Burger@Delft.nl
KIS 2: Jaarplan 2006
Datum: 21
november 2005
Inhoudsopgave
2.1 Ontwikkelingen
in dienstverlening
Al in september 2002
hebben het college en de gemeenteraad besloten om te starten met de uitvoering
van KIS II (waarbij KIS staat voor Kennis Infrastructuur) op basis van de nota Burger@delft.nl. Daarmee stonden de burgers
en bedrijven centraal in de digitale
ontwikkelingen in Delft. En met succes. De gemeente Delft loopt landelijk
gezien voorop met het toegankelijk maken van haar digitale dienstverlening.
Maar Delft legt de
lat hoger met betrekking tot dienstverlening, de burger vraagt hier om. De
dienstverlening kan worden verbeterd door de dienstverlening te gaan inrichten
volgens het principe van het klantcontactcentrum
(KCC). Een klantcontactcentrum is een vorm van dienstverlening waarbij
vragen van burgers en bedrijven zoveel mogelijk direct en op uniforme wijze
worden afgehandeld aan balie, telefoon en internet. Een klantcontactcentrum is
bereikbaar via één telefoonnummer en website waar burgers en bedrijven terecht
kunnen voor verschillende producten en diensten.
Het inrichten van
een klantcontactcentrum past in de koers
die Delft volgt om voortdurend de dienstverlening te verbeteren. Die koers is
niet alleen uitgezet in de nota Burger@delft.nl. Het inrichten van een KCC
sluit ook naadloos aan op het Meerjarenplan Dienstverlening (februari 2004),
dat inzet op het verbeteren van onder meer de toegankelijkheid van informatie
en de betrouwbaarheid van de dienstverlening. Een KCC draagt dus ook bij aan
een betrouwbare overheid. Het werken met een klantcontactcentrum past bovendien
in het uitgangspunt om de gemeente te profileren als één organisatie.
Een tweede
aanleiding is de gemeentelijke bezuinigingsoperatie. Een nadere beschouwing van
de bedrijfsprocessen heeft uitgewezen dat de mogelijkheden van digitalisering
nog onvoldoende worden benut voor procesherinrichting, en daarmee voor het verbeteren
van de efficiëntie. Een goed ingericht klantcontactcentrum draagt bij aan
efficiënter en dus goedkoper werken.
Rijks- en Europees
beleid zijn de derde aanleiding. Het kabinet wil ICT meer inzetten om de
dienstverlening aan burgers en bedrijven te verbeteren. En Europa heeft
wetgeving in voorbereiding die vereist dat elke gemeente gaat beschikken over
één loket.
Dit jaarplan 2006
begint met een beschrijving van de landelijk ontwikkelingen waarmee Delft te
maken krijgt en waarin Delft koploper wil zijn. In hoofdstuk 3 (Jaarplan 2006) worden deze ontwikkelingen vertaald naar
de Delftse situatie. In het vierde hoofdstuk worden de financiële consequenties
van het jaarplan besproken en het laatste hoofdstuk gaat in op de wijze hoe het
programma zich zal verantwoorden.
Hoewel de
resultaten van het programma Burger@Delft.nl
goed zijn te noemen, moet Delft zich altijd de vraag stellen of de richting
waarin zij gaat op de langere termijn de goede is. De aandacht is voor een
groot deel gericht op het verbeteren van de eigen organisatie, maar hierbij
worden de landelijke ontwikkelingen niet uit het oog verloren. Daarom worden
deze landelijke ontwikkelingen in dit hoofdstuk op hoofdlijnen geschetst. De
ontwikkelingen worden ingedeeld in ontwikkelingen in dienstverlening en sectorale
ontwikkelingen op landelijk niveau.
Het kabinet wil ICT
inzetten om de dienstverlening aan burgers en bedrijven te verbeteren. Het gaat
niet alleen om de digitale dienstverlening, maar ook om dienstverlening via
alle kanalen (post, e-mail, balie en telefoon). Dit blijkt onder andere uit het
‘Programma Andere Overheid’, de nota ‘Op weg naar de elektronische overheid’ en
de rijksbrede ‘ICT-beleidsagenda’.
De inzet van het
rijk is dat burgers en bedrijven bepaalde gegevens in de toekomst nog maar één
keer hoeven aan te leveren bij de overheid. Het motto is: de overheid vraagt
niet naar de bekende weg. Het streven is daarnaast dat in 2007 65% van de
publieke dienstverlening van rijk, provincies en gemeenten kan plaats vinden
via het internet. Maar ook op Europees niveau is regelgeving in ontwikkeling
die vereist dat elke gemeente uiteindelijk één loket krijgt voor het contact
met de overheid.
Al deze
ontwikkelingen stellen eisen aan het realiseren van digitale dienstverlening in
Delft. In de eerste fase van dienstverlening op internet had de gemeente het
heft vooral in eigen handen. Maar inmiddels zijn de landelijke
ICT-basisvoorzieningen een noodzakelijke voorwaarde geworden. De centrale overheid
dwingt de invoering van deze voorzieningen bij wet af. Dit houdt in dat gemeente
kan kiezen in welk tempo bij een ontwikkeling wordt aangesloten, maar dat de
keuze om mee te doen niet meer vrijblijvend is. Elk jaar worden nieuwe
speerpunten benoemd. In 2006 staan de volgende onderwerpen centraal.
De
komende jaren gaat de Rijksoverheid samen met gemeenten en
uitvoeringsorganisaties werken aan één loket waar burgers met al hun vragen aan
de overheid terecht kunnen. Begonnen wordt met één telefoonnummer, dat begin
2007 operationeel moet zijn. De huidige Postbus 51 informatiedienst, de website
overheid.nl en de tot nog toe gevormde gemeentelijke voorzieningen vormen de
basis.[1] Daarnaast wordt landelijk gewerkt aan een
gezamenlijke productcatalogus voor overheden. Een gebruiker die bij een
overheidsinstantie (bijvoorbeeld een gemeente) een product zoekt waar de
betreffende organisatie niet over gaat, zal automatisch doorverwezen worden
naar het desbetreffende product van een andere overheidsorganisatie
(bijvoorbeeld het waterschap, een provincie of ministerie).
Om producten en
diensten op internet te kunnen leveren is authenticatie belangrijk (wat is de
identiteit van de persoon). Hierin zijn verschillende beveiligingsniveaus te
herkennen. Het eerste niveau is DigiD (voor burgers), een digitale
handtekening, die al in Delft wordt gebruikt. Landelijk wordt er nu gewerkt aan
een DigiD voor bedrijven. Een hoger niveau van authenticatie is de elektronische
identiteitskaart eNIK, een digitaal paspoort. Momenteel wordt gekeken wanneer
deze kan worden ingevoerd.
De bedoeling van
eenduidige nummers voor personen en bedrijven is dat elke overheidsinstelling
in de contacten met burgers en bedrijven dit unieke nummer hanteert, ook in de
onderlinge uitwisseling van gegevens. Dit moet resulteren in het beter kunnen
uitwisselen van gegevens en eenmalige registratie. Op 1 januari 2006 moet de
overheid het nummer voor burgers, het burgerservicenummer (BSN) ingevoerd
hebben. Voor het Bedrijven- en Instellingennummer (BIN) is het voorstel om het
bestaande Handelsregistratienummer te gebruiken. Realisatie loopt gelijk op met
het ontwikkelingstraject van het Basisbedrijvenregister. Naar verwachting is
dit in de loop van 2007 gerealiseerd.
Om de doelstelling
van ‘eenmalige gegevensverstrekking, meervoudig gebruik’ te realiseren moet het
stelsel van basisregistraties worden ingevoerd. Landelijk wordt gewerkt aan zes
basisregistraties: Personen; Bedrijven; Percelen; Adressen; Gebouwen en
Kleinschalige Kaarten. Voor een aantal registraties zullen gemeenten de
eigenaar worden en voor de meeste basisregistraties tevens gebruiker. Dit houdt
in dat de gemeente de plicht krijgt om onjuistheden in andere basisregistratie
terug te melden. Het belang van deze registraties is voor de gemeenten groot.
De gemeente Delft maakt deel uit van het project voorhoedegemeenten. In
dit project zitten de gemeenten die op het gebied van digitale dienstverlening
in Nederland voorop lopen. Het project wordt ondersteund door Egem. Egem is als
ICTU-programma[2] opgericht om
gemeenten te ondersteunen in het realiseren van de hun deel van de elektronische
overheid. Met de verkiezing van voorhoedegemeenten geeft Egem de landelijke
ontwikkelingen vorm. Op basis van het motto “Afkijken en Nadoen” worden de digitale diensten
ontwikkeld en geïmplementeerd binnen gemeentelijke organisaties.
Het ministerie van
Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties ontwikkelt samen met een aantal grote
uitvoeringsorganisaties (o.a. belastingen, studiefinanciering,
werkloosheidsvoorziening, motorrijtuigenbelasting) een nieuwe
toegangsvoorziening tot de overheid in de vorm van een persoonlijke internetportaal.
Op het niveau van de rijksoverheid wordt ook hard gewerkt aan
vernieuwing van beleid. Met behulp van ICT worden
belemmeringen in en tussen sectoren aangepakt, met informatie- en communicatietechnologie
(ICT) als verbindende schakel. Deze paragraaf gaat in op een aantal sectorale
ontwikkelingen die voor Delft van belang zullen zijn.
Het ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid werkt aan een digitaal klantdossier. Een
dossier dat de gegevens bevat die nodig zijn om de uitkeringsintake
gemakkelijker te maken. Een dossier dat klantmanagers helpt om klanten
gemakkelijker te reïntegreren. Een dossier waarin wellicht een groot deel van
het papieren dossier kan worden opgenomen. Het CWI heeft als uitvoerende
instantie de opdracht gekregen om in overleg met ketenpartners een digitaal dossier
te ontwikkelen. Dit alles moet er toe leiden dat eind 2006 een eerste versie
van het digitaal klantdossier gebruiksklaar is.
Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer werkt aan twee
projecten. Het Digitaal Bouwloket en de omgevingsvergunning. Het bouwloket is
ontstaan uit de vraag van de branchevereniging Bouwend Nederland naar een
betere dienstverlening bij bouwprojecten. Aangezien het hier om voornamelijk
gemeentelijke producten gaat zal het digitale Bouwloket moet passen in de
gemeentelijke informatiehuishouding. Het tweede project, de
omgevingsvergunning, moet volgens VROM een integrale vergunning voor fysieke
projecten worden voor wonen, ruimte en milieu en moet leiden tot minder administratieve
lasten, betere dienstverlening en kortere procedures.[3]
Met ingang van 1 januari 2007 zal voor ieder in
Nederland geboren kind een elektronisch kinddossier worden gemaakt. Jeugdartsen
en verpleegkundigen van de jeugdgezondheidszorg houden in het dossier
informatie bij over het kind, de gezinssituatie en de omgeving. Later kunnen
het schoolmaatschappelijk werk en de politie informatie aan het dossier
toevoegen. Ontsporing van kinderen kan worden voorkomen door samenhang in de
voorzieningen aan te brengen.
Delft timmert
landelijk gezien goed aan de weg. Niet alleen is Delft verkozen als deelnemer
van het landelijke platform voor voorhoedegemeenten (onderdeel van het
Programma Andere Overheid). Ook staat Delft inmiddels al drie jaar in de top 5
ranking van beste overheidswebsites (www.webdam.nl
en www.advies.overheid.nl). De
prestaties van het KIS-programma kunt u terug lezen in de KIS monitor 2005
(Bijlage 1). Aankomend jaar zal gerapporteerd worden aan de hand van een aantal
landelijke monitors, zodat ook een beter beeld ontstaat van de positie van de
gemeente Delft ten opzichte van andere gemeenten (zie hoofdstuk 5).
In dit hoofdstuk worden de projecten
beschreven die in 2006 een extra impuls geven aan de digitale ontwikkelingen
van de gemeente. Termen als toegankelijkheid, doeltreffendheid,
betrouwbaarheid, contoleerbaarheid en doelmatigheid zijn hierbij leidend in de vorm van de
deelprogramma’s waar de projecten onder vallen.
De kosten voor de projecten zijn indicatief.
De afgelopen jaren is gebleken dat bij de daadwerkelijke uitvoering van het
project de kosten lager en soms hoger uitvallen dan een jaar van te voren is
ingeschat. De kosten zijn mede afhankelijk van de inrichting van een project en
nog te maken keuzen. Voor alle impulsprojecten zullen projectbeschrijvingen
worden opgesteld met een nauwkeurige calculatie van de kosten.
Voor
efficiënter kunnen inrichten van de dienstverlening is vorig jaar een In
de realisatie van de Elektronische overheid vordert Delft in een goed tempo. Tot nu toe is dit op eigen wijze vormgegeven, mede
door het ontbreken van landelijke standaarden. Om de elektronische dienstverlening echter
structureel op te zetten is de implementatie van de landelijke basisvoorzieningen
een noodzaak. De stand van zaken
in Delft op de onderkende onderwerpen is als volgt:nieuw deelprogramma
in het leven wordt geroepen. Dit deelprogramma richt zich op de Delftse architectuur en heeft invloed op
alle andere deelprogramma’s.
Het fundament onder de dienstverlening is de
Delftse architectuur. Deze is gebaseerd op de EGEM[4]
architectuur. In 2005 is deze architectuur bepaald en gedeeld in gezamenlijke
sessies met het management en de ondersteuners. Op basis van een meerjarenplan
wordt de architectuur ingevuld. Om de samenhang in de projecten te bewaken is
een programmamanager aangesteld. Deze zal ook in 2006 de aansturing van de
projecten vormgeven. Daarnaast wordt externe kwaliteitsborging georganiseerd om
aansluiting bij de landelijke ontwikkelingen te bewaken.
Kosten € 100.000,-
Burgers en bedrijven hebben recht op
maximale toegang tot producten en diensten van de gemeente. Dat is het
uitgangspunt van het deelprogramma Toegankelijkheid. De gemeente moet het zo
gemakkelijk mogelijk maken om deze producten en diensten te verkrijgen. Dit
betekent op de eerste plaats informatie verstrekken over welke producten en
diensten worden geleverd, op welke plaats dit gebeurt en onder welke
voorwaarden ze te verkrijgen zijn. Het programma Toegankelijkheid wordt daarom
ook in directe samenhang uitgevoerd met het programma Dienstverlening. Drie impulsprojecten zullen
in dit deelprogramma in 2006 worden uitgevoerd.
Als het gaat om dienstverlening dan legt
Delft de lat hoog, de burger vraagt hier om. De dienstverlening binnen de
gemeente kan worden verbeterd door deze te gaan inrichten volgens het principe
van het Klant Contact Centrum (KCC).
Een klantcontactcentrum is een vorm van dienstverlening waarbij vragen
van burgers en bedrijven zoveel mogelijk direct en uniform worden afgehandeld
aan balie, telefoon en internet. Een klantcontactcentrum is bereikbaar via één
telefoonnummer en website waar burgers en bedrijven terecht kunnen voor verschillende
producten en diensten.
In 2006 wordt een start gemaakt met het
inrichten van de dienstverlening op basis van het concept van een KCC. De
gemeente beschikt over meerdere contactpunten, zoals ondermeer het informatiepunt
Stadsbeheer en het callcenter en de balie van publiekszaken. De informatie die
bij deze punten wordt verstrekt beperkt zich vooral tot sectorspecifieke
informatie. De bedoeling is om in 2006 de informatieverstrekking bij de
publieksbalie te verbreden tot gemeentebrede informatie van de gemeente. Daarnaast
zal in 2006 de verdere integratie plaatsvinden van dienstverlening via het web,
telefoon, e-mail en de balie. Er wordt een start gemaakt met het aanpassen van
de systemen van de Publieksbalie. Hierbij wordt een werkwijze ingevoerd waarbij
een KCC antwoord kan geven op vragen als, hoe staat het met mijn vergunning, is
mijn brief ontvangen. Hierbij wordt via web, balie en callcenter dezelfde
broninformatie gebruikt wat ten goede komt aan de uniformiteit en
betrouwbaarheid van de dienstverlening. Daarnaast zal een onderzoek
plaatsvinden naar het gebruik van een CRM (customer relationship management)
systeem en mogelijke integratie met software ter ondersteuning van de balie en
telefoongesprekken. Ook wil Delft het betalen via internet makkelijker maken.
Zo zal in dit project aangesloten worden op een nieuw gezamenlijk systeem van
de vier grootste banken de Rabobank, ING Bank, ABN
Amro en de Postbank. Het systeem wordt gekoppeld aan de internetbankrekeningen
van klanten, die daarmee als het ware via internet kunnen pinnen.
De verdere invulling van dit project zal
daarnaast worden bepaald op basis van een impactanalyse die momenteel wordt
uitgevoerd. Deze impactanalyse geeft zicht in welke vragen de gemeente krijgt
van burgers en bedrijven, de plek waar deze vragen binnenkomen en op welke
manier de vragen worden afgehandeld. Dit inzicht moet leiden tot een betere
inrichting van de dienstverlening van de gemeente.
Kosten € 110.000,-
Delft heeft een goede start gemaakt met het
digitaliseren van de dienstverlening. De hoge notering in landelijke
ranglijsten toont dit aan. Delft heeft dit gedaan door zelf de functionaliteit
te ontwikkelen, aangezien er op de markt nog geen volwassen producten
beschikbaar waren. Inmiddels zijn deze producten wel op de markt beschikbaar.
Een standaard product levert voordelen op bijvoorbeeld doordat gedigitaliseerde
producten met andere gemeenten kunnen worden uitgewisseld. In 2006 zal Delft
een start maken met de overgang naar een zogenaamd Webintake-systeem. Dit maakt
het opstellen en uitwisselen van digitale formulieren gemakkelijker.
Kosten € 100.000,-
Delft staat in Nederland bekend als
vooruitstrevend. Delft profileert zich niet voor niets als kennisstad. Dit is
een van de redenen dat Delft zich ook heeft opgegeven om mee te doen aan het
project voorhoedegemeente. Uiteindelijk is Delft ook verkozen om aan dit
project mee te mogen doen. Het meedoen aan dit project brengt ook
verplichtingen met zich mee. Bijvoorbeeld het meedoen aan onderzoeken, het organiseren
van bijeenkomsten voor andere gemeenten.
Kosten € 20.000,-
Meer invloed van de burger op het
gemeentelijk beleidsproces. Dat is de kern van het deelprogramma
Doeltreffendheid. Gemeentelijk beleid raakt belangen van mensen. De burger moet
het proces van beleidsvorming kunnen volgen en er invloed op uitoefenen
als hij dat wil. Ook moet hij toegang kunnen hebben tot informatie
over de uitvoering van beleid en over de resultaten.
Het programma Doeltreffendheid heeft zich
afgelopen jaar vooral beperkt tot de organisatorische kant van het beleidsproces.
Dit jaar is de participatieverordening, gebaseerd op het model van de VNG,
voorgelegd aan de gemeenteraad. Een verordening is echter niet meer dan
een formeel juridisch document. Voor de uitwerking van burgerparticipatie is
daarna gewerkt aan het opstellen van een protocol en een checklist voor interactief beleid en de daarbij behorende
instrumenten. Deze participatienota is dit jaar als discussie nota
besproken in de gemeenteraad en op enkele wijzigingen na vastgesteld. Aankomend
jaar zal dit verder worden uitgewerkt. Dit zal echter niet gebeuren aan de hand
van nieuwe impulsprojecten.
De gemeente heeft een monopoliepositie voor
vele van de door haar geleverde producten en diensten. Burgers hebben dus niet
de mogelijkheid een andere aanbieder te zoeken die wellicht die producten en/of
diensten tegen een gunstigere prijs-kwaliteitverhouding levert. Daarom moeten
burgers erop kunnen vertrouwen dat de gemeente er alles aan doet om de beste
kwaliteit te leveren. Om dit te kunnen bereiken is het van belang dat de
interne processen van de organisatie op orde zijn. Het programma
Betrouwbaarheid richt zich op de ondersteuning van de bedrijfsvoering in de
organisatie wat moet leiden tot een efficiëntere en doelmatiger dienstverlening
aan de burger. Twee impulsprojecten zullen in dit deelprogramma
in 2006 worden uitgevoerd.
Deze dossiers worden op zo’n manier
ontsloten dat enerzijds dienstverlening wordt gefaciliteerd en anderzijds
handhavings- en beleidsinformatie kan worden gegenereerd over productgroepen
heen. Beleidsmonitors kunnen hiermee beschikbaar worden gesteld en handhaving
kan beter plaatsvinden. Dit project zal meerdere jaren in beslag nemen. In 2006
zal een pilot worden gestart. De exacte invulling van dit project zal worden
bepaald na een architectuurstudie.
Kosten € 50.000,-
De
gemeente Delft beschikt sinds 1998 over een intranet. Het intranet is in die
periode opgezet om het delen van kennis in de organisatie te stimuleren, vanuit
de één gemeentegedachte. In 2005 is hard gewerkt aan het nieuwe intranet, welke
begin 2006 in gebruik zal worden genomen. Het Intranet kan dan, veel beter en
meer dan nu het geval is, worden ingezet ter ondersteuning van de bedrijfsvoering.
Het intranet is van en voor de medewerkers van de gemeente Delft. Een Intranet
moet de juiste gegevens op de juiste plaats en op de juiste tijd verstrekken
aan de juiste persoon. Het nieuwe intranet is begin 2006 nog niet af, het
verder uitbouwen van het intranet zal doorgaan. Met name de ondersteuning en
het makkelijker ontsluiten van bedrijfsapplicaties zal hier in worden meegenomen.
Kosten €
50.000,-
De overheid dient controleerbaar en
transparant te functioneren. In het verlengde van het deelprogramma
Betrouwbaarheid ligt het deelprogramma Controleerbaarheid. Om te kunnen
constateren of burgers eerlijk en redelijk worden behandeld, of de geleverde
producten voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen, of de juiste doelgroepen met
de juiste producten worden bediend, is het noodzakelijk dat het functioneren
van de overheid controleerbaar is. En dit niet alleen om te kunnen ingrijpen op
het moment dat dingen verkeerd gaan, maar vooral om zo’n negatieve situatie te
voorkomen. Hierbij kunnen we denken aan het overschrijden van budgetten, het
gebruikmaken van foutieve persoonsgegevens, het weigeren van een bouwvergunning
op basis van foutieve informatie, enzovoort.
Basisadministraties
zijn hiervoor van enorm belang. Dit blijkt ook onder andere uit de landelijke
aandacht die er voor deze administraties is. Evenals in 2005 zal
daarom ook in 2006 veel aandacht uitgaan naar het programma
Controleerbaarheid. Het project eenmalige gegevensverstrekking vormt de basis voor
administratieve lastenverlichting.
Vanaf 1 januari 2006 krijgt elke Nederlander
een uniek nummer; het burgerservicenummer. In 2007 volgt voor bedrijven het bedrijfsservicenummer.
Deze unieke nummers zorgen ervoor dat een bedrijf of een burger maar eenmalig
zijn nummer hoeft te geven. De overheidsorganisatie heeft vervolgens de
beschikking over de juiste gegevens. De dienstverlening van de gemeente moet in
2006 hierop worden aangepast om het streven naar eenmalige gegevensverstrekking
waar te kunnen maken. Centraal hierin staan de basisregistraties (ondermeer
personen, bedrijven, adressen). De afgelopen jaren heeft Delft stappen gezet in
het stroomlijnen van adres- en vastgoedgegevens. Momenteel wordt gewerkt aan
het stroomlijnen van persoonsgegevens (subjecten).
Kosten: € 150.000,- Budget is reeds eerder
in KIS voor dit doel gereserveerd.
Evenals in de private sector mogen de
producten en diensten die de gemeente levert op geen enkele manier hun
gebruikers schade berokkenen. Dat wil zeggen: ze moeten geschikt zijn voor het
doel dat zij dienen, ze moeten veilig zijn, ze moeten doelmatig zijn. Hierbij
gaat het om de beveiliging en het beheer van de informatiesystemen. Wie mag van
welke informatie gebruik maken, wie heeft welke hardware en software nodig voor
het uitoefenen van zijn/haar functie. De mogelijkheden voor de gebruikers (burgers
via het internet, gebruikers van het extranet en medewerkers voor het intranet)
worden in regels vastgelegd. Deze vormen de beheersinformatie. Op deze manier
krijgt iedereen de beschikking over die informatie waar men recht op heeft en
kan doelmatigheid worden bereikt. In 2006 zal de aandacht in dit deelprogramma
uitgaan naar de beveiliging van de netwerken van de gemeente.
Beveiliging is belangrijk. Met de steeds
verdergaande digitalisering van onze dienstverlening is de continuïteit van de
bedrijfsvoering een belangrijke voorwaarde. Beveiliging speelt hierbij een
belangrijke rol. De afgelopen jaren is begonnen met het opstellen van het
beveiligingsplan. Hierin zijn de risico’s van dienstverlening op het internet
in kaart gebracht. Het gaat hier bijvoorbeeld om de beveiligingsrisico’s van
persoonsgegevens die voor digitale dienstverlening worden gebruikt. Daarnaast
is gekeken naar de risico’s voor de bedrijfsvoering met betrekking tot de
informatiesystemen. Deze risico’s kunnen komen van hackers (mensen die van
buitenaf het systeem van de gemeente Delft in willen komen), maar ook door
bijvoorbeeld een brand. De implementatie van het beveiligingsplan zal deels
bestaan uit de aanschaf van aanvullende software, maar vooraal ook in het
versterken van het bewustzijn van medewerkers van de gemeente.
Kosten € 20,000,=.
In de nota Burger@Delft.nl zijn de contouren vastgesteld voor de 2e
fase van het programma KIS. De uitwerking van dit programma vindt plaats in
jaarplannen, waarin per jaar wordt uitgewerkt welke projecten worden voorbereid
en/of uitgevoerd. Bij de behandeling van het jaarplan 2004 heeft de raad ingestemd
met het beschikbaar stellen van raambudgetten van resp. 500.000, 500.000 en
450.000 voor de jaren 2004 t/m 2006. Aan het programma KIS is een reserve
gekoppeld waarin het beschikbare raambudget wordt gestort. Deze constructie
zorgt voor een flexibele en slagvaardige uitvoering van dit meerjarige
programma. Het jaarplan wordt voor de toewijzing van de KIS middelen aan de
impulsprojecten voorgelegd aan de raadscommissie Middelen en Bestuur.
Het totaalbedrag van de in het jaarplan 2006
opgenomen impulsprojecten KIS II komt uit op
€ 450.000,-.
BUDGET BEGROOT |
2004 |
2005 |
2006 |
KIS
2 |
500.000 |
500.000 |
450.000 |
Het KIS-budget is bedoeld om met behulp van
impulsprojecten een verandering in de (digitale) organisatie te stimuleren. Dit
zijn incidentele uitgaven. Structurele lasten komen in principe ten laste van
de organisatieonderdelen waar het project tot een verbetering van de werkwijze
zal leiden. De baten krijgen de vorm van een verbetering van de kwaliteit dan
wel een vermindering van de noodzakelijke inzet van mensen en middelen.
In onderstaand totaaloverzicht wordt de
voorlopige toewijzing van budgetten aan de impulsprojecten in 2006 getoond. Tevens
is opgenomen het nog niet bestede budget van projecten uit 2004 en 2005. Een
aantal nog niet (volledig) uitgevoerde projecten uit 2004 en 2005 (zoals het
project Unieke nummers voor burgers en bedrijven) wordt samengevoegd tot één
project Eenmalige gegevensverstrekking. Van enkele andere nog niet geheel
uitgevoerde projecten (zoals het project Inhuur projectleiders) worden de
personele componenten samengevoegd onder de titel Inhuur personeel. Dit budget
zal worden ingezet op extra personeel, zowel voor het begeleiden van projecten
als voor het ontwikkelen van ICT.
BUDGET PROJECTEN 2006 |
|
|
1.
De Delftse
architectuur |
100.000 |
Architectuur |
2.
Klant
Contact Centrum (KCC) |
110.000 |
Toegankelijkheid |
3.
Webintake |
100.000 |
Toegankelijkheid |
4.
Deelname aan
voorhoedeprojecten |
20.000 |
Toegankelijkheid |
5.
Gedeelde
digitale dossiers |
50.000 |
Betrouwbaarheid |
6. Intranet |
50.000 |
Betrouwbaarheid |
7.
Beveiligingsplan |
20.000 |
Doelmatigheid |
|
|
|
8.
Eenmalige
gegevensverstrekking |
150.000 |
2004 en 2005 |
9.
Inhuur
personeel |
200.000 |
2004 en 2005 |
De kosten voor de impulsprojecten zijn indicatief.
Voor alle impulsprojecten zullen projectbeschrijvingen worden opgesteld met een
nauwkeurige calculatie van de kosten.
Met de goedkeuring
van de nota Burger@Delft.nl in september 2002 is een enorme impuls gegeven aan
de digitale dienstverlening van de gemeente Delft. Een van de belangrijkste
uitgangspunten in de nota was het zichtbaar maken van meetbare doelstellingen.
De verdere ontwikkeling van een monitoringsystematiek was mede daarom één van
de beslispunten. Hierbij is uitgegaan van een startsituatie, waarin een beperkt
aantal indicatoren is opgenomen. In de vervolgfase van het programma is deze
verder uitgewerkt in de huidige KIS-monitor (als bijlage 1 toegevoegd).
Ook op het gebied
van monitoring kunnen we inmiddels aansluiten op landelijke ontwikkelingen.
Landelijk bestaan inmiddels meerdere monitoren. Niet alleen op het gebied van
de kwaliteit van de website, maar ook van onze digitale dienstverlening en het
niveau van ICT dienstverlening van de gemeente. Dit landelijk perspectief geeft
een beter inzicht in de positie die Delft inneemt in verhouding met andere
gemeenten. Beter dan voorheen kan de Raad dit als instrument gebruiken voor
sturing.
Volgend jaar zal op
basis van de volgende landelijke monitoren worden gerapporteerd:
-
Landelijke
monitor van gemeentelijke websites (www.webdam.nl)
-
Landelijke
monitor van digitale dienstverlening en interactief beleid (www.advies.overheid.nl)
-
Landelijke
monitor meervoudig gebruik gegevens
[1] Zie rapport ‘Op weg naar een contactcenter’ www.regering.nl/actueel/nieuwsarchief/2005/07July/08/contactcenter.jsp
[2] De stichting ICTU is
opgericht door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en
de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten.
[3] Zie uitave VROM ‘Eén
integrale vergunning voor fysieke projecten’ www.vrom.nl/pagina.html?id=18487
[4] EGEM is een kennisplatform
voor gemeentelijke vraagstukken rond informatievoorziening, e-dienstverlening
en organisatieverandering.