Geachte commissie,

 

In de commissie M&B van 22 maart j.l. heb ik, in het kader van de takendiscussie en bezuinigingen, toegezegd nog terug te komen op het concept ‘shared services’.

 

Het organisatieconcept ‘shared services’  wordt binnen ondernemingen en overheidsinstellingen toegepast om de efficiency te verhogen door schaalvoordelen te benutten (kostenbesparing) én de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren door specialisatie. Organisaties/organisatieonderdelen concentreren hun taken in een aparte eenheid/organisatieonderdeel (een ‘shared service center’, SSC) met als doel efficiencywinst te behalen, expertise te bundelen en synergie te realiseren. Het betreft geen centralisatie van activiteiten, maar een concentratie; de integrale lijnmanager blijft namelijk verantwoordelijk. Het betreft ook geen ‘outsourcing’ omdat er een gedwongen winkelnerings-relatie blijft bestaan. De diensten die in het shared service-concept worden geleverd hebben meestal betrekking op veel voorkomende, helder afgebakende, afgeronde, meetbare, uniforme, operationele taken. Bijvoorbeeld: financieel, personeel, facilitair, juridisch, productie.

Overigens gaat het in geval van ‘shared services’ niet alleen om kostenbesparingen, centraal staat ook het leveren van service aan de klant.

 

Binnen de gemeente Delft is, waar het gaat om de ondersteunende taken, met de inrichting van het cluster Facilitaire Dienstverlening (thans cluster Middelen) in feite sprake van een concentratie van middelenfuncties zoals bovenstaand aangegeven. De omvang van Delft maakt dit ook prima mogelijk. De ondersteunende taken op het PICOFFAJH-terrein (Personeel, Informatie, Communicatie, Organisatie, Financiën, Facilitair, Juridische zaken, Automatisering, Huisvesting) zijn bij de reorganisatie NEON geconcentreerd in genoemd cluster.

Hierdoor heeft op genoemde taakvelden de afgelopen jaren een forse standaardisatie/uniformering plaatsgevonden en is expertise binnen de gemeente Delft gebundeld waardoor de continuïteit is verhoogd c.q. kwetsbaarheid verlaagd. De bundeling van expertise heeft ook geleid tot kwaliteitsverbetering door specialisatie. Zie bijvoorbeeld de prestatie-verbeteringen binnen de gemeente Delft die zijn gerealiseerd na de omvorming van de dienstenstructuur naar een geconcentreerd (NEON) model op de terreinen ICT (geen sprake meer van ‘eilandautomatisering’), Financiën (een gemeentebegroting zonder ingewikkelde consolidatieprocessen) en Personeel (één personeelsbeleid en gelijke toepassing van arbeidsvoorwaarden in gelijke gevallen). Dit is gerealiseerd met behoud van de integrale management-verantwoordelijkheid.

 

Tevens heeft de concentratie geleid tot verhoging van de efficiency; sinds NEON heeft op de PICOFFAJH-taken elk jaar een substantiële besparing plaatsgevonden (bij de instelling van het cluster FD moest al een forse bezuiniging worden gerealiseerd). Ook voor de komende jaren zal het cluster FD fors besparen. Dit wordt met name gerealiseerd door efficiencyverhoging (vooral in de backoffices), een verdergaande digitalisering van diensten en producten, een terugdringen van de onnodige bureaucratie, en het verder verhogen van de samenhang en  synergie tussen de PICOFFAJH-disciplines (o.a . op het terrein van managementinformatie, verbeteren werkprocessen).

 

Het is denkbaar om de PICOFFAJH-taken niet slechts binnen de gemeente Delft te concentreren, maar deze taken vanuit verschillende gemeenten in één geconcentreerde unit onder te brengen; een unit die dan werkt voor alle aangesloten gemeenten.

Ook op andere taakvelden is het concept van ‘shared services’ denkbaar. Binnen de gemeente Delft zijn samenhangende taken reeds ondergebracht in één organisatieonderdeel (reiniging, belastingen, burgerzaken etc.). Het gaat hier vooral om ‘productietaken’, beleidsvorming is veelal geen SSC-taak. Op deze taakvelden is het ook denkbaar dat verschillende gemeenten gaan samenwerken, en zodoende services gaan ‘sharen’. Dit gebeurt in geval van Delft bijvoorbeeld op het terrein van reiniging en het uitvoeren van taken op het gebied van archeologie en archief.

Een dergelijk ‘sharen’ van services is ook op andere taakvelden denkbaar, bijvoorbeeld belastingheffing, stadsbeheer, paspoortverstrekking etc.

 

Dat het proces van het ‘sharen’ van services tussen verschillende gemeenten (nog) niet op grote schaal gebeurt heeft – los van de politiek/bestuurlijke wil en het vertrouwen om samen te werken met omliggende gemeenten – onder andere te maken met belangrijke verschillen tussen gemeenten onderling voor een effectieve samenwerking: bijvoorbeeld verschillen in omvang (‘grote broer effect’), orde op zaken (denk aan Delft direct na de NEON-kanteling of Westland nu), verschillen in infrastructuur (denk aan ICT), etc.

 

Tenslotte is er ook nog een ‘ander’ model waarin sprake is van ‘shared services’; het zogenaamde SETA-model (“Samen En Toch Apart”).

Dit model is speciaal ontwikkeld voor gemeenten,  waterschappen etc.

SETA is een samenwerkingsvorm tussen gemeenten in een regio, in de vorm van een gezamenlijke ambtenarenpool (= samen), terwijl de gemeenten met hun eigen besturen en relaties naar de burgerij gewoon intact blijven (= apart).

SETA is een concept dat als alternatief geplaatst kan worden naast andere samenwerkingsvormen die beogen schaalvoordelen te realiseren, zoals een gemeenschappelijke regeling.

Verschillende gemeenten hebben – als eindmodel – gezamenlijk één (geconcentreerd) ambtelijk apparaat, zoals hiervoor al beschreven. Het gaat dan dus om een volledige integratie van de ambtelijke organisaties van verschillende gemeenten, ook op het terrein van beleidsvoorbereiding.

Bij toepassing van het SETA-model is van belang dat elke gemeente – vanzelfsprekend –  haar eigen raad en college houdt en volledig blijft functioneren volgens de principes van dualisering en de bevoegdheden zoals opgenomen in de gemeentewet. Noch het politieke primaat, noch de integrale management verantwoordelijkheid worden in het SETA-(eind)model aangetast. Er zijn ook gedeconcentreerde vormen van SETA mogelijk, bijvoorbeeld de zgn. K (rimpenerwaard) 5-gemeenten.

Het SETA-model wordt op dit moment beperkt toegepast bij vooral kleinere gemeenten, maar ook bij de grote gemeenten (o.m. Rotterdam), komt de discussie erover op gang en worden voordelen onderkend c.q. onderzocht.

 

Resumerend kan gesteld worden dat voor elke vorm van samenwerking tussen de gemeente Delft en een of meer andere gemeenten in de regio, vooraf goed onderzoek moet worden gedaan naar belangrijke rand-voorwaarden, zoals een evenredig voordeel voor de betrokken partners (gemeenten), ongeveer gelijke grootte tussen de partners, vertrouwen in de samenwerking (bijv. eigen zaken op orde), heldere regie- en aansturings-afspraken etc.

 

Een beperkte eerste – ambtelijke – verkenning in de tweede helft van 2004 heeft duidelijk gemaakt dat het realiseren van een gezamenlijk SSC met anderen gemeenten op het terrein van de middelen-functies niet zonder-meer tot verdere efficiencyverbetering en kwaliteitsverbetering leidt. In de regio bestaan toch grote verschillen tussen gemeenten qua startsituatie (huidige kwaliteit op de PICOFFAJH-taken), zeer forse noodzakelijk ICT-investeringen, uiteenlopende omvang van de deelnemende gemeenten, hoe de zeggenschap en aansturing te organiseren, aansluiting tussen de back-offices in het SSC en de front-offices die (deels) in de verschillende gemeenten blijven, verschillende eisen vanuit de gemeenten t.a.v. ambities en prestaties SSC en verantwoording/control, een noodzakelijke omvangrijke (personele) reorganisatie, kosten/baten verhouding eerste jaren zeker niet positief, daarna nog te bezien, etc. etc.

 

Als er een politiek/bestuurlijke wil en noodzaak tot samenwerking vanuit Delft blijkt te zijn, mag het duidelijk zijn dat een verdere verkenning en nader onderzoek absoluut noodzakelijk is. In de lijn van het SETA-model ligt het dan voor de hand dat, gegeven de hiervoor geschetste situatie, gezocht wordt naar (in eerste aanleg) bescheiden mogelijkheden, die bijvoorbeeld kunnen leiden tot de vorming van  een kleine gezamenlijke pool van ambtenaren, bijvoorbeeld voor betrekkelijk a-politieke onderwerpen, waarvoor niet het model, maar de samenwerking centraal staat (‘groeimodel’).

 

Met vriendelijke groet,

 

Christiaan Mooiweer

Wethouder Financiën.