Stuk 86 I

413151

 

 

Onderwerp:       wijziging Reglement van Orde Gemeenteraad + toelichting /

                        wijziging Verordening op de Raadscommissies + toelichting.

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

Op 21 maart en 25 april 2002 heeft de raad resp. het Reglement van Orde voor zijn vergaderingen (gewijzigd bij raadsbesluit van 24 april 2003) en de verordening op de raadscommissies  (gewijzigd bij raadsbesluit van 30 mei 2002) vastgesteld. Na vaststelling is door het presidium een aantal besluiten genomen die leiden tot aanpassingen in beide regelingen en/of de toelichting. Daarbij dient een aantal tekstuele aanpassingen te worden doorgevoerd.

Voorgesteld wordt het Reglement van Orde en de Verordening op de Raadscommissies overeenkomstig de genomen presidiumbesluiten en tekstvoorstellen aan te passen.

 

Verder zijn op 30 oktober 2003 de financiële verordeningen door de raad vastgesteld. Bijlage bij deze verordeningen was de indemniteitsprocedure.

Voorgesteld wordt deze wettelijk voorgeschreven procedure (artikel 198 t/m 201 Gemeentewet) expliciet in het Reglement van Orde te benoemen en in de toelichting op te nemen.

 

Tot slot is op 25 maart 2004 de verordening op het burgerinitiatief vastgesteld. De verordening biedt  aan verzoeker de mogelijkheid om het initiatiefvoorstel tijdens de raadsvergadering mondeling toe te lichten. Het huidige Reglement van Orde kent deze mogelijkheid niet en  behoeft derhalve aanpassing.

Voorgesteld wordt een nieuw artikel inzake het burgerinitiatief aan het Reglement van Orde toe te voegen.

 

In onderstaand overzicht treft u (in numerieke volgorde) een korte toelichting op de voorgestelde wijzigingen in Reglement van Orde Gemeenteraad (+ toelichting) en de Verordening op de raadscommissies. Tevens is een toelichting op de verordening op de raadscommissies toegevoegd.

 

A.  Reglement van Orde Gemeenteraad (RvO)

I.

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging.

Lid 1 eerste zin luidt thans:’Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit 3 leden van de raad’.

 

Voorgesteld wordt:

·         de voorzitter met de benoeming van deze commissie te belasten, dit ter wille van de voortgang in de vergadering. Het onderzoek van de commissie kan in dat geval eerder plaatsvinden en vergt geen tijd meer tijdens de raadsvergadering;

·         de overige leden van artikel 4 te handhaven;

·         de toelichting op dit punt aan te passen.

 

 

II.

Artikel 8b De indiener van een burgerinitiatiefvoorstel
Om een indiener van een burgerinitiatiefvoorstel in de gelegenheid te stellen zijn/haar voorstel toe te lichten wordt voorgesteld:

·         een nieuw artikel 8b toe te voegen aan de verordening, luidend:

 

 

 

De voorzitter nodigt een verzoeker van een burgerinitiatiefvoorstel schriftelijk uit voor de raadsvergadering waarvoor het voorstel is geagendeerd. De verzoeker of diens plaatsvervanger heeft tijdens de beraadslaging over het burgerinitiatiefvoorstel gelegenheid het voorstel toe te lichten.

·         een nadere uitleg in de toelichting op te nemen.

 

 

III.

Artikel 33 Moties

Lid 1 luidt thans: Ieder lid kan ter vergadering een motie over een aanhangig onderwerp indienen

 

Voorgesteld wordt:

·         het indienen van een (actuele) motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp mogelijk te maken en de tekst derhalve als volgt aan te passen:

 

 Lid 1. Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

Lid 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. Een motie over een niet geagendeerd onderwerp wordt voorafgaand aan de vergadering aan de voorzitter overhandigd.

Toe te voegen een nieuw lid 5 luidend:

Lid 5. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

·         de huidige leden 5 en 6 te vernummeren naar lid 6 en lid 7.

 

 

IV.

Artikel 35 Initiatiefvoorstellen

In het presidiumoverleg van 10 maart 2003 was reeds aan de orde gekomen dat de procedure rond initiatiefvoorstellen in overeenstemming moest worden gebracht met het gewicht dat het gebruik van dit raadsinstrument kan hebben. Om de tekst van artikel 35 in bedoelde richting nader uit te werken wordt de volgende wijziging voorgesteld:

 

1.       Een voorstel aan de raad, uitgaande van één of meer raadsleden, niet zijnde een voorstel als bedoeld in de artikelen 32 en 34 van dit reglement, moet schriftelijk en door de voorsteller(s) ondertekend, worden ingediend bij de voorzitter, die het met in achtneming van de in artikel 7 bedoelde termijnen op de agenda van de eerstvolgende vergadering plaatst.

2.       De raad bepaalt de datum van behandeling. Indien de raad bepaalt dat behandeling plaatsvindt in dezelfde raadsvergadering dan gebeurt dit nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld. De raad kan bepalen dat het voorstel eerst voor advies aan een raadscommissie en/of het college wordt voorgelegd. In dat geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw wordt geagendeerd.

3.       Het college maakt zijn mening omtrent een initiatiefvoorstel schriftelijk aan de raad kenbaar. Indien hij zich niet met het initiatiefvoorstel kan verenigen, kan het college de raad adviseren het voorstel niet te aanvaarden dan wel na wijziging te aanvaarden.

4.       Indien de indieners het voorstel –al dan niet naar aanleiding van het collegeadvies of het advies van de raadscommissie-  wijzigen, doen zij daarvan schriftelijk mededeling aan de voorzitter. Deze stelt vervolgens de raad in kennis van de wijzigingen.

 

 

 

 

5.       De voorzitter stelt het initiatiefvoorstel aan de orde op de door de raad vastgestelde datum ongeacht of het college zijn mening ten aanzien van het voorstel kenbaar heeft gemaakt, tenzij de voorstellers de voorkeur geven aan behandeling op een latere datum. Indien zij de voorkeur geven aan behandeling op een latere datum, doen zij daarvan mededeling aan de raad.

6.       De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

 

 

V.

Artikel 36 Schriftelijke vragen
In de praktijk komt het voor dat er schriftelijke vragen zijn gesteld en dat fracties tijdens een commissievergadering (in de rondvraag) mondeling identieke vragen stellen over hetzelfde onderwerp. Om dubbele beantwoording te voorkomen wordt in dergelijk geval gebruik gemaakt van een jarenlange traditie / ongeschreven regel dat de fractie die het eerst vragen heeft gesteld, het eerst beantwoord wordt. Voorgesteld wordt:

·         deze ongeschreven regel te formaliseren en op te nemen in de toelichting  behorend bij het Reglement van Orde van de Gemeenteraad.

 

 

VI.

Artikel 38 Procedure (meerjaren-)begroting en rekening
Het huidige artikel luidt: Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschieden de voorbereiding, het onderzoek en de behandeling van de (meerjaren-)begroting en de gemeenterekening volgens een procedure die de raad vaststelt.

Voorgesteld wordt:

·         de in het duaal stelsel voorgeschreven indemniteitsprocedure (artikel 198 t/m 201 Gemeentewet) in het Reglement van Orde te benoemen en het artikel te splitsen in twee aparte artikelen luidend:

 

Artikel 38a Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

 

Artikel 38b Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening volgens een procedure die de raad vaststelt. Het voorgaande geldt eveneens voor het nemen van een indemniteitsbesluit.

 

·         de indemniteitsprocedure in de toelichting op te nemen.

 

 

VII.

Art. 41 Notulen:

De notulen van een besloten vergadering worden niet rond­gedeeld, maar liggen uitsluitend voor de leden ter inzage. Daarbij moeten ze, overeenkomstig het Reglement van Orde, zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling worden aangeboden. De huidige werkwijze wordt niet als praktisch ervaren. Voorgesteld wordt:

·         het artikel als volgt aan te passen:

 

 

 

 

 

 

1.       De notulen van een besloten vergadering worden, onder het opleggen van geheimhouding als bedoeld in art. 25 Gemeentewet, aan de leden toegestuurd.

2.       De notulen worden zo spoedig mogelijk in een openbare vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. Het besluit tot openbaarmaking dient met algemene stemmen tot stand te komen. Indien een van de leden het woord vraagt, wordt de vergadering besloten verklaard.

3.       De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend

 

 

B.  Verordening op de Raadscommissies

 

I.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De voorgestelde wijzigingen betreffen tekstuele aanpassingen van de leden a. en g.
Voorgesteld wordt deze leden als volgt aan te passen:

Lid a) het woord ‘of’ wordt geschrapt en vervangen door ‘van’;

Lid g) het woord ‘hamerstukkenagenda’ wordt geschrapt en vervangen door ‘lijst niet te bespreken stukken’.

 

 

II.

Artikel 9 Vergaderfrequentie

De voorgestelde wijzigingen in dit artikel betreffen:

·         de bevoegdheid van het presidium om het vergaderschema vast te stellen;

·         het instellen van een vaste avond t.b.v. de uitloop van de reguliere vergaderingen en commissies Extern.

Voorgesteld wordt de leden 1 en 3 als volgt aan te passen:

Lid 1) de woorden ‘de raad’  worden geschrapt en vervangen door ‘het presidium’

De tekst van het huidige artikel 3 wordt geschrapt en vervangen door:

Lid 3)
Commissies Extern worden in beginsel gepland op de dinsdag voorafgaand aan de raadsvergadering. Tevens wordt deze avond benut voor de voortzetting van geschorste vergaderingen, tenzij door het presidium hierover anders wordt beslist.

Op de uitwijkavond kunnen meer commissies, tegelijkertijd of achtereenvolgend vergaderen.

 

 

III.

Artikel 11 De agenda

De voorgestelde wijzigingen betreffen tekstuele aanpassingen en verduidelijking van de begrippen agenda, bespreekagenda en lijst niet te bespreken stukken.

 

Voorgesteld wordt

·         de leden 3 en 4 als volgt te wijzigen:

Lid 3 )

De agenda bestaat uit een bespreekagenda en een lijst niet te bespreken stukken.

Op de bespreekagenda van een vergadering kunnen naast het verslag de volgende stukken voorkomen:

a)       raadsvoorstellen ter bespreking;

b)       voorstellen voor overleg met het college zoals bedoeld in artikel 3;

c)       ontwerp-collegebesluiten als bedoeld in artikel 160, lid 2 Gemeentewet

d)       inlichtingen over de uitoefening van bestuursbevoegdheden door het college als bedoeld in artikel 169 lid 4 Gemeentewet.

De laatste alinea ‘De voorzitter beslist ……………….dan wel ter inzage worden gelegd‘ wordt geschrapt.

 

 

 

Lid 4)

Voorgesteld wordt:

De tekst van lid 4 te schrappen en te vervangen door:

De bespreekagenda gaat vergezeld van een lijst niet te bespreken stukken. Deze lijst wordt standaard onderverdeeld in:

a)       adviezen aan de raad (rechtstreeks doorgeleid, zogenaamde hamerstukken);

b)      adviezen aan het college ingevolge artikel 160 lid 2 dan wel artikel 169 lid 4;

c)       ter kennisname van het college;

d)       ter kennisname van overigen.

Behoudens de onder punt d) vermelde stukken kunnen de voorstellen geplaatst op de lijst niet te bespreken stukken, onder gebruikmaking van het bepaalde in lid 6, ter bespreking worden gevraagd door de (plv.)commissieleden

 

·         toe te voegen een nieuw lid 5 luidend:

De voorzitter beslist over plaatsing van de stukken op hetzij de bespreekagenda, hetzij de lijst niet te bespreken stukken. Tevens bepaalt de voorzitter welke stukken schriftelijk aan de leden van de commissie worden aangeboden en welke stukken via het Raads Informatiesysteem ter beschikking worden gesteld, dan wel ter inzage worden gelegd.

 

·         het oude lid 5 als volgt aan te passen en te vernummeren naar lid 6:

Lid 5 (wordt lid 6)

Het woord ‘hamerstukkenagenda’ wordt geschrapt en vervangen door ‘lijst niet te bespreken stukken’.

 

·         de bestaande leden 6 t/m 8 te vernummeren naar 7 t/m 9

 

 

IV.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken en beschikbaarstelling via het Raads Informatie Systeem

De wijziging betreft een aanpassing aan de huidige praktijk. Stukken ten behoeve van een besloten vergadering worden in beginsel, voorzien van het opschrift geheim, toegezonden aan de (plv.)commissieleden. 

Voorgesteld wordt:

·         artikel 12 lid 3 daarop als volgt aan te passen:

Lid 3:

De zinsnede ‘blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier een lid inzage’ wordt geschrapt en vervangen door de zinsnede ‘worden deze stukken, voorzien van het opschrift geheim, toegezonden aan de (plv.)commissieleden’.

 

 

V.

Artikel 16 Inspraak

Op 1 juli 2004 zal naar verwachting de Wet uniforme openbare voorbereidings-procedure Awb in werking treden. In deze wet wordt afdeling 3.4 van de Awb grondig herzien en artikel 150 van de Gemeentewet (de verplichting tot vaststelling van een inspraakverordening) gewijzigd.

Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding van beleid en zoals bedoeld in afdeling 3.4. van de Awb moet het worden gezien als een naar tijd en strekking begrensde fase in het totale besluitvormingsproces; dit niet te verwarren met het spreekrecht zoals bedoeld bij  commissievergaderingen (zie art. 16 – Inspraak in de Verordening op de raadscommissies).

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de herziene afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (naar verwachting 1 oktober 2004) stellen wij u voor overeenstemming te brengen in de te hanteren begrippen en derhalve

 

 

 

 

·         de titel van artikel 16 ‘Inspraak’ te schrappen en te vervangen door ‘Spreekrecht voor burgers’.

·         de leden 1 en 2 te schrappen en te vervangen door:

 

Artikel 16 Spreekrecht voor burgers

1.       Bij ieder op de bespreekagenda geagendeerd voorstel inventariseert de voorzitter wie van de op de publieke tribune aanwezigen gebruik wenst te maken van het spreekrecht.

2.       Het woord kan niet gevoerd worden over:
a)   een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat
      of heeft opengestaan;
b)  benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen:
c)  een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet
     bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

3.       Per instelling/groepering is slechts 1 spreker toegestaan.

4.       Per spreker is maximaal 3 minuten spreektijd beschikbaar.

5.       Sprekers kunnen voorafgaande aan de behandeling van het betrokken agendapunt het woord voeren

6.       De voorzitter kan toestaan dat ook voor de aanvang van de tweede discussieronde in de commissie een tweede sprekersronde plaatsvindt. Hij doet dat uitsluitend indien hij meent dat een reactie van de sprekers op het betoogde in de eerste termijn nieuwe elementen kan aandragen voor het debat in de tweede termijn. De spreektijd is dan maximaal 2 minuten.

7.       Schriftelijk ingediende meningen/reacties inzake een specifiek voorstel dan wel een tot het taakgebied van de commissie behorend beleidsveld kunnen worden ingediend bij de desbetreffende commissiegriffier. De brieven worden behandeld als een ingekomen stuk en worden tevens onder alle leden van de commissie verspreid

 

 

VI.

Artikel 17 Vastlegging van de openbare vergaderingen

Betreft een presidiumbesluit m.b.t. de publicatie van de conceptbesluitenlijst en een tekstuele wijziging.

 

Voorgesteld wordt:

·         lid 2 en 6 als volgt aan te passen:

Lid 2: de woorden ‘drie dagen’ worden geschrapt en vervangen door ‘vier werkdagen’.

Lid 6 – sub d wordt geschrapt en vervangen door:

d)       de namen van de afwezige fracties, onder vermelding of zij met dan wel zonder kennisgeving afwezig zijn en of deze fractie voorafgaand aan de vergadering bij de voorzitter schriftelijk een standpunt of informatie op (een) geagendeerd(e) bespreekpunt(en) heeft verstrekt.

 

 

VII

Artikel 28 Besluitenlijst

Toelichting is overeenkomstig de toelichting bij de notulen van de raad (art. 41 Reglement van Orde Gemeenteraad).


Voorgesteld wordt:

·         de leden 1 en 2 te schrappen en te vervangen door:

Lid 1)

De besluitenlijst van een besloten vergadering wordt, onder het opleggen van geheimhouding als bedoeld in artikel 86 Gemeentewet, aan de leden toegestuurd.

 

 

 

 

Lid 2)

Deze besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een openbare vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van deze besluitenlijst. De beslissing  tot openbaarmaking dient door alle aanwezige fracties gesteund te worden. Indien een van de leden het woord vraagt, wordt de vergadering besloten verklaard.

 

 

VIII.

Artikel 29 Geheimhouding.

In de huidige verordening ontbreekt een artikel m.b.t. de geheimhouding van mededelingen.

 

Voorgesteld wordt:

·         een nieuw artikel 29 op te nemen in de verordening luidend:

Artikel 29 Geheimhouding mededelingen

1)       Bij mededelingen die onder de geheimhouding als bedoeld in artikel 86 Gemeentewet zouden kunnen vallen maakt de voorzitter expliciet melding dat een dergelijke mededeling zal worden gedaan en stelt een ordedebat in beslotenheid voor omtrent het instemmen met de op te leggen geheimhouding.

2)       Nadat de deuren zijn gesloten besluit de commissie of zij wel/niet instemt met de op te leggen geheimhouding.

3)       Degene die het voornemen had de mededeling te doen beslist n.a.v. de uitkomst van de discussie of hij de mededeling zal doen.

 

 

 

·         het huidige artikel 29 Geheimhouding te vernummeren naar artikel 29a met als titel ‘Geheimhouding stukken’.

 

 

Gezien het bovenstaande stellen wij u voor, in overeenstemming met het advies van het presidium en de commissie Middelen & Bestuur, vast te stellen:

 

1.      de wijziging op het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Delft;

2.      de wijziging op de Verordening op de raadscommissies 2002.

 

Hoogachtend,

 

H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.

 

 

 

R. de Groot                   ,griffier.


Stuk 86 II

413151

De raad der gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van het presidium van 13 april 2004;

 

b e s l u i t :

 

A.      het Reglement van Orde Gemeenteraad als volgt te wijzigen:

 

I.

Artikel 4 lid 1

De eerste zin wordt geschrapt en vervangen door:

‘Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de voorzitter van de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad’.

 

 

II.

Toe wordt gevoegd: een nieuw artikel 8b luidend:

Artikel 8b De indiener van een burgerinitiatiefvoorstel
De voorzitter nodigt een verzoeker van een burgerinitiatiefvoorstel schriftelijk uit voor de raadsvergadering waarvoor het voorstel is geagendeerd. De verzoeker of diens plaatsvervanger heeft tijdens de beraadslaging over het burgerinitiatiefvoorstel gelegenheid het voorstel toe te lichten. 

 

 

III.

Artikel 33 Moties

De leden 1 en 2 worden geschrapt en vervangen door:

1)       Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

2)       Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. Een motie over een niet geagendeerd onderwerp wordt voorafgaand aan de vergadering aan de voorzitter overhandigd.

Toe wordt gevoegd een nieuw lid 5 luidend:

5)       De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

De huidige leden 5 en 6 worden vernummerd naar lid 6 en lid 7.

 

 

IV.

Artikel 35 Initiatiefvoorstellen

De leden 1 t/m 4 worden geschrapt en vervangen door:

1)       Een voorstel aan de raad, uitgaande van één of meer raadsleden, niet zijnde een voorstel als bedoeld in de artikelen 32 en 34 van dit reglement, moet schriftelijk en door de voorsteller(s) ondertekend, worden ingediend bij de voorzitter, die het met in achtneming van de in artikel 7 bedoelde termijnen op de agenda van de eerstvolgende vergadering plaatst.

2)       De raad bepaalt de datum van behandeling. Indien de raad bepaalt dat behandeling plaatsvindt in dezelfde raadsvergadering dan gebeurt dit nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld. De raad kan bepalen dat het voorstel eerst voor advies aan een raadscommissie en/of het college wordt voorgelegd. In dat geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw wordt geagendeerd.

3)       Het college maakt zijn mening omtrent een aan hem voorgelegd initiatiefvoorstel schriftelijk aan de raad kenbaar. Indien hij zich niet met het initiatiefvoorstel kan verenigen, kan het college de raad adviseren het voorstel niet te aanvaarden dan wel na wijziging te aanvaarden.

 

4)       Indien de indieners het voorstel –al dan niet naar aanleiding van het collegeadvies of het advies van een raadscommissie-  wijzigen, doen zij daarvan schriftelijk mededeling aan de voorzitter. Deze stelt vervolgens de raad in kennis van de wijzigingen.

5)       De voorzitter stelt het initiatiefvoorstel aan de orde op de door de raad vastgestelde datum ongeacht of het college zijn mening ten aanzien van het voorstel kenbaar heeft gemaakt, tenzij de voorstellers de voorkeur geven aan behandeling op een latere datum. Indien zij de voorkeur geven aan behandeling op een latere datum, doen zij daarvan mededeling aan de raad.

6)       De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

 

 

V.

Artikel 38 Procedure (meerjaren-)begroting en rekening  wordt opgesplitst in twee aparte artikelen. Zij komen als volgt te luiden:

Artikel 38a Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

 

Artikel 38b Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening volgens een procedure die de raad vaststelt. Het voorgaande geldt eveneens voor het nemen van een indemniteitsbesluit.

 

 

VI.

Artikel 41 Notulen

De leden 1. en 2. worden geschrapt en vervangen door:

1)       De notulen van een besloten vergadering worden, onder het opleggen van geheimhouding als bedoeld in artikel 25 Gemeentewet, aan de leden toegestuurd.

2)       De notulen worden zo spoedig mogelijk in een openbare vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. Het besluit tot openbaarmaking dient met algemene stemmen tot stand te komen. Indien een van de leden het woord vraagt, wordt de vergadering besloten verklaard.

 

B. de Verordening op de raadscommissies als volgt te wijzigen:

I.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Lid a) het woord ‘of’ wordt geschrapt en vervangen door ‘van’

Lid g) het woord ‘hamerstukkenagenda’ wordt geschrapt en vervangen door ‘lijst

          niet te bespreken stukken’

 

 

II.

Artikel 9 Vergaderfrequentie

Lid 1  wordt als volgt gewijzigd:

De woorden ‘de raad’ worden geschrapt en vervangen door ‘het presidium’.

De tekst van het huidige lid 3 wordt geschrapt en vervangen door:

3.       Commissies Extern worden in beginsel gepland op de dinsdag voorafgaand aan de raadsvergadering. Tevens wordt deze avond benut voor de voortzetting van geschorste vergaderingen, tenzij door het presidium hierover anders wordt beslist. Op de uitwijkavond kunnen meer commissies, tegelijkertijd of achtereenvolgend vergaderen.

 

III.

Artikel 11 Agenda

De leden 3 en 4  worden als volgt gewijzigd:

De tekst van lid 3 wordt geschrapt en vervangen door:

3) De agenda bestaat uit een bespreekagenda en een lijst niet te bespreken stukken. Op de bespreekagenda van een vergadering kunnen naast het verslag de volgende stukken voorkomen:

a)       raadsvoorstellen ter bespreking ;

b)       voorstellen voor overleg met het college zoals bedoeld in artikel 3;

c)       ontwerp-collegebesluiten als bedoeld in artikel 160, lid 2 Gemeentewet

d)       inlichtingen over de uitoefening van bestuursbevoegdheden door het college als bedoeld in artikel 169 lid 4 Gemeentewet

De tekst van lid 4 wordt geschrapt en vervangen door:

4) De bespreekagenda gaat vergezeld van een lijst niet te bespreken stukken.
    Deze lijst wordt standaard onderverdeeld in:

a)       adviezen aan de raad (rechtstreeks doorgeleid, zogenaamde hamerstukken);

b)       adviezen aan het college ingevolge artikel 160 lid 2 dan wel artikel 169 lid 4;

c)       ter kennisname van het college;

d)       ter kennisname van overigen.

Behoudens de onder punt d) vermelde stukken kunnen de voorstellen geplaatst op de lijst niet te bespreken stukken, onder gebruikmaking van het bepaalde in lid 6, ter bespreking worden gevraagd door de (plv.)commissieleden

 

Toe wordt gevoegd een nieuw lid 5 luidend:

5)       De voorzitter beslist over plaatsing van de stukken op hetzij de bespreekagenda, hetzij de lijst niet te bespreken stukken. Tevens bepaalt de voorzitter welke stukken schriftelijk aan de leden van de commissie worden aangeboden en welke stukken via het Raads Informatiesysteem ter beschikking worden gesteld, dan wel ter inzage worden gelegd.

 

 

Het oude lid 5 wordt vernummerd naar lid 6:

Het woord ‘hamerstukkenagenda’ wordt geschrapt en vervangen door ‘lijst niet te bespreken stukken’.

 

De bestaande leden 6 t/m 8 worden vernummerd naar 7 t/m 9

 

 

IV.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken en beschikbaarstelling via het Raads Informatie Systeem

Lid 3 wordt geschrapt en vervangen door:

3)       Indien voor stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, worden deze stukken voorzien van het opschrift geheim, toegezonden aan de (plv.)commissieleden

 

 

V.

Artikel 16 Inspraak
Artikel 16 wordt geschrapt en vervangen door:

 

 

 

 

 

Artikel 16 Spreekrecht burgers

1.       Bij ieder op de bespreekagenda geagendeerd voorstel inventariseert de voorzitter wie van de op de publieke tribune aanwezigen gebruik wenst te maken van het spreekrecht.

2.       Het woord kan niet gevoerd worden over:
a)  een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep
     openstaat of heeft opengestaan;
b)  benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen:
c)  een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet
     bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

3.       Per instelling/groepering is slechts 1 spreker toegestaan.

4.       Per spreker is maximaal 3 minuten spreektijd beschikbaar.

5.       Sprekers kunnen voorafgaande aan de behandeling van het betrokken agendapunt het woord voeren

6.       De voorzitter kan toestaan dat ook voor de aanvang van de tweede discussieronde in de commissie een tweede sprekersronde plaatsvindt. Hij doet dat uitsluitend indien hij meent dat een reactie van de sprekers op het betoogde in de eerste termijn nieuwe elementen kan aandragen voor het debat in de tweede termijn. De spreektijd is dan maximaal 2 minuten.

7.       Schriftelijk ingediende meningen/reacties inzake een specifiek voorstel dan wel een tot het taakgebied van de commissie behorend beleidsveld kunnen worden ingediend bij de desbetreffende commissiegriffier. De brieven worden behandeld als een ingekomen stuk en worden tevens onder alle leden van de commissie verspreid.

 

 

VI.

Artikel 17 Vastlegging van de openbare vergaderingen

Lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

De woorden ‘drie dagen’ worden geschrapt en vervangen door ‘vier werkdagen’.

Lid 6 – sub d wordt geschrapt en vervangen door:

d)       de namen van de afwezige fracties, onder vermelding of zij met dan wel zonder kennisgeving afwezig zijn en of deze fracties voorafgaand aan de vergadering bij de voorzitter schriftelijk een standpunt of informatie op (een) geagendeerd(e) bespreekpunt(en) heeft verstrekt.

 

 

VII.

Artikel 28 Besluitenlijst

De leden 1 en 2 worden geschrapt en vervangen door:

1)       De besluitenlijst van een besloten vergadering wordt, onder het opleggen van geheimhouding als bedoeld in artikel 86 Gemeentewet, aan de leden toegestuurd.

2)       De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een openbare vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van deze besluitenlijst. De beslissing tot openbaarmaking dient door alle aanwezige fracties gesteund te worden. Indien een van de leden het woord vraagt, wordt de vergadering besloten verklaard.

 

 

 

VIII.

Het huidige artikel 29 wordt geschrapt en vervangen door een nieuw artikel 29  luidend:

Artikel 29 Geheimhouding mededelingen

1)       Bij mededelingen die kunnen vallen onder de geheimhouding als bedoeld in artikel 86 Gemeentewet, maakt de voorzitter expliciet melding dat een dergelijke mededeling zal worden gedaan en stelt een ordedebat in beslotenheid voor omtrent het instemmen met de op te leggen geheimhouding.

2)       Nadat de deuren zijn gesloten besluit de commissie of zij wel/niet instemt met de op te leggen geheimhouding.

3)       Degene die het voornemen had de mededeling te doen beslist n.a.v. de uitkomst van de discussie of hij de mededeling zal doen.

 

 

 

Het huidige artikel 29 wordt vernummerd naar artikel 29a.

 

De titel van het artikel wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 29a Geheimhouding stukken

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 mei 2004.

 

 

 

            ,burgemeester.

 

 

 

                  ,griffier.

 


Stuk 86 III

413151

 

 

 

A.  Artikelsgewijze toelichting behorend bij het Reglement van Orde .
De toelichting wordt als volgt aangepast
:

Toelichting artikel 4:
De eerste zin van de toelichting op artikel 4 luidend: ‘De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht als de voorzitter van het centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd’, wordt geschrapt.
De overige tekst blijft gehandhaafd.

 

Toelichting artikel 8
In de toelichting wordt na de zin:
‘Het presidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien.’ de volgende zinsnede toegevoegd: ‘, daarbij rekening houdend met niet behandelde voorstellen uit de voorgaande vergadering, welke bovenaan de agenda van de eerstvolgende vergadering worden geplaatst (en ook als eerste behandeld zullen worden, tenzij de raad daarover anders beslist).

 

Toelichting artikel 8b wordt nieuw toegevoegd en luidt als volgt:

Artikel 8b betreft een nadere uitwerking van artikel 7 lid 6 van de verordening op het burgerinitiatief .Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat indieners van burgerinitiatiefvoorstellen of de plaatsvervangers in de gelegenheid worden gesteld om hun voorstel mondeling toe te lichten en eventuele vragen van raadsleden te beantwoorden.

 

Toelichting artikel 33

De toelichting op artikel 33 wordt geschrapt en vervangen door onderstaande tekst:

In artikel 33 is het indienen van een (actuele) motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp mogelijk gemaakt. In de praktijk is behoefte ontstaan aan de mogelijkheid om als raad een uitspraak te doen, door middel van het indienen van een motie, naar aanleiding van beraadslagingen in een commissie of over actuele zaken waarbij het niet mogelijk is geweest deze in een commissie aan de orde te stellen. Het juist toepassen van dit instrument maakt mogelijk het gebruik van de interpellatie voor te behouden voor situaties waarin de verantwoording van de burgemeester en/of het college over het gevoerde beleid centraal staat.

De behandeling van motie(s) over niet op de agenda opgenomen onderwerpen  (behandeling vindt overeenkomstig lid vijf plaats aan het eind van de agenda) levert een nieuw agendapunt op. Bij de behandeling van de motie kunnen regulier moties, aangaande  het onderwerp van de in behandeling zijnde motie, worden ingediend. 

 

Toelichting artikel 35

De toelichting op artikel 35 wordt geschrapt en vervangen door onderstaande tekst:

Artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet geeft een raadslid het recht een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in de raad in te dienen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld. Het eerste en het tweede lid van artikel 35 voorzien hierin. Artikel 147a, derde lid, van de Gemeentewet bepaalt in tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, dat voor andere initiatiefvoorstellen geen verplichte behandeling voorgeschreven is. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel dan de wijziging van een verordening. Hiertoe is lid 6 opgenomen.

 

Het eerste lid van het artikel houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst; maar de voorzitter plaatst het voorstel echter niet meer op de agenda, nadat de oproep verzonden is. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 8 derde lid, het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen. Aangezien het voor de hand ligt om de raad tevens de mogelijkheid te geven om een initiatiefvoorstel tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp te behandelen, is deze mogelijkheid in het tweede lid opgenomen. Als de raad andere voorwaarden voor het indienen van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een verordening, wenselijk acht, kunnen deze op basis van het zesde lid worden vastgesteld.
Initiatiefvoorstellen moeten aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen.

Het gaat dan met name om de volgende aandachtspunten:

·         Een inleiding met eventuele voorgeschiedenis, vermelding van eerdere besluitvorming, aanleiding tot het voorstel;

·         Beschrijving van de problematiek, vermelding van relevante aspecten en eventuele relaties met andere beleidsterreinen;

·         Financiële consequenties;

·         Motivering van de keuze, het toepasselijk beleidskader;

·         Adviezen van deelgemeente(n) en raadscommissies;

·         Formulering van een concreet voorstel, waarbij duidelijk moet worden aangegeven waartoe wordt besloten, bij besluiten van algemene strekking (zoals beleidsnota’s) moet aangegeven worden waarover een uitspraak van de raad verlangd wordt.

Elk voorstel moet voorzien zijn van een ontwerpbesluit. Bij voorstellen die strekken tot wijziging van de begroting moet een comptabiliteitsbesluit gevoegd zijn.

Initiatiefvoorstellen van raadsleden moeten zoveel mogelijk voldoen aan bovengenoemde inhoudelijke kwaliteitseisen en in ieder geval inzicht geven in de financiële consequenties van het voorstel en de beoogde dekking daarvan.

Behandeling van het initiatiefvoorstel in de vergadering vindt plaats als volgt:

1)      De indiener krijgt de mogelijkheid het initiatiefvoorstel kort toe te lichten;

2)      De raad reageert in 1e termijn

3)      Het college geeft een reactie op het voorstel

4)      Indiener reageert op 1e termijn raad en reactie college

5)      Vervolgens volgt een 2e termijn

6)      Slotreactie indiener

7)      Stemming.

 

Toelichting artikel 36 Schriftelijke vragen

De toelichting op artikel 36 wordt geschrapt en vervangen door onderstaande tekst

Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. In een dualistisch stelsel zijn wethouders geen lid meer van de raad. Het is van belang dat zij bij dit instrument ook op de hoogte worden gesteld van de inhoud van de vraag. Door de toevoeging van ‘het college’ aan het  tweede lid wordt hierin voorzien. Verder dient het college de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. Dit wordt in het vierde lid tot uitdrukking gebracht.

In situaties waarin fracties identieke vragen stellen (schriftelijk dan wel tijdens rondvragen in  commissievergaderingen e.d.), over een onderwerp waarover reeds door een andere fractie schriftelijk vragen zijn gesteld, wordt verwezen naar de eerder schriftelijk ingediende vragen en de verwachte datum van beantwoording.

Vragen over hetzelfde onderwerp maar met een andere strekking/politieke lading worden direct in behandeling genomen en overeenkomstig dit artikel behandeld.

 

Toelichting artikel 37 Interpellatie

De toelichting op artikel 37 wordt geschrapt en vervangen door onderstaande tekst

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Op grond van artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet komt aan individuele leden het recht toe mondelinge vragen te stellen aan het college of de burgemeester. Het interpellatierecht (lid 2) ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerde onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de volksvertegenwoordiging nodig.

De procedure tijdens de vergadering is als volgt:

1.      De interpellant krijgt van de voorzitter de gelegenheid tot het stellen van de reeds schriftelijk ingediende vragen en kan deze vragen zonodig verduidelijken of motiveren. De interpellant wordt niet geïnterrumpeerd.

2.      Na het stellen van de vragen krijgt het collegelid tot wie de vragen zich  richt gelegenheid tot antwoord. Indien de vragen zich tot meerdere collegeleden richten, krijgen deze daaropvolgend gelegenheid tot antwoord.

3.      Na de beantwoording door het collegelid/ de collegeleden vindt behandeling van het onderwerp op de gebruikelijke wijze als bedoeld in artikel 20 dit Reglement van Orde plaats.

4.      Interpellant krijgt de gelegenheid tot het afleggen van een slotverklaring. Indien deze daarvan gebruik maakt, krijgt het collegelid eveneens gelegenheid voor een slotverklaring.

5.      De stemming over eventueel ingediende moties vindt plaats.

 

Er wordt een nieuwe toelichting t.b.v. artikel 38a. en b. toegevoegd luidend:

Toelichting artikelen 38 a en b.  Procedures (meerjaren-)begroting en rekening

Het presidium is belast met de voorbereiding van de procedures als genoemd in de artikelen 38a en 38b t.b.v. voorbereiding, onderzoek, behandeling en vaststelling van begroting en rekening. Het conceptvoorstel van het presidium wordt ter vaststelling voorgelegd aan de raad. 
De in artikel 38b opgenomen indemniteitsprocedure is een nadere uitwerking van de artikelen 198 t/m 201 van de Gemeentewet en heeft tot doel een procedure in het leven te roepen (vergelijkbaar met de indemniteitsprocedure bij de rijksoverheid) waarbij onrechtmatige uitgaven nadrukkelijk aandacht krijgen in de raad. De procedure stelt de raad in staat zich een oordeel te vormen over de rechtmatigheid van de betrokken uitgave.

Het verloop van een indemniteitsprocedure is als volgt:

1.      Als de raad na kennisneming van de rekening zoals die door het college van burgemeester en wethouders wordt aangeboden, alsmede van het verslag van bevindingen en de verklaring van de accountant, tot de conclusie komt dat een of meer uitgaven niet rechtmatig zijn geschied, wordt het college daarvan onverwijld op de hoogte gesteld, onder vermelding van de gerezen bezwaren.

2.      Het college bereidt vervolgens een indemniteitsbesluit voor. Door middel van een dergelijk besluit  worden de onrechtmatige uitgaven alsnog gesanctioneerd, waarna de rekening alsnog kan worden vastgesteld. Uiteraard zal het college bij die gelegenheid inhoudelijk moeten reageren op de gerezen bezwaren.

3.      De raad kan dan besluiten in te stemmen met het door het college opgestelde ontwerpindemniteitsbesluit. Daarop stelt hij alsnog de rekening vast. 


 

4.      Als de raad echter niet instemt met het ontwerpbesluit of dit besluit niet naar behoren vaststelt, zendt het college het ontwerp ter vaststelling naar gedeputeerde staten, zoals dat op grond van artikel 202 van de Gemeentewet (artikel 200 in het voorstel) nu al gebeurt ten aanzien van de rekening. Onder het niet naar behoren vaststellen van het indemniteitsbesluit en in relatie hiermee van de rekening wordt in dit verband verstaan het zodanig vaststellen dat  bepaalde uitgaven die wel zijn gedaan, buiten de rekening gehouden worden. Gedeputeerde staten kunnen er dan voor zorgen, door het indemniteitsbesluit en de rekening wel naar behoren vast te stellen, dat het college van burgemeester en wethouders alsnog wordt gedéchargeerd.

 

B.  Artikelsgewijze toelichting behorend bij de Verordening op de Raadscommissies.

 

Er wordt een toelichting toegevoegd aan de Verordening op de Raadscommissies luidend:

 

Toelichting artikel 1

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, zijn in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

 

Toelichting artikel 2

Het  achtste en negende lid zijn coördinatiebepalingen. Als een onderwerp meerdere commissies aangaat, zal moeten worden vastgesteld in welke raadscommissie(s) het onderwerp besproken zal worden. In geval van een gezamenlijke vergadering vervult de voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat, de rol van voorzitter. Het spreekt voor zich dat dan ook de commissiegriffier van die commissie de functie van commissiegriffier vervult.

 

Toelichting artikel 3

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan. 

 

De raadscommissie bepaalt evenals de raad zijn eigen agenda. Dit betekent dat de voorzitter van de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken. Hierover kan uiteraard ook overleg plaatsvinden in het presidium en bij de indieners van voorstellen advies worden gevraagd.

 

Toelichting artikel 4

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het eerste lid van artikel 4 voor dat een raadscommissie bestaat uit ten minste één en maximaal twee leden per fractie. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad..

Om tot een evenwichtige verdeling te komen is gekozen voor een minimum en een maximum aantal leden Zoals ook uit het vierde lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel is er in deze bepaling vanuit gegaan dat de politieke groeperingen (fracties) de in het eerste lid bedoelde leden voordragen (maximaal 3 niet-raadsleden). Daarnaast moeten de in het eerste lid bedoelde leden op grond van deze bepaling op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan.

 

Op grond van het vierde lid moeten leden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15 van de Gemeentewet.

 

Om er voor te zorgen dat iedere fractie en met name ook de kleine fracties in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van de raadscommissie bepaalt het vijfde lid dat iedere fractie ten minste één en maximaal twee plaatsvervangend leden (per raadscommissie) kan voordragen. Voor de plaatsvervangende leden gelden dezelfde eisen als voor het lid van een raadscommissie. De vervangingsregeling geldt uitsluitend voor de op basis van het eerste lid benoemde leden.

 

Toelichting artikel 5

Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers “uit zijn midden” benoemt.

 

Op basis van het tweede lid, is de voorzitter geen lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Een voorzitter geeft geen eigen inhoudelijke inbreng.

Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissies in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 6, eerste lid). Aangezien het echter niet altijd mogelijk zal zijn om de voorzitters direct na de verkiezingen te benoemen, is er voor gekozen om geen termijn in artikel 5, eerste lid, op te nemen. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 4, derde lid.

 

Toelichting artikel 6

De zittingsperiode van de leden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

Op grond van het tweede lid eindigt het lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).

 

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie kan de raad ook zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van tussentijdse vacature, hetzij door ontslag het zij door overlijden.

 

Toelichting artikel 7

Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier. Afhankelijk van de omvang van de griffie is dit een medewerker van de griffie of een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie. Indien de commissiegriffier een medewerker van de griffie is, is de raad werkgever, benoemt deze de commissiegriffier en regelt zijn vervanging. Als de commissiegriffier een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie is, is het college werkgever. De raad zal in deze situatie in overleg met het college moeten beslissen welke ambtenaar deze functie vervult en wie hem bij zijn afwezigheid of verhindering vervangt. De betreffende ambtenaar voert de werkzaamheden onder aansturing en verantwoordelijkheid van de griffier uit.

De commissiegriffier is altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig. Of de griffier aanwezig is in de vergaderingen van de raadscommissies zal afhangen van de omvang van de griffie en het daarmee samenhangende profiel van de commissiegriffier.

 

Toelichting artikel 8

De burgemeester en de wethouders zijn vanaf het moment van inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur geen lid meer van raadscommissies (artikel 82, tweede lid). Hun aanwezigheid is daardoor niet langer vanzelfsprekend, de raadscommissie kan per vergadering beslissen of de aanwezigheid van een collegelid al dan niet gewenst is en of hij aan de beraadslagingen mag deelnemen. Artikel 82, vijfde lid van de Gemeentewet, dat artikel 21, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaard, is hiervoor de grondslag. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen. In openbare vergaderingen kunnen collegeleden uiteraard altijd aanwezig zijn. Deelnemen aan de beraadslagingen kunnen zij echter alleen als de raadscommissie hiermee instemt. In de regel zullen ze veelal wel aanwezig zijn ten behoeve van het voeren van overleg en het uitoefenen van controle door de raadscommissie.

 

Om te komen tot een praktische regeling is er in deze bepaling voor gekozen om de voorzitter van de raadscommissie een voorlopige beslissing omtrent de aanwezigheid van de burgemeester of een wethouder en de deelname aan de beraadslagingen te laten nemen. Als de raadscommissie het niet met deze voorlopige beslissing van de voorzitter eens is, kan zij bij aanvang van de vergadering anders beslissen. Een expliciete beslissing bij iedere vergadering is niet nodig. Als de raadscommissie niet aangeeft dat de aanwezigheid van (een lid van) het college niet gewenst is, volstaat de beslissing van de commissievoorzitter.

 

Toelichting artikel 9

De raadscommissies vinden plaats op een door het presidium vastgestelde vaste dag en plaats voorafgaand aan de vergaderingen van de raad. Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen. Indien vergaderingen worden geschorst wordt zij in beginsel voortgezet op de dinsdag voorafgaand aan de raadsvergadering. Deze avond wordt tevens benut voor vergaderingen van de commissie Extern. Op de uitwijkavond kunnen meer commissievergaderingen, tegelijkertijd of achtereenvolgens, plaatsvinden. Indien een raadscommissie een hoorzitting wil houden, kan de voorzitter gebruik maken van het vijfde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de griffier.

 

Toelichting artikel 10

De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken tenminste tien dagen en tenminste twee weekeinden voor de vergadering. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering.

 

Toelichting artikel 11

Voor het verzenden van de oproep, stelt de voorzitter van een raadscommissie de agenda voorlopig vast. Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie echter zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het zesde, zevende, achtste en negende lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een raadscommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het college. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het college of de secretaris.

 

Toelichting artikel 12

Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, op het Stadhuis (voor de fracties) en op het Stadskantoor voor een ieder ter inzage gelegd. Tevens worden zij op het Raads Informatie Systeem geplaatst. 

 

Toelichting artikel 13

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier een regeling voor.

 

Toelichting artikel 14

De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen voor de leden van een raadscommissie te kunnen vaststellen.

 

Toelichting artikel 15

Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 15 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd. Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zit, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

 

Toelichting artikel 16

Deze bepaling heeft een facultatief karakter. Indien een raadscommissie het wenselijk acht dat burgers de gelegenheid krijgen om in te spreken, biedt deze bepaling hiervoor de grondslag. Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur.

 

Het spreekrecht is beperkt gehouden tot de op de bespreekagenda geagendeerde onderwerpen, omdat burgers op die manier een doeltreffende bijdrage kunnen leveren aan de beraadslagingen van een raadscommissie. Doordat het spreekrecht betrekking heeft op geagendeerde onderwerpen, kan een burger alleen inspreken over onderwerpen die een raadscommissie aangaan. Als een burger zich meldt voor een onderwerp dat een andere raadscommissie aangaat, ligt het voor de hand dat de griffier de betreffende persoon naar de juiste raadscommissie verwijst.

 

In het tweede lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen.

 

Toelichting artikel 17

De conceptbesluitenlijst wordt tegelijkertijd met de schriftelijk oproep voor de eerstvolgende vergadering aan de leden toegezonden. De voorzitter, de leden en de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Een voorstel tot wijziging kan tot het moment van vaststelling bij de commissiegriffier worden ingediend. Het recht om aanpassing voor te stellen  komt ook toe aan de voorzitter, een lid en een collegelid, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de raadscommissie de besluitenlijst vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (zie jurisprudentie van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State).

De commissiegriffier stelt de besluitenlijst op, maar de uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt hiervoor bij de griffier op grond van het zevende lid. Na vaststelling van de besluitenlijst  ondertekenen de voorzitter en de commissiegriffier deze.

 

Toelichting artikel 18

Indien er andere sprekers zijn, bepaalt de voorzitter vanaf welke plaats zij spreken.

 

Toelichting artikel 19

Het tweede lid bewerkstelligt dat een lid, de voorzitter, de burgemeester of een wethouder op ieder gewenst moment een voorstel van orde kan doen. Een voorstel van orde heeft betrekking op het verloop van de vergadering. Artikel 22 geeft een regeling voor een voorstel van orde. Het tweede lid heeft geen betrekking op interrupties.

 

Toelichting artikel 20

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de commissieleden in de eerste en tweede termijn. Na afloop van de tweede termijn worden geen (korte) reacties gegeven. Indien de commissie van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

 

Toelichting artikel 21

Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een raadscommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak om de orde tijdens de vergadering te handhaven voorstellen doen om de spreektijd te beperken.

 

Toelichting artikel 22

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen (zie ook artikel 19, tweede lid). De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raadscommissie.

 

Toelichting artikel 23

Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn uiteraard interrupties toegestaan. De voorzitter kan bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen bepalen dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als commissieleden niet-raadsleden.

 

Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid is sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.

 

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 31 van deze verordening.

 

Toelichting artikel 24

Om de duur van vergaderingen niet te beperken wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel lid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook individuele leden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.

Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot advisering overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 20).

 

Toelichting artikel 25

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester, de wethouders en de secretaris. Deze hebben op grond van de artikelen 8, 18 en 19 van deze verordening reeds het recht om aan de beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden.  Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van de notulen, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.

 

Toelichting artikel 26

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, wordt de standpunten van alle fracties opgenomen. Fracties die noch aan de beraadslaging over een voorstel hebben deelgenomen, noch voorafgaand aan de vergadering aan de voorzitter schriftelijk een standpunt hebben overlegd, worden geacht in te stemmen met het voorstel. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, dat hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.

 

Toelichting artikel 27

Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voorzover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

 

Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat deze verordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid, hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing verklaard op raadscommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.

 

Toelichting artikel 28

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. 

 

Toelichting artikel 29 en 29a

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.

 

Toelichting artikel 30

Zoals uit de toelichting op artikel 30 blijkt kan de raad de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze bepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

 

Toelichting artikel 31

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.

 

Toelichting artikel 32

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Zij dienen dit wel vooraf aan de voorzitter te  melden. Het maken van dergelijke registraties is uiteraard niet toegestaan indien het een besloten vergadering betreft.

 

Toelichting artikel 33

Artikel 33 heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het afgaan van mobiele telefoons werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon wel stand-by te laten staan.

 

Toelichting artikel 34, 35 en 36

Deze artikelen behoeven geen toelichting.