Gemeentegaranties
 

 

 

 

 


 

 

Alleen als het noodzakelijk is!
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Centrale Staf

Vakteam TRM

december 2004

 

Versie:2

 

 

 

 

 

 

INHOUDSOPGAVE

1     Voorwoord. 43

1.1      Doelstelling.. 43

2     Kader gemeentegarantie. 54

2.1      Introductie. 54

2.2      Knelpunten. 65

2.3      Overige ontwikkelingen die aanleiding vormen tot actualisatie. 6

2.3a    Subsidietitel Algemene wet bestuursrecht 6

2.3b    Wet Financiering decentrale overheden (Wet Fido) 6

2.3c    EG-verdrag verboden staatssteun i.v.m. concurrentie vervalsing. 6

2.4      Accenten uitwerking.. 6

2.4a    Aanscherping. 76

2.4b    Selectiviteit ( "de gevallen waarin") 7

2.4c    Vooropstellen van eigen verantwoordelijkheid. 7

2.4d    Voorwaarden. 78

3.    De Algemene Wet Bestuursrecht. 1011

4.    Toetsings- en acceptatiecriteria. 1112

4.1      Gemeentelijke lening als alternatief. 1113

4.2      Schema: Acceptatiebeleid op hoofdlijnen. 1314

5.    Implementatie – en uitvoeringsaspecten. 1415

6.   ADVIES…………………………………………………………………………………16

 

Bijlage:             Aanvraagformulier
1          Voorwoord

 

1.1        Doelstelling

Voor u ligt een nieuwe nota voor het verstrekken van gemeentegaranties. De laatste nota dateert uit april 1992. Het garantiebeleid is tussentijds aangepast in verband met garantieverlening kinderopvang. In de afgelopen jaren is de organisatie ingrijpend gewijzigd (NEON); ook zijn de wettelijke kaders inmiddels aangescherpt. Alle reden om het garantiebeleid zowel inhoudelijk als in de te volgen procedures nog eens te herijken.

 

De doelstelling van deze nota is:

o          Inspelen op de jongste maatschappelijke ontwikkelingen;

o          Meer transparantie en eenduidigheid over garantieverstrekkingen bewerkstelligen;

o          Een scherper geformuleerd acceptatie-/toetsingsbeleid  binnen de gemeentelijke organisatie incorporeren;

o          Een actievere bewaking (en daardoor ook) verbetering van de risicopositie van de garantieportefeuille toe gaat passen;

o          Voor de betreffende vakteams standaardisatie van procedures op het gebied van acceptatie, (financiële) toetsing en periodieke beoordeling invoeren.

 

In grote lijnen wordt een bestendige gedragslijn gevolgd. Dit houdt in, dat geen rigoureuze afwijkingen op de bestaande nota “Garanties in Context” uit 1992 worden voorgesteld. Het accent van deze nota ligt op het gebied van uitkristalliseren van de acceptatie, risicobeheersing en toetsing.

 

In hoofdstuk 2 zullen de algemene kaders voor het garantiebeleid met achtergronden worden behandeld. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de kaders van de Algemene Wet Bestuursrecht. Hoofdstuk 4 bevat de toetsingscriteria en procedurele behandeling en afhandeling. Hoofdstuk 5 geeft aan op welke wijze het aangescherpte garantiebeleid verder kan worden geïmplementeerd. En tot slot in hoofdstuk 6 de afsluitende advisering aan het college.


 

2          Kader gemeentegarantie

 

2.1        Introductie

De gemeente Delft kent momenteel in een formele regeling vastgelegd beleid inzake de verstrekking van gemeentegaranties. Bedoeld worden de gemeentegaranties voor door derden (maatschappelijke instellingen) aangetrokken gelden, die zij zonder gemeentegarantie niet zouden kunnen verkrijgen. De aldus gedefinieerde garanties (in deze nota worden garanties en borgstellingen als elkaars synoniem gebruikt) zijn een financieringsinstrument, waarbij de gemeente zich tegenover een geldverstrekker (meestal een bank) verplicht in te staan voor de betalingsverplichtingen van een derde, waardoor deze bereid is een lening te verstrekken of om een lening tegen gunstiger condities te verstrekken, (bijvoorbeeld een lager rentepercentage). De gemeente neemt dan het risico over dat de bank loopt; de gemeente doet dit alleen als daarmee het gemeentelijk beleid (of in termen van toetsende instanties zoals de provincie het publieke belang) gediend is.

 

Gemeentegaranties zijn  een vorm van financiële steunverlening. Andere vormen zijn bijv. subsidieverlening, deelnemingen e.d. Ook zijn gemeentelijke garanties denkbaar in de vorm van projectgaranties of exploitatiegaranties. Deze vormen van garanties zijn evenwel geen onderdeel van de gemeentelijke bancaire functie.

 

Het garantiebeleid was voor het laatst aan de orde in de nota “Garanties in Context” uit 1992. Hierin worden richtlijnen gegeven voor de inhoud van borgstellingen. Daarnaast werden enkele richtlijnen gegeven wanneer garanties wel en niet kunnen worden verstrekt. In de praktijk is er op basis van de nota wel een gedragslijn gevolgd. Deze hield onder meer in dat commerciële activiteiten en activiteiten waarvoor een andere (overheids-)organisatie verantwoordelijk is niet in aanmerking kwamen voor garanties. Vaak werden garanties verstrekt aan instellingen die ook door de gemeente werden gesubsidieerd. Daarnaast werden in het verleden op basis van uitzonderingsbesluiten garanties verstrekt.

 

De huidige omvang van de garantieportefeuille bedraagt per ultimo 2003 ruim € 1,3 miljard. De opbouw over de segmenten waar garantie is verleend kan als volgt worden weergeven:

 

 

 

Pur sang bedrijven kunnen geen gemeentegarantie verkrijgen. Uitzonderingen zijn onder meer de garantieverlening aan Eneco en Parking Delft BV. De garantie van geldleningen aan Eneco, is vanuit historische omstandigheden ontstaan, en wordt in de komende 4 jaar afgebouwd. Daarnaast maakt Parking Delft B.V. (waarvan de aandelen in bezit zijn van de stichting parkeervoorzieningen, waar de gemeente in vertegenwoordigd is) voor ruim € 26,4 miljoen deel uit van het totaal.

 

In de totale garantieverstrekking nemen de Delftse woningcorporaties een dominante positie in. De garanties worden niet als risicovol aangemerkt. Hiertegenover staat een op voorhand een zeer solide sectoraal waarborgfonds met een “triple A” rating. Dit waarborgfonds (Waarborgfonds voor Sociale Woningbouw) heeft een vergelijkbare kredietwaardigheid als bijvoorbeeld de decentrale overheden in Nederland.

 

Als we de bedrijfsgaranties en de garanties waar wij slechts in de achtervang risico lopen (eigen woningen, sociale woningbouw) op het totaal corrigeren, dan bedraagt het risicovolume:


 

 


Onder overige zijn twee garanties ondergebracht. Het betreft Kringloop en Radex.

 

 

2.2        Knelpunten

Het huidige garantiebeleid biedt niet meer voldoende houvast bij de besluitvorming in concrete gevallen. Er is ook onvoldoende sprake van een eenduidig toetsingskader en door de organisatie als geheel (h)erkend acceptatiebeleid. Dat wordt ook in de hand gewerkt door vermeldingen als "garanties kunnen worden verstrekt voor zover passend binnen het gemeentelijk beleid". In concrete gevallen blijkt dit bij de voorbereiding van adviezen te weinig richtinggevend, en wordt het garantiebeleid nogal eens als verlengstuk (of als vervanger) gezien van het gemeentelijk subsidiebeleid.

Mede daardoor is er thans een tendens waarneembaar waarbij het beroep op de gemeente om garanties te verstrekken toeneemt. Er zijn voorbeelden, dat gemeentegaranties worden gevraagd zuiver om een rentekorting te behalen. Ook zijn er instellingen en bedrijven gemeentegarantie die aanvragen, terwijl deze voor hun bekostiging en financiering zijn aangewezen op andere financieringsbronnen. Garanties dienen echter alleen te worden verstrekt aan instellingen die hoofdzakelijk onder de gemeentelijke bestuurszorg vallen. Gemeentegaranties zijn een instrument om gemeentelijke doelstellingen te realiseren en niet bedoeld als instrument om lagere financieringslasten voor instellingen en bedrijven te realiseren. De treasuryfunctie is geen gemeentelijke kredietbank.

 

Uitgangspunt dient te zijn dat de gemeente met het oog op potentiële financiële consequenties streeft naar het beperken van uit garanties voortvloeiende risico's. De beperking van garantierisico's dient plaats te vinden door:

o          Een grotere selectiviteit (de gevallen waarin);

o          Meer aan te sluiten op de nieuwe wettelijke bepalingen en richtlijnen (zie2.3c);

o          Meer plaats in te ruimen voor eigen verantwoordelijkheid van geldverstrekker en geldnemer, waardoor de gemeentelijke garantie zoveel mogelijk het karakter krijgt van een secundair risico (zie 2.4c).

 

 

2.3        Overige ontwikkelingen die aanleiding vormen tot actualisatie

 

2.3a     Subsidietitel Algemene wet bestuursrecht

Garanties vallen onder het subsidiebegrip ex art. 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht derde tranche, in werking getreden op 1 januari 1998.Deze definitie vereist niet dat er sprake moet zijn van een geldstroom. Dit artikel definieert subsidie als "een aanspraak op financiële middelen". Het is dus voldoende dat er een geldstroom kan ontstaan ook al is dit afhankelijk van een voorwaarde (i.c. het niet, niet geheel of niet tijdig betalen door de debiteur). Bij de herziening moet dus ook rekening worden gehouden met titel 4.2 van de Awb. Zie ook hoofdstuk 4.

 

 

2.3b     Wet Financiering decentrale overheden (Wet Fido)

Zoals bekend stelt de wet FiDO eisen met betrekking tot het verstrekken van leningen (alleen voor de behartiging van de publieke taak). Iets minder aandacht heeft in de publiciteit het verstrekken van gemeentegaranties gekregen. De wet stelt garanties op één lijn met leningen (U/G) voor wat betreft de belangen ten behoeve waarvan zij kunnen worden verstrekt. Ook hier geldt dus het criterium "publiek belang". De wetgever laat het in eerste aanleg aan de gemeenteraad over om het begrip "publiek belang" in te vullen. In het kader van het acceptatiebeleid voor gemeentegaranties wordt het begrip publiek belang verderop in deze nota uitgewerkt.

 

 

2.3c      EG-verdrag verboden staatssteun i.v.m. concurrentievervalsing

Op Europees niveau is regelgeving van kracht dat steunverlening door gemeenten aan ondernemingen op vele punten verbiedt. Steunverlening door gemeenten gebeurt in veel verschillende vormen,  zoals onder meer:

o          Grondverkoop tegen lage prijzen;

o          Leningen tegen niet-commerciële voorwaarden;

o          Rechtstreekse subsidies;

o          Lagere belastingen, heffingen en dergelijke;

o          Garanties (borgtochten).

 

Hierbij wordt er niet altijd rekening mee gehouden of de steun wel voldoet aan de Europese regels. Artikel 87 van het EG-verdrag verbiedt steun van overheden aan ondernemingen die de mededinging kan vervalsen en het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden. Op grond van artikel 88 moeten overheden steunmaatregelen melden bij de Europese Commissie. Zonder voorafgaande melding en goedkeuring mag geen steun worden verleend.  Overigens geldt hierbij een grensbedrag van € 100.000 in een periode van 3 jaar.

 

 

2.4        Accenten uitwerking

 

2.4a     Aanscherping

Een garantiebeleid dat verder uitgewerkt is in toetsings- en beoordelingscriteria zal zonder twijfel als stringenter worden ervaren dan het huidige. Met name een gedetailleerder acceptatiebeleid, dat ook nog in de vorm van een formele regeling wordt gegoten, zal de indruk wekken dat het beleid wordt aangescherpt. Het huidige beleid is in zijn bedoeling al gericht op een terughoudend gebruik van het garantie-instrument. Mede echter als gevolg van een aantal uitzonderingsbesluiten ontstaat er echter beeldvorming, dat het garantie-instrument ook als een “goedkoop” subsidie-instrument ingezet kan worden.

 

In deze nota wordt het garantiebeleid aangescherpt door een grotere selectiviteit en doordat de eigen verantwoordelijkheid van geldverstrekkers en geldnemers wordt benadrukt.

 

 

2.4b     Selectiviteit ( "de gevallen waarin")

 In de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet FiDO) is bepaald dat garanties (net als geldleningen, voor zover het niet de uitzetting van overtollige geldmiddelen betreft) slechts kunnen worden verstrekt ten behoeve van een publiek belang. In het kader van een selectiever garantiebeleid moet dan ook nader invulling worden gegeven aan het begrip 'publiek belang'. Deze begrenzing speelt ook nu al vaak een rol, zij het minder expliciet.

 

Vanzelfsprekend worden er geen garanties verstrekt die mede risico's afdekken die zijn verbonden aan marktactiviteiten die zijn gericht op het behalen van winst. Dit is per definitie geen publiek belang. Ook is dit niet alleen in strijd met de Wet FiDO, maar werkt ook concurrentievervalsend omdat een marktpartij dan een financiering krijgt die voordeliger is dan die van concurrenten en zo een oneigenlijk concurrentievoordeel binnenhaalt.

 

Het is niet mogelijk om een universeel toepasbare definitie van het begrip "publiek belang" te formuleren. Ook in de Wet FiDO wordt geen definitie gegeven. Wat wel of niet tot publieke belangen wordt gerekend verschilt naar beleidsveld, tijdstip en omstandigheden.

 

De gemeenteraad heeft een ruime mate van beleidsvrijheid waar het gaat om het afbakenen van het begrip publiek belang. Waar het niet lukt om een eenduidige en operationeel bruikbare definitie van "publiek belang" te formuleren, is het wel mogelijk om tot een redelijk toepasbare afbakening te komen door een aantal uitsluitingen te formuleren. Door de aanwezigheid van het sectorale waarborgfonds voor woningbouw  hoeft geen aanvullende garantie te worden verleend voor deze sector.

Voor andere sectoren waar een waarborgfonds actief is (zoals kinderopvang en sport), dienen deze fondsen eerst te worden aangesproken.

Privaatrechtelijke ondernemingen en particulieren komen niet in aanmerking voor garantieverstrekking, tenzij de aandelen van de privaatrechtelijke onderneming voor het merendeel in handen zijn van de gemeente Delft en/of anderszins sprake is van Publiek Gemeentelijk Belang. Wat tot uitdrukking komt in het gemeentelijk beleid cq de gemeentebegroting.

Particulieren komen niet in aanmerking voor garantieverstrekking.

Het begrip 'publiek belang" wordt zo beperkt en aangescherpt tot 'publiek gemeentelijk belang".

 

 

2.4c      Vooropstellen van eigen verantwoordelijkheid

Momenteel neemt de gemeente in de praktijk vaak een bank alle zorgen uit handen. De garanties zijn vaak zo geformuleerd dat een bank op eerste afroep geld van de gemeente krijgt als een debiteur in gebreke is. Dit draagt niet bij aan een actieve en alerte houding, die van de bank mag worden verwacht als het gaat om het bewaken van de financiële positie en het betalingsgedrag van de cliënt/debiteur. Doordat de gemeente het risico heeft overgenomen moet de gemeente permanent de financiële positie bewaken en letten op het betalingsgedrag. De gemeente heeft echter geen zicht op de geldstromen en is voor het verkrijgen van informatie over het betaalgedrag afhankelijk van de debiteur en de bank. Omdat  het bewaken van het betaalgedrag zeer bewerkelijk is en buiten de kerntaak van de gemeentelijke organisatie valt, gebeurt dit niet stelselmatig. In feite is dit ook een kernactiviteit van banken. Er valt dus veel voor te zeggen om garanties zo te formuleren dat de geldverstrekker pas een beroep op het gemeentegarantie kan doen als zij zelf eerst de nodige stappen heeft gezet om de betalingsproblemen te voorkomen (bewaking financiële positie) of te overwinnen (aanmaningen). Op de gemeentegarantie zou bijvoorbeeld pas een beroep kunnen worden gedaan op het punt waar geen betaling langs minnelijke weg blijkt te kunnen worden verkregen. Heeft de bank dit niet gedaan dan kan (nog) geen aanspraak op uitbetaling van het gegarandeerde bedrag worden gedaan.

 

 

2.4d     Voorwaarden

Bestedingsdoel
Essentieel is te kijken naar het zogenaamde bestedingsdoel. In lijn met de in hoofdstuk 1 vermelde wetgeving wordt voorgesteld, alleen garanties af te geven die in verband staan met “onroerende zaken ter exploitatie”. Dit houdt in, dat in geen geval vanuit financieringsoogpunt garanties worden gegeven voor werkkapitaal of exploitatie en dergelijke. De onroerende zaken staan in verband het vestigen van hypotheek.

 

Onder onroerende zaken wordt verstaan alles wat aard en nagelvast is met de grond, opstallen en toebehoren. De inrichting, aankleding, inventaris en overige onroerende zaken behoren niet hiertoe.

 

Hypothecaire rechten

In de meeste gevallen komt het voor dat een (aanstaande) debiteur over onroerende zaken beschikt waarop een hypotheekrecht kan worden gevestigd als zekerheid voor de nakoming van verplichtingen. In dergelijke gevallen is in het verleden vaak een garantie verstrekt. De gemeente bedong dan een hypotheekrecht op de onroerende zaak.

 

Als wordt besloten tot het verstrekken van een garantie dan moet dit geschieden onder het stellen van een aantal voorwaarden waarmee wordt gestreefd naar een evenwicht tussen de financieringsmogelijkheden van een instelling en het risico dat de gemeente op zich neemt. Een van deze voorwaarden kwam hiervoor al ter sprake: het door de instelling zelf verstrekken van zekerheid in de vorm van een hypotheekrecht. Hiermee wordt de eigen verantwoordelijkheid benadrukt maar ook wordt de gemeentelijke garantie een secundair risico. Bovendien dient de tijdsduur van garantie ook te worden beperkt. In principe wordt dit ondervangen door aan de garantie, de achterliggende lening en derhalve het hypothecaire recht een “aflossingsverplichting” te verbinden. De garantie en derhalve de hypothecaire inschrijving is maximaal 20 jaar.

 

Terugverdiencapaciteit (discounted cash flow)

Van een hypothecair recht kan niet in alle gevallen soulaas worden verwacht. Het kan voorkomen dat sommige panden een zeer specifieke bestemming hebben waarmee het geen objecten zijn die gemakkelijk liquide te maken zijn. In andere gevallen zal blijken dat panden nodig blijven voor de voortzetting van activiteiten van een instelling, ook al verkeert een instelling in financiële moeilijkheden. Dit geldt zeker voor gevallen waarin een instelling een wettelijke taak van de gemeente uitvoert.

 

In ieder geval zal de terugverdiencapaciteit van de lening moeten worden bepaald. Het is voor de gemeente niet rationeel, en bovendien in strijd met de wettelijke kaders, een garantie af te geven als geen gerede kans op terugbetaling van de lening kan plaatsvinden. Impliciet zou dan sprake kunnen zijn van een exploitatiegarantie.

 

De financiële toetsing vindt plaats op basis van de zogenaamde “discounted cash flow methodiek”. De gemeente beoordeelt de huidige financiële positie en vermogensontwikkeling, alsmede de toegevoegde waarde van de investering op basis van de “contante waarde” van de geprognosticeerde kasstromen uit de meerjarenbegroting. Dit wordt in verband gebracht met het eigen vermogen, de waarde van de materiele vaste activa (tegen verwervingsprijs of historische kostprijs) en de (boek)waarde van de lopende leningportefeuille. Het saldo moet positief zijn om in aanmerking te komen voor garantie. Er kan nooit meer een hoger garantiebedrag worden afgeven dan de boekwaarde of verwervingsprijs van de onroerende zaken. De berekening vindt plaats over een genormeerde exploitatieperiode, rekening houdend met de (integrale) meerjarenprognose van de debiteur, eventueel aangevuld met de te hanteren normen van de gemeente (parameterset).

 

Leges en marktconforme rente  

Een andere voorwaarde heeft te maken met de verdeling van de baten en lasten van een gemeentelijke garantie. Een rentevergoeding is niet alleen een vergoeding voor het ter beschikking stellen van geld. In een rentepercentage zit ook een component als vergoeding voor het risico dat een geldverstrekker loopt. Dit betreft vooral het kredietrisico, oftewel het risico dat een debiteur, bijvoorbeeld door een faillissement, niet terug kan betalen. Deze component van de rentevergoeding wordt hoger naarmate de kredietwaardigheid van de debiteur lager is. Het nulpunt voor de risico-opslag wordt op de geld- en kapitaalmarkt gevonden bij de rentevergoeding die de overheid betaalt. Naarmate partijen minder kredietwaardig zijn dan de Staat wordt de risico-opslag groter.

 

Nederlandse gemeenten worden als bijna even kredietwaardig als de Staat beschouwd; zij betalen een zeer geringe risico-opslag. Bedrijven en instellingen hebben een sterk uiteenlopend risicoprofiel dat echter altijd hoger is dan dat van de overheid. Dit vertaalt zich in de te betalen rentevergoeding. In bepaalde gevallen vinden banken instellingen zo weinig kredietwaardig dat zij ook niet met een hoge renteopslag bereid zijn een lening te verstrekken. Dan volgt vaak de wens van een gemeentelijke garantie. De gemeente neemt daarbij het risico van niet terugbetaling van de bank over en het kredietrisico dat de bank loopt is gelijk aan het risico van een lening aan de gemeente zelf. Dit betekent dat de risico-opslag grotendeels zou moeten vervallen of zeer laag zou moeten zijn. Helaas is dit in de praktijk niet altijd het geval: als banken een korting op de rente geven in verband met een gemeentelijke garantie staat deze niet in verhouding tot het naar de gemeente overgehevelde kredietrisico.

 

Een voorwaarde voor garantieverstrekking moet derhalve zijn dat het rentepercentage niet of nauwelijks mag verschillen van het percentage dat op de gemeente zelf van toepassing zou zijn geweest voor een lening met soortgelijke modaliteiten. Indien deze voorwaarde wordt gesteld ontstaat er voor de instelling een situatie waarin een rentevergoeding wordt betaald die door de gemeentelijke garantie erg laag is geworden en die niet past bij het feitelijke risicoprofiel. Het risico is geheel bij de gemeente komen te liggen en door het te lage rentepercentage is er eigenlijk sprake van een rentesubsidie in natura. De gemeente draagt dan het kredietrisico van een groot aantal instellingen en dit risico is helaas niet ondenkbeeldig.

 

Tot nu toe is het aantal gevallen waarin de gemeente is aangesproken uiterst beperkt geweest. In het huidige garantiebeleid voorziet de regeling in het heffen van leges. Hiermee kan de gemeente uit de verkregen middelen een voorziening treffen om eventuele aanspraken te neutraliseren. Op deze wijze zijn de baten en lasten van de risico-overgang weer evenwichtig verdeeld. Hoewel de huidige regeling voorziet in het heffen van leges is het in de praktijk nauwelijks toegepast.

 

Uitgewerkt in voorwaarden houdt voorgaande in, dat de gemeente Delft slechts garant staat voor een lening waarvan het rentepercentage (effectief rendement op basis van een koers 100) niet meer dan 0,05% mag afwijken van vergelijkbare leningen aan decentrale overheden. Daarnaast zal de debiteur, met het oog op steunverlening en risicofondsvorming, een risicovergoeding moeten betalen aan de gemeente. De vergoeding (zijnde leges) wordt uitgedrukt in een percentage over de hoofdsom van de lening (disagio), verdeeld naar duur van de lening. De vergoeding dient vooraf te worden betaald. De vergoeding wordt als volgt opgebouwd:

o          looptijd van de lening tot 10 jaar                                          0,25%

o          looptijd van de lening vanaf 10 jaar tot 15 jaar                       0,35%

o          looptijd van de lening vanaf 15 jaar tot 20 jaar                       0,45%  

 

Voor de bepaling van het disagio wordt geen rekening gehouden met tussentijdse renteaanpassingen en aflossingswijze van de lening.

 

De hiervoor geschetste punten, die bij de besluitvorming over garanties een rol spelen, kunnen worden gebruikt om het schema op te stellen dat als hulpmiddel kan dienen bij de beoordeling van aanvragen van garanties. Dit schema is weergeven in hoofdstuk 4.


3.                   De Algemene Wet Bestuursrecht

 

Het subsidiebegrip in artikel 4:21 van de Awb is een materieel begrip. Dit betekent dat alle financiële relaties die aan de kenmerken voldoen die in dit artikel zijn genoemd een publiekrechtelijk karakter hebben en dat titel 4.2 en andere algemene regels van de Awb hierop van toepassing zijn. Garanties worden in titel 4.2 niet genoemd, maar vallen wel onder de werking hiervan.

 

Hoewel garanties onder de werking van de Awb vallen gaat de praktijk er van uit dat er sprake is van privaatrechtelijke verhoudingen. In deze situatie zou duidelijkheid moeten worden gebracht door de aanvraag‑ en besluitvormingsprocedure volgens de Awb te laten verlopen; de procedure en de materiele aspecten (strekking en voorwaarden van de garantieverlening) zouden in een algemene subsidieverordening moeten worden geregeld. De rechtsbescherming/geschillenbeslechting is dan op de Awb (hoofdstukken 7 en 8) gebaseerd.

 

In beginsel zijn hieraan de volgende voordelen verbonden:

Het volgens de Awb laten verlopen van de aanvraag‑ en besluitvormingsprocedure zorgt voor beter gestructureerde processen en sluit aan bij de besluitvormingscultuur binnen de gemeentelijke organisatie; momenteel verloopt de besluitvorming verre van optimaal. Het initiatief tot het verstrekken van een garantie is afkomstig van een vakteam. Vaak heeft een aanvrager al met een offerte van een bank ingestemd. De gemeente "staat dan voor het blok" en moet dan instemmen met risicoverhogende en andere ongunstige voorwaarden.

Het bij verordening regelen van aanvraag- en besluitvormingsprocedure, maar ook van de gevallen  waarin garanties worden verleend en de voorwaarden waaronder deze worden verleend, leidt tot een grotere transparantie en dus controleerbaarheid. De rechtsbescherming geschiedt volgens de hoofdstukken 7 (gemeentelijke bezwarenprocedure) en 8  (beroep bij de sector Bestuursrecht van de rechtbank) van de Awb. Deze voorzieningen kennen een  lagere drempel dan de burgerlijke rechter waar een belanghebbende zich anders zou moeten vervoegen.

 

Wanneer wordt uitgegaan van het verstrekken van garanties in de vorm van beschikkingen krachtens de Awb en een gemeentelijke verordening, dan is het college van burgemeester en wethouders beslissingsbevoegd. De raad is bij het garantiebeleid betrokken door middel van het vaststellen van het beleid en een algemene garantieverordening. Deze competentieverdeling is in overeenstemming met de bevoegdhedenverdeling na de dualisering van het gemeentebestuur.

 

 


 

4.         Toetsings- en acceptatiecriteria

 

De financieringsattitude van de gemeente Delft is per definitie risicomijdend. Gegeven de wettelijke kaders is de gemeente slechts in uitzonderlijke gevallen bereid een garantie voor de betalingsverplichtingen van een lening jegens een geldgever af te geven.

 

Om in aanmerking te komen voor garantieverstrekking moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

 

(a)       De aanvrager moet eerst aantonen dat geen financiering op de markt kan worden verkregen en dat gemeentegarantie strikt noodzakelijk is;

 

(b)       Vervolgens moet de aanvraag passen binnen het kader van het Publiek Gemeentelijk Belang van Delft:

o               Publiek belang valt specifiek onder de bestuurszorg van de gemeente Delft

o               Bekostiging en financiering van de entiteit die garantie aanvraagt valt niet onder de zorg of plicht van een andere (overheids)instelling of entiteit, en maakt hiervan geen deel uit

o               De entiteit maakt dan geen deel uit van een holding, of groepsstructuur, of andere entiteit c.q. instelling, waardoor vervaging van “grenzen”, “taak”, “opdracht”en “vermogen” plaatsvindt.

o               De aanvrager vormt geen (bestuurlijke) alliantie of partnership met een andere publieke of privaatrechtelijke onderneming en staat niet garant, in welke vorm dan ook, voor natuurlijke personen en of privaat / publiekrechtelijke ondernemingen

o               Door de aanwezigheid van de sectorale waarborgfondsen voor woningbouw  hoeven geen aanvullende garanties te worden verleend voor deze sectoren

o               Voor andere sectoren  waar een waarborgfonds actief is (zoals kinderopvang en sport), dienen deze fondsen eerst te worden aangesproken

o               Privaatrechtelijke ondernemingen komen niet in aanmerking voor garantieverstrekking, tenzij de aandelen van de privaatrechtelijke onderneming voor het merendeel in handen zijn van de gemeente Delft; en/of tenzij  anderszins sprake is van Publiek Gemeentelijk belang. . Wat tot uitdrukking komt in het gemeentelijk beleid cq in de gemeentebegroting.

o               Particulieren komen niet in aanmerking voor garantieverstrekking

 

(c)       Daarnaast moet de terugbetalingscapaciteit van de aanvraag worden bepaald op basis van objectieve criteria:

o               De (integrale) terugbetalingcapaciteit voor de lening, alsmede de reeds vergeven zekerheden door de instelling, juridische structuur en het vakteam, moet eerst via een gestandaardiseerde aanvraag worden beoordeeld

o               De terugbetalingcapaciteit wordt bepaald aan de hand van de contante waarde van de toekomstige kasstromen

o               Uit de berekeningen moet per saldo een positieve positie blijken

o               De toekomstige kasstromen worden bepaald door de parameterset van de gemeente. Deze set kan periodiek worden aangepast

o               De parametisering en normering zijn door de aanvrager niet aanvechtbaar. De gemeente kan evenwel rekening houden met de specifieke parameters en normen van de aanvrager, mits dit door de aanvrager aannemelijk gemaakt kan worden

 

(d)       Bestedingsdoel, zekerheden en garantie

o      Voor garantie komen alleen onroerende zaken ter exploitatie in Delft in aanmerking. Overige bestedingsdoelen zijn uitgesloten

o      Ten behoeve van de gemeente zal altijd 1e recht van hypotheek worden gevestigd.

o      De hypothecaire inschrijving en de achterliggende lening dienen te worden afgebouwd.

o      De looptijd is gekoppeld aan de bedrijfswaarde / indirecte opbrengstwaarde van het onroerend goed (discounted cash flow) tot een maximum van 20 jaar

o      De feitelijke financiering mag nooit meer dan 0,05% meer bedragen dan een vergelijkbare lening voor decentrale overheden op basis van koers 100

o      Eenmaal gegeven garanties zullen jaarlijks moeten worden beoordeeld

o      Voor de toekenning van de gemeentegarantie is de aanvrager “upfront” een vergoeding (leges) verschuldigd.

o      Alle overige kosten die al of niet verband houden met de garantie komen nooit voor rekening van de gemeente.

 

4.1       Gemeentelijke lening als alternatief

Het kan voorkomen dat de aanvrager weliswaar voldoet aan alle voorwaarden en bepalingen om in aanmerking te komen voor een gemeentegarantie, maar dat de financier uiteindelijk afhaakt. Hierdoor ontstaat voor de aanvrager, maar ook voor de gemeente een ongewenste situatie.

 

Om de aanvrager tegemoet te komen in zijn financieringsbehoefte kan de gemeente Delft in dergelijke gevallen een “gemeentelijke lening” verstrekken.

 

De voorwaarden voor het verstrekken van een gemeentelijke lening zijn gelijk aan de voorwaarden bij een gemeentegarantie. Dit geldt ook voor de looptijd, disagio en opslag op het financieringsrendement.


 

4.2               Schema: Acceptatiebeleid op hoofdlijnen

 

 

 


 

 

5.         Implementatie – en uitvoeringsaspecten

 

Een herziening van het garantiebeleid volgens de bovenstaande idee houdt in dat er een aantal stappen moeten worden gezet. Deels hebben deze ook een organisatorisch karakter.

 

De belangrijkste invoeringsaspecten worden hieronder puntsgewijs behandeld.

 

 

 

Aspect

Uitvoering

a.

De beoordeling van aanvragen vraagt niet alleen een beleidsmatige invalshoek maar ook een  juridische en financiële. De beschikking dient op maat te worden gemaakt en ook het financiële arrangement dient met actuele kennis van de geld‑ en kapitaalmarkt te worden beoordeeld. Daarbij dient steeds TRM te worden geconsulteerd. Verder hangen juridische en financiële aspecten hier nauw met elkaar samen. In de standaardvoorwaarden van banken zijn nogal eens risicoverhogende bepalingen opgenomen: verbreding van de aansprakelijkheid van de borg of het afstand moeten doen van het recht op subrogatie (gemeente neemt altijd de vordering van de bank op de schuldenaar over). Uitsluitend de standaardvoorwaarden dienen op de garantie van toepassing te zijn.

 

Betreffende vakteams beoordeling van de aanvraag en vakteam TRM toetsing van de aanvraag c.q. vakteamvoorstel en offerte financier 

b

Er dient bij de betreffende vakteams, die ten laste van hun beleidsproducten garanties hebben verstrekt, een jaarlijkse herbeoordeling van de verstrekte garanties te worden ontwikkeld en toegepast. Uitvoering van de jaarlijkse herbeoordeling dient verankerd te worden in een Algemene Garantieverordening c.q. Beschikking.

 

De toets wordt uitgevoerd door de betreffende vakteams die verantwoordelijk zijn voor hun beleidsproducten. Hierover zal volgens een standaardprocedure gerapporteerd worden, en verantwoording afgelegd. Voorts zal de herbeoordeling moeten leiden tot een (bij)sturingsinstrument om hun beleidsproducten te ondersteunen.

Ontwikkelen jaarlijkse  heroordelings-procedure door TRM/betreffende vakteam en Jur.zaken

 

 

 

c

Deze beleidswijziging dient niet alleen binnen de gemeentelijke organisatie te  worden besproken, maar moet ook daarbuiten voldoende bekendheid krijgen

Betreffende vakteam en Communicatie

 

d

De aanvraag‑ en besluitvormingsprocedure moet nog geïntegreerd worden. Toelichting, presentatie en training maken hier onderdeel van uit. Ook de feitelijke taakafbakening en formulierenstroom moeten in samenhang nog vervat worden in een interne AO-procedure. Het vakteams treden in 1e lijn op als accountmanagers en zijn verantwoordelijk voor het aanvraag en beoordeling.

 

Onderdeel hiervan is dat de aanvrager ALLE KOSTEN (voor zijn rekening moet nemen). Ook hoort hierin dat de geldgever geen aanspraak kan maken op bijkomende kosten. Met andere woorden, de gemeente staat alleen garant voor de rente en aflossing van de lening, NIET VOOR ALLE AANVULLINGEN (zoals proces-, invorderingskosten en dergelijk).

 

Betreffende vakteam, vakteam Fin/AO & IC, vakteam TRM en Jur.zaken

e

Bij TRM dient een goede registratie van verstrekte garanties te worden opgebouwd (vergelijkbaar met die voor leningen) zodat de nakoming van verplichtingen goed kan worden bewaakt.

Vakteam TRM, o.b.v. door andere vakteams aan  te leveren informatie

 


 

6.              Advies

 

Met invoering van de nieuwe voorwaarden en bepalingen uit deze nota zijn wij van mening dat naast het feit het garantiebeleid van de gemeente Delft concreet, transparant en toetsbaar wordt, ook een vooraf gedefinieerde sluitende stelsel wordt geïntroduceerd. Dit wordt op hoofdlijnen als volgt weergegeven:

Voorts wordt door invoering van deze nota aansluiting gezocht met de gehanteerde beoordelings- en toetsingscriteria in het professionele veld, zoals bij de Waarborgfondsen voor de Zorg en Woningcorporaties. Daarnaast komen een aantal niet kwantificeerbare criteria overeen met ontwikkelingen bij een aantal grote decentrale overheden.


 


Wij adviseren deze regeling per omgaande in te voeren.