Stuk
86 I
413151
Onderwerp: wijziging Reglement van Orde Gemeenteraad
+ toelichting /
wijziging Verordening op
de Raadscommissies + toelichting.
Aan
de gemeenteraad.
Geachte
dames en heren,
Op
21 maart en 25 april 2002 heeft de raad resp. het Reglement van Orde voor zijn
vergaderingen (gewijzigd bij raadsbesluit van 24 april 2003) en de verordening
op de raadscommissies (gewijzigd bij
raadsbesluit van 30 mei 2002) vastgesteld. Na vaststelling is door het presidium
een aantal besluiten genomen die leiden tot aanpassingen in beide regelingen
en/of de toelichting. Daarbij dient een aantal tekstuele aanpassingen te worden
doorgevoerd.
Voorgesteld
wordt het Reglement van Orde en de Verordening op de Raadscommissies
overeenkomstig de genomen presidiumbesluiten en tekstvoorstellen aan te passen.
Verder
zijn op 30 oktober 2003 de financiële verordeningen door de raad vastgesteld.
Bijlage bij deze verordeningen was de indemniteitsprocedure.
Voorgesteld
wordt deze wettelijk voorgeschreven procedure (artikel 198 t/m 201 Gemeentewet)
expliciet in het Reglement van Orde te benoemen en in de toelichting op te
nemen.
Tot
slot is op 25 maart 2004 de verordening op het burgerinitiatief vastgesteld. De
verordening biedt aan verzoeker de
mogelijkheid om het initiatiefvoorstel tijdens de raadsvergadering mondeling
toe te lichten. Het huidige Reglement van Orde kent deze mogelijkheid niet
en behoeft derhalve aanpassing.
Voorgesteld
wordt een nieuw artikel inzake het burgerinitiatief aan het Reglement van Orde
toe te voegen.
In
onderstaand overzicht treft u (in numerieke volgorde) een korte toelichting op
de voorgestelde wijzigingen in Reglement van Orde Gemeenteraad (+ toelichting)
en de Verordening op de raadscommissies. Tevens is een toelichting op de
verordening op de raadscommissies toegevoegd.
I. |
Artikel
4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging. Lid
1 eerste zin luidt thans:’Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad
stelt de raad een commissie in
bestaande uit 3 leden van de raad’. Voorgesteld wordt:
·
de voorzitter met de benoeming van deze commissie te belasten, dit
ter wille van de voortgang in de vergadering. Het onderzoek van de commissie
kan in dat geval eerder plaatsvinden en vergt geen tijd meer tijdens de raadsvergadering;
·
de overige leden van artikel
4 te handhaven;
·
de toelichting op dit punt aan te passen. |
|
|
II. |
Artikel
8b De indiener van een burgerinitiatiefvoorstel ·
een nieuw artikel 8b toe te voegen aan de
verordening, luidend: |
|
‘De
voorzitter nodigt een verzoeker van een burgerinitiatiefvoorstel schriftelijk
uit voor de raadsvergadering waarvoor het voorstel is geagendeerd. De
verzoeker of diens plaatsvervanger heeft tijdens de beraadslaging over het
burgerinitiatiefvoorstel gelegenheid het voorstel toe te lichten ‘. ·
een nadere uitleg in de toelichting op te
nemen. |
|
|
III. |
Artikel
33 Moties Lid
1 luidt thans: Ieder lid kan ter vergadering een motie over een aanhangig onderwerp indienen Voorgesteld
wordt: ·
het indienen van een (actuele) motie over
een niet op de agenda opgenomen onderwerp mogelijk te maken en de tekst
derhalve als volgt aan te passen: Lid 1. Ieder
lid kan ter vergadering een motie indienen. Lid 2. Een motie moet om in behandeling
genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. Een motie over een niet geagendeerd
onderwerp wordt voorafgaand aan de vergadering aan de voorzitter overhandigd. Toe te voegen een nieuw lid 5 luidend: Lid
5. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen
onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn
behandeld. ·
de huidige leden 5 en 6 te vernummeren
naar lid 6 en lid 7. |
|
|
IV. |
Artikel
35 Initiatiefvoorstellen In
het presidiumoverleg van 10 maart 2003 was reeds aan de orde gekomen dat de
procedure rond initiatiefvoorstellen in overeenstemming moest worden gebracht
met het gewicht dat het gebruik van dit raadsinstrument kan hebben. Om de
tekst van artikel 35 in bedoelde richting nader uit te werken wordt de
volgende wijziging voorgesteld: 1.
Een
voorstel aan de raad, uitgaande van één of meer raadsleden, niet zijnde een
voorstel als bedoeld in de artikelen 32 en 34 van dit reglement, moet
schriftelijk en door de voorsteller(s) ondertekend, worden ingediend bij de
voorzitter, die het met in achtneming van de in artikel 7 bedoelde termijnen
op de agenda van de eerstvolgende vergadering plaatst. 2.
De
raad bepaalt de datum van behandeling. Indien de raad bepaalt dat behandeling
plaatsvindt in dezelfde raadsvergadering dan gebeurt dit nadat alle op de
agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad
oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen
met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld. De
raad kan bepalen dat het voorstel eerst voor advies aan een raadscommissie
en/of het college wordt voorgelegd. In dat geval bepaalt de raad in welke
vergadering het voorstel opnieuw wordt geagendeerd. 3.
Het
college maakt zijn mening omtrent een initiatiefvoorstel schriftelijk aan de
raad kenbaar. Indien hij zich niet met het initiatiefvoorstel kan verenigen,
kan het college de raad adviseren het voorstel niet te aanvaarden dan wel na
wijziging te aanvaarden. 4.
Indien
de indieners het voorstel –al dan niet naar aanleiding van het collegeadvies
of het advies van de raadscommissie-
wijzigen, doen zij daarvan schriftelijk mededeling aan de voorzitter.
Deze stelt vervolgens de raad in kennis van de wijzigingen. |
|
|
|
5.
De
voorzitter stelt het initiatiefvoorstel aan de orde op de door de raad
vastgestelde datum ongeacht of het college zijn mening ten aanzien van het
voorstel kenbaar heeft gemaakt, tenzij de voorstellers de voorkeur geven aan
behandeling op een latere datum. Indien zij de voorkeur geven aan behandeling
op een latere datum, doen zij daarvan mededeling aan de raad. 6.
De
raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een
initiatiefvoorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening. |
|
|
V. |
Artikel
36 Schriftelijke vragen ·
deze ongeschreven regel te formaliseren en
op te nemen in de toelichting
behorend bij het Reglement van Orde van de Gemeenteraad. |
|
|
VI. |
Artikel
38 Procedure (meerjaren-)begroting en rekening Voorgesteld
wordt: ·
de in het duaal stelsel voorgeschreven
indemniteitsprocedure (artikel 198 t/m 201 Gemeentewet) in het Reglement van
Orde te benoemen en het artikel te splitsen in twee aparte artikelen luidend: Artikel 38a Procedure begroting
Onverminderd
het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de
behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de
raad vaststelt. Artikel 38b Procedure
jaarrekening
Onverminderd het bepaalde in de
Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening
en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening volgens een
procedure die de raad vaststelt. Het voorgaande geldt eveneens voor het nemen
van een indemniteitsbesluit. ·
de indemniteitsprocedure in de toelichting
op te nemen. |
|
|
VII. |
Art. 41 Notulen: De
notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar liggen
uitsluitend voor de leden ter inzage. Daarbij moeten ze, overeenkomstig het
Reglement van Orde, zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter
vaststelling worden aangeboden. De huidige werkwijze wordt niet als praktisch
ervaren. Voorgesteld wordt: ·
het artikel als volgt aan te passen: |
|
|
|
1. De
notulen van een besloten vergadering worden, onder het opleggen van geheimhouding als bedoeld in art. 25
Gemeentewet, aan de leden toegestuurd. 2. De
notulen worden zo spoedig mogelijk in een openbare
vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan
niet openbaar maken van deze notulen. Het besluit tot openbaarmaking dient
met algemene stemmen tot stand te komen. Indien een van de leden het woord
vraagt, wordt de vergadering besloten verklaard. 3. De
vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend |
I. |
Artikel
1 Begripsomschrijvingen De
voorgestelde wijzigingen betreffen tekstuele aanpassingen van de leden a. en
g. Lid a) het woord ‘of’ wordt geschrapt en vervangen door ‘van’; Lid
g) het woord ‘hamerstukkenagenda’ wordt
geschrapt en vervangen door ‘lijst niet
te bespreken stukken’. |
|
|
II. |
Artikel 9
Vergaderfrequentie
De
voorgestelde wijzigingen in dit artikel betreffen: ·
de bevoegdheid van het presidium om het
vergaderschema vast te stellen; ·
het instellen van een vaste avond t.b.v.
de uitloop van de reguliere vergaderingen en commissies Extern. Voorgesteld
wordt de leden 1 en 3 als volgt aan te passen: Lid 1) de woorden ‘de raad’ worden geschrapt en vervangen door ‘het presidium’ De
tekst van het huidige artikel 3 wordt geschrapt en vervangen door: Lid
3) Op de uitwijkavond kunnen meer commissies,
tegelijkertijd of achtereenvolgend vergaderen.
|
|
|
III. |
Artikel 11 De agenda
De voorgestelde wijzigingen betreffen tekstuele aanpassingen
en verduidelijking van de begrippen agenda, bespreekagenda en lijst niet te
bespreken stukken. Voorgesteld wordt ·
de leden 3 en 4 als volgt te wijzigen: Lid 3 ) De
agenda bestaat uit een bespreekagenda en een lijst niet te bespreken stukken. Op de bespreekagenda van een vergadering kunnen naast het verslag de
volgende stukken voorkomen: a)
raadsvoorstellen ter
bespreking; b)
voorstellen voor
overleg met het college zoals bedoeld in artikel 3; c)
ontwerp-collegebesluiten
als bedoeld in artikel 160, lid 2 Gemeentewet d)
inlichtingen over de
uitoefening van bestuursbevoegdheden door het college als bedoeld in artikel
169 lid 4 Gemeentewet. De laatste alinea ‘De
voorzitter beslist ……………….dan wel ter inzage worden gelegd‘ wordt geschrapt.
|
|
Lid
4) Voorgesteld
wordt: De
tekst van lid 4 te schrappen en te vervangen door: De bespreekagenda gaat vergezeld
van een lijst niet te bespreken
stukken. Deze lijst wordt standaard onderverdeeld in: a)
adviezen
aan de raad (rechtstreeks doorgeleid, zogenaamde hamerstukken); b)
adviezen
aan het college ingevolge artikel 160 lid 2 dan wel artikel 169 lid 4; c)
ter kennisname van het college;
d)
ter kennisname van overigen.
Behoudens
de onder punt d) vermelde stukken kunnen de voorstellen geplaatst op de lijst
niet te bespreken stukken, onder gebruikmaking van het bepaalde in lid 6, ter
bespreking worden gevraagd door de (plv.)commissieleden ·
toe te voegen een nieuw lid 5 luidend: De voorzitter beslist over plaatsing van de
stukken op hetzij de bespreekagenda, hetzij de lijst niet te bespreken
stukken. Tevens bepaalt de voorzitter welke stukken schriftelijk aan de leden
van de commissie worden aangeboden en welke stukken via het Raads
Informatiesysteem ter beschikking worden gesteld, dan wel ter inzage worden
gelegd. ·
het oude lid 5 als volgt aan te passen en
te vernummeren naar lid 6: Lid
5 (wordt lid 6) Het woord ‘hamerstukkenagenda’
wordt geschrapt en vervangen door ‘lijst
niet te bespreken stukken’. ·
de bestaande leden 6 t/m 8 te vernummeren
naar 7 t/m 9 |
|
|
IV. |
Artikel 12 Ter
inzage leggen van stukken en beschikbaarstelling via het Raads Informatie
Systeem
De
wijziging betreft een aanpassing aan de huidige praktijk. Stukken ten behoeve
van een besloten vergadering worden in beginsel, voorzien van het opschrift
geheim, toegezonden aan de (plv.)commissieleden. Voorgesteld wordt: ·
artikel 12 lid 3 daarop als volgt aan te
passen: Lid 3: De
zinsnede ‘blijven deze stukken in
afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de
griffier een lid inzage’ wordt geschrapt en vervangen door de zinsnede ‘worden deze stukken, voorzien van het
opschrift geheim, toegezonden aan de (plv.)commissieleden’. |
|
|
V. |
Artikel 16 Inspraak
Op 1 juli 2004 zal naar verwachting de Wet
uniforme openbare voorbereidings-procedure Awb in werking treden. In deze wet
wordt afdeling 3.4 van de Awb grondig herzien en artikel 150 van de
Gemeentewet (de verplichting tot vaststelling van een inspraakverordening)
gewijzigd. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding
van beleid en zoals bedoeld in afdeling 3.4. van de Awb moet het worden
gezien als een naar tijd en strekking begrensde fase in het totale
besluitvormingsproces; dit niet te verwarren met het spreekrecht zoals
bedoeld bij commissievergaderingen
(zie art. 16 – Inspraak in de Verordening op de raadscommissies). Vooruitlopend
op de inwerkingtreding van de herziene afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht (naar verwachting 1 oktober 2004) stellen wij u voor
overeenstemming te brengen in de te hanteren begrippen en derhalve |
|
|
|
|
·
de titel van artikel 16 ‘Inspraak’ te
schrappen en te vervangen door ‘Spreekrecht voor burgers’. ·
de leden 1 en 2 te schrappen en te
vervangen door: Artikel 16 Spreekrecht voor burgers
1.
Bij ieder op de bespreekagenda geagendeerd voorstel inventariseert de
voorzitter wie van de op de publieke tribune aanwezigen gebruik wenst te
maken van het spreekrecht. 2.
Het woord kan niet gevoerd worden over: 3.
Per instelling/groepering is slechts 1 spreker toegestaan. 4.
Per spreker is maximaal 3 minuten spreektijd beschikbaar. 5.
Sprekers kunnen voorafgaande aan de behandeling van het betrokken
agendapunt het woord voeren 6.
De voorzitter kan toestaan dat ook voor de aanvang van de tweede
discussieronde in de commissie een tweede sprekersronde plaatsvindt. Hij doet
dat uitsluitend indien hij meent dat een reactie van de sprekers op het
betoogde in de eerste termijn nieuwe elementen kan aandragen voor het debat
in de tweede termijn. De spreektijd is dan maximaal 2 minuten. 7. Schriftelijk
ingediende meningen/reacties inzake een specifiek voorstel dan wel een tot
het taakgebied van de commissie behorend beleidsveld kunnen worden ingediend
bij de desbetreffende commissiegriffier. De brieven worden behandeld als een
ingekomen stuk en worden tevens onder alle leden van de commissie verspreid
|
|
|
|
|
VI. |
Artikel 17
Vastlegging van de openbare vergaderingen
Betreft
een presidiumbesluit m.b.t. de publicatie van de conceptbesluitenlijst en een
tekstuele wijziging. Voorgesteld
wordt: ·
lid 2 en 6 als volgt aan te passen: Lid
2: de woorden ‘drie dagen’ worden
geschrapt en vervangen door ‘vier
werkdagen’. Lid
6 – sub d wordt geschrapt en vervangen door: d)
de namen van de afwezige fracties, onder vermelding
of zij met dan wel zonder kennisgeving afwezig zijn en of deze fractie
voorafgaand aan de vergadering bij de voorzitter schriftelijk een standpunt
of informatie op (een) geagendeerd(e) bespreekpunt(en) heeft verstrekt.
|
|
|
|
|
VII |
Artikel 28
Besluitenlijst
Toelichting is overeenkomstig de toelichting bij
de notulen van de raad (art. 41 Reglement van Orde Gemeenteraad).
·
de leden 1 en 2 te schrappen en te
vervangen door: Lid 1) De
besluitenlijst van een besloten vergadering wordt, onder het opleggen van
geheimhouding als bedoeld in artikel 86 Gemeentewet, aan de leden
toegestuurd.
|
|
|
|
|
Lid 2) Deze
besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een openbare vergadering ter
vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een
beslissing over het al dan niet openbaar maken van deze besluitenlijst. De
beslissing tot openbaarmaking dient
door alle aanwezige fracties gesteund te worden. Indien een van de leden het
woord vraagt, wordt de vergadering besloten verklaard.
|
|
|
VIII. |
Artikel 29
Geheimhouding.
In de huidige verordening ontbreekt een artikel
m.b.t. de geheimhouding van mededelingen. Voorgesteld wordt: ·
een nieuw artikel 29 op te nemen in de
verordening luidend: Artikel 29
Geheimhouding mededelingen 1)
Bij
mededelingen die onder de geheimhouding als bedoeld in artikel 86 Gemeentewet
zouden kunnen vallen maakt de voorzitter expliciet melding dat een dergelijke
mededeling zal worden gedaan en stelt een ordedebat in beslotenheid voor
omtrent het instemmen met de op te leggen geheimhouding. 2)
Nadat
de deuren zijn gesloten besluit de commissie of zij wel/niet instemt met de
op te leggen geheimhouding. 3)
Degene die het voornemen had de mededeling te doen
beslist n.a.v. de uitkomst van de discussie of hij de mededeling zal doen.
|
|
|
|
·
het huidige artikel 29
Geheimhouding te vernummeren naar artikel 29a
met als titel ‘Geheimhouding stukken’.
|
|
|
Gezien
het bovenstaande stellen wij u voor, in overeenstemming met het advies van het
presidium en de commissie Middelen & Bestuur, vast te stellen:
1.
de wijziging op het Reglement van Orde voor de
vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Delft;
2. de
wijziging op de Verordening op de raadscommissies 2002.
Hoogachtend,
H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.
R. de Groot ,griffier.
Stuk
86 II
413151
De
raad der gemeente Delft,
gelezen
het voorstel van het presidium van 13 april 2004;
b
e s l u i t :
A.
het
Reglement van Orde Gemeenteraad als volgt te wijzigen:
I. |
Artikel
4 lid 1 De
eerste zin wordt geschrapt en vervangen door: ‘Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad
stelt de voorzitter van de raad een commissie in bestaande uit drie leden van
de raad’.
|
|
|
II. |
Toe
wordt gevoegd: een nieuw artikel 8b luidend: Artikel 8b De
indiener van een burgerinitiatiefvoorstel
|
|
|
III. |
Artikel 33 Moties
De leden 1 en 2 worden geschrapt en vervangen
door:
1) Ieder
lid kan ter vergadering een motie indienen. 2) Een
motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de
voorzitter worden ingediend. Een motie over een niet geagendeerd onderwerp
wordt voorafgaand aan de vergadering aan de voorzitter overhandigd. Toe
wordt gevoegd een nieuw lid 5 luidend: 5) De
behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp
vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld. De huidige leden 5 en 6 worden vernummerd naar lid
6 en lid 7.
|
|
|
IV. |
Artikel 35 Initiatiefvoorstellen
De leden 1 t/m 4 worden geschrapt en vervangen door:
1) Een
voorstel aan de raad, uitgaande van één of meer raadsleden, niet zijnde een
voorstel als bedoeld in de artikelen 32 en 34 van dit reglement, moet
schriftelijk en door de voorsteller(s) ondertekend, worden ingediend bij de
voorzitter, die het met in achtneming van de in artikel 7 bedoelde termijnen
op de agenda van de eerstvolgende vergadering plaatst. 2) De
raad bepaalt de datum van behandeling. Indien de raad bepaalt dat behandeling
plaatsvindt in dezelfde raadsvergadering dan gebeurt dit nadat alle op de
agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad
oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen
met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld. De
raad kan bepalen dat het voorstel eerst voor advies aan een raadscommissie
en/of het college wordt voorgelegd. In dat geval bepaalt de raad in welke
vergadering het voorstel opnieuw wordt geagendeerd. 3)
Het college maakt zijn
mening omtrent een aan hem voorgelegd initiatiefvoorstel schriftelijk aan de
raad kenbaar. Indien hij zich niet met het initiatiefvoorstel kan verenigen,
kan het college de raad adviseren het voorstel niet te aanvaarden dan wel na
wijziging te aanvaarden.
|
|
4) Indien
de indieners het voorstel –al dan niet naar aanleiding van het collegeadvies
of het advies van een raadscommissie-
wijzigen, doen zij daarvan schriftelijk mededeling aan de voorzitter.
Deze stelt vervolgens de raad in kennis van de wijzigingen. 5)
De voorzitter stelt het
initiatiefvoorstel aan de orde op de door de raad vastgestelde datum ongeacht
of het college zijn mening ten aanzien van het voorstel kenbaar heeft
gemaakt, tenzij de voorstellers de voorkeur geven aan behandeling op een
latere datum. Indien zij de voorkeur geven aan behandeling op een latere
datum, doen zij daarvan mededeling aan de raad.
6)
De raad kan voorwaarden
stellen aan de indiening en behandeling van een initiatiefvoorstel, niet
zijnde een voorstel voor een verordening.
|
|
|
V. |
Artikel 38 Procedure (meerjaren-)begroting en
rekening wordt opgesplitst in twee
aparte artikelen. Zij komen als volgt te luiden: Artikel 38a Procedure begroting
Onverminderd het
bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de
behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de
raad vaststelt. Artikel 38b Procedure
jaarrekening
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet
geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het
jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening volgens een procedure
die de raad vaststelt. Het voorgaande geldt eveneens voor het nemen van een
indemniteitsbesluit.
|
|
|
VI. |
Artikel
41 Notulen De leden 1. en
2. worden geschrapt en vervangen door: 1) De
notulen van een besloten vergadering worden, onder het opleggen van geheimhouding
als bedoeld in artikel 25 Gemeentewet, aan de leden toegestuurd. 2)
De notulen worden zo spoedig
mogelijk in een openbare vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens
deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken
van deze notulen. Het besluit tot openbaarmaking dient met algemene stemmen
tot stand te komen. Indien een van de leden het woord vraagt, wordt de
vergadering besloten verklaard.
|
B. de Verordening op de raadscommissies als
volgt te wijzigen:
I. |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen Lid a) het woord ‘of’ wordt geschrapt en
vervangen door ‘van’ Lid g) het woord ‘hamerstukkenagenda’ wordt
geschrapt en vervangen door ‘lijst
niet te bespreken stukken’
|
|
|
II. |
Artikel 9
Vergaderfrequentie
Lid 1
wordt als volgt gewijzigd: De woorden ‘de raad’ worden geschrapt en
vervangen door ‘het presidium’. De
tekst van het huidige lid 3 wordt geschrapt en vervangen door: 3.
Commissies Extern worden in
beginsel gepland op de dinsdag voorafgaand aan de raadsvergadering. Tevens
wordt deze avond benut voor de voortzetting van geschorste vergaderingen,
tenzij door het presidium hierover anders wordt beslist. Op de uitwijkavond
kunnen meer commissies, tegelijkertijd of achtereenvolgend vergaderen.
|
III. |
Artikel 11 Agenda
De leden 3 en 4
worden als volgt gewijzigd: De tekst van lid 3 wordt geschrapt en vervangen
door: 3)
De agenda bestaat uit een bespreekagenda en een lijst niet te bespreken
stukken. Op de bespreekagenda van een
vergadering kunnen naast het verslag de volgende stukken voorkomen: a)
raadsvoorstellen ter
bespreking ; b)
voorstellen voor
overleg met het college zoals bedoeld in artikel 3; c)
ontwerp-collegebesluiten
als bedoeld in artikel 160, lid 2 Gemeentewet d)
inlichtingen
over de uitoefening van bestuursbevoegdheden door het college als bedoeld in
artikel 169 lid 4 Gemeentewet
De tekst van lid 4 wordt geschrapt en vervangen
door: 4)
De bespreekagenda gaat vergezeld van een lijst niet te bespreken stukken. a) adviezen
aan de raad (rechtstreeks doorgeleid, zogenaamde hamerstukken); b) adviezen
aan het college ingevolge artikel 160 lid 2 dan wel artikel 169 lid 4; c)
ter kennisname van het
college;
d)
ter kennisname van overigen.
Behoudens de onder punt d) vermelde stukken
kunnen de voorstellen geplaatst op de lijst niet te bespreken stukken, onder
gebruikmaking van het bepaalde in lid 6, ter bespreking worden gevraagd door
de (plv.)commissieleden Toe
wordt gevoegd een nieuw lid 5 luidend: 5) De
voorzitter beslist over plaatsing van de stukken op hetzij de bespreekagenda,
hetzij de lijst niet te bespreken stukken. Tevens bepaalt de voorzitter welke
stukken schriftelijk aan de leden van de commissie worden aangeboden en welke
stukken via het Raads Informatiesysteem ter beschikking worden gesteld, dan
wel ter inzage worden gelegd. |
|
Het oude lid 5 wordt vernummerd naar lid 6: Het woord ‘hamerstukkenagenda’ wordt geschrapt en
vervangen door ‘lijst niet te bespreken stukken’. De bestaande leden 6 t/m 8 worden vernummerd naar 7 t/m
9
|
|
|
IV. |
Artikel 12 Ter
inzage leggen van stukken en beschikbaarstelling via het Raads Informatie
Systeem
Lid 3 wordt geschrapt en vervangen door: 3)
Indien voor stukken op grond
van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is
opgelegd, worden deze stukken voorzien van het opschrift geheim, toegezonden
aan de (plv.)commissieleden
|
|
|
V. |
Artikel 16 Inspraak
|
|
Artikel 16 Spreekrecht burgers
1.
Bij ieder op de bespreekagenda geagendeerd voorstel inventariseert de
voorzitter wie van de op de publieke tribune aanwezigen gebruik wenst te
maken van het spreekrecht. 2.
Het woord kan niet gevoerd worden over: 3.
Per instelling/groepering is slechts 1 spreker toegestaan. 4.
Per spreker is maximaal 3 minuten spreektijd beschikbaar. 5.
Sprekers kunnen voorafgaande aan de behandeling van het betrokken
agendapunt het woord voeren 6.
De voorzitter kan toestaan dat ook voor de aanvang van de tweede
discussieronde in de commissie een tweede sprekersronde plaatsvindt. Hij doet
dat uitsluitend indien hij meent dat een reactie van de sprekers op het
betoogde in de eerste termijn nieuwe elementen kan aandragen voor het debat
in de tweede termijn. De spreektijd is dan maximaal 2 minuten. 7.
Schriftelijk
ingediende meningen/reacties inzake een specifiek voorstel dan wel een tot
het taakgebied van de commissie behorend beleidsveld kunnen worden ingediend
bij de desbetreffende commissiegriffier. De brieven worden behandeld als een
ingekomen stuk en worden tevens onder alle leden van de commissie verspreid.
|
|
|
VI. |
Artikel 17 Vastlegging van de openbare
vergaderingen
Lid
2 wordt als volgt gewijzigd: De
woorden ‘drie dagen’ worden geschrapt en vervangen door ‘vier werkdagen’. Lid
6 – sub d wordt geschrapt en vervangen door: d)
de namen van de afwezige
fracties, onder vermelding of zij met dan wel zonder kennisgeving afwezig
zijn en of deze fracties voorafgaand aan de vergadering bij de voorzitter
schriftelijk een standpunt of informatie op (een) geagendeerd(e)
bespreekpunt(en) heeft verstrekt.
|
|
|
VII. |
Artikel 28 Besluitenlijst
De leden 1 en 2 worden
geschrapt en vervangen door: 1) De
besluitenlijst van een besloten vergadering wordt, onder het opleggen van
geheimhouding als bedoeld in artikel 86 Gemeentewet, aan de leden
toegestuurd. 2)
De besluitenlijst wordt zo
spoedig mogelijk in een openbare vergadering ter vaststelling aangeboden.
Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een beslissing over het al
dan niet openbaar maken van deze besluitenlijst. De beslissing tot
openbaarmaking dient door alle aanwezige fracties gesteund te worden. Indien
een van de leden het woord vraagt, wordt de vergadering besloten verklaard.
|
|
|
VIII. |
Het huidige artikel 29 wordt geschrapt en
vervangen door een nieuw artikel 29
luidend:
Artikel 29 Geheimhouding mededelingen
1) Bij
mededelingen die kunnen vallen onder de geheimhouding als bedoeld in artikel
86 Gemeentewet, maakt de voorzitter expliciet melding dat een dergelijke
mededeling zal worden gedaan en stelt een ordedebat in beslotenheid voor
omtrent het instemmen met de op te leggen geheimhouding. 2) Nadat
de deuren zijn gesloten besluit de commissie of zij wel/niet instemt met de
op te leggen geheimhouding. 3) Degene die het voornemen
had de mededeling te doen beslist n.a.v. de uitkomst van de discussie of hij
de mededeling zal doen. |
|
|
|
Het huidige artikel 29 wordt vernummerd naar
artikel 29a. De titel van het artikel wordt als volgt
gewijzigd: Artikel 29a Geheimhouding stukken
|
|
|
Aldus vastgesteld in de
openbare raadsvergadering van 27 mei 2004.
,burgemeester.
,griffier.
Stuk 86 III
413151
A. Artikelsgewijze toelichting behorend bij het
Reglement van Orde .
De toelichting wordt als volgt aangepast:
Artikel
8b betreft een nadere uitwerking van artikel 7 lid 6 van de verordening op het
burgerinitiatief .Dit artikel voorziet in de
mogelijkheid dat indieners van burgerinitiatiefvoorstellen of de
plaatsvervangers in de gelegenheid worden gesteld om hun voorstel mondeling toe
te lichten en eventuele vragen van raadsleden te beantwoorden.
Toelichting
artikel 33
In artikel 33 is het indienen van een (actuele) motie over een niet op
de agenda opgenomen onderwerp mogelijk gemaakt. In de praktijk is behoefte
ontstaan aan de mogelijkheid om als raad een uitspraak te doen, door middel van
het indienen van een motie, naar aanleiding van beraadslagingen in een
commissie of over actuele zaken waarbij het niet mogelijk is geweest deze in
een commissie aan de orde te stellen. Het juist toepassen van dit instrument
maakt mogelijk het gebruik van de interpellatie voor te behouden voor situaties
waarin de verantwoording van de burgemeester en/of het college over het
gevoerde beleid centraal staat.
De behandeling van
motie(s) over niet op de agenda opgenomen onderwerpen (behandeling vindt overeenkomstig lid vijf plaats aan het eind
van de agenda) levert een nieuw agendapunt op. Bij de behandeling van de motie
kunnen regulier moties, aangaande het
onderwerp van de in behandeling zijnde motie, worden ingediend.
De toelichting
op artikel 35 wordt geschrapt en vervangen door onderstaande tekst:
Artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet geeft
een raadslid het recht een voorstel voor een verordening of een ander voorstel
ter behandeling in de raad in te dienen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt
dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening
wordt ingediend en behandeld. Het eerste en het tweede lid van artikel 35
voorzien hierin. Artikel 147a, derde lid, van de Gemeentewet bepaalt in
tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, dat voor andere
initiatiefvoorstellen geen verplichte behandeling voorgeschreven is. Dit
betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in
behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel dan de wijziging van een
verordening. Hiertoe is lid 6 opgenomen.
Het eerste lid van het artikel houdt in dat
de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst;
maar de voorzitter plaatst het voorstel echter niet meer op de agenda, nadat de
oproep verzonden is. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele
raadslid om op grond van artikel 8 derde lid, het initiatiefvoorstel toch aan
de agenda toe te voegen. Aangezien het voor de hand ligt om de raad tevens de
mogelijkheid te geven om een initiatiefvoorstel tezamen met een ander
geagendeerd voorstel of onderwerp te behandelen, is deze mogelijkheid in het
tweede lid opgenomen. Als de raad andere voorwaarden voor het indienen van een
initiatiefvoorstel, niet zijnde een verordening, wenselijk acht, kunnen deze op
basis van het zesde lid worden vastgesteld.
Initiatiefvoorstellen moeten aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen.
Het gaat dan met name om de volgende
aandachtspunten:
·
Een
inleiding met eventuele voorgeschiedenis, vermelding van eerdere
besluitvorming, aanleiding tot het voorstel;
·
Beschrijving
van de problematiek, vermelding van relevante aspecten en eventuele relaties
met andere beleidsterreinen;
·
Financiële
consequenties;
·
Motivering
van de keuze, het toepasselijk beleidskader;
·
Adviezen
van deelgemeente(n) en raadscommissies;
·
Formulering
van een concreet voorstel, waarbij duidelijk moet worden aangegeven waartoe
wordt besloten, bij besluiten van algemene strekking (zoals beleidsnota’s) moet
aangegeven worden waarover een uitspraak van de raad verlangd wordt.
Elk voorstel moet voorzien zijn van een
ontwerpbesluit. Bij voorstellen die strekken tot wijziging van de begroting
moet een comptabiliteitsbesluit gevoegd zijn.
Initiatiefvoorstellen van raadsleden moeten zoveel mogelijk voldoen aan
bovengenoemde inhoudelijke kwaliteitseisen en in ieder geval inzicht geven in
de financiële consequenties van het voorstel en de beoogde dekking daarvan.
Behandeling van het initiatiefvoorstel in de vergadering vindt plaats
als volgt:
1) De indiener krijgt de mogelijkheid het
initiatiefvoorstel kort toe te lichten;
2) De raad reageert in 1e termijn
3) Het college geeft een reactie op het
voorstel
4) Indiener reageert op 1e termijn
raad en reactie college
5) Vervolgens volgt een 2e termijn
6) Slotreactie indiener
7)
Stemming.
Toelichting artikel 36
Schriftelijke vragen
De toelichting op artikel
36 wordt geschrapt en vervangen door onderstaande tekst
Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen
aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. In een dualistisch stelsel zijn wethouders
geen lid meer van de raad. Het is van belang dat zij bij dit instrument ook op
de hoogte worden gesteld van de inhoud van de vraag. Door de toevoeging van
‘het college’ aan het tweede lid wordt
hierin voorzien. Verder dient het college de vragensteller gemotiveerd in
kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen
kan plaatsvinden. Dit wordt in het vierde lid tot uitdrukking gebracht.
In situaties waarin fracties identieke vragen stellen (schriftelijk dan
wel tijdens rondvragen in
commissievergaderingen e.d.), over een onderwerp waarover reeds door een
andere fractie schriftelijk vragen zijn gesteld, wordt verwezen naar de eerder
schriftelijk ingediende vragen en de verwachte datum van beantwoording.
Vragen over hetzelfde onderwerp maar met een andere strekking/politieke
lading worden direct in behandeling genomen en overeenkomstig dit artikel
behandeld.
Toelichting artikel 37
Interpellatie
De toelichting op artikel
37 wordt geschrapt en vervangen door onderstaande tekst
1.
De
interpellant krijgt van de voorzitter de gelegenheid tot het stellen van de
reeds schriftelijk ingediende vragen en kan deze vragen zonodig verduidelijken
of motiveren. De interpellant wordt niet geïnterrumpeerd.
2.
Na
het stellen van de vragen krijgt het collegelid tot wie de vragen zich richt gelegenheid tot antwoord. Indien de
vragen zich tot meerdere collegeleden richten, krijgen deze daaropvolgend
gelegenheid tot antwoord.
3.
Na
de beantwoording door het collegelid/ de collegeleden vindt behandeling van het
onderwerp op de gebruikelijke wijze als bedoeld in artikel 20 dit Reglement van
Orde plaats.
4.
Interpellant
krijgt de gelegenheid tot het afleggen van een slotverklaring. Indien deze
daarvan gebruik maakt, krijgt het collegelid eveneens gelegenheid voor een
slotverklaring.
5.
De
stemming over eventueel ingediende moties vindt plaats.
Het verloop van een indemniteitsprocedure is als volgt:
1.
Als
de raad na kennisneming van de rekening zoals die door het college van burgemeester
en wethouders wordt aangeboden, alsmede van het verslag van bevindingen en de
verklaring van de accountant, tot de conclusie komt dat een of meer uitgaven
niet rechtmatig zijn geschied, wordt het college daarvan onverwijld op de
hoogte gesteld, onder vermelding van de gerezen bezwaren.
2.
Het
college bereidt vervolgens een indemniteitsbesluit voor. Door middel van een
dergelijk besluit worden de
onrechtmatige uitgaven alsnog gesanctioneerd, waarna de rekening alsnog kan
worden vastgesteld. Uiteraard zal het college bij die gelegenheid inhoudelijk
moeten reageren op de gerezen bezwaren.
3.
De
raad kan dan besluiten in te stemmen met het door het college opgestelde
ontwerpindemniteitsbesluit. Daarop stelt hij alsnog de rekening vast.
4. Als de raad echter niet instemt met het
ontwerpbesluit of dit besluit niet naar behoren vaststelt, zendt het college
het ontwerp ter vaststelling naar gedeputeerde staten, zoals dat op grond van
artikel 202 van de Gemeentewet (artikel 200 in het voorstel) nu al gebeurt ten
aanzien van de rekening. Onder het niet naar behoren vaststellen van het
indemniteitsbesluit en in relatie hiermee van de rekening wordt in dit verband
verstaan het zodanig vaststellen dat
bepaalde uitgaven die wel zijn gedaan, buiten de rekening gehouden
worden. Gedeputeerde staten kunnen er dan voor zorgen, door het indemniteitsbesluit en de rekening wel naar
behoren vast te stellen, dat het college van burgemeester en wethouders alsnog
wordt gedéchargeerd.
B. Artikelsgewijze toelichting behorend bij de
Verordening op de Raadscommissies.
Er
wordt een toelichting toegevoegd aan de Verordening op de Raadscommissies
luidend:
Om te voorkomen dat de omschrijving van
terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, zijn in deze
bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.
Het achtste
en negende lid zijn coördinatiebepalingen. Als een onderwerp meerdere
commissies aangaat, zal moeten worden vastgesteld in welke raadscommissie(s)
het onderwerp besproken zal worden. In geval van een gezamenlijke vergadering
vervult de voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat, de
rol van voorzitter. Het spreekt voor zich dat dan ook de commissiegriffier van die
commissie de functie van commissiegriffier vervult.
De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in
artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de
besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de
burgemeester. De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt
tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of
onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad
uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad.
De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad,
die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.
De raadscommissie bepaalt evenals de raad zijn
eigen agenda. Dit betekent dat de voorzitter van de raadscommissie bepaalt of
een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad
wordt besproken. Hierover kan uiteraard ook overleg plaatsvinden in het
presidium en bij de indieners van voorstellen advies worden gevraagd.
De raad bepaalt de samenstelling van de
raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor
dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de
raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het
eerste lid van artikel 4 voor dat een raadscommissie bestaat uit ten minste één
en maximaal twee leden per fractie. De verhoudingen in de raadscommissies
hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de
verhoudingen in de raad..
Om tot een evenwichtige verdeling te komen is
gekozen voor een minimum en een maximum aantal leden Zoals ook uit het vierde
lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel
is er in deze bepaling vanuit gegaan dat de politieke groeperingen (fracties)
de in het eerste lid bedoelde leden voordragen (maximaal 3 niet-raadsleden).
Daarnaast moeten de in het eerste lid bedoelde leden op grond van deze bepaling
op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan.
Op grond van het vierde lid moeten leden, evenals
raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15
van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten
zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties
openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen
en niet in strijd mogen handelen met artikel 15 van de Gemeentewet.
Om er voor te zorgen dat iedere fractie en met name
ook de kleine fracties in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van
de raadscommissie bepaalt het vijfde lid dat iedere fractie ten minste één en
maximaal twee plaatsvervangend leden (per raadscommissie) kan voordragen. Voor
de plaatsvervangende leden gelden dezelfde eisen als voor het lid van een
raadscommissie. De vervangingsregeling geldt uitsluitend voor de op basis van
het eerste lid benoemde leden.
Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft
voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden
bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun
plaatsvervangers “uit zijn midden” benoemt.
Op basis van het tweede lid, is de voorzitter geen
lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de
voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn
tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie.
Een voorzitter geeft geen eigen inhoudelijke inbreng.
Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend)
voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissies in de eerste vergadering
van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de
zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de
zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 6, eerste lid). Aangezien het
echter niet altijd mogelijk zal zijn om de voorzitters direct na de
verkiezingen te benoemen, is er voor gekozen om geen termijn in artikel 5,
eerste lid, op te nemen. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 4, derde lid.
De zittingsperiode van de leden, de voorzitters en
hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in
principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad
hoeft hen niet te ontslaan.
Op grond van het tweede lid eindigt het
lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet
meer voldoet aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen en indien een lid
is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke
verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de
raad (zevende lid).
De raad kan een lid van een raadscommissie op
voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie
kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De
(plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie kan de raad ook zonder
voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend)
voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het
vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van tussentijdse vacature, hetzij
door ontslag het zij door overlijden.
Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een
commissiegriffier. Afhankelijk van de omvang van de griffie is dit een
medewerker van de griffie of een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke
organisatie. Indien de commissiegriffier een medewerker van de griffie is, is
de raad werkgever, benoemt deze de commissiegriffier en regelt zijn vervanging.
Als de commissiegriffier een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie
is, is het college werkgever. De raad zal in deze situatie in overleg met het
college moeten beslissen welke ambtenaar deze functie vervult en wie hem bij
zijn afwezigheid of verhindering vervangt. De betreffende ambtenaar voert de
werkzaamheden onder aansturing en verantwoordelijkheid van de griffier uit.
De commissiegriffier is altijd bij de vergaderingen
van de raadscommissie aanwezig. Of de griffier aanwezig is in de vergaderingen
van de raadscommissies zal afhangen van de omvang van de griffie en het daarmee
samenhangende profiel van de commissiegriffier.
De burgemeester en de wethouders zijn vanaf het
moment van inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur geen lid
meer van raadscommissies (artikel 82, tweede lid). Hun aanwezigheid is daardoor
niet langer vanzelfsprekend, de raadscommissie kan per vergadering beslissen of
de aanwezigheid van een collegelid al dan niet gewenst is en of hij aan de
beraadslagingen mag deelnemen. Artikel 82, vijfde lid van de Gemeentewet, dat
artikel 21, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaard, is hiervoor
de grondslag. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten
vergaderingen. In openbare vergaderingen kunnen collegeleden uiteraard altijd
aanwezig zijn. Deelnemen aan de beraadslagingen kunnen zij echter alleen als de
raadscommissie hiermee instemt. In de regel zullen ze veelal wel aanwezig zijn
ten behoeve van het voeren van overleg en het uitoefenen van controle door de
raadscommissie.
Om te komen tot een praktische regeling is er in
deze bepaling voor gekozen om de voorzitter van de raadscommissie een
voorlopige beslissing omtrent de aanwezigheid van de burgemeester of een
wethouder en de deelname aan de beraadslagingen te laten nemen. Als de
raadscommissie het niet met deze voorlopige beslissing van de voorzitter eens
is, kan zij bij aanvang van de vergadering anders beslissen. Een expliciete
beslissing bij iedere vergadering is niet nodig. Als de raadscommissie niet
aangeeft dat de aanwezigheid van (een lid van) het college niet gewenst is,
volstaat de beslissing van de commissievoorzitter.
De raadscommissies vinden plaats op een door het
presidium vastgestelde vaste dag en plaats voorafgaand aan de vergaderingen van
de raad. Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig
oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen. Indien vergaderingen
worden geschorst wordt zij in beginsel voortgezet op de dinsdag voorafgaand aan
de raadsvergadering. Deze avond wordt tevens benut voor vergaderingen van de
commissie Extern. Op de uitwijkavond kunnen meer commissievergaderingen,
tegelijkertijd of achtereenvolgens, plaatsvinden. Indien een raadscommissie een
hoorzitting wil houden, kan de voorzitter gebruik maken van het vijfde lid en
een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter
hierover overleg voert met de griffier.
Toelichting artikel 10
De leden van een raadscommissie ontvangen een
oproep inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken tenminste tien
dagen en tenminste twee weekeinden voor de vergadering. Indien in spoedeisende
gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn
minimaal 48 uur voor een vergadering.
Voor het verzenden van de oproep, stelt de
voorzitter van een raadscommissie de agenda voorlopig vast. Uiteindelijk
bepaalt een raadscommissie echter zijn eigen agenda. De agenderende rol van een
raadscommissie komt tot uitdrukking in het zesde, zevende, achtste en negende
lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een
onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid en voor inlichtingen of advies aan
het college wordt gezonden. Een raadscommissie bepaalt vervolgens in welke
vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het
college. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het
college of de secretaris.
Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende
stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen
op de agenda dienen, op het Stadhuis (voor de fracties) en op het Stadskantoor
voor een ieder ter inzage gelegd. Tevens worden zij op het Raads Informatie
Systeem geplaatst.
Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de
Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de
schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter
openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken
worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare
kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier
een regeling voor.
De presentielijst en de ondertekening door de
voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat
het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om de
vergoedingen voor de leden van een raadscommissie te kunnen vaststellen.
Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het
vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke
bepaling in de Gemeentewet. Artikel 15 voorziet hierin. Indien meer dan de
helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en de presentielijst
heeft getekend, kan worden vergaderd. Het derde lid voorziet in een regeling
voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de
afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden
kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op
welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep
uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zit, mag er vanuit
worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke
oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt
met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.
Deze bepaling heeft een
facultatief karakter. Indien een raadscommissie het wenselijk acht dat burgers
de gelegenheid krijgen om in te spreken, biedt deze bepaling hiervoor de
grondslag. Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de
betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van doelstellingen van
de vernieuwing van het lokaal bestuur.
Het spreekrecht is beperkt
gehouden tot de op de bespreekagenda geagendeerde onderwerpen, omdat burgers op
die manier een doeltreffende bijdrage kunnen leveren aan de beraadslagingen van
een raadscommissie. Doordat het spreekrecht betrekking heeft op geagendeerde
onderwerpen, kan een burger alleen inspreken over onderwerpen die een
raadscommissie aangaan. Als een burger zich meldt voor een onderwerp dat een
andere raadscommissie aangaat, ligt het voor de hand dat de griffier de
betreffende persoon naar de juiste raadscommissie verwijst.
In het tweede lid zijn drie
onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit
van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende
is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep
instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en
aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat
inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van
personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun
ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen.
De conceptbesluitenlijst wordt tegelijkertijd met
de schriftelijk oproep voor de eerstvolgende vergadering aan de leden
toegezonden. De voorzitter, de leden en de collegeleden hebben het recht een
voorstel tot wijziging te doen. Een voorstel tot wijziging kan tot het moment
van vaststelling bij de commissiegriffier worden ingediend. Het recht om
aanpassing voor te stellen komt ook toe
aan de voorzitter, een lid en een collegelid, dat bij de desbetreffende vergadering
niet aanwezig was. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een
voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de
raadscommissie de besluitenlijst vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk
voorstel is niet vatbaar voor beroep (zie jurisprudentie van de Afdeling Rechtspraak
van de Raad van State).
De commissiegriffier stelt de besluitenlijst op,
maar de uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt hiervoor bij de griffier op
grond van het zevende lid. Na vaststelling van de besluitenlijst ondertekenen de voorzitter en de
commissiegriffier deze.
Indien er andere sprekers zijn, bepaalt de
voorzitter vanaf welke plaats zij spreken.
Het tweede lid bewerkstelligt dat een lid, de
voorzitter, de burgemeester of een wethouder op ieder gewenst moment een
voorstel van orde kan doen. Een voorstel van orde heeft betrekking op het
verloop van de vergadering. Artikel 22 geeft een regeling voor een voorstel van
orde. Het tweede lid heeft geen betrekking op interrupties.
Het stellen van vragen dient ook als een
spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter
afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een
portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de commissieleden in de eerste
en tweede termijn. Na afloop van de tweede termijn worden geen (korte) reacties
gegeven. Indien de commissie van mening is, dat na de tweede termijn verdere
beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.
Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een
raadscommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de
leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter
hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak om
de orde tijdens de vergadering te handhaven voorstellen doen om de spreektijd
te beperken.
Ieder lid heeft te allen tijde het recht een
voorstel van orde te doen (zie ook artikel 19, tweede lid). De beslissing of er
inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende
raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging,
besloten door de raadscommissie.
Het eerste lid verzekert dat leden van een
raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn uiteraard interrupties
toegestaan. De voorzitter kan bij een overvloed aan interrupties of in het
belang van de voortgang van de beraadslagingen bepalen dat een spreker zijn
betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van
raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt
artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van de
Gemeentewet van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies.
Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te
spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering
zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als
commissieleden niet-raadsleden.
Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in
bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo
nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de
voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de
orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het
verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien
een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering
voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid is sluit aan bij
artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft
ten aanzien van raadsleden.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het
geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als
verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de
publieke tribune wordt verwezen naar artikel 31 van deze verordening.
Om de duur van vergaderingen niet te beperken wordt
over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in
zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid
opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen
een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot
uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt
aan ieder individueel lid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering,
aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee
agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook
individuele leden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.
Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid
aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee
mogelijkheden: er wordt direct tot advisering overgegaan of aan de
beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 20).
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in
artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde
lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden
van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen.
Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde
functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.
Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de
burgemeester, de wethouders en de secretaris. Deze hebben op grond van de
artikelen 8, 18 en 19 van deze verordening reeds het recht om aan de
beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet
dezelfde rechten als de leden. Een
andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot
wijziging van de notulen, een voorstel over de spreektijd of over de orde van
de vergadering.
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij
vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie
anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de
besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester.
Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de
raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad
en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten,
wordt de standpunten van alle fracties opgenomen. Fracties die noch aan de
beraadslaging over een voorstel hebben deelgenomen, noch voorafgaand aan de
vergadering aan de voorzitter schriftelijk een standpunt hebben overlegd,
worden geacht in te stemmen met het voorstel. Het ligt voor de hand dat indien
een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, dat hier afzonderlijk
melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.
Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing
zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig
verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De
bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voorzover de
toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de
vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor
openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die
betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een
raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van
de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.
Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat
deze verordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid, hierin
voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 Gemeentewet van overeenkomstige
toepassing verklaard op raadscommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van
de raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een
vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de
raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een
besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet
openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.
Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de
Gemeentewet is artikel 23 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Het
vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten
vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt
gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist.
Toelichting artikel 29 en 29a
Hetgeen besproken wordt in een besloten
vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor
is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig.
Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter
van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan
een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding
opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad
of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van
de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig
is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien
waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de
geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.
Toelichting artikel 30
Zoals uit de toelichting op artikel 30 blijkt kan
de raad de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen.
In deze bepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt
gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Toelichting artikel 31
Artikel 26, eerste en tweede lid, van de
Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde
verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging
kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de
Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.
Toelichting artikel 32
Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie
in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en
beeldregistraties maken. Zij dienen dit wel vooraf aan de voorzitter te melden. Het maken van dergelijke
registraties is uiteraard niet toegestaan indien het een besloten vergadering
betreft.
Toelichting artikel 33
Artikel 33 heeft betrekking op het mobiele
telefoonverkeer. Het afgaan van mobiele telefoons werkt verstorend tijdens de
vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit
noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele
telefoon wel stand-by te laten staan.
Deze artikelen behoeven geen toelichting.