Stuk 121 I Delft,
8 juni 2004.
422542
Onderwerp: Voorstel tot
wijziging van de (tarieventabel, behorend bij de) Legesverordening Delft 2004.
Aan de gemeenteraad.
Geachte dames en heren,
Inleiding
In april 2000 is
de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna genoemd: WRO) gewijzigd. De
voornaamste wijziging betrof artikel 19 WRO, die onder voorwaarden vrijstelling
van bestemmingsplannen mogelijk maakt. In het kader van die wijziging WRO is de
gemeenteraad november 2002 akkoord gegaan met de Nota “Evaluatie Wijziging WRO
2000” waarin is ingestemd met de delegatie van de bevoegdheid vrijstelling te
verlenen als bedoeld in artikel 19 lid 1 juncto artikel 4 van de gemeenteraad
aan het
college van burgemeester en wethouders (B&W), een aanpassing van de
inspraakverordening, de introductie van ontwikkelingsplannen (die in plaats
zijn gekomen van de nota’s van randvoorwaarden en uitgangspunten), het horen
van indieners van zienswijzen door de vakwethouder in geval van vrijstelling
als bedoeld in artikel 19 lid 1 juncto lid 4 WRO en het ambtelijk
horen van indieners van zienswijzen in geval van vrijstelling als bedoeld in
artikelleden 2 en 3, en de bijbehorende legestarief.
Bij besluit van 1 juli 2003 hebben GS het aantal en
type projecten verruimd waarop zij artikel 19 lid 2 van toepassing achten. Dat
betekent dat zij vooraf een bijzondere
verklaring van geen bezwaar afgeven.
Vanwege deze
verruiming geeft dit een aanzienlijke omzetting van het aantal plannen die
onder de vlag art 19 lid 1 in
ontwikkeling opgezet zijn en nu met toepassing van art 19 lid 2 vorm gegeven
kunnen worden.
Met betrekking tot
de leges betekent dit een onbedoelde toepassing van de leges die gelden voor
art 19 lid 2, waardoor de uitzondering waarbij art 19 lid 2 toepassing zou
vinden meer regel wordt en de gemeente in de kostendekkendheid van de te volgen
procedure ernstig schade lijdt. Voor plannen vallend onder art. 19 lid 1 kan 1%
van de bouwsom in rekening worden gebracht, terwijl voor plannen vallend onder
art. 19 lid 2 slechts een vast bedrag van 1427,70 euro in rekening kon worden
gebracht.
De wijziging van het legestarief zorgt voor
het in rekening brengen van legeskosten die beter in verhouding staan tot de
inspanning en kosten aan de kant van de gemeente.
Overzicht
aantallen
|
2004 |
2005 |
2006 |
|
Artikel 19 lid 1;
onveranderd |
6 |
6 |
7 |
|
Artikel 19 lid1 aangepast naar art 19 lid 2 |
5 |
6 |
5 |
|
Artikel 19 lid 2
inclusief bestaande procedure en na gewijzigd beleid
provincie |
7 |
8 |
7 |
|
Koepoort,
Vermeertoren, Gelatine, busbaan Reinier de Graaf, Scheepmakerij, Laan der
Verenigde Naties: 6 artikel 19 lid 1
Ikea
en TNO: artikel 19 lid 2 op basis van voorontwerp bp
VDD, Paviljoen, Wippolder 2, In de Veste,
Nassaulaan: 5 artikel 19 lid 2 als gevolg van nieuwe beleid.
Het capaciteitsbeslag per
verleende vrijstelling als bedoeld in de artikelleden 1 en 2 verschilt in wezen
niet van het capaciteitsbeslag van voor de wijziging (voor procedureoverzicht
zie bijlage 1). Punt van zorg is wel het grote aantal verleende vrijstellingen
dat in het totaalbeeld wel een forse verschuiving van 19-1 naar 19-2 van het
beslag op de capaciteit met zich mee brengt.
Voor de procedures geldt wel dat de
WRO wetswijziging in de praktijk heeft geresulteerd in een aanzienlijke toename
van capaciteitsvraag per verleende vrijstelling. Met name de vereiste
ruimtelijke onderbouwing, de verplichte (extra) inspraak en het
voorbereidingsbesluit waartegen bezwaar en beroep open staan brengen een fors
beslag op de capaciteit per individuele vrijstelling met zich mee.
Bij
de opzet van de plannen, het behandelen van de zienswijze, de ruimtelijke
onderbouwing bedraagt de inzet gemiddeld +/- 180 uren per verleende vrijstelling.
De
kosten verbonden aan het voeren van een artikel 19-procedure (leges)
Sinds de invoering van de
wijzigingen van de WRO per 1 april 2000 wordt een gedifferentieerd
tarievenstelsel inzake de verlening van vrijstellingen gehanteerd op basis van
de rechtstreekse kosten die gemaakt worden voor het voeren van een artikel
vrijstellingsprocedure. Naast de gewone bouwleges worden leges voor de
vrijstelling in rekening gebracht. Bij de leges voor het voeren van de
vrijstellingsprocedures ex artikel 19 WRO wordt een onderscheid in aard en
omvang van het onderliggende bouwplan gemaakt en is een differentiatie gemaakt
die gebaseerd is op de actualiteit van het onderliggende bestemmingsplan.
De
leges voor de vrijstelling ex artikel 19 WRO zijn gebaseerd op de rechtstreekse
kosten (publicatie, hoorzitting, etc.), en mede op de personeelslasten die
daarbij doorvertaald in de legesberekening voor de vrijstelling.
Vanuit
ervaringcijfers met de legesberekening van de afgelopen jaren is het mogelijk
om voor de vrijstelling ex artikel 19 WRO te komen tot een onderbouwde
berekening voor een kostendekkende tariefstelling. Het is alleszins redelijk
dat de van gemeentezijde te maken kosten om af te wijken van een vigerend
bestemmingsplan worden doorberekend aan degenen die, ook in financiële zin,
gebaat zijn bij zo’n vrijstellingsbesluit.
De
op deze wijze aan de gemeente toevallende leges zullen overigens niet leiden
tot structureel veranderende inkomsten voor de gemeente omdat met name de personele
lasten van het vakteam BTM voor dit product tot op heden werden gedekt vanuit
de inkomsten van de bouwleges, waarbij het volgen van de vrijstellingen niet
specifiek gemaakt is.
De
kosten die gemaakt worden voor het product vrijstellingen artikel 19 belopen,
rekening houdend met 5 procedures,
gemiddeld 75.000,-- euro
Ten
opzichte van het bouwvolume (investering) voor deze procedures betekend dit een
kostendekkende leges bij percentage van 0,71% tot 0,37%. De percentages lopen zeer uiteen en een
keuze voor een percentage is arbitrair.
Voorgesteld
wordt ten behoeve van het voeren van de vrijstellingsprocedure ex art. 19 lid 2
Wet RO een percentage van 0,5% van de bouwkosten in rekening te brengen met een
minimum van 927,-- euro. Hierbij rekening houdend met het feit dat bij het
aantal plannen dat ter behandeling wordt aangeboden de investeringen op een
bovengemiddeld niveau liggen.
In
een vergelijking tussen grote en middelgrote gemeenten blijkt aan de hand van
casestudies dat met het in rekening brengen van een percentage niet uit de pas
wordt gelopen met het landelijke.
Voorstel
Wij
stellen u voor, onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie middelen
en bestuur, vast te stellen de derde wijziging van de verordening op de
heffing en invordering van leges 2004.
Hoogachtend,
Burgemeester
en wethouders van Delft,
J.P.
Torenstra ,lo.burgemeester.
H.G.L.M. Camps ,secretaris.
De
raad der gemeente Delft;
gelezen
het besluit van het college van 8 juni 2004;
De raad van de gemeente Delft;
gelezen het voorstel van
het College van burgemeester en wethouders van 1 juni 2004;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en
onderdeel b, van de Gemeentewet;
gezien het advies van de commissie Middelen en
Bestuur;
b e s l u i t
vast te stellen de 3e wijziging van de (tarieventabel
behorende bij) de Legesverordening gemeente Delft 2004.
Hoofdstuk
5.8 van de tarieventabel komt als volgt te luiden:
|
Vergunning
met toepassing van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (art. 19 lid 1, 2, 3, of
4). |
|
|
5.8 |
Ter zake van het in behandeling nemen van een
aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning, waarop alleen positief kan worden beschikt na
vrijstelling op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
wordt het tarief als bedoeld in 5.2
voor de te volgen procedure conform |
|
|
5.8.1 |
lid
1 van artikel 19 RO, voor een bouwwerk van meer dan geringe omvang in een
bestemmingsplan jonger dan 10 jaar, zonder specifieke ‘verklaring van geen bezwaar’
vooraf van Gedeputeerde Staten, verhoogd met 1% van de bouwkosten, met een
minimum van |
€ |
927,00; |
5.8.2 |
lid
2 van artikel 19 RO, voor een bouwwerk van meer dan geringe omvang in een
bestemmingsplan jonger dan 10 jaar, met specifieke ‘verklaring van geen
bezwaar’ vooraf van Gedeputeerde Staten, verhoogd met 0,5 % van de
bouwkosten, met een minimum van |
€ |
927,00; |
5.8.3 |
lid
3 van artikel 19 RO, voor een bouwwerk van geringe omvang in een
bestemmingsplan jonger dan 10 jaar, zonder specifieke ‘verklaring van geen
bezwaar’ vooraf van Gedeputeerde Staten, verhoogd met |
€ |
982,35; |
5.8.4 |
lid
4 van artikel 19 RO, voor een bouwwerk van meer dan geringe omvang in een
bestemmingsplan ouder dan 10 jaar, zonder specifieke verklaring van geen
bezwaar vooraf van Gedeputeerde Staten, verhoogd met 1% van de bouwkosten,
met een minimum van |
€ |
927,00. |
Stuk 121 II pag.
2.
Artikel
2
Dit
besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.
,plv.voorzitter.
N.A.J.M.
van Doeveren
,griffier.
R.
de Groot
TOELICHTING
op de
derde wijziging van de Legesverordening Delft 2004
In april 2000 is
de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna genoemd: WRO) gewijzigd. De
voornaamste wijziging betrof artikel 19 WRO, die onder voorwaarden vrijstelling
van bestemmingsplannen mogelijk maakt. In het kader van die wijziging WRO is de
gemeenteraad november 2002 akkoord gegaan met de Nota “Evaluatie Wijziging WRO
2000” waarin is ingestemd met de delegatie van de bevoegdheid vrijstelling te
verlenen als bedoeld in artikel 19 lid 1 juncto artikel 4 van de gemeenteraad
aan het
college van burgemeester en wethouders (B&W), een aanpassing van de
inspraakverordening, de introductie van ontwikkelingsplannen (die in plaats
zijn gekomen van de nota’s van randvoorwaarden en uitgangspunten), het horen
van indieners van zienswijzen door de vakwethouder in geval van vrijstelling
als bedoeld in artikel 19 lid 1 juncto lid 4 WRO en het ambtelijk
horen van indieners van zienswijzen in geval van vrijstelling als bedoeld in
artikelleden 2 en 3, en de bijbehorende legestarief.
Bij besluit van 1 juli 2003 hebben GS het aantal en
type projecten verruimd waarop zij artikel 19 lid 2 van toepassing achten. Dat
betekent dat zij vooraf een bijzondere
verklaring van geen bezwaar afgeven.
Vanwege deze verruiming geeft dit een aanzienlijke
omzetting van het aantal plannen die onder de vlag van art 19 lid 1 in
ontwikkeling opgezet zijn en nu met toepassing van art 19 lid 2 vorm gegeven
kunnen worden.
Met betrekking tot
de leges betekent dit een onbedoelde toepassing van de leges die gelden voor
art 19 lid 2, waardoor de uitzondering waarbij art 19 lid 2 toepassing zou
vinden meer regel wordt en de gemeente in de kostendekkendheid van de te volgen
procedure ernstig schade lijdt. Voor plannen vallend onder art. 19 lid 1 kan 1%
van de bouwsom in rekening worden gebracht, terwijl voor plannen vallend onder
art. 19 lid 2 slechts een vast bedrag van 1427,70 euro in rekening kon worden
gebracht.
De wijziging van het legestarief zorgt voor
het in rekening brengen van legeskosten die beter in verhouding staan tot de
inspanning en kosten aan de kant van de gemeente.
Overzicht aantallen:
|
2004 |
2005 |
2006 |
|
Artikel 19 lid 1;
onveranderd |
6 |
6 |
7 |
|
Artikel 19 lid1 aangepast naar art 19 lid 2 |
5 |
6 |
5 |
|
Artikel 19 lid 2
inclusief bestaande procedure en na gewijzigd beleid
provincie |
7 |
8 |
7 |
|
Koepoort, Vermeertoren, Gelatine, busbaan Reinier de Graaf,
Scheepmakerij, Laan der Verenigde Naties: 6 artikel 19 lid 1;
Ikea en TNO: artikel 19 lid 2 op basis van voorontwerp bp;
VDD, Paviljoen, Wippolder 2, In de Veste, Nassaulaan: 5 artikel 19 lid 2
als gevolg van nieuwe beleid.
Voor de procedures geldt dat de
WRO wetswijziging in de praktijk heeft geresulteerd in een aanzienlijke toename
van capaciteitsvraag per verleende vrijstelling. Met name de vereiste
ruimtelijke onderbouwing, de verplichte (extra) inspraak en het
voorbereidingsbesluit waartegen bezwaar en beroep open staan brengen een fors
beslag op de capaciteit per individuele vrijstelling met zich mee. Bij de opzet
van de plannen, het behandelen van de zienswijze, de ruimtelijke onderbouwing
bedraagt de inzet gemiddeld +/- 180 uren per verleende vrijstelling.
Bij de leges voor het voeren van de
vrijstellingsprocedures ex artikel 19 WRO wordt een onderscheid in aard en
omvang van het onderliggende bouwplan gemaakt en is een differentiatie gemaakt
die gebaseerd is op de actualiteit van het onderliggende bestemmingsplan. De
leges voor de vrijstelling ex artikel 19 WRO zijn gebaseerd op de rechtstreekse
kosten (publicatie, hoorzitting, etc.), en mede op de personeelslasten die
daarbij zijn doorvertaald in de legesberekening voor de vrijstelling.
Vanuit
ervaringcijfers met de legesberekening van de afgelopen jaren is het mogelijk
om voor de vrijstelling ex artikel 19 WRO te komen tot een onderbouwde
berekening voor een kostendekkende tariefstelling. Het is alleszins redelijk
dat de van gemeentezijde te maken kosten om af te wijken van een vigerend
bestemmingsplan worden doorberekend aan degenen die, ook in financiële zin,
gebaat zijn bij zo’n vrijstellingsbesluit.
De
op deze wijze aan de gemeente toevallende leges zullen overigens niet leiden
tot structureel veranderende inkomsten voor de gemeente omdat met name de
personele lasten van het vakteam BTM voor dit product tot op heden werden
gedekt vanuit de inkomsten van de bouwleges, waarbij het volgen van de
vrijstellingen niet specifiek gemaakt is.
De kosten die gemaakt worden voor
het product vrijstellingen artikel 19 belopen, rekening houdend met 5
procedures, gemiddeld 75.000,-- euro.
Ten
opzichte van het bouwvolume (investering) voor deze procedures betekent dit een
kostendekkende leges bij percentages van 0,71% tot 0,37%. De percentages lopen zeer uiteen en een
keuze voor een percentage is arbitrair.
Voorgesteld
wordt ten behoeve van het voeren van de procedure een percentage van
0,5%
van de bouwkosten in rekening te brengen met een minimum van 927,-- euro.
Hierbij rekening houdend met het feit dat bij het aantal plannen dat ter
behandeling wordt aangeboden de investeringen op een bovengemiddeld niveau
liggen.
In
een vergelijking tussen grote en middelgrote gemeenten blijkt aan de hand van
casestudies dat met het in rekening brengen van een percentage niet uit de pas
wordt gelopen met het landelijke.