Verordening gemeentelijke ombudscommissie Delft

 

De raad van de gemeente Delft;

gelezen het voorstel van het college van 29 november 2005;

gelet op hoofdstuk IVc en artikel 149 van de Gemeentewet en titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening gemeentelijke ombudscommissie Delft

 

Artikel 1. Instelling ombudscommissie

Er is een gemeentelijke ombudscommissie.

 

Artikel 2. Aantal leden

De gemeentelijke ombudscommissie bestaat uit een drietal leden te weten, een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter en een lid. Verder kunnen een genoegzaam aantal plaatsvervangende leden benoemd worden.

 

Artikel 3. Financiële middelen

1.               De leden van de ombudscommissie ontvangen een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de ombudscommissie en andere noodzakelijke bijeenkomsten en een tegemoetkoming in de kosten krachtens de regeling die in artikel 81 v van de Gemeentewet is vastgesteld.

2.               Voor het optreden als voorzitter van de vergaderingen van de commissie ontvangt het betreffende (plaatsvervangende) lid een dubbele vergoeding.

3.               De raad verschaft de ombudscommissie voldoende financiële middelen voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.

 

Artikel 4. Bemiddeling

1.               De ombudscommissie kan gedurende een onderzoek de verzoeker en het bestuursorgaan voorstellen doen teneinde onderling tot een oplossing van de klacht te komen.

2.               De ombudscommissie brengt ook na een geslaagde bemiddeling een verslag uit.

 

Artikel 5. Werkinstructie

Voor zover de ombudscommissie dit nodig acht, maakt zij een werkinstructie voor haar werkzaamheden.

 

Artikel 6. Ontvangstbevestiging en toezending verzoekschrift

1.               De ombudscommissie bevestigt de ontvangst van het verzoekschrift schriftelijk aan de verzoeker.

2.               Indien de commissie een onderzoek als bedoeld in artikel 9:18 van de Algemene wet bestuursrecht instelt, zendt zij tevens een afschrift van het verzoekschrift aan het bestuursorgaan en aan degene over wiens gedragingen wordt geklaagd.

 

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006.

 

Artikel 8. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening gemeentelijke ombudscommissie Delft.

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van

 

 

de voorzitter,                                                            de griffier,

 

 

 

 

 

 

 

 


Toelichting op de Verordening gemeentelijke ombudscommissie Delft

 

Algemene toelichting

 

De Verordening gemeentelijke ombudscommissie Delft is opgesteld naar aanleiding van de nieuwe Wet extern klachtrecht. De Wet extern klachtrecht is gepubliceerd in staatsblad 71 van 22 februari 2005. Delen van deze wet zijn per 15 maart in werking getreden. De overige, voor de gemeentelijke praktijk van belang zijnde delen treden per 1 januari 2006 in werking.

Het uitgangspunt van de wet is dat naast het recht op een behoorlijke klachtbehandeling door het bestuursorgaan zelf, de burger ook recht heeft op een onafhankelijke externe behandeling van klachten over gedragingen van bestuursorganen. De wet voorziet dan ook in een eenvormige regeling voor de externe klachtbehandeling en een landelijk dekkend stelsel van onafhankelijke klachtinstanties. Wanneer overheidsorganen niets regelen vallen zij onder de Nationale ombudsman.

 

De Wet extern klachtrecht bevat een aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met een regeling over de behandeling van klachten over bestuursorganen door een ombudsman (titel 9.2 Awb) en daarmee samenhangende wijzigingen van de Wet Nationale ombudsman, de Gemeentewet, de Provinciewet, de Waterschapswet en de Wet gemeenschappelijke regelingen. In de Gemeentewet wordt onder andere een nieuw hoofdstuk opgenomen over de gemeentelijke ombudsman. Een onderdeel van dit hoofdstuk gaat over de gemeentelijke ombudscommissie. 

 

De Delftse Gemeentelijke Ombudscommissie (GOC) bestaat sinds 1 januari 1993. De GOC is ingesteld op grond van de Verordening gemeentelijke ombudscommissie. Als gevolg van de komst van de Wet extern klachtrecht vervalt deze verordening van rechtswege. Om de gemeentelijke ombudscommissie te kunnen behouden moest een nieuwe verordening opgesteld worden. Deze verordening is aanzienlijk beknopter dan de vorige verordening omdat een aantal onderdelen nu in diverse wetten is opgenomen. De wetgever heeft daarmee de onafhankelijke positie van de ombudscommissie willen versterken.

 

Artikelgewijze toelichting

 

Artikel 1. Instelling ombudscommissie

Deze verordening is tevens een instellingsbesluit. Op basis van artikel 81 p, eerste lid van de Gemeentewet kan de raad een gemeentelijke ombudscommissie instellen. 

 

Artikel 2. Aantal leden

In artikel 81 w, eerste lid 1 van de Gemeentewet is bepaald, dat de raad het aantal leden vaststelt. In de verordening is gekozen voor drie leden. Dit sluit aan op de huidige gang van zaken. Bovendien wordt bij een oneven aantal leden voorkomen, dat problemen ontstaan indien de commissie niet unaniem is in haar oordeel. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden door de raad gekozen uit de leden van de commissie. (zie artikel 81 w, derde lid van de Gemeentewet). Artikel 81 q, eerste lid van de Gemeentewet bepaalt dat de leden van de ombudscommissie voor de duur van zes jaar worden benoemd. Dit waarborgt de onafhankelijkheid.

 

Artikel 3. Financiële middelen

Eerste lid

In artikel 81 v van de Gemeentewet is bepaald dat de ombudscommissie een bij verordening vastgestelde vergoeding ontvangt voor haar werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten. In Delft worden de vergoedingen en kosten van commissieleden geregeld in de Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden 2003.

 

Tweede lid

De (fungerend) voorzitter heeft een aantoonbaar zwaardere taak dan de overige commissieleden: zij leiden de hoorzittingen en hebben een zwaardere rol bij de opstelling van het onderzoek. Daarom is in de verordening geregeld dat zij een dubbele vergoeding ontvangen voor het voorzitten van een vergadering van de ombudscommissie

 

Derde lid

De ombudscommissie zal niet kunnen functioneren zonder toereikende financiële middelen. De wet verplicht de gemeente al om te voorzien in voldoende personeel voor de ombudscommissie (zie artikel 81 t Gemeentewet). Het college benoemt op voordracht van de ombudscommissie een secretaris.

 

Artikel 4. Bemiddeling

Eerste lid

Tijdens het onderzoek kan de ombudscommissie een poging doen om via bemiddeling tot een bevredigende oplossing voor de verzoeker te komen. De ombudscommissie kan dit nader regelen in een werkinstructie (zie artikel 7).

De ombudscommissie kan in haar jaarverslag een overzicht van bemiddelingen publiceren. Aldus ontstaat inzicht in de verhouding tussen het aantal bemiddelingen en het aantal onderzoeken en de aard van de bemiddelingen.

De ombudscommissie kan uitsluitend tot interventie overgaan indien zij bevoegd is om de gedraging te onderzoeken.

 

Tweede lid

Het oordeel over het handelen en de hieruit voortvloeiende aanbevelingen voor de organisatie legt de ombudscommissie neer in een rapport (artikel 9:36 Awb) indien zij haar onderzoek voltooit. In het geval van een geslaagde bemiddeling zal de ombudscommissie  doorgaans reden hebben om het onderzoek niet voort te zetten en komt zij aan het uitbrengen van een rapport en het geven van een oordeel niet toe. Het is echter wel gewenst dat de ombudscommissie ook in geval van een geslaagde bemiddeling haar bemoeienis afsluit met een schriftelijk stuk waarin zij verslag doet van het onderzoek en de bevindingen en van het resultaat van de bemiddeling.

 

Artikel 5. Werkinstructie

De ombudscommissie kan de wijze waarop zij haar werkzaamheden vorm wenst te geven vastleggen in een werkinstructie. Om de onafhankelijkheid van de ombudscommissie te onderstrepen is in artikel 81t lid 2 van de Gemeentewet nadrukkelijk bepaald, dat de ombudscommissie ter zake van de uitoefening van haar werkzaamheden geen instructies ontvangt, noch in het algemeen, noch in een enkel geval. 

 

Artikel 6. Ontvangstbevestiging en toezending verzoekschrift

Eerste lid

De ontvangstbevestiging is overeenkomstig hetgeen artikel 9:6 Awb voor het intern klachtrecht bepaalt: het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van het klaagschrift schriftelijk.

 

Tweede lid  

Analoog aan hetgeen artikel 9:9 Awb voor het intern klachtrecht regelt, is bepaald dat aan het bestuursorgaan en aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, een afschrift van het verzoekschrift wordt toegezonden. Indien de ombudscommissie het verzoekschrift niet in behandeling neemt, heeft toezending van een kopie van het verzoekschrift aan het bestuursorgaan geen wezenlijke functie en zou het onder omstandigheden zelfs een schending van vertrouwelijkheid kunnen betekenen. Komt het wel tot een onderzoek van de ombudscommissie, dan heeft niet alleen het bestuursorgaan, maar ook de betrokken ambtenaar recht op een kopie van het verzoekschrift.

 

Artikel 7. Inwerkingtreding

Artikel 139 van de Gemeentewet bepaalt onder meer dat verordeningen niet in werking treden, voordat ze zijn bekendgemaakt. De Wet extern klachtrecht treedt voor een deel per 1 januari 2006 in werking. Om te voorkomen, dat de gemeentelijke ombudscommissie komt te vervallen en de Nationale ombudsman bevoegd wordt moet deze verordening per 1 januari 2006 in werking treden. Bovendien is alleen op 1 januari van ieder jaar instelling van een ombudscommissie mogelijk (zie artikel 81 p van de Gemeentewet).

 

Artikel 8. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening gemeentelijke ombudscommissie Delft. De toevoeging Delft is opgenomen om verwarring met de vervallen verordening te voorkomen.