Gemeentelijke Ombudscommissie Delft
verslag over het jaar
2004
Voorwoord
Dit is het
twaalfde jaarverslag van de gemeentelijke Ombudscommissie. In de loop der jaren
is het verslag steeds completer en overzichtelijker geworden, tot dat vorig
jaar werd besloten tot enkele vereenvoudigingen. Nu het aantal ontvangen
klachten voor het derde achtereenvolgende jaar is gedaald, zou er misschien
aanleiding zijn op de weg van versobering voort te gaan. Dit is niet gebeurd
omdat twee redenen. Enerzijds omdat daar weinig tijdsbesparing van werd
verwacht, anderzijds omdat dit tot verlies aan informatie zou leiden. Er is
zelfs een nieuwe paragraaf toegevoegd, waarin de gegronde klachten op het
laagste organisatieniveau worden besproken. De samenstelling van dit
jaarverslag is ten opzichte van dat van 2003 voor het overige praktisch
ongewijzigd gebleven. Een beknopt tekstgedeelte wordt dus weer gevolgd door een
compacte tabellenbijlage waarin de werkzaamheden op overzichtelijke wijze zijn
gekwantificeerd en door bijlagen met de teksten van de Verordening
gemeentelijke Ombudscommissie en van het Statuut voor de secretarissen. Samen
waarborgen Verordening en Statuut dart het functioneren van de Commissie en
haar secretaris onafhankelijk van het gemeentebestuur en de ambtelijke
hiërarchie kan plaatsvinden.
Het streven
het jaarverslag zou vroeg mogelijk in het nieuwe jaar gereed te hebben, heeft
tot gevolg dat het nu reeds in maart kan worden aangeboden aan Raad en College.
Ik herhaal wat in het vorige
jaarverslag ook al op deze plaats stond: mocht er behoefte bestaan aan
informatie die niet in het jaarverslag is opgenomen, dan wil de Commissie
daarin – binnen de grenzen van het redelijk mogelijke - in volgende
jaarverslagen voorzien.
Delft, 15 maart 2004,
Mw. mr. C.L.
Liebregs, voorzitter
INHOUD
1. Klachten in
2004
1.1 Algemeen
1.2 Formele
toetsing
1.3 Inhoudelijke toetsing
1.4 Organisatieonderdelen
1.5 Doorlooptijd
2. Conclusies en aanbevelingen
2.1 Conclusies
2.2 Aanbevelingen
3. De Commissie
3.1
Wettelijke grondslag
3.2
Samenstelling
3.3
Vergaderingen
3.4
Publiciteit
Bijlagen
I Statistisch overzicht
II Verordening Gemeentelijke
Ombudscommissie
III Statuut
voor de secretarissen
1. Klachten in 2004
1.1. Algemeen
Ook in 2004 is het
aantal binnengekomen klaagschriften verhoudingsgewijs sterk afgenomen ten
opzichte van het voorafgaande jaar. Het waren er in totaal negentien; in 2002
was dit aantal nog twee maal zo hoog. Alle deze zaken, op één na, konden nog in
het jaar van binnenkomst worden afgehandeld. Slechts één zaak stond aan het
eind van het jaar dus nog open, hetgeen aanzienlijk minder is dan in de meeste
voorafgaande jaren.
In totaal zijn er
in 2004 vierentwintig zaken afgehandeld, waaronder alle nog openstaande zaken
uit 2003 en 2002. Dit resulteerde in tien rapporten. Zes zaken werden in een
hoorzitting behandeld en bij vier zaken volstond het beschikbare dossier. Drie
keer oordeelde de Ombudscommissie dat een of meer gedragingen onbehoorlijk
waren, zes keer luidde het oordeel ‘behoorlijk’ en in een zaak hoefde
uiteindelijk geen oordeel te worden gegeven omdat klager en gemeente tijdens de
hoorzitting tot een vergelijk kwamen. Twee zaken zijn in een hoorzitting
behandeld en vier andere konden aan de hand van de stukken worden beoordeeld.
Onderstaande
tabel bevat een vergelijkend overzicht van de rapporten die de Ombudscommissie
in de afgelopen vijf jaar heeft uitgebracht.
Klachten
waarover rapport is gemaakt naar oordeel en jaar van uitbrengen |
||||||
Oordeel over de gedragingen |
|
2004 |
2003 |
2002 |
2001 |
2000 |
Onbehoorlijk (geheel of gedeeltelijk) |
|
3 |
2 |
4 |
4 |
2 |
Behoorlijk |
|
6 |
3 |
2 |
4 |
5 |
Geen oordeel |
|
- |
- |
- |
- |
1 |
Niet bevoegd/niet ontvankelijk |
|
- |
1 |
2 |
1 |
- |
totaal aantal zaken met rapport |
|
9 |
6 |
8 |
9 |
8 |
Bijlage I bevat een zevental tabellen die gezamenlijk een vrij compleet
overzicht bieden van het werk van de Ombudscommissie. Op de tabellen 5 en 6 na
worden de cijfers vergeleken met eerdere jaren. Indien de beschikbare cijfers –
en de ruimte – dat toelaten, gaan we daarbij terug tot het jaar 1997. De
absolute aantallen zijn niet in percentages omgerekend. Bij kleine tot zeer
kleine aantallen is dat niet alleen onnodig, maar geven percentages daarnaast
aanleiding tot onjuiste interpretaties.
De cijfers in
bijlage I spreken over het algemeen voor zichzelf. Toch zal in de volgende
paragrafen kort op enkele formele en inhoudelijke aspecten worden ingegaan. Wij
beperken ons over het algemeen tot het verslagjaar.
1.2 Formele toetsing
Ontvankelijkheid
Bij de formele toetsing spreekt de Commissie zich
nog niet uit over de inhoud van een klaagschrift maar wordt uitsluitend bezien
of de Commissie een klacht volgens de Verordening gemeentelijke Ombudscommissie
in behandeling mag nemen. Tabel 6 van bijlage I bevat een overzicht van de
klachten waarbij de Commissie niet aan een inhoudelijke beoordeling toekwam,
met de redenen waarom niet. Bij elf klachten was niet aan het
kenbaarheidsvereiste voldaan, een keer werd niet geklaagd over de gemeente
(ambtenaar, bestuurder, bestuursorgaan) en een andere keer werd geklaagd over
het algemene beleid van de gemeente.
Kenbaarheidsvereiste
De Ombudscommissie mag een klacht pas in behandeling nemen nadat
burgemeester en wethouders in de gelegenheid zijn gesteld de klacht volgens de
vereisten van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) af te
handelen. Dit wordt bedoeld met het kenbaarheidsvereiste. Voldoet een klacht
niet aan het kenbaarheidsvereiste, dan is het vast gebruik dat deze naar de
desbetreffende clusterdirecteur[1]
wordt doorgezonden voor interne afdoening door burgemeester en wethouders.
Door de jaren
heen is het kenbaarheidsvereiste iets waaraan veel van de bij de
Ombudscommissie ingediende klachten niet voldoen. In de meeste jaren was dit
de voornaamste oorzaak van niet-ontvankelijkheid van een klacht of een
onderdeel daarvan. Het jaar 2004 vormt hierop geen uitzondering. Uit tabel 1
van bijlage I blijkt dat dit aantal de laatste jaren vrij constant is. Opmerkelijk is evenwel dat in 2004 ongeveer twee
van elke drie ingediende klachten niet aan het kenbaarheidsvereiste voldeed. In
de loop van 2004 is een folder tot stand gekomen waarin de hoofdlijnen van het
gehele klachtentraject, dus zowel dat van de informele, mondelinge afhandeling
als de formele schriftelijke interne afdoening en de procedure bij de
Ombudscommissie uiteen worden gezet. Mogelijk dat dit tot gevolg heeft dat in
2005 minder klachten bij de Ombudscommissie worden ingediend die nog niet de
interne behandelgang door de gemeente hebben doorlopen.
Samenloop met
bezwaarprocedure:
Indien wordt geklaagd over een aangelegenheid waarover ook een
bezwaarschrift is of had kunnen worden ingediend, is de Commissie niet bevoegd
de desbetreffende klacht in behandeling te nemen. Het doet dus niet toe of de
indiener van een klacht al dan niet van de bezwaarmogelijkheid gebruik heeft
gemaakt.
Verkeerd gerichte klachten
Onder deze noemer kunnen onder meer klachten worden samengevat
1.
over instanties die geen deel
uitmaken van de gemeentelijke organisatie of niet werkzaam zijn onder
verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van de gemeente[2];
2.
over de burgemeester als hoofd van
de politie;
3.
die niet slaan op een concrete
gedraging of nalatigheid. Voorbeelden hiervan zijn:
- klachten over een algemeen
verbindend voorschrift (zoals een verordening);
- klachten over beleid van de
gemeente, al dan niet vastgelegd in een beleidsregel.
Uit tabel 6 van
bijlage I blijkt dat er in 2004 één klacht tegen het beleid van de gemeente was
gericht (namelijk tegen de door de gemeente gehanteerde criteria voor het
kwijtschelden van gemeentelijke belastingen) en één klacht tegen een
niet-gemeentelijk orgaan, namelijk de GGD-Delfland, die sinds de fusie met
enkele andere GGD’en, niet meer tot de gemeentelijke organisatie behoort.
Termijnen
Op grond van de Verordening - en in overeenstemming met hoofdstuk 9 van de
Algemene wet bestuursrecht (Awb) - moet een klacht bij de Ombudscommissie
worden ingediend binnen zes weken nadat de schriftelijke beslissing van of
namens het bestuursorgaan op een klacht naar klager is verzonden. Wordt deze
termijn overschreden, dan is de Commissie niet bevoegd een klacht in
behandeling te nemen. Dit is in 2004 niet voorgekomen.
Bij de afhandeling van een klacht
door een bestuursorgaan van de gemeente Delft geldt dat een klacht over een
gedraging die meer dan twaalf maanden voor het indienen van een klacht
heeft plaatsgevonden, niet in
behandeling behoeft te worden genomen. Indien om deze reden geen interne
afdoening heeft plaatsgevonden door het bestuursorgaan waarover wordt geklaagd,
zal ook de Ombudscommissie de klacht niet in behandeling nemen, tenzij zij van
oordeel is dat er redenen zijn dit wel te doen. In 2004 is ook dit niet
voorgekomen.
1.3 Inhoudelijke toetsing
Een klacht die de formele toetsing heeft doorstaan wordt inhoudelijk
getoetst. Hierbij wordt beoordeeld of de klacht gegrond of ongegrond is.
In 2004 werden drie klachten gegrond bevonden. De volgende elementen van
deze laatste klachten werden als onbehoorlijke gedraging aangemerkt.
·
Het niet beantwoorden van brieven (2
klachten)
·
Het niet nakomen van een toezegging
·
Het zich niet voldoende inspannen om
door een bedrijfsvestiging veroorzaakte overlast voor bewoners te voorkomen
·
Niet gerechtvaardigde ongelijke
behandeling
·
Zich blijven beroepen op een
beleidsregel die niet volgens de wettelijke regels bekend was gemaakt, en
waaraan achteraf een zeer lange terugwerkende kracht was verleend.
1.4 Organisatieonderdelen
De kerngegevens
vindt u in tabel 3 van bijlage I. Per organisatieonderdeel wordt hier getoond op welke wijze de in het
verslagjaar afgehandelde of aangehouden klachten werden afgedaan en welk
oordeel de Commissie heeft uitgesproken. Een fors gedeelte van deze klachten
kwam niet voor behandeling door de Ombudscommissie in aanmerking omdat niet aan
de voorwaarde was voldaan dat de gemeente eerst zelf in de gelegenheid moet
zijn geweest de grief van de burger op te lossen (u hebt hierover al het een en
ander kunnen lezen in.paragraaf 1.2 onder het kopje kenbaarheidsvereiste). Een
van deze klachten was gericht tegen het cluster Facilitaire dienstverlening en
een tegen de (destijds nog zo geheten) Commissie voor de beroep- en
bezwaarschriften (deze laatste commissie is een afzonderlijk bestuursorgaan van
de gemeente en heeft een eigen, wettelijk geregelde verantwoordelijkheid voor
interne afdoening van tegen haar ingediende klachten). Over de drie hoogste
bestuursorganen van de gemeente – gemeenteraad, burgemeester en college van
burgemeester en wethouders – zijn in 2004 geen klachten behandeld of
binnengekomen
Voorts valt nog
het volgende op. In de eerste plaats: de in 2004 afgesloten klachten hadden in
grote meerderheid betrekking op twee clusters, namelijk Publiekszaken en Wijk-
en Stadszaken. Niet zo vreemd voor wie bedenkt dat vrijwel alle
publiekscontacten van de gemeente voortvloeien uit activiteiten van en door
deze twee clusters. In de tweede plaats valt op dat minder dan de helft van de
klachten tot een beoordeling door de Ombudscommissie heeft geleid (vijf bij
Publiekszaken, vier bij Wijk- en Stadszaken). En slechts in een derde van deze
negen zaken kwam de Commissie tot een oordeel ten nadele van de gemeente, met
andere woorden, was de klacht gegrond
en oordeelde de Commissie dat de gedraging in kwestie van de gemeente onbehoorlijk was. Bij Publiekszaken gebeurde
dat bij twee van de vijf klachten, bij Wijk- en Stadszaken bij een van de
vier). Aan de hand van tabel 4, waarin wordt teruggegaan tot het eerste
complete jaar waarin de reorganisatie NEON in werking was, kan worden opgemaakt
dat het hierboven geschetste beeld de laatste vier jaren betrekkelijk constant
is geweest.
Dalen we verder af in de organisatie, dan blijkt uit het grondmateriaal (en
niet uit de tabellen) dat drie verschillende vakteams zich ‘eigenaar’ van een
gegronde klacht mogen noemen.
1. het vakteam
Publieksbalie (met een klacht uit 2002 die na veel horten en stoten begin 2004
kon worden afgerond en waarin het vakteam het inhoudelijke gelijk aan zijn kant
had, maar in procedureel opzicht onjuist had gehandeld);
2. het vakteam
Bouw- en Woningtoezicht (een klacht uit 2003, waarin de Commissie constateerde
dat de gemeente zich niet of nauwelijks had ingespannen om een einde te maken
aan de overlast die werd veroorzaakt door gedreun en geluid van een
aanvankelijk zonder vergunningen in een woongebouw gevestigd bedrijf);
3. het vakteam
Grond[3]
(met een klacht over ongelijke behandeling bij de verkoop van grond aan een
particulier, waarbij de gemeente zich tegenover klager aanvankelijk beriep op
een bij vergissing niet bekendgemaakte beleidsregel en naderhand een extreem
lange terugwerkende kracht aan deze beleidsregel verleende toen deze alsnog
formeel werd bekendgemaakt).
Aparte vermelding verdient een klacht
over de wijze waarop de gemeente zich had gedragen in een kwestie over het
verplaatsen van een aanhechtingspunt van de straatverlichting boven een van de
Delftse grachten. Na de knullige wijze waarop de aanvraag van klager door het
verantwoordelijke vakteam Mobiliteit was behandeld en nadien een zelfgenoegzame
opstelling van de behandelende ambtenaren, konden tijdens de hoorzitting
afspraken worden gemaakt waardoor geheel aan de grief van klager tegemoet werd
gekomen en deze zijn klacht heeft ingetrokken.
1.5 Doorlooptijd
In 2004 kon slechts één klacht binnen een periode van
drie maanden worden afgehandeld. Doordat enkele problematische zaken uit 2002
en 2003 in 2004 werden afgehandeld en doordat van enkele nieuwe zaken, naar
achteraf bleek, ten onrechte werd verondersteld dat er nog geen interne
afhandeling had plaatsgevonden, zijn de doorlooptijden ook in 2004 toegenomen.
De in het vorige verslag uitgesproken verwachting is daarmee helaas uitgekomen.
2. Samenvatting en aanbevelingen
2.1. Samenvatting
·
Het aantal klachten dat in 2004 is
binnengekomen, is ten opzichte van vorige jaren wederom vrij fors gedaald.
·
Meer dan de helft van de
ingediende klachten was niet eerder bij het verantwoordelijke bestuursorgaan
ingediend en kon om die reden niet in behandeling worden genomen. Deze klachten
zijn door de Commissie voor interne afhandeling doorgezonden naar de
desbetreffende clusterdirecteur. Twee klachten waren om andere redenen niet
ontvankelijk en zijn zonder rapport afgedaan.
·
Van de klachten die wel in
behandeling konden worden genomen, zijn er twee ingetrokken, waarvan één nadat
tijdens de hoorzitting tot een vergelijk tussen klager en gemeente kon worden
gekomen.
·
Over negen klachten is in 2004 een rapport uitgebracht.
In drie zaken oordeelde de Ombudscommissie dat gedragingen waarover werd
geklaagd, onbehoorlijk waren; zesmaal luidde het oordeel ‘behoorlijk’.
2.2. Aanbevelingen
In haar rapporten uit 2004 heeft de Ombudscommissie tweemaal een
aanbeveling van algemene aard gedaan. Beide keren ging het om een klacht
waarvan de gewraakte gedragingen niet als onbehoorlijk werden aangemerkt.
·
Bij de behandeling van een klacht
over het uitblijven van een beslissing over een aanvraag van een
bouwvergunning, bleek dat de vergunning reeds lang was verleend, maar dat door
een onvoldoende personele bezetting gepaard gaand met een onvoldoende
kwaliteitscontrole, de aanvrager daar niet van in kennis was gesteld. De vergunning
was niet verzonden. De Commissie beval aan de organisatie van het vakteam BWT
zo in te richten dat een betere kwaliteitscontrole kon plaatsvinden, bijvoorbeeld
door één functionaris met de primaire kwaliteitsbewaking te belasten.
·
In een klacht over het vakteam
Publieksbalie werd de gemeente verweten onvoldoende informatie te hebben
verschaft aan klager toen deze zich aan de balie vervoegde voor een uittreksel
uit de Gemeentelijke basisadministratie (GBA). In het onderhavige geval was
klager er niet op gewezen dat het CBR bij het indienen van een aanvraag voor
het rijbewijs C eist dat het rijbewijs B wordt overgelegd en dat de hierop
vermelde persoonsgegevens niet mogen afwijken van die op het GBA-uittreksel.
Bij klager kwamen ze – overigens door eigen schuld en toedoen – niet overeen.
Tijdens de hoorzitting bleek dat de medewerkers van de Publieksbalie niet
worden geïnstrueerd het publiek actief informatie te geven. Zij hoeven ook niet
de kennis te hebben om dergelijke informatie te verstrekken. Kennis van de
producten van de Publieksbalie zelf is voldoende. De Commissie beval
burgemeester en wethouders aan de medewerkers van de Publieksbalie te
instrueren actief informatie te verstrekken aan de burgers die aan de balie
verschijnen en de daartoe eventueel ontbrekende kennis en vaardigheden op peil
te brengen.
3. De Commissie
3.1 Wettelijke grondslag en bevoegdheid
De Gemeentelijke Ombudscommissie is ingesteld op grond van de Verordening
Gemeentelijke Ombudscommissie (hierna: de Verordening). De onafhankelijkheid
van de Commissie vloeit voort uit artikel 2 van de Verordening. Het luidt als
volgt: "Er is een gemeentelijke
Ombudscommissie. De Commissie is niet ondergeschikt aan enig bestuursorgaan"
(zie ook bijlage II). De
Verordening is voor het laatst in 2000 gewijzigd.
De
Ombudscommissie is bevoegd te oordelen over klachten over ‘de’ bestuursorganen van de gemeente en over
iedereen die werkzaam is onder verantwoordelijkheid daarvan. Niet alleen het
college van burgemeester en wethouders, de raad en de burgemeester vallen onder
het begrip ‘bestuursorgaan’; dat is ook het geval met de door hen ingestelde
organen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden
gedacht aan raadscommissies, aan de Klachtencommissie Woonruimteverdeling, de Adviescommissie
voor bezwaarschriften en de welstandscommissie.
De bevoegdheid van de Ombudscommissie strekt zich niet
uit over individuele raadsleden. Dezen maken weliswaar deel uit van de
gemeenteraad, maar zijn over hun werkzaamheden geen verantwoording schuldig aan
de raad als zodanig. Individuele leden van het college van burgemeester en
wethouders vallen wel onder de bevoegdheid van de Ombudscommissie, want zij
werken onder verantwoordelijkheid van het college als zodanig.
3.2. Samenstelling
De gemeentelijke Ombudscommissie bestaat uit drie leden, waaronder de
voorzitter en, zoals de Verordening stelt, 'een
genoegzaam aantal' plaatsvervangende leden (momenteel twee), allen door de
gemeenteraad benoemd op voordracht van Burgemeester en wethouders. Sinds de
Wet dualisering in werking is getreden, worden nieuwe leden en
plaatsvervangende leden van de Commissie door elk van de drie hoogste
bestuursorganen van de gemeente afzonderlijk benoemd, namelijk door de gemeenteraad,
het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.
De Commissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris, aangewezen
door burgemeester en wethouders. De secretaris is in zijn werk alleen
verantwoording schuldig aan de Commissie. Zijn onafhankelijke positie wordt
nader geregeld in een statuut (zie bijlage III).
De Commissie bestond op 1 januari 2004 uit de volgende personen:
-
mw. mr. C.L. Liebregs, voorzitter
-
de heer mr. A. van der Lugt, lid en plv. voorzitter
- de heer P.
Naaborg, lid
- mevrouw dr.
W. Jacobs, plaatsvervangend lid
- vacature,
plaatsvervangend lid
In de
vacature voor plaatsvervangend lid is voorzien met de benoeming per 1 april
2004 van de heer mr. W.H.C. van Eck.
Secretaris
van de Commissie is de heer drs. H. Milikan; plaatsvervangend secretarissen
zijn mevrouw M.A. Rebel en de heer mr. J. Frederici.
3.3. Vergaderingen
De vergaderingen van de Commissie vinden plaats volgens een jaarlijks
vastgesteld schema van één vergadering per vier à vijf weken. Indien nodig komt
de Commissie ook tussentijds bijeen. De Commissie vergadert steeds op
maandagavond. Sinds haar instelling op 1 januari 1993 tot het einde van het
verslagjaar is de Ombudscommissie in totaal 91 keer bijeengeweest.
In 2004 heeft de Commissie vier keer vergaderd, namelijk in april,
september, november en december. Tijdens de vergaderingen van november en
december zijn hoorzittingen gehouden. Zowel de indieners van de klachten als
een vertegenwoordiging van burgemeester en wethouders waren daarbij aanwezig.
3.4. Publiciteit
De
publieksfolder ‘Een klacht over de gemeente’ is radicaal herzien. Dit is
gebeurd in nauwe samenwerking tussen de secretaris van de Commissie, het
vakteam Juridische Zaken (voor de tekst) en het vakteam Communicatie voor de
lay-out en vormgeving. Het gehele traject van klachtenbehandeling komt in de
vernieuwde folder aan de orde. Afgewacht zal moeten worden of de nu
omvangrijkere folder aan zijn doel zal beantwoorden. Voor wat betreft de
Ombudscommissie is een van de doeleinden het voorkómen dat klachten bij haar
worden ingediend zonder dat de interne afdoening heeft kunnen plaatsvinden.
Reeds nu is duidelijk dat er veel vraag naar de folder is bij het vakteam
Publieksbalie van de gemeente.
De
Ombudscommissie staat als vanouds vermeld in de Stadsgids, zij het dat de
informatie niet geheel juist is. De Commissie hoopt dat zij – zoals voorheen
het geval was - voorafgaand aan het verschijnen van de volgende editie zal
worden gevraagd de vermelding te controleren op juistheid.
bijlagen
I Statistisch overzicht
1 In- en uitstroom en wijze van afhandeling,
1997-2004
2 Oordeel, 1997-2004
3 Resultaat afhandeling per
organisatieonderdeel, 2004
4 Gegronde klachten per organisatieonderdeel,
2001-2004
5 Aanbevelingen en oordeel, 2004
6
Niet
ontvankelijke klachten naar redenen, 2004
7
Doorlooptijd,
1997-2004
II Verordening
Gemeentelijke Ombudscommissie
III Statuut
voor de secretarissen
Bijlage I Statistisch
overzicht[4]
Tabel 1: In- en uitstroom en wijze van afhandeling, 2004 t/m 1997 |
||||||||
Status op 31 december |
2004 |
2003 |
2002 |
2001 |
2000 |
1999 |
1998 |
1997 |
Aangehouden van vorig jaar |
6 |
6 |
8 |
0 |
10 |
1 |
5 |
8 |
Nieuw ingekomen |
19 |
26 |
37 |
35 |
26 |
44 |
33 |
59 |
Dit jaar af te handelen zaken
|
25 |
32 |
45 |
35 |
36 |
45 |
38 |
67 |
Schriftelijk met rapport |
4 |
4 |
4 |
6 |
4 |
7 |
5 |
14 |
Hoorzitting
en rapport |
5 |
2 |
4 |
3 |
4 |
4 |
4 |
4 |
Niet ontvankelijk |
2 |
4 |
20 |
6 |
14 |
11 |
8 |
15 |
Ingetrokken |
2[5] |
3 |
0 |
0 |
3 |
1 |
5 |
13 |
Voldeed niet aan kenbaarheidsvereiste; afgedaan
zonder rapport [6]) |
11 |
13 |
11 |
12 |
11 |
12 |
15 |
16 |
Totaal aantal afgehandelde zaken |
24 |
26 |
39 |
27 |
36 |
35 |
37 |
62 |
Nog niet afgehandeld op 31 december |
1 |
6 |
6 |
8 |
0 |
10 |
1 |
5 |
Tabel 2: Oordeel,
2004-1997
Oordeel |
2004 |
2003 |
2002 |
2001 |
2000 |
1999 |
1998 |
1997 |
Onbehoorlijk [7]) (geheel of gedeeltelijk) |
3 |
2 |
4 |
4 |
2 |
7 |
5 |
8 |
Behoorlijk [8]) |
6 |
3 |
2 |
4 |
5 |
3 |
4 |
10 |
Geen oordeel |
- |
- |
- |
1 |
1 |
1 |
- |
- |
Niet ontvankelijk |
- |
1 |
2 |
- |
- |
- |
- |
- |
totaal |
9 |
6 |
8 |
9 |
8 |
11 |
9 |
18 |
Tabel 3: Resultaat afhandeling per organisatieonderdeel[9]),
2004 |
||||||||
Gemeentelijk |
Alle |
Onbehoorlijk |
Behoorlijk |
Geen oordeel |
Ingetrokken |
Niet voldaan aan kenbaarheidsvereiste |
Niet ontvankelijk, |
Aangehouden |
Gemeenteraad |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
Burgemeester |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
College |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
CBB/ACB [10]) |
1 |
- |
- |
- |
- |
1 |
- |
- |
Publiekszaken |
11 |
2 |
3 |
- |
- |
5 |
1 |
- |
Wijk/Stadsz. |
11 |
1 |
3 |
- |
2[11]) |
4 |
- |
1 |
Facilitair |
1 |
- |
- |
- |
- |
1 |
- |
- |
Geen gemeente |
1 |
- |
- |
- |
- |
- |
1 |
- |
TOTAAL
|
25 |
3 |
6 |
- |
2 |
11 |
2 |
1 |
Tabel 4: Gegronde klachten[12])
2004 - 2001, per organisatieonderdeel |
||||||||
Gemeentelijk orgaan |
Rapport uitgebracht in het jaar |
|||||||
|
2004 |
2003 |
2002 |
2001 |
|
|
|
|
Publiekszaken |
2 |
2 |
- |
3 |
|
|
|
|
Wijk- en Stadszaken |
1 |
- |
4 |
1 |
|
|
|
|
Facilitaire Dienstverlening |
- |
- |
- |
- |
|
|
|
|
Gegronde klachten, totaal |
3 |
2 |
4 |
4 |
|
|
|
|
Tabel 5:
Aanbevelingen en oordeel, rapport uitgebracht in 2004 |
|||||
|
Oordeel
in rapport |
||||
|
Onbehoorlijk |
Behoorlijk |
Niet |
Geen |
Totaal |
Met aanbeveling |
-- |
3 |
- |
- |
3 |
Zonder aanbeveling |
3 |
3 |
- |
- |
6 |
Totaal aantal rapporten |
3 |
6 |
- |
- |
9 |
Tabel 6: In 2004 binnengekomen klaagschriften die geheel of
gedeeltelijk niet ontvankelijk waren, naar reden(en) |
|||
Redenen waarom een klacht of
onderdelen daarvan niet in behandeling zijn genomen |
Aantal klachten |
||
Omschrijving |
art. [13]) |
Geen |
Wel |
1. Niet voldaan
aan het kenbaarheidsvereiste |
10.1 |
11 |
|
2. Meer dan 6
weken na interne afdoening klacht
voorbij |
10.3 |
|
|
3. Gedraging
heeft plaatsgevonden langer dan 12 maanden voor het indienen van de
primaire klacht bij het bestuursorgaan[14] |
10.1 en 10.2 |
|
|
4. Er
staat/stond een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening open voor klager resp. is aanhangig resp.
er is uitspraak in gedaan |
8.1 sub e |
|
|
5. Andere
procedure is aanhangig resp. daar is uitspraak in gedaan |
8.1 sub f |
|
|
6. Gericht tegen algemeen verbindend voorschrift
|
8.1 sub c |
|
|
7. Gericht tegen algemeen beleid |
8.1 sub d |
1 |
|
8. Gericht tegen burgemeester als hoofd van
de politie |
1a |
|
|
9. Klachten niet gericht tegen een gemeentelijk
orgaan |
1a |
1 |
|
10. Geen concrete gedraging |
1 sub d |
|
|
11. Gedraging niet voldoende duidelijk
omschreven |
7.2 sub
c |
|
|
12. Geen reactie van klager op brieven van de
ombudscommissie |
8.1 sub a |
|
|
13. Klacht is
ingetrokken of er werd een vergelijk gevonden |
-- |
2 |
|
Totaal |
15 |
-- |
Tabel 7: Doorlooptijd van zaken met rapport, 2004-1997 |
||||||||
|
rapport uitgebracht in : |
|||||||
Aantal volle weken |
2004 |
2003 |
2002 |
2001 |
2000 |
1999 |
1998 |
1997 |
1 - 5 |
- |
- |
- |
1 |
1 |
- |
2 |
- |
6 - 10 |
1 |
1 |
2 |
2 |
5 |
4 |
3 |
6 |
11 - 15 |
- |
2 |
3 |
3 |
1 |
3 |
4 |
5 |
16 - 20 |
1 |
1 |
2 |
2 |
- |
1 |
- |
2 |
21 - 25 |
1 |
- |
1 |
- |
1 |
3 |
- |
3 |
26 en meer |
6 |
2 |
- |
1 |
- |
- |
- |
2 |
Aantal zaken met rapport |
9 |
6 |
8 |
9 |
8 |
11 |
9 |
18 |
Bijlage II
Verordening Gemeentelijke Ombudscommissie
De raad van de gemeente Delft, gezien het voorstel van burgemeester en
wethouders van 21 april 1992, gelet op de artikelen 82 e.v. van de Gemeentewet,
b e s l u i t :
vast te stellen de volgende Verordening gemeentelijke Ombudscommissie.
Artikel 1.
Deze verordening verstaat onder:
a .commissie:
de Commissie genoemd in artikel 2;
b. bestuursorgaan:
een orgaan van een
rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of een ander persoon of
college, met enig openbaar gezag bekleed;
c. functionaris:
een
ambtenaar, een gewezen ambtenaar, een persoon met wie door een bestuursorgaan
een arbeidsovereenkomst is gesloten naar burgerlijk recht, ook na beëindiging
van de arbeidsovereenkomst, alsmede ieder ander persoon werkzaam onder
verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan, met uitzondering van degene die
in dienst is van de politie;
d. gedraging:
het handelen of nalaten van een bestuursorgaan jegens een natuurlijk
persoon of rechtspersoon.
Artikel 1a.
Deze
verordening is van toepassing op de gedragingen van de bestuursorganen van de
gemeente, met uitzondering van de burgemeester in zijn hoedanigheid van hoofd
van politie, alsmede op gedragingen van bestuursorganen die onder
verantwoordelijkheid van de gemeente werkzaam zijn.
Een gedraging van een functionaris, verricht in de uitoefening van zijn
functie, wordt aangemerkt als een gedraging van het bestuursorgaan onder
wiens verantwoordelijkheid hij werkzaam is.
Artikel 2.
1. Er is een gemeentelijke Ombudscommissie.
2. De Commissie is niet ondergeschikt aan enig bestuursorgaan.
Artikel 3.
1. De Commissie bestaat uit drie leden,
welke niet afkomstig zijn uit het
midden van de raad.
a. een voorzitter, op voordracht van
burgemeester en wethouders, door de gemeenteraad benoemd;
b. twee leden, eveneens op voordracht
van burgemeester en wethouders, door de gemeenteraad benoemd.
c. de Commissie wijst uit haar midden
een of meer plaatsvervangende voorzitters aan.
2.
Op dezelfde wijze als in het vorige
lid wordt een genoegzaam aantal plaatsvervangende leden benoemd.
3.
Tot lid, respectievelijk
plaatsvervangend lid van de Commissie is niet benoembaar degene als bedoeld
in artikel 1, sub c.
4.
Leden of plaatsvervangende leden
van de Commissie nemen niet deel aan de behandeling van een klacht als genoemd
in artikel 6, wanneer de zaak waarop de klacht betrekking heeft op hun
echtgenoten of hun bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad
persoonlijk aangaat, indien zij als gemachtigden in de zaak zijn betrokken,
alsmede indien zich andere feiten of omstandigheden voordoen, die het vormen
van een onpartijdig oordeel kunnen bemoeilijken. Alsdan verschonen zij zich.
Wanneer de situatie als hiervoor weergegeven, zich voordoet en
betrokkene zich niet verschoont, kan hij door de indiener van de klacht
gewraakt worden. Over een dergelijke wraking beslissen de overige leden van de
commissie.
Artikel 4.
1.
De leden en
plaatsvervangende leden van de Commissie worden benoemd voor een periode van
vier jaar.
2.
Zij kunnen
voor maximaal één keer voor een periode van vier jaar worden herbenoemd.
3.
Het
lidmaatschap, respectievelijk het plaatsvervangend lidmaatschap van de
Commissie vervalt:
a. bij
het verkrijgen van de hoedanigheid van raadslid, voorzitter van de raad of
ambtenaar;
b. op eigen verzoek.
4.
De
gemeenteraad trekt de benoeming van een lid, respectievelijk plaatsvervangend
lid in wanneer dit lid naar het oordeel van de gemeenteraad door handelen of
nalaten het aanzien van de Commissie heeft geschaad.
5.
De leden van
de Commissie genieten een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen
van de Commissie krachtens de in artikel 96 van de Gemeentewet vastgestelde
regeling.
6.
De werkelijk
gemaakte kosten terzake van andere werkzaamheden of bemoeiingen ten behoeve
van de Commissie worden vergoed.
Artikel 5.
1.
De Commissie
wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door een ambtelijk secretaris,
daartoe aangewezen door burgemeester en wethouders.
2.
Burgemeester
en wethouders wijzen tevens een plaatsvervanger aan.
3.
De secretaris
is in de uitoefening van zijn functie uitsluitend verantwoording schuldig aan
de commissie. Burgemeester en wethouders stellen terzake nadere regels vast.
Artikel 6.
De Commissie onderzoekt schriftelijke klachten over gedragingen van
gemeentelijke organen en beoordeelt of het betreffende orgaan zich in een
bepaalde aangelegenheid al dan niet behoorlijk heeft gedragen.
Artikel 7.
1 Een ieder heeft het recht zich tot de Commissie te wenden met een klacht
over een gedraging van een bestuursorgaan.
2. De klacht dient:
a) op schrift te zijn gesteld
b) naam, adres en woonplaats van klager te bevatten;
c) de gedraging te omschrijven waarop de klacht betrekking heeft;
d) de gronden te bevatten waarop de klacht berust;
e)
aan te geven dat toepassing is gegeven
aan het bepaalde in artikel 10 lid 1, alsmede wat de zienswijze is van het
bestuursorgaan;
f)
te zijn gedagtekend.
3. De voorzitter wijst een klager die het bepaalde in het vorige lid niet
in acht genomen heeft op het gepleegde verzuim en stelt hem in de gelegenheid
dit binnen een bepaalde termijn te herstellen.
4. De voorzitter verwijst een
klager die niet in staat is te voldoen aan het bepaalde in lid 2 naar een
instantie die klager bij het op schrift stellen van zijn klacht behulpzaam
kan zijn.
Artikel 8.
1. De Commissie neemt een klacht niet in behandeling:
a.
zolang niet is
voldaan aan het bepaalde in artikel 7 lid 2, respectievelijk de termijn als
genoemd in artikel 7 lid 3, onbenut, is verstreken;
b.
indien de termijn
als genoemd in artikel 10 lid 4 is overschreden;
c.
indien de
klacht betrekking heeft op algemeen verbindende voorschriften;
d.
indien de
klacht betrekking heeft op algemeen beleid;
e.
indien de
klacht betrekking heeft op een gedraging ten aanzien waarvan voor klager een
wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening openstaat of heeft
opengestaan en hij daarvan geen gebruik gemaakt heeft of indien in het kader
van die voorziening een procedure aanhangig is of uitspraak is gedaan;
f.
indien de
klacht betrekking heeft op een gedraging ten aanzien waarvan, anders dan
ingevolge een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening,
een procedure aanhangig is of uitspraak is gedaan.
a)
indien de klacht betrekking heeft op een gedraging
waarover reeds eerder een klacht is ingediend die met inachtneming van artikel
9:4 e.v. Awb is behandeld;
b)
zolang terzake van de gedraging waarover wordt geklaagd
een opsporingsonderzoek op bevel van de officier van justitie of een
vervolging gaande is, dan wel indien de gedraging deel uitmaakt van de
opsporing of vervolging van een strafbaar feit en terzake van dat feit een
opsporingsonderzoek op bevel van de officier van justitie of een vervolging
gaande is.
2.
Wanneer overschrijding van de termijn als genoemd in lid 1, sub a en b
redelijkerwijs verschoonbaar is, wordt een klacht toch in behandeling genomen.
Artikel 9.
Indien de Commissie
op grond van het bepaalde in artikel 8 een klacht niet in behandeling neemt,
doet zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de klager
onder vermelding van de redenen.
Artikel 10.
1. Alvorens een
klacht aan de Commissie kan worden voorgelegd, dient de klacht te zijn
ingediend bij het betrokken bestuursorgaan.
2. Het
bestuursorgaan dient bij de behandeling van de klacht het bepaalde in de artikelen
9:4 e.v. Awb in acht te nemen.
3. Indien de
klager zich niet kan vinden in de afhandeling van de klacht door het bestuursorgaan,
kan hij zich, binnen een termijn van zes weken, tot de Commissie wenden.
4. Indien de
klacht door het bestuursorgaan niet binnen de in artikel 9:11 Awb gestelde
termijn is afgehandeld, kan klager zich binnen een redelijke termijn tot de Commissie
wenden.
Artikel 11.
1.
Indien de
Commissie het, in verband met een zorgvuldige behandeling van een klacht,
nodig oordeelt, stelt zij het bestuursorgaan alsmede de klager in de gelegenheid
hun standpunt nader toe te lichten.
2.
De Commissie geeft aan of de
toelichting schriftelijk of mondeling, ten overstaan van de Commissiegegeven
dient te worden.
3.
Indien de toelichting mondeling,
ten overstaan van de Commissiegegeven dient te worden, belegt de Commissie
daartoe een zitting, tijdens welke de Commissie voltallig aanwezig is.
4.
Het bestuursorgaan alsmede de
klager worden tijdig en behoorlijk opgeroepen om tijdens een zitting aanwezig
te zijn.
5.
Indien het bestuursorgaan of de
klager wijziging wenst van het tijdstip van de zitting, dient zulks binnen
drie dagen na de in het vorige lid gedane mededeling, onder opgaaf van
redenen, te worden verzocht aan de voorzitter.
6.
De beslissing van de voorzitter op
een verzoek als genoemd in het vorige lid wordt zo spoedig mogelijk aan de
betrokkene meegedeeld.
7.
Het bestuursorgaan alsmede de
klager kunnen zich tijdens een zitting laten bijstaan, of zich laten vertegenwoordigen
door een gemachtigde.
8.
De Commissie bepaalt of het horen
van het bestuursorgaan alsmede de klager tijdens een zitting al dan niet in
elkaars tegenwoordigheid zal plaatsvinden.
De Commissie besluit tot afzonderlijk horen, indien aannemelijk is dat
gezamenlijk horen een zorgvuldige behandeling van de klacht zal belemmeren.
Artikel 12.
1.
Aan de
Commissie worden desgevraagd, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen
verzetten, hetgeen ter beoordeling van de Commissie is, alle inlichtingen verstrekt
die voor de behandeling van een klacht nodig zijn.
2.
De Commissie kan, in verband met de
behandeling van een klacht, ook anderen dan het bestuursorgaan waarover een
klacht is ingediend en de klager, om inlichtingen vragen.
3.
De Commissie kan zich laten
bijstaan door deskundigen.
Artikel 13.
1.
Wanneer het onderzoek naar
aanleiding van een klacht is afgesloten stelt de Commissie een rapport op
waarin zij haar bevindingen en haar oordeel weergeeft.
2.
De Commissie zendt haar rapport aan
de klager, aan het bestuursorgaan op wiens gedraging de klacht betrekking
heeft, alsmede aan het lid van het college van burgemeester en wethouders,
onder wiens verantwoordelijkheid de gedraging valt.
3.
Zo zij daartoe aanleiding ziet, kan
de Commissie aan het bestuursorgaan, als genoemd in lid 2, haar zienswijze
bekendmaken over eventueel te nemen maatregelen.
4.
De Commissie stelt haar rapport op
binnen redelijke termijn nadat een klacht aan haar is voorgelegd.
Artikel 14.
De Commissie zendt jaarlijks een verslag van haar werkzaamheden aan de
gemeenteraad.
Artikel 15.
1.
Deze verordening kan worden
aangehaald als: Verordening gemeentelijke ombudscommissie.
2.
Zij treedt in werking op een door
burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip.
Aldus astgesteld in de openbare
raadsvergadering van 29 april 1992.
Gewijzigd bij raadsbesluit
van 17 december 1992
Gewijzigd bij raadsbesluit van 30 november 1995; bekendgemaakt op 14 december 1995.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 25 januari 1996; bekendgemaakt op 17 mei
1996.
Laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 23 december 1999;
bekendgemaakt op 6 januari 2000.
Bijlage III
Statuut met betrekking tot de
positie van ambtelijk secretaris van de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften
alsmede de Gemeentelijke Ombudscommissie
Burgemeester en wethouders, gelet op
(…) alsmede het bepaalde in artikel 5, lid 3 van de Verordening gemeentelijke Ombudscommissie [15]),
stellen vast de volgende nadere regels:
Artikel 1:
1.
De
uitvoering van rechtspositieregelingen ten aanzien van de secretaris geschiedt
uitsluitend door burgemeester en wethouders of door de vanwege burgemeester en
wethouders gedelegeerde of gemandateerde functionaris.
2.
Over
belangrijke rechtspositionele aangelegenheden wordt door burgemeester en wethouders
of door de vanwege burgemeester en wethouders gedelegeerde of gemandateerde
functionaris, overleg gepleegd met de voorzitter van de betreffende commissie.
3.
Onder
belangrijke rechtspositionele aangelegenheden worden in ieder geval begrepen:
a. vaststelling respectievelijk
wijziging van de functiebeschrijving van de secretaris.
b. beoordeling van het functioneren
van de secretaris, gericht op een op basis van die beoordeling te nemen
beslissing.
c. toekennen van buitengewoon verlof gedurende
een periode van enige omvang.
Artikel 2:
1.
De
secretaris volgt in verband met zijn functioneren de aanwijzingen van de
voorzitter van de commissie op.
2.
De
secretaris is geen aanspreekpunt van de commissie voor het gemeentebestuur of
derden.
3.
Op
uitdrukkelijk verzoek van de voorzitter van de commissie kan onder
omstandigheden van het bepaalde in lid 2 worden afgeweken.
4.
Onverminderd
het bepaalde in lid 2, verstrekt de
secretaris, desgevraagd, aan het gemeentebestuur of derden, inlichtingen met
betrekking tot de feitelijke gang van zaken bij de commissie alsmede - met
inachtneming van het bepaalde in de Wet Openbaarheid van Bestuur - aan
betrokkenen, inzake de stand van de procedure.
5.
Wanneer
er sprake is van een geschil tussen de voorzitter van de commissie en de
secretaris, beslissen, wanneer één van beide partijen daarom verzoekt, burgemeester
en wethouders.
6.
In het
geval als genoemd in lid 5 kunnen burgemeester en wethouders partijen horen.
Artikel 3:
1.
De
secretaris staat de commissie met raad en daad terzijde en zorgt voor een goed
verloop van de secretariaatswerkzaamheden.
2.
De
secretaris is de voorzitter behulpzaam bij het opstellen van een advies
respectievelijk een oordeel van de commissie.
3.
De
secretaris draagt zorg voor het maken van een schriftelijk verslag van het
verhandelde tijdens een zitting van de commissie.
4.
De
secretaris is de commissie behulpzaam bij het opstellen van het jaarverslag.
Artikel 4:
De secretaris gedraagt zich tijdens
de uitoefening van zijn functie als een goed secretaris.
Artikel 5:
Burgemeester en wethouders of de
vanwege burgemeester en wethouders gedelegeerde of gemandateerde
functionaris, dragen er zorg voor dat de secretaris tengevolge van de met deze
functie verband houdende werkzaamheden, niet in zijn positie wordt benadeeld.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders op 3
december 1992
[1] in Delft wordt sinds enkele jaren niet meer van ‘dienst’ maar ‘cluster’ gesproken
[2] bestuursorganen van de gemeente zoals hier bedoeld, zijn onder meer de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders; de burgemeester, de Adviescommissie voor bezwaarschriften en de Ombudscommissie zelf
[3] tegenwoordig Vastgoed
[4] De gegevens in de tabellen 2 t/m 5 en 7 hebben betrekking op alle zaken waarover het rapport in het aangegeven jaar is uitgebracht. Sommige zaken zijn in het voorgaande jaar binnengekomen
[5] Afgedaan zonder rapport. Hierbij een zaak die is ingetrokken nadat partijen tijdens de hoorzitting tot elkaar waren gekomen
[6] Deze klachten zijn naar de desbetreffende clusterdirecteur doorgezonden ter interne afdoening conform hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht resp. de verordening “‘Uniforme interne afhandeling van klachten over de ambtelijke organisatie en het college van burgemeester en wethouders’ dan wel naar een ander bevoegd bestuursorgaan van de gemeente Delft.
[7] Onbehoorlijk: een of meer onderdelen van de klacht zijn gegrond
[8] Behoorlijk: de klacht is geheel ongegrond, voorzover ontvankelijk
[9] exclusief klachten die niet aan het kenbaarheidsvereiste voldeden
[10] Commissie voor de Beroep en Bezwaarschriften (CBB); in 2004 gewijzigd in Adviescommissie voor Bezwaarschriften (ACB)
[11] zie voernoot 5
[12] minimaal een van de gedragingen waarover werd geklaagd, is als “onbehoorlijk” aangemerkt
[13] De aangegeven artikelnummers verwijzen naar de desbetreffende artikelen van de Verordening gemeentelijke ombudscommissie
[14] Alleen indien een klacht om deze reden niet in behandeling is genomen voor interne afdoening door het bestuursorgaan waarover wordt geklaagd. Vergelijk de beleidsregel ‘Uniforme interne afhandeling van klachten over de ambtelijke organisatie en het college van burgemeester en wethouders.
[15] In 2005 zal de tekst enigszins worden gewijzigd