Opmerkingen m.b.t. concept-enquêteverordening

van E. Moesker / hoofd vakteam Juridische Zaken.

 

 

1.Algemeen.

Hierbij mijn opmerkingen t.a.v. de concept-enqueteverordening, zoals aan mij voorgelegd.

 

2.De verordening.

Voor 95 % wordt het model gevolgd. Het model zit juridisch goed in elkaar, vind ik, derhalve ook het concept.

 

3.

De 5 % waar het model niet gevolgd wordt, wordt met name ingenomen door a) de creatief ten tonele gevoerde voorbereidingscommissie (art. 2 lid 5). b) de kleine wijziging waar het betreft het bijeenroepen van de onderzoekscommissie (art. 11 lid 1). .

ad a.

Ik ben geen voorstander zijn van een voorbereidingscommissie. Ik begrijp de praktische motieven maar ik zou er niet voor kiezen een dergelijke voorschakel in te bouwen. Je mag/moet er van uit gaan dat voorafgaand aan het voorstel van een of meer leden van de raad (als bedoeld in art. 2, lid 1) al nagedacht is over, respectievelijk afgetast is wat de praktische insteek en haalbaarheid zijn van een voorstel tot het houden van een enquête. Een dergelijk voorstel zal ook een goede onderbouwing (moeten) hebben. In zoverre is een voorbereidingscommissie overbodig. Bovendien kan bijvoorbeeld, indien nodig, de omschrijving van het onderwerp van onderzoek, hangende het onderzoek door de raad gewijzigd worden (zie art. 155a lid 2 Gemeentewet). Maar daarnaast kleeft aan de figuur van de voorbereidingscommissie het gevaar dat vanwege het feit dat rollen, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en werkwijze niet benoemd zijn, het voorbereidingsproces weinig transparant zou kunnen zijn. Dat is een onwenselijk gevolg. Beter is het, naar mijn mening, om op dit punt het model te volgen. De werkwijze van de onderzoekscommissie is met waarborgen omkleed. Die commissie moet het allemaal gaan doen, ook de voorbereiding.    

ad b.

Deze (kleine) wijziging laat ik onbesproken.

 

E. Moesker

20.12.2004