Aan: de heer B. den Uijl, de heer S.H. Stehouwer en mevrouw S. Bolten 

         (aanbestedingscommissie)

 

Van: Wim de Koning, fractie Stadsbelangen

 

 

Onderwerp:  rapport “Delftse kostentoerekening in het kader van kostprijzen en tarieven”

 

In de commissievergadering van Middelen en Bestuur d.d. 22 maart jongstleden is bovengenoemd rapport besproken. Tijdens dit overleg is er onder andere discussie ontstaan inzake de overhead en berekening productieve uren van de Delftse ambtenaar. Vervolgens heeft de fractie Stadsbelangen vragen gesteld over de verschillende methodieken die de afgelopen jaren zijn gehanteerd. (Zie bijlage 1.)

 

 

Tijdens de afronding van de discussie zijn de volgende afspraken gemaakt:

 

1.       De heer Stehouwer maakt een nadere analyse inzake de “overhead” van de gemeente Delft. Dit naar aanleiding van tabel 5.1, bladzijde. 41 en tabel 5.2, bladzijde 42

 

2.       De heer de Koning stelt een duidelijke vraag omtrent de berekening productieve uren en legt deze voor aan de aanbestedingscommissie en de accountant Stehouwer.

 

Ad 2: Vraagstelling omtrent berekening productieve uren

 

Inleiding

In het rapport wordt op bladzijde 26 aangegeven dat de gemeente Delft de productieve uren heeft afgeleid van landelijke normen. In Delft is dit specifiek gemaakt aan de hand van een 6-tal functiesoorten (zie bijlage 2.) Het aantal productieve uren geeft aan hoeveel tijd medewerkers van de gemeente Delft in de praktijk beschikbaar hebben voor productie. In relatie tot een genormeerde productie geeft een genormeerde productiviteit aan welke personele capaciteit benodigd is. In het rapport wordt aangegeven dat er gebruik wordt gemaakt van het kengetal productieve uren om de totale kosten van een dienst of afdeling te vertalen naar een tarief van tijdbesteding. De productieve tijd is een belangrijke grootheid bij het berekenen van kostprijzen.  Tot zover citaten uit het rapport.

 

In het onderstaande voorbeeld wordt dit inzichtelijk gemaakt.

 

Voorbeeld blz. 52 van het rapport:

Medewerker X werkt fulltime aan het product “afgifte identiteitsbewijzen”. Medewerker X is per klant ongeveer een half uur bezig met het verwerken van aanvraaggegevens. De medewerker doet 2000 aanvragen per jaar. Dat betekent dat de medewerker in een jaar 1000 uur besteed aan het verwerken van aanvraaggegevens. Hoe duur is nu die 1000 uur?

 

 

Aan de hand van de formule op blz. 53 wordt dit tot uiting gebracht

 

1000 uur : 1122 uur (productieve uren) x € 80.000,00 (salariskosten inclusief

overhead) = € 71.301,00.)

 

Het uurloon is dan € 71,3 per uur. (€ 80.000,00 per jaar : 1122.)

 

Uit onderstaand voorbeeld blijkt wat voor effecten er zijn bij de sleutel “productieve uren”:

 

1000 uur / 1122 uur * € 80.000,00 = € 71.301.00                         Uurtarief: € 71,3 

 

1000 uur / 1170 uur * € 80.000,00 = € 68.376,00                         Uurtarief: € 68,4                     

 

1000 uur / 1250 uur * €  80.000,00 = € 64.000,00                        Uurtarief: € 64,0                      

 

1000 uur / 1350 uur * € 80.000,00 = € 59.259,00                         Uurtarief: € 59,3

 

1000 uur / 1383 uur* € 80.000,00 = € 57.845.00                          Uurtarief: € 57,8

 

Stelling:

Hoe hoger het aantal productieve uren, hoe lager het uurloon. Hoe lager het uurloon, hoe lager de tarieven en leges zijn. Dat is in het voordeel van de Delftse burger. Hoe hoger het aantal productieve uren, hoe minder ambtenaren er benodigd zijn.

 

Vraagstelling

De vraag is in deze kwestie: wat is nu een reële berekening van de productieve uren in de gemeente Delft?

 

Elke gemeente in Nederland hanteert zijn eigen berekeningsystematiek. Voor Delft zou het goed zijn om voor de duur van 4 jaar een berekeningsystematiek te hanteren welke reëel is. Na 4 jaar zou de berekeningsystematiek herijkt moeten worden. Op zich is het hanteren van 6 functiegroepen verdedigbaar. Elke functiegroep heeft zijn specifieke kenmerken en daar kan rekening mee worden gehouden.

 

De berekeningsystematiek is een lokale bevoegdheid en het is aan de gemeente welke berekening wordt gehanteerd. Een accountant kan alleen maar beoordelen of het een reële berekening is ja of nee. Het is dan ook de vraag of we de vraag omtrent de berekeningssystematiek bij de accountant moeten neerleggen om dit te bepalen. Naar de mening van ondergetekende is het de gemeente zelf die dat bepaalt en hoeft de accountant hier verder geen onderzoek naar te doen.

 

In het onderstaand een indicatie welke gevolgen het heeft als je op de totale gemeentelijke formatie een andere berekening toepast.

 

 

In juni 2003 waren er 1.486 FTE bij de gemeente Delft werkzaam. Deze 1.486 FTE zouden ingedeeld kunnen worden in de 6 functiegroepen met het daarbij behorend ziekteverzuim en specifieke kenmerken. Rekeninghoudend met de totale productienormen van de gemeente Delft gedeeld door het aantal productieve uren bepaalt de grootte van het ambtenarenkorps. In de loop van de jaren kan er toegewerkt worden, middels natuurlijk verloop, aan de vastgestelde grootte van het ambtenarenkorps.

 

Om een indicatie te geven:

1.486 FTE x gemiddeld 1.240 uur = 1.842.640 uur

1.486 FTE x gemiddeld 1.350 uur = 2.006.100 uur

Verschil                                     =    163.460 uur : 1.350 uur = 121 FTE.

 

Dit geeft een besparing van 121 FTE x € 45.000,00 salariskosten = € 5.4 miljoen.

 

 

Voorstel

De fractie Stadsbelangen stelt voor dat er een reëel berekeningsmodel wordt opgesteld waar de raad ja tegen zegt voor de duur van 4 jaar. Elk jaar kan het ziekteverzuimpercentage worden aangepast aan de hand van het sociaal jaarverslag, want het percentage kan fluctueren

 

Fractie Stadsbelangen heeft een opzet gemaakt (zie bijlage 3) welke van toepassing zou kunnen zijn. Deze opzet zou van commentaar kunnen worden voorzien door het college en vervolgens in de commissie Middelen en Bestuur kunnen worden besproken. In bijlage 4 wordt de Car-Uwo aangehaald m.b.t. de formele arbeidsduur, verlofuren en leeftijdsverlof.

 

 

Met vriendelijke groet,

Wim de Koning

Fractie Stadsbelangen

5 april 2005

 

Bijlage 1: tabel 5.3, blz 42 uit het rapport van Ernst & Young

Bijlage 2: huidige berekeningsmethodiek gemeente Delft

Bijlage 3: voorstel Bruto-Netto berekening Stadsbelangen

Bijlage 4: richtlijnen vanuit CAO Car-Uwo