Aan de gemeenteraad
Geachte dames en heren,
Er is aanleiding de
verordening van de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften te herzien.
De belangrijkste wijzigingen
ten opzichte van de huidige verordening zijn de volgende.
1. De wijziging van de naam van de Commissie
De naam van de commissie wordt gewijzigd in Adviescommissie voor
bezwaarschriften. Sinds de dualisering is binnen de gemeente namelijk geen
beroep meer mogelijk zodat dit woord uit de naam moet verdwijnen.
2. Taak van de Commissie (artikel 2)
Met het vakteam
Milieutoezicht van Publiekszaken is er een discussie geweest t.a.v. de
competentie van de Commissie m.b.t. de artikelen 91 a t/m d van de APV. Het
vakteam was er in eerste instantie geen voorstander van dat de Commissie
adviseert over bezwaarschriften die tegen besluiten op grond van deze artikelen
zijn genomen omdat men deze beschouwt als milieuwetgeving die op grond van de
verordening van advisering uitgesloten zouden moeten zijn.
Volgens vaste jurisprudentie
mogen in een APV geen zuivere milieuregels opgenomen zijn, dit doorkruist de
hogere milieuregelgeving. Wel mag de APV milieuachtige zaken regelen, zoals
geluidhinder, maar dan vanuit de optiek van openbare orde. Dat zijn in de
Delftse APV de artikelen 91 a t/m c. Artikel 91 d betreft het zgn.
burgemeestersverbod op grond van de openbare orde. De artikelen 91 a t/m d
betreffen dus geen zuivere milieuwetgeving.
Het vakteam Milieutoezicht
heeft zich tenslotte onder protest neergelegd bij advisering t.a.v. de
artikelen 91 a t/m d APV.
Toegevoegd is dat de Commissie hierover adviseert; in het verleden heeft
de Commissie dit ook al gedaan.
Opgenomen is dat de Commissie over een verzoek om vergoeding op grond
van deze wet niet adviseert. De betreffende vakteams zullen deze wet uitvoeren.
Wel heeft de Commissie een checklist ter beschikking gesteld om te kunnen
bepalen of recht bestaat op deze vergoeding en om de hoogte ervan te kunnen
bepalen.
3. Een ongedeelde Kamer II (artikel 3)
Een verdeling in Kamer II A en II B is voor de agendering van de
hoorzittingen niet praktisch gebleken, daarom is er nu weer een ongedeelde
Kamer II. Wel is het aantal externe leden uitgebreid tot 5 en het aantal
raadsleden dan wel commissieleden/niet-raadsleden tot 2 (artikel 4 lid 1). In
de verordening is vastgelegd dat in beginsel hoorzittingen met 3 leden worden
gehouden (artikel 15). Wegens de hoge frequentie van de zittingen van Kamer II
is echter een hoger aantal zittende leden dan bij de andere Kamers gewenst.
4. Benoeming van de leden door de drie bestuursorganen (artikel 4, lid 3
en 4)
Dit is eveneens noodzakelijk geworden door de dualisering; de commissie
adviseert aan de drie bestuursorganen die dan ook de leden moeten benoemen.
5. Mogelijkheid
lidmaatschap van meerdere kamers (artikel 4, lid 3)
Sinds enige tijd is het al
de praktijk (de huidige verordening verbiedt dit niet) dat enkele leden in
meerdere Kamers benoemd zijn; zij kunnen echter slechts in één Kamer zittend
lid zijn. Het is wenselijk dit nu in de verordening op te nemen.
5. Zittingsduur (artikel 6)
Gebleken is dat het niet efficiënt is om plaatsvervangend leden na twee
benoemingstermijnen van vier jaar, dus na acht jaar, te moeten laten
vertrekken. Daarom is voorzien in de mogelijkheid van drie benoemingstermijnen
van vier jaar.
Tevens is de mogelijkheid geopend dat zittende leden twee termijnen van
vier jaar zittend lid kunnen zijn en ook nog een keer voor een periode van vier
jaar als plaatsvervangend lid kunnen fungeren.
6. Ontslaan commissieleden wegens disfunctioneren
(artikel 7)
Uit een oogpunt van
kwaliteitsbewaking verdient het aanbeveling in de verordening de mogelijkheid
op te nemen om commissieleden, in geval van disfunctioneren, tussentijds te
ontslaan.
7. Vergoeding voorzitters (artikel 8)
De (fungerend) voorzitters
van de Kamers hebben een aantoonbaar zwaardere taak dan de overige
commissieleden. Daarom is in de verordening geregeld dat zij een dubbele
vergoeding ontvangen voor het voorzitten van een vergadering van de commissie.
8. Bevoegdheden voorzitter (artikel 14)
In de verordening worden een aantal bevoegdheden toegekend aan de
voorzitters met de mogelijkheid van mandaat aan de secretaris.
9. Horen door drie leden
(artikel 15)
Vastgelegd is dat het horen
in beginsel geschiedt door drie leden, doch dat ook besloten kan worden een
hoorzitting te houden met één of twee leden. Dit is vanuit praktisch oogpunt
opgenomen indien op het laatste moment leden verhinderd zijn. Het advies wordt
echter uitgebracht door drie leden (artikel 17).
10. Regeling van het nader onderzoek (artikel 19)
Hierover was in de oude verordening niets opgenomen. Het is echter
noodzakelijk om over het nadere onderzoek (na de hoorzitting), dat in de
praktijk nogal eens voorkomt, een en ander te regelen.
11. Advies uitbrengen door drie leden (artikel 20)
In artikel 15 is geregeld
dat een hoorzitting in beginsel plaatsvindt met drie leden, maar dat de
voorzitter ook kan besluiten dat het horen geschiedt door één of twee leden van
een Kamer.
In een uitspraak van de Raad
van State over artikel 7:13 Awb (waarin een commissie van drie leden wordt
voorgeschreven) is door deze raad echter gesteld dat een advies door tenminste drie leden moet worden uitgebracht. Artikel
20 lid 2 treft hiervoor een voorziening.
Voor het overige zijn een
aantal technische en tekstuele wijzigingen aangebracht en is de tekst hier en
daar gehergroepeerd.
Zie voor een uitgebreidere
toelichting de toelichting op de verordening.
Wij stellen u voor, onder
voorbehoud van gunstig advies van de commissie middelen en bestuur, akkoord te
gaan met bijgaande Verordening.Adviescommissie voor bezwaarschriften
Hoogachtend,
Burgemeester en wethouders
van Delft,
H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.
H.G.L.M. Camps ,secretaris.
Stuk 49 II
406422
De raad, het college van
burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Delft;
ieder voor zoveel het hun
bevoegdheden betreft;
gelezen het voorstel van het
college van 9 maart 2004;
gelet op de bepalingen van de
Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet;
b e s l u i t e n:
I
in te trekken de Verordening
commissie voor de beroep- en bezwaarschriften
II
vast te stellen de volgende
Verordening Adviescommissie
voor bezwaarschriften.
Deze verordening verstaat
onder:
a.
commissie: de
Adviescommissie voor bezwaarschriften als genoemd in artikel 2;
b.
verwerend
orgaan: het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen.
c.
commissielid/niet
raadslid: een lid als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Verordening op
de raadscommissies 2002.
d.
extern
lid: een lid van de commissie, geen deel uitmakend van en niet werkzaam onder
verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan, niet zijnde commissielid/niet
raadslid.
e.
het
college: het college van burgemeester en wethouders
Artikel 2. Taak commissie
1. Er
is een commissie die het bestuursorgaan adviseert over de beslissing die
genomen zal worden op bezwaarschriften die ingediend zijn bij het
bestuursorgaan op grond van de Algemene wet bestuursrecht of enige andere
wettelijke regeling.
2. Van het bepaalde in lid 1 zijn uitgesloten bezwaarschriften
betreffende:
a.
de
Wet op de Ruimtelijke Ordening;
b.
de
Milieuwetgeving, met uitzondering van de Lozingsverordening en de
Afvalstoffenverordening
c.
de
Onteigeningswet;
d.
de
heffing en invordering van gemeentelijke belastingen als genoemd in artikel
219 van de Gemeentewet;
e.
de
waardering van onroerende zaken als bedoeld in de Wet Waardering Onroerende
Zaken (WOZ);
f.
de
regeling Functioneel Leeftijdsontslag (FLO), de regeling Flexibel Pensioen en
Uittreden (FPU), de Suppletieregeling, de bovenwettelijke WW-regeling en de
Uitkerings- en pensioenverordening wethouders gemeente Delft 1992.
3. De uitzondering genoemd in artikel 2 sub a geldt niet ten
aanzien van bezwaarschriften ingediend tegen een beslissing op een verzoek om
vrijstelling op basis van de artikelen 17 t/m 19 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening (WRO) en tegen voorbereidingsbesluiten op grond van artikel 21 van de
WRO.
4. De commissie adviseert niet over een gevraagde vergoeding op
grond van de Wet kosten bestuurlijke voorprocedures.
1.
De
commissie bestaat uit vier kamers:
I. een kamer belast
met zaken op het gebied van bouwen, wonen en verkeer;
II. een kamer belast
met zaken op het gebied van werk, inkomen en zorg;
III. een kamer belast
met zaken, anders dan genoemd onder I, II en IV.
IV. een
kamer belast met zaken betreffende de rechtspositie van gemeentelijk personeel
en betreffende de indicatie in het kader van de Wet sociale werkvoorziening.
2.
Bepalingen
in deze verordening betreffende de werkwijze van de commissie zijn van
overeenkomstige toepassing op de kamers.
Artikel 4. Samenstelling en benoeming leden
1.
De
commissie heeft in totaal zestien leden:
-
de
kamers I en III bestaan elk uit twee externe leden, waaronder de voorzitter van
de kamer, en een raadslid dan wel een commissielid/niet-raadslid;
-
kamer
II bestaat uit vijf externe leden, waaronder de voorzitter van de kamer, en
twee raadsleden dan wel commissieleden/niet-raadsleden;
-
kamer
IV bestaat uit drie externe leden, waaronder de voorzitter van de kamer.
2.
De
externe leden van de commissie, waaronder de voorzitters, worden door de
burgemeester, het college en de raad per kamer benoemd.
3.
De
burgemeester, het college en de raad benoemen tevens per kamer een genoegzaam
aantal plaatsvervangende externe leden. Plaatsvervangende leden kunnen in
meerdere, doch ten hoogste twee kamers benoemd worden. Een extern lid als
bedoeld in het tweede lid van dit artikel kan tevens benoemd worden als
plaatsvervangend extern lid in één andere kamer.
4.
De
burgemeester, het college en de raad benoemen uit het midden van de raad of uit
de commissieleden/niet-raadsleden het aantal desbetreffende leden zoals in lid
1 van dit artikel per kamer is bepaald en een genoegzaam aantal
plaatsvervangende leden.
5. Het lidmaatschap van de
commissie is onverenigbaar met de betrekking van:
a.
lid
van het college;
b.
ambtenaar
of werknemer in dienst van de gemeente Delft;
c. adviseur dan wel lid van een adviesorgaan dat
de gemeente adviseert over zaken die ingevolge artikel 2 tot de competentie van
de commissie behoren.
Artikel 5. (Plaatsvervangend) voorzitterschap
1.
Als
voorzitter van de commissie treedt op de voorzitter van kamer I. De voorzitters
van de kamers II, III en IV zijn tevens plaatsvervangend voorzitter van de
commissie, in volgorde van hun benoeming.
2.
Als
plaatsvervangend voorzitter van de kamers I, II, III en IV treden op de externe
leden, respectievelijk de plaatsvervangende externe leden, die in de
betreffende kamer zijn benoemd.
Artikel 6. Benoemingstermijnen
1.
De
externe leden als bedoeld in artikel 4 lid 2, worden in een kamer benoemd voor
een periode van vier jaar. Zij kunnen twee keer in dezelfde of een andere kamer
worden herbenoemd voor een periode van vier jaar. Van deze twee herbenoemingen
kan er slechts één een herbenoeming zijn als zittend lid. Plaatsvervangend
leden als bedoeld in artikel 4 lid 3 worden in een kamer benoemd voor een
periode van vier jaar. Zij kunnen twee keer herbenoemd worden in dezelfde of
een andere kamer als plaatsvervangend lid of als zittend lid.
2.
De
zittingsduur van de leden van de commissie als bedoeld in artikel 4, vierde
lid, is gelijk aan die van de raad. Zij zijn terstond herbenoembaar.
1.
Het
lidmaatschap van de commissie eindigt, zonder dat hiertoe een besluit van de
burgemeester, het college of de raad is vereist, in geval van
-
het
aflopen van de benoemingstermijn als bedoeld in artikel 6
-
opzegging
-
overlijden.
2.
De
burgemeester, het college en de raad gezamenlijk kunnen besluiten een lid van
de commissie vóór het aflopen van de benoemingstermijn als bedoeld in artikel 6
ontslag te verlenen als het betreffende lid niet naar behoren functioneert.
Voordat het besluit genomen wordt, wordt het betreffende lid in de gelegenheid
gesteld zijn zienswijze te geven op het voornemen tot het verlenen van ontslag.
1.
De
(plaatsvervangende) externe leden en de commissieleden/niet-raadsleden
ontvangen een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie
en andere noodzakelijke bijeenkomsten, krachtens de regeling die in artikel 96
van de Gemeentewet is vastgesteld.
2.
Voor
het optreden als voorzitter van de vergaderingen van de commissie of een kamer
ontvangt het betreffende (plaatsvervangende) externe lid een dubbele vergoeding
als bedoeld in het eerste lid.
3.
Overige
kosten terzake van andere werkzaamheden of bemoeiingen ten behoeve van de
commissie worden vergoed op basis van de werkelijk gemaakte en aantoonbare
kosten.
De voorzitters van de kamers
komen ten minste tweemaal per jaar bijeen voor overleg.
1. Het secretariaat van de
commissie wordt bekleed door een of meer ambtenaren die door het college zijn
aangewezen.
2. Elke kamer wordt bijgestaan
door een secretaris. Het college stelt terzake nadere regels vast.
3. De secretaris is in de
uitoefening van zijn functie uitsluitend verantwoording schuldig aan de
commissie. Het college stelt terzake nadere regels vast.
4. De secretarissen van de kamers
komen ten minste twee maal per jaar bijeen voor overleg.
Artikel 11.
Ontvangst bezwaarschrift
1. Op het ingediende
bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.
2. Het bestuursorgaan stelt het
bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken zo spoedig mogelijk in handen
van de commissie.
3. Als in het bezwaarschrift
gesteld wordt dat het is ingediend namens of mede namens een andere
(natuurlijke of rechts)persoon kan de voorzitter de indiener verzoeken een
schriftelijke machtiging van die andere (natuurlijke of rechts)persoon over te
leggen.
Artikel 12. Verplichting verwerend orgaan
Het verwerend orgaan is
verplicht tijdig aan de commissie alle stukken over te leggen die betrekking
hebben op de zaak die onderwerp is van het bezwaarschrift.
Artikel 13. Inlichtingen en adviezen inwinnen
1. De voorzitter van de commissie
is in verband met de voorbereiding van de behandeling van het bezwaarschrift
bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te doen
inwinnen.
2. De voorzitter kan uit eigen
beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of
inlichtingen inwinnen en dezen zo nodig uitnodigen op de hoorzitting te verschijnen.
3. Als er voor het bestuursorgaan een wettelijke
verplichting bestaat of indien er een wens bestaat, alvorens op een
bezwaarschrift te beslissen, tevens advies in te winnen van een andere
commissie dan de adviescommissie voor bezwaarschriften, dan wacht
laatstgenoemde commissie, alvorens tot behandeling van een bezwaarschrift in
het kader van deze verordening over te gaan, dit advies af en betrekt het bij
de behandeling en het uit te brengen advies.
Artikel 14. Bevoegdheden voorzitter
1. De voorzitter stelt de indiener in de
gelegenheid het verzuim als bedoeld in de artikelen 6:5 en 6:6 van de Algemene
wet bestuursrecht (Awb) binnen een bepaalde termijn te herstellen.
2. Tevens oefent de voorzitter de bevoegdheden
uit als bedoeld in de volgende artikelen van de Awb:
6:17, voorzover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling
door de commissie;
7:4, lid 2 en lid 6
7:6, lid 2 en lid 4.
3. De voorzitter kan de bevoegdheden genoemd in
dit artikel en in artikel 11 lid 3, artikel 13 lid 1 en lid 2, artikel 15 lid 1
en artikel 16 mandateren aan de secretaris van de commissie.
Artikel 15. Hoorzitting
1. De voorzitter van de commissie
bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin belanghebbenden en het
verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld in persoon of bij gemachtigde
door de commissie gehoord te worden.
2. De voorzitter kan een
gemachtigde die ter zitting verschijnt verzoeken een schriftelijke en door de
belanghebbende ondertekende machtiging te overleggen, tenzij hij als advocaat
of procureur is ingeschreven of de belanghebbende zelf met hem verschijnt.
3. De voorzitter kan bepalen dat,
gelet op artikel 7:3 Awb, afgezien wordt van het horen van belanghebbenden;
daarvan wordt mededeling gedaan aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.
4. Het horen geschiedt in beginsel
door drie leden van de commissie, waarvan in beginsel twee externe leden en een
lid als bedoeld in artikel 4 lid 4. De voorzitter kan besluiten dat het horen
geschiedt door een of twee leden van de commissie.
Artikel 16. Aankondiging hoorzitting; verzoek om uitstel
1.
De
voorzitter deelt belanghebbenden en het verwerend orgaan tijdig voor de
zitting schriftelijk mee, dat zij in de gelegenheid worden gesteld door de
commissie gehoord te worden.
2.
Een
belanghebbende of het verwerend orgaan die wijziging wenst van het tijdstip
van de zitting, kan daartoe, onder opgaaf van redenen, een verzoek indienen bij
de voorzitter.
3.
De
beslissing van de voorzitter op een verzoek genoemd in het tweede lid, wordt zo
spoedig mogelijk aan de betrokkene meegedeeld.
4.
De
voorzitter ziet erop toe dat tijdig al hetgeen op basis van het bepaalde in
artikel 7:4 Awb aan de commissie is kenbaar gemaakt, bekend is bij alle
betrokken partijen.
Artikel 17. Niet deelnemen aan de behandeling
De voorzitter en
de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een
bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.
Artikel 18. Openbaarheid hoorzitting
1. De hoorzitting is openbaar.
2. De deuren worden gesloten als
de voorzitter van de commissie of één van de aanwezige leden het nodig oordeelt,
of de indiener van het bezwaarschrift daarom verzoekt.
3. Als de meerderheid van de aanwezige
commissieleden vervolgens beslist dat zwaarwegende belangen zich tegen
openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten
deuren.
4. In afwijking van het hiervoor in de leden 1,
2 en 3 bepaalde zijn de zittingen van de kamers II en IV niet openbaar.
Artikel 19 Nader onderzoek
1. Als na afloop van de zitting maar voordat het advies
wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter
uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek
houden.
2. De informatie die uit het nader onderzoek is
verkregen wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend
orgaan en de belanghebbende toegezonden.
3. De voorzitter beslist of het noodzakelijk is een
nieuwe hoorzitting te beleggen.
4. Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze
verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 20. Beraadslaging en advisering
1. De commissie beraadslaagt en
beslist achter gesloten deuren over het advies dat aan het bestuursorgaan wordt
uitgebracht.
2. De beslissing over het advies
wordt genomen door drie leden.
3. De commissie beslist over het
uit te brengen advies met meerderheid van stemmen.
4. Van een minderheidsstandpunt
wordt bij het advies melding gemaakt als die minderheid dit verlangt.
5. Het advies is gemotiveerd en
bevat een voorstel aan het bestuursorgaan voor de te nemen beslissing op het
bezwaarschrift.
6. Het advies wordt door de
voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.
Artikel 21. Uitbrengen advies
Het advies wordt samen met
het verslag van de hoorzitting tijdig aan het bestuursorgaan uitgebracht.
De indiener van het
bezwaarschrift en overige belanghebbenden ontvangen hiervan te zelfder tijd een
afschrift.
Artikel 22. Toezending beslissing op
bezwaarschrift
1. De commissie ontvangt een
afschrift van de beslissing op het bezwaarschrift.
2. Van het bepaalde in lid 1 kan
op verzoek van de commissie worden afgeweken.
3. Voor zover sprake is van
overige belanghebbenden, anders dan bedoeld in de artikelen 7:12 en 7:26 van de
Algemene wet bestuursrecht, ontvangen ook zij een afschrift van de beslissing
op het bezwaarschrift.
Artikel 23.
Vervolgprocedures
De commissie ontvangt een
afschrift van rechterlijke uitspraken in vervolgprocedures.
Artikel
24. Jaarverslag
De commissie zendt jaarlijks
een verslag van haar werkzaamheden aan de burgemeester, het college en de
raad.
Artikel 25
De Verordening commissie voor de beroep- en
bezwaarschriften wordt ingetrokken.
Artikel 26
Op de (plaatsvervangende)
externe leden die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening
reeds zitting hebben in de commissie is lid 1 van artikel 6 van toepassing.
Artikel 27
Deze verordening treedt zes weken na bekendmaking in
werking.
Artikel 28
Deze verordening kan worden
aangehaald als: Verordening Adviescommissie voor bezwaarschriften.
Aldus vastgesteld in de
openbare raadsvergadering van 25 maart 2004.
,burgemeester
,griffier.
Stuk 49 III
406422
Toelichting
Algemeen
Het is noodzakelijk c.q.
gewenst de Verordening commissie voor de beroep- en bezwaarschriften te
wijzigen om onder meer de volgende redenen:
.
de
in werkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur en de daarbij
behorende Aanpassingswet
.
een
herziening van de samenstelling van Kamer II
.
een
herziening van de zittingsduur van de leden en de mogelijkheid om in meerdere
kamers benoemd te worden
.
een
mogelijkheid te introduceren om commissieleden wegens disfunctioneren te
ontslaan
.
een
extra vergoeding te verstrekken aan de voorzitters
.
de
bevoegdheden van de voorzitter uit te breiden met een mandaatmogelijkheid aan
de secretaris
.
het
vastleggen, gezien jurisprudentie, dat een advies uitgebracht wordt door drie
leden
.
een
praktische bepaling dat het horen, in bijv. overmachtsituaties, ook kan
geschieden door één lid
.
een
procedure vast te leggen voor nader onderzoek na de hoorzitting.
Tenslotte is de
mogelijkheid aangegrepen om de artikelen over de samenstelling en benoeming van
de commissie overzichtelijker te groeperen en om hier en daar taalkundige en
technische verbeteringen aan te brengen.
Sinds de invoering van de
dualisering bij gemeenten stellen de drie bestuursorganen (de burgemeester, het
college van burgemeester en wethouders en de raad) ieder hun eigen
(advies)commissies in. Daarom moet deze verordening, waarbij de Commissie voor
de bezwaarschriften ingesteld wordt en de werkwijze geregeld wordt, ook door de
drie bestuursorganen vastgesteld worden. In artikel 4 wordt geregeld dat de
drie bestuursorganen ook de leden benoemen. De Commissie brengt namelijk advies
uit, afhankelijk van welk bestuursorgaan het bestreden besluit genomen heeft,
aan deze drie bestuursorganen.
Door de Wet dualisering
gemeentebestuur is het niet meer mogelijk beroep in te stellen, bijvoorbeeld
van een besluit van het college bij de raad. De commissie behandelt dus alleen
nog maar bezwaarschriften, zodat de naam in die zin gewijzigd moet worden.
Lid 4.
Sinds de invoering van de
Wet kosten bestuurlijke voorprocedures kunnen reclamanten onder bepaalde
voorwaarden een vergoeding krijgen voor gemaakte kosten. In een gemeentelijke
nota over dit onderwerp, vastgesteld door het Gemeentelijk Management Team, is
bepaald dat de gemeentelijke organisatie deze vergoedingen verstrekt zonder dat
de Commissie hierbij een rol hoeft te spelen. Slechts bij het bepalen van de
zwaarte van de zaak (hetgeen een criterium is voor de hoogte van de vergoeding)
zou de Commissie geconsulteerd kunnen worden, zo is in de nota vermeld. Door
het secretariaat van de Commissie is t.b.v. de gemeentelijke organisatie voor
het berekenen van de vergoeding een checklist/berekeningsformulier opgesteld.
Eind 2004 zal bekeken worden of de gemeentelijke organisatie in staat is gebleken
deze vergoedingen op adequate wijze te verstrekken, of dat wellicht toch
bijstand van de Commissie in deze gewenst is.
Artikel
3 De kamers
De beschrijving van de
rechtsgebieden van de kamers is aangepast aan de huidige terminologie binnen de
gemeente.
In
de oude verordening bestond Kamer II uit twee subkamers: Kamer IIa en Kamer
IIb. Deze splitsing is niet praktisch gebleken voor het agenderen van de
hoorzittingen. Beter is het weer van één Kamer II uit te gaan, echter door de
hoge vergaderfrequentie wel met een groter aantal leden dan de andere Kamers
(zie artikel 4 lid 1).
Ten
aanzien van de taakverdeling tussen Kamer III en de andere kamers: subsidies
horen in het algemeen thuis bij Kamer III, ook die op het terrein van de
rechtsgebieden van de andere kamers. Dit geldt echter niet voor de subsidies
aan natuurlijke personen; die horen bij de desbetreffende kamer.
Artikel 4 Samenstelling en benoeming leden
Lid
1
In
verband met de hoge (wekelijkse) frequentie van de zittingen van Kamer II en de
grote hoeveelheid zaken is het gewenst het aantal leden van deze Kamer te
verhogen tot 5 externe leden en twee raadsleden dan wel
commissieleden/niet-raadsleden. In beginsel houdt deze Kamer echter ook
hoorzittingen met drie leden.
Lid
2
Zoals
hiervoor al genoemd, is in de Wet dualisering gemeentebestuur bepaald dat de
drie bestuursorganen (burgemeester, college en raad) hun ‘eigen’ commissies
hebben, waarin geen leden van de andere bestuursorganen zitting mogen hebben.
Voor de bezwaarschriftencommissie is een uitzondering gemaakt. Wel is het
echter noodzakelijk, omdat deze commissie aan de drie bestuursorganen advies
kan uitbrengen, dat zij door de drie bestuursorganen wordt benoemd.
Lid
3
Het is al de huidige
praktijk dat een aantal leden ook in een andere kamer als plaatsvervanger
benoemd is. Deze mogelijkheid wordt nu expliciet vastgelegd, en ook dat
plaatsvervangers in meerdere (maar ten hoogste twee) kamers benoemd kunnen
worden. Men kan echter geen zittend lid zijn in meerdere kamers.
De Wet dualisering
gemeentebestuur had abusievelijk tot resultaat dat raadsleden geen lid konden
zijn van een commissie die aan de burgemeester of aan het college adviseert
omdat bepaald was dat ieder bestuursorgaan haar eigen adviescommissies had
waarvan geen leden van een ander bestuursorgaan lid konden zijn. In de
Aanpassingswet is deze omissie voor wat betreft bezwaarschriftencommissies
hersteld zodat nu raadsleden weer wel lid van een bezwaarschriftencommissie
kunnen zijn.
De drie
bestuursorganen moeten de commissieleden benoemen omdat de Commissie aan de
drie bestuursorganen kan adviseren.
Toegevoegd is dat de
voorzitters van de kamers II, III en IV plaatsvervangend voorzitter zijn van de
Commissie, in de volgorde van hun benoeming.
In de huidige verordening
kunnen leden en plaatsvervangend leden slechts één maal voor vier jaar
herbenoemd worden. In de praktijk is het echter wenselijk gebleken om te
bepalen dat men weliswaar slechts acht jaar zittend lid kan zijn, maar dat hier
nog een plaatsvervangerschap van vier jaar aan toegevoegd kan worden en om
plaatsvervangers twee keer te kunnen herbenoemen (waarvan ook één of twee
periodes als zittend lid).
Artikel
7 Beëindiging lidmaatschap
In
dit artikel is de mogelijkheid toegevoegd om leden te ontslaan als zij niet
naar behoren functioneren.
Artikel 8 Vergoedingen (plaatsvervangende) externe leden en voorzitters
De (fungerend)
voorzitters van de Kamers hebben een aantoonbaar zwaardere taak dan de overige
commissieleden: zij leiden de hoorzittingen en hebben een zwaardere rol bij de
samenstelling van het advies. Daarom is in de verordening geregeld dat zij een
dubbele vergoeding ontvangen voor het voorzitten van een vergadering van de
commissie.
Artikel
11
In
lid 3 is geregeld dat nu, ter beoordeling van de voorzitter, gevraagd kan
worden een machtiging te overleggen, in plaats van de verplichting deze te
vragen. De Algemene wet bestuursrecht staat dit toe.
Artikel
14
Lid 1 en lid 2
Het is wenselijk uit
efficiencyoverwegingen de voorzitter een aantal bevoegdheden toe te kennen. Het
gaat om de volgende bevoegdheden:
.
de indiener de
gelegenheid geven binnen een bepaalde termijn een verzuim in de formele
vereisten voor een bezwaarschrift te herstellen
.
het verzenden van
stukken naar een gemachtigde
.
stukken ter inzage
leggen
.
het achterwege laten
van het ter inzage leggen van stukken als geheimhouding om gewichtige redenen
geboden is
.
belanghebbenden
afzonderlijk horen
.
het niet meedelen wat
aan de orde is geweest tijdens het afzonderlijk horen van belanghebbenden.
Lid 3
Het is voor de praktische gang van
zaken efficiënt om de voorzitter de mogelijkheid te geven deze en een aantal
andere bevoegdheden aan de secretaris te mandateren.
Artikel
15
Lid
2
Ook
hier weer de bepaling dat, ter beoordeling van de voorzitter, gevraagd kan
worden een machtiging te overleggen, in plaats van de verplichting deze te
vragen.
Lid 3
Van het horen kan worden afgezien als:
. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is
. het bezwaar kennelijk ongegrond is
. belanghebbenden niet gehoord willen worden
. aan het bezwaar volledig tegemoet gekomen is.
Lid
4
In beginsel wordt gehoord met drie leden, waarbij de
voorkeur uitgaat naar twee externe leden en
een commissielid/niet-raadslid. Het kan zich echter voordoen dat één of twee
leden onverwacht verhinderd zijn en niet tijdig een vervanger gevonden kan
worden. De voorzitter kan dan beslissen dat het horen geschiedt door één of twee
leden.
Geschrapt is de bepaling dat
belanghebbende of verweerder binnen 3 dagen na de aankondiging van de
hoorzitting om uitstel moet verzoeken. In de praktijk is dit niet werkbaar en
wordt hier ook niet de hand aan gehouden.
Dit is een nieuw artikel,
waarvan opname gewenst is omdat het in de praktijk nogal eens voorkomt dat na
de hoorzitting nader onderzoek noodzakelijk blijkt.
Artikel 20, lid 3
In artikel 15 is geregeld
dat een hoorzitting plaatsvindt door in beginsel drie leden, doch dat dit ook
door één of twee leden kan geschieden.
In
een uitspraak van de Raad van State over artikel 7:13 Awb (waarin een commissie
van drie leden wordt voorgeschreven) is door deze raad echter gesteld dat een advies door tenminste drie leden moet
worden uitgebracht. Dit artikellid treft hiervoor een voorziening.