Centrale
Staf
Vakteam TRM
december 2004
Versie:2
INHOUDSOPGAVE
2.3 Overige
ontwikkelingen die aanleiding vormen tot actualisatie
2.3a Subsidietitel Algemene
wet bestuursrecht
2.3b Wet Financiering
decentrale overheden (Wet Fido)
2.3c EG-verdrag verboden
staatssteun i.v.m. concurrentie vervalsing
2.4b Selectiviteit ( "de
gevallen waarin")
2.4c Vooropstellen van eigen
verantwoordelijkheid
3. De Algemene Wet Bestuursrecht
4. Toetsings- en acceptatiecriteria
4.1 Gemeentelijke
lening als alternatief
4.2 Schema:
Acceptatiebeleid op hoofdlijnen
5. Implementatie – en
uitvoeringsaspecten
6. ADVIES…………………………………………………………………………………16
Voor u ligt een nieuwe nota voor het
verstrekken van gemeentegaranties. De laatste nota dateert uit april 1992. Het
garantiebeleid is tussentijds aangepast in verband met garantieverlening
kinderopvang. In de afgelopen jaren is de organisatie ingrijpend gewijzigd
(NEON); ook zijn de wettelijke kaders inmiddels aangescherpt. Alle reden om het
garantiebeleid zowel inhoudelijk als in de te volgen procedures nog eens te herijken.
De doelstelling van deze nota is:
o
Inspelen op de jongste
maatschappelijke ontwikkelingen;
o
Meer transparantie en
eenduidigheid over garantieverstrekkingen bewerkstelligen;
o
Een scherper
geformuleerd acceptatie-/toetsingsbeleid
binnen de gemeentelijke organisatie incorporeren;
o
Een actievere bewaking
(en daardoor ook) verbetering van de risicopositie van de garantieportefeuille
toe gaat passen;
o
Voor de betreffende
vakteams standaardisatie van procedures op het gebied van acceptatie,
(financiële) toetsing en periodieke beoordeling invoeren.
In grote lijnen wordt een bestendige gedragslijn
gevolgd. Dit houdt in, dat geen rigoureuze afwijkingen op de bestaande nota
“Garanties in Context” uit 1992 worden voorgesteld. Het accent van deze nota
ligt op het gebied van uitkristalliseren van de acceptatie, risicobeheersing en
toetsing.
In hoofdstuk 2 zullen de algemene kaders voor het
garantiebeleid met achtergronden worden behandeld. In hoofdstuk 3 wordt
ingegaan op de kaders van de Algemene Wet Bestuursrecht. Hoofdstuk 4 bevat de
toetsingscriteria en procedurele behandeling en afhandeling. Hoofdstuk 5 geeft
aan op welke wijze het aangescherpte garantiebeleid verder kan worden
geïmplementeerd. En tot slot in hoofdstuk 6 de afsluitende advisering aan het
college.
De
gemeente Delft kent momenteel in een formele regeling vastgelegd beleid inzake
de verstrekking van gemeentegaranties. Bedoeld worden de gemeentegaranties voor
door derden (maatschappelijke instellingen) aangetrokken gelden, die zij zonder
gemeentegarantie niet zouden kunnen verkrijgen. De aldus gedefinieerde
garanties (in deze nota worden garanties
en borgstellingen als elkaars synoniem gebruikt) zijn een
financieringsinstrument, waarbij de gemeente zich tegenover een geldverstrekker
(meestal een bank) verplicht in te staan voor de betalingsverplichtingen van
een derde, waardoor deze bereid is een lening te verstrekken of om een lening
tegen gunstiger condities te verstrekken, (bijvoorbeeld een lager rentepercentage).
De gemeente neemt dan het risico over dat de bank loopt; de gemeente doet dit
alleen als daarmee het gemeentelijk beleid (of in termen van toetsende
instanties zoals de provincie het publieke belang) gediend is.
Gemeentegaranties
zijn een vorm van financiële
steunverlening. Andere vormen zijn bijv. subsidieverlening, deelnemingen e.d.
Ook zijn gemeentelijke garanties denkbaar in de vorm van projectgaranties of
exploitatiegaranties. Deze vormen van garanties zijn evenwel geen onderdeel van
de gemeentelijke bancaire functie.
Het
garantiebeleid was voor het laatst aan de orde in de nota “Garanties in
Context” uit 1992. Hierin worden richtlijnen gegeven voor de inhoud van
borgstellingen. Daarnaast werden enkele richtlijnen gegeven wanneer garanties
wel en niet kunnen worden verstrekt. In de praktijk is er op basis van de nota
wel een gedragslijn gevolgd. Deze hield onder meer in dat commerciële
activiteiten en activiteiten waarvoor een andere (overheids-)organisatie
verantwoordelijk is niet in aanmerking kwamen voor garanties. Vaak werden
garanties verstrekt aan instellingen die ook door de gemeente werden
gesubsidieerd. Daarnaast werden in het verleden op basis van
uitzonderingsbesluiten garanties verstrekt.
De
huidige omvang van de garantieportefeuille bedraagt per ultimo 2003 ruim € 1,3
miljard. De opbouw over de segmenten waar garantie is verleend kan als volgt
worden weergeven:
Pur
sang bedrijven kunnen geen gemeentegarantie verkrijgen. Uitzonderingen zijn
onder meer de garantieverlening aan Eneco en Parking Delft BV. De garantie van
geldleningen aan Eneco, is vanuit historische omstandigheden ontstaan, en wordt
in de komende 4 jaar afgebouwd. Daarnaast maakt Parking Delft B.V. (waarvan de
aandelen in bezit zijn van de stichting parkeervoorzieningen, waar de gemeente in
vertegenwoordigd is) voor ruim € 26,4 miljoen deel uit van het totaal.
In
de totale garantieverstrekking nemen de Delftse woningcorporaties een dominante
positie in. De garanties worden niet als risicovol aangemerkt. Hiertegenover
staat een op voorhand een zeer solide sectoraal waarborgfonds met een “triple
A” rating. Dit waarborgfonds (Waarborgfonds voor Sociale Woningbouw) heeft een
vergelijkbare kredietwaardigheid als bijvoorbeeld de decentrale overheden in
Nederland.
Als
we de bedrijfsgaranties en de garanties waar wij slechts in de achtervang
risico lopen (eigen woningen, sociale woningbouw) op het totaal corrigeren, dan
bedraagt het risicovolume:
Onder
overige zijn twee garanties ondergebracht. Het betreft Kringloop en Radex.
Het
huidige garantiebeleid biedt niet meer voldoende houvast bij de besluitvorming
in concrete gevallen. Er is ook onvoldoende sprake van een eenduidig
toetsingskader en door de organisatie als geheel (h)erkend acceptatiebeleid.
Dat wordt ook in de hand gewerkt door vermeldingen als "garanties kunnen worden verstrekt voor zover passend binnen het
gemeentelijk beleid". In concrete gevallen blijkt dit bij de
voorbereiding van adviezen te weinig richtinggevend, en wordt het
garantiebeleid nogal eens als verlengstuk (of als vervanger) gezien van het
gemeentelijk subsidiebeleid.
Mede
daardoor is er thans een tendens waarneembaar waarbij het beroep op de gemeente
om garanties te verstrekken toeneemt. Er zijn voorbeelden, dat
gemeentegaranties worden gevraagd zuiver om een rentekorting te behalen. Ook
zijn er instellingen en bedrijven gemeentegarantie die aanvragen, terwijl deze
voor hun bekostiging en financiering zijn aangewezen op andere
financieringsbronnen. Garanties dienen echter alleen te worden verstrekt aan
instellingen die hoofdzakelijk onder de gemeentelijke bestuurszorg vallen.
Gemeentegaranties zijn een instrument om gemeentelijke doelstellingen te
realiseren en niet bedoeld als instrument om lagere financieringslasten voor
instellingen en bedrijven te realiseren. De treasuryfunctie is geen
gemeentelijke kredietbank.
Uitgangspunt
dient te zijn dat de gemeente met het oog op potentiële financiële
consequenties streeft naar het beperken van uit garanties voortvloeiende
risico's. De beperking van garantierisico's dient plaats te vinden door:
o
Een grotere
selectiviteit (de gevallen waarin);
o
Meer aan te sluiten op
de nieuwe wettelijke bepalingen en richtlijnen (zie2.3c);
o
Meer plaats in te
ruimen voor eigen verantwoordelijkheid van geldverstrekker en geldnemer,
waardoor de gemeentelijke garantie zoveel mogelijk het karakter krijgt van een
secundair risico (zie 2.4c).
Garanties
vallen onder het subsidiebegrip ex art. 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht
derde tranche, in werking getreden op 1 januari 1998.Deze definitie vereist
niet dat er sprake moet zijn van een geldstroom. Dit artikel definieert
subsidie als "een aanspraak op financiële middelen". Het is dus
voldoende dat er een geldstroom kan ontstaan ook al is dit afhankelijk van een
voorwaarde (i.c. het niet, niet geheel of niet tijdig betalen door de
debiteur). Bij de herziening moet dus ook rekening worden gehouden met titel
4.2 van de Awb. Zie ook hoofdstuk 4.
Zoals
bekend stelt de wet FiDO eisen met betrekking tot het verstrekken van leningen
(alleen voor de behartiging van de publieke taak). Iets minder aandacht heeft
in de publiciteit het verstrekken van gemeentegaranties gekregen. De wet stelt
garanties op één lijn met leningen (U/G) voor wat betreft de belangen ten
behoeve waarvan zij kunnen worden verstrekt. Ook hier geldt dus het criterium
"publiek belang". De wetgever laat het in eerste aanleg aan de gemeenteraad
over om het begrip "publiek belang" in te vullen. In het kader van
het acceptatiebeleid voor gemeentegaranties wordt het begrip publiek belang
verderop in deze nota uitgewerkt.
Op
Europees niveau is regelgeving van kracht dat steunverlening door gemeenten aan
ondernemingen op vele punten verbiedt. Steunverlening door gemeenten gebeurt in
veel verschillende vormen, zoals onder
meer:
o
Grondverkoop tegen lage
prijzen;
o
Leningen tegen niet-commerciële
voorwaarden;
o
Rechtstreekse
subsidies;
o
Lagere belastingen,
heffingen en dergelijke;
o
Garanties
(borgtochten).
Hierbij
wordt er niet altijd rekening mee gehouden of de steun wel voldoet aan de
Europese regels. Artikel 87 van het EG-verdrag verbiedt steun van overheden aan
ondernemingen die de mededinging kan vervalsen en het handelsverkeer tussen
lidstaten ongunstig kan beïnvloeden. Op grond van artikel 88 moeten overheden
steunmaatregelen melden bij de Europese Commissie. Zonder voorafgaande melding
en goedkeuring mag geen steun worden verleend.
Overigens geldt hierbij een grensbedrag van € 100.000 in een periode van
3 jaar.
Een
garantiebeleid dat verder uitgewerkt is in toetsings- en beoordelingscriteria
zal zonder twijfel als stringenter worden ervaren dan het huidige. Met name een
gedetailleerder acceptatiebeleid, dat ook nog in de vorm van een formele
regeling wordt gegoten, zal de indruk wekken dat het beleid wordt aangescherpt.
Het huidige beleid is in zijn bedoeling al gericht op een terughoudend gebruik
van het garantie-instrument. Mede echter als gevolg van een aantal
uitzonderingsbesluiten ontstaat er echter beeldvorming, dat het
garantie-instrument ook als een “goedkoop” subsidie-instrument ingezet kan
worden.
In
deze nota wordt het garantiebeleid aangescherpt door een grotere selectiviteit
en doordat de eigen verantwoordelijkheid van geldverstrekkers en geldnemers
wordt benadrukt.
In de Wet Financiering Decentrale Overheden
(Wet FiDO) is bepaald dat garanties (net als geldleningen, voor zover het niet
de uitzetting van overtollige geldmiddelen betreft) slechts kunnen worden
verstrekt ten behoeve van een publiek
belang. In het kader van een selectiever garantiebeleid moet dan ook nader
invulling worden gegeven aan het begrip 'publiek belang'. Deze begrenzing
speelt ook nu al vaak een rol, zij het minder expliciet.
Vanzelfsprekend
worden er geen garanties verstrekt die mede risico's afdekken die zijn
verbonden aan marktactiviteiten die zijn gericht op het behalen van winst. Dit
is per definitie geen publiek belang. Ook is dit niet alleen in strijd met de
Wet FiDO, maar werkt ook concurrentievervalsend omdat een marktpartij dan een
financiering krijgt die voordeliger is dan die van concurrenten en zo een
oneigenlijk concurrentievoordeel binnenhaalt.
Het
is niet mogelijk om een universeel toepasbare definitie van het begrip
"publiek belang" te formuleren. Ook in de Wet FiDO wordt geen
definitie gegeven. Wat wel of niet tot publieke belangen wordt gerekend
verschilt naar beleidsveld, tijdstip en omstandigheden.
De
gemeenteraad heeft een ruime mate van beleidsvrijheid waar het gaat om het
afbakenen van het begrip publiek belang. Waar het niet lukt om een eenduidige
en operationeel bruikbare definitie van "publiek belang" te
formuleren, is het wel mogelijk om tot een redelijk toepasbare afbakening te
komen door een aantal uitsluitingen te formuleren. Door de aanwezigheid van het
sectorale waarborgfonds voor woningbouw
hoeft geen aanvullende garantie te worden verleend voor deze sector.
Voor
andere sectoren waar een waarborgfonds actief is (zoals kinderopvang en sport),
dienen deze fondsen eerst te worden aangesproken.
Privaatrechtelijke
ondernemingen en particulieren komen niet in aanmerking voor garantieverstrekking,
tenzij de aandelen van de privaatrechtelijke onderneming voor het merendeel in
handen zijn van de gemeente Delft en/of anderszins sprake is van Publiek
Gemeentelijk Belang. Wat tot uitdrukking komt in het gemeentelijk beleid cq de
gemeentebegroting.
Particulieren
komen niet in aanmerking voor garantieverstrekking.
Het
begrip 'publiek belang" wordt zo beperkt en aangescherpt tot 'publiek
gemeentelijk belang".
Momenteel
neemt de gemeente in de praktijk vaak een bank alle zorgen uit handen. De
garanties zijn vaak zo geformuleerd dat een bank op eerste afroep geld van de
gemeente krijgt als een debiteur in gebreke is. Dit draagt niet bij aan een actieve
en alerte houding, die van de bank mag worden verwacht als het gaat om het
bewaken van de financiële positie en het betalingsgedrag van de
cliënt/debiteur. Doordat de gemeente het risico heeft overgenomen moet de
gemeente permanent de financiële positie bewaken en letten op het
betalingsgedrag. De gemeente heeft echter geen zicht op de geldstromen en is
voor het verkrijgen van informatie over het betaalgedrag afhankelijk van de
debiteur en de bank. Omdat het bewaken
van het betaalgedrag zeer bewerkelijk is en buiten de kerntaak van de
gemeentelijke organisatie valt, gebeurt dit niet stelselmatig. In feite is dit
ook een kernactiviteit van banken. Er valt dus veel voor te zeggen om garanties
zo te formuleren dat de geldverstrekker pas een beroep op het gemeentegarantie
kan doen als zij zelf eerst de nodige stappen heeft gezet om de
betalingsproblemen te voorkomen (bewaking financiële positie) of te overwinnen
(aanmaningen). Op de gemeentegarantie zou bijvoorbeeld pas een beroep kunnen
worden gedaan op het punt waar geen betaling langs minnelijke weg blijkt te
kunnen worden verkregen. Heeft de bank dit niet gedaan dan kan (nog) geen
aanspraak op uitbetaling van het gegarandeerde bedrag worden gedaan.
Onder
onroerende zaken wordt verstaan alles wat aard en nagelvast is met de grond,
opstallen en toebehoren. De inrichting, aankleding, inventaris en overige
onroerende zaken behoren niet hiertoe.
In
de meeste gevallen komt het voor dat een (aanstaande) debiteur over onroerende
zaken beschikt waarop een hypotheekrecht kan worden gevestigd als zekerheid
voor de nakoming van verplichtingen. In dergelijke gevallen is in het verleden
vaak een garantie verstrekt. De gemeente bedong dan een hypotheekrecht op de
onroerende zaak.
Als
wordt besloten tot het verstrekken van een garantie dan moet dit geschieden
onder het stellen van een aantal voorwaarden waarmee wordt gestreefd naar een
evenwicht tussen de financieringsmogelijkheden van een instelling en het risico
dat de gemeente op zich neemt. Een van deze voorwaarden kwam hiervoor al ter
sprake: het door de instelling zelf verstrekken van zekerheid in de vorm van
een hypotheekrecht. Hiermee wordt de eigen verantwoordelijkheid benadrukt maar
ook wordt de gemeentelijke garantie een secundair risico. Bovendien dient de
tijdsduur van garantie ook te worden beperkt. In principe wordt dit ondervangen
door aan de garantie, de achterliggende lening en derhalve het hypothecaire
recht een “aflossingsverplichting” te verbinden. De garantie en derhalve de
hypothecaire inschrijving is maximaal 20 jaar.
Terugverdiencapaciteit
(discounted cash flow)
Van
een hypothecair recht kan niet in alle gevallen soulaas worden verwacht. Het
kan voorkomen dat sommige panden een zeer specifieke bestemming hebben waarmee
het geen objecten zijn die gemakkelijk liquide te maken zijn. In andere
gevallen zal blijken dat panden nodig blijven voor de voortzetting van
activiteiten van een instelling, ook al verkeert een instelling in financiële
moeilijkheden. Dit geldt zeker voor gevallen waarin een instelling een
wettelijke taak van de gemeente uitvoert.
In
ieder geval zal de terugverdiencapaciteit van de lening moeten worden bepaald.
Het is voor de gemeente niet rationeel, en bovendien in strijd met de
wettelijke kaders, een garantie af te geven als geen gerede kans op
terugbetaling van de lening kan plaatsvinden. Impliciet zou dan sprake kunnen
zijn van een exploitatiegarantie.
De
financiële toetsing vindt plaats op basis van de zogenaamde “discounted cash
flow methodiek”. De gemeente beoordeelt de huidige financiële positie en
vermogensontwikkeling, alsmede de toegevoegde waarde van de investering op
basis van de “contante waarde” van de geprognosticeerde kasstromen uit de
meerjarenbegroting. Dit wordt in verband gebracht met het eigen vermogen, de
waarde van de materiele vaste activa (tegen verwervingsprijs of historische
kostprijs) en de (boek)waarde van de lopende leningportefeuille. Het saldo moet
positief zijn om in aanmerking te komen voor garantie. Er kan nooit meer een
hoger garantiebedrag worden afgeven dan de boekwaarde of verwervingsprijs van
de onroerende zaken. De berekening vindt plaats over een genormeerde
exploitatieperiode, rekening houdend met de (integrale) meerjarenprognose van
de debiteur, eventueel aangevuld met de te hanteren normen van de gemeente
(parameterset).
Een
andere voorwaarde heeft te maken met de verdeling van de baten en lasten van
een gemeentelijke garantie. Een rentevergoeding is niet alleen een vergoeding
voor het ter beschikking stellen van geld. In een rentepercentage zit ook een
component als vergoeding voor het risico dat een geldverstrekker loopt. Dit
betreft vooral het kredietrisico, oftewel het risico dat een debiteur,
bijvoorbeeld door een faillissement, niet terug kan betalen. Deze component van
de rentevergoeding wordt hoger naarmate de kredietwaardigheid van de debiteur
lager is. Het nulpunt voor de risico-opslag wordt op de geld- en kapitaalmarkt
gevonden bij de rentevergoeding die de overheid betaalt. Naarmate partijen
minder kredietwaardig zijn dan de Staat wordt de risico-opslag groter.
Nederlandse gemeenten worden als bijna even kredietwaardig
als de Staat beschouwd; zij betalen een zeer geringe risico-opslag. Bedrijven
en instellingen hebben een sterk uiteenlopend risicoprofiel dat echter altijd
hoger is dan dat van de overheid. Dit vertaalt zich in de te betalen
rentevergoeding. In bepaalde gevallen vinden banken instellingen zo weinig
kredietwaardig dat zij ook niet met een hoge renteopslag bereid zijn een lening
te verstrekken. Dan volgt vaak de wens van een gemeentelijke garantie. De
gemeente neemt daarbij het risico van niet terugbetaling van de bank over en
het kredietrisico dat de bank loopt is gelijk aan het risico van een lening aan
de gemeente zelf. Dit betekent dat de risico-opslag grotendeels zou moeten
vervallen of zeer laag zou moeten zijn. Helaas is dit in de praktijk niet
altijd het geval: als banken een korting op de rente geven in verband met een
gemeentelijke garantie staat deze niet in verhouding tot het naar de gemeente
overgehevelde kredietrisico.
Een voorwaarde voor garantieverstrekking moet derhalve zijn
dat het rentepercentage niet of nauwelijks mag verschillen van het percentage
dat op de gemeente zelf van toepassing zou zijn geweest voor een lening met
soortgelijke modaliteiten. Indien deze voorwaarde wordt gesteld ontstaat er
voor de instelling een situatie waarin een rentevergoeding wordt betaald die
door de gemeentelijke garantie erg laag is geworden en die niet past bij het
feitelijke risicoprofiel. Het risico is geheel bij de gemeente komen te liggen
en door het te lage rentepercentage is er eigenlijk sprake van een
rentesubsidie in natura. De gemeente draagt dan het kredietrisico van een groot
aantal instellingen en dit risico is helaas niet ondenkbeeldig.
Tot nu toe is het aantal gevallen waarin de gemeente is
aangesproken uiterst beperkt geweest. In het huidige garantiebeleid voorziet de
regeling in het heffen van leges. Hiermee kan de gemeente uit de verkregen
middelen een voorziening treffen om eventuele aanspraken te neutraliseren. Op
deze wijze zijn de baten en lasten van de risico-overgang weer evenwichtig
verdeeld. Hoewel de huidige regeling voorziet in het heffen van leges is het in
de praktijk nauwelijks toegepast.
Uitgewerkt in voorwaarden houdt voorgaande in, dat de
gemeente Delft slechts garant staat voor een lening waarvan het rentepercentage
(effectief rendement op basis van een koers 100) niet meer dan 0,05% mag
afwijken van vergelijkbare leningen aan decentrale overheden. Daarnaast zal de
debiteur, met het oog op steunverlening en risicofondsvorming, een
risicovergoeding moeten betalen aan de gemeente. De vergoeding (zijnde leges)
wordt uitgedrukt in een percentage over de hoofdsom van de lening (disagio),
verdeeld naar duur van de lening. De vergoeding dient vooraf te worden betaald.
De vergoeding wordt als volgt opgebouwd:
o
looptijd
van de lening tot 10 jaar 0,25%
o
looptijd
van de lening vanaf 10 jaar tot 15 jaar 0,35%
o
looptijd
van de lening vanaf 15 jaar tot 20 jaar 0,45%
Voor
de bepaling van het disagio wordt geen rekening gehouden met tussentijdse
renteaanpassingen en aflossingswijze van de lening.
De
hiervoor geschetste punten, die bij de besluitvorming over garanties een rol
spelen, kunnen worden gebruikt om het schema op te stellen dat als hulpmiddel
kan dienen bij de beoordeling van aanvragen van garanties. Dit schema is
weergeven in hoofdstuk 4.
Het
subsidiebegrip in artikel 4:21 van de Awb is een materieel begrip. Dit betekent
dat alle financiële relaties die aan de kenmerken voldoen die in dit artikel
zijn genoemd een publiekrechtelijk karakter hebben en dat titel 4.2 en andere
algemene regels van de Awb hierop van toepassing zijn. Garanties worden in
titel 4.2 niet genoemd, maar vallen wel onder de werking hiervan.
Hoewel garanties onder de werking van de Awb vallen gaat de praktijk er
van uit dat er sprake is van privaatrechtelijke verhoudingen. In deze situatie
zou duidelijkheid moeten worden gebracht door de aanvraag‑ en
besluitvormingsprocedure volgens de Awb te laten verlopen; de procedure en de
materiele aspecten (strekking en voorwaarden van de garantieverlening) zouden
in een algemene subsidieverordening moeten worden geregeld. De
rechtsbescherming/geschillenbeslechting is dan op de Awb (hoofdstukken 7 en 8)
gebaseerd.
In beginsel
zijn hieraan de volgende voordelen verbonden:
Het volgens
de Awb laten verlopen van de aanvraag‑ en besluitvormingsprocedure zorgt
voor beter gestructureerde processen en sluit aan bij de besluitvormingscultuur
binnen de gemeentelijke organisatie; momenteel verloopt de besluitvorming verre
van optimaal. Het initiatief tot het verstrekken van een garantie is afkomstig
van een vakteam. Vaak heeft een aanvrager al met een offerte van een bank
ingestemd. De gemeente "staat dan voor het blok" en moet dan
instemmen met risicoverhogende en andere ongunstige voorwaarden.
Het bij verordening regelen van aanvraag- en besluitvormingsprocedure,
maar ook van de gevallen waarin
garanties worden verleend en de voorwaarden waaronder deze worden verleend,
leidt tot een grotere transparantie en dus controleerbaarheid. De
rechtsbescherming geschiedt volgens de hoofdstukken 7 (gemeentelijke
bezwarenprocedure) en 8 (beroep bij de
sector Bestuursrecht van de rechtbank) van de Awb. Deze voorzieningen kennen
een lagere drempel dan de burgerlijke
rechter waar een belanghebbende zich anders zou moeten vervoegen.
Wanneer wordt
uitgegaan van het verstrekken van garanties in de vorm van beschikkingen
krachtens de Awb en een gemeentelijke verordening, dan is het college van
burgemeester en wethouders beslissingsbevoegd. De raad is bij het
garantiebeleid betrokken door middel van het vaststellen van het beleid en een
algemene garantieverordening. Deze competentieverdeling is in overeenstemming
met de bevoegdhedenverdeling na de dualisering van het gemeentebestuur.
De financieringsattitude van de gemeente Delft is per
definitie risicomijdend. Gegeven de wettelijke kaders is de gemeente slechts in
uitzonderlijke gevallen bereid een garantie voor de betalingsverplichtingen van
een lening jegens een geldgever af te geven.
Om
in aanmerking te komen voor garantieverstrekking moet aan de volgende
voorwaarden worden voldaan:
(a) De aanvrager moet eerst aantonen dat geen
financiering op de markt kan worden verkregen en dat gemeentegarantie strikt
noodzakelijk is;
(b)
Vervolgens moet de
aanvraag passen binnen het kader van het Publiek Gemeentelijk Belang van Delft:
o
Publiek belang valt
specifiek onder de bestuurszorg van de gemeente Delft
o
Bekostiging en
financiering van de entiteit die garantie aanvraagt valt niet onder de zorg of
plicht van een andere (overheids)instelling of entiteit, en maakt hiervan geen
deel uit
o
De entiteit maakt dan
geen deel uit van een holding, of groepsstructuur, of andere entiteit c.q.
instelling, waardoor vervaging van “grenzen”, “taak”, “opdracht”en “vermogen”
plaatsvindt.
o
De aanvrager vormt geen
(bestuurlijke) alliantie of partnership met een andere publieke of
privaatrechtelijke onderneming en staat niet garant, in welke vorm dan ook,
voor natuurlijke personen en of privaat / publiekrechtelijke ondernemingen
o
Door de aanwezigheid
van de sectorale waarborgfondsen voor woningbouw hoeven geen aanvullende garanties te worden verleend voor deze
sectoren
o
Voor andere sectoren waar een waarborgfonds actief is (zoals
kinderopvang en sport), dienen deze fondsen eerst te worden aangesproken
o
Privaatrechtelijke
ondernemingen komen niet in aanmerking voor garantieverstrekking, tenzij de
aandelen van de privaatrechtelijke onderneming voor het merendeel in handen
zijn van de gemeente Delft; en/of tenzij
anderszins sprake is van Publiek Gemeentelijk belang. . Wat tot uitdrukking komt in het gemeentelijk beleid
cq in de gemeentebegroting.
o
Particulieren komen
niet in aanmerking voor garantieverstrekking
(c)
Daarnaast moet de
terugbetalingscapaciteit van de aanvraag worden bepaald op basis van objectieve
criteria:
o
De (integrale)
terugbetalingcapaciteit voor de lening, alsmede de reeds vergeven zekerheden
door de instelling, juridische structuur en het vakteam, moet eerst via een
gestandaardiseerde aanvraag worden beoordeeld
o
De
terugbetalingcapaciteit wordt bepaald aan de hand van de contante waarde van de
toekomstige kasstromen
o
Uit de berekeningen
moet per saldo een positieve positie blijken
o
De toekomstige
kasstromen worden bepaald door de parameterset van de gemeente. Deze set kan
periodiek worden aangepast
o
De parametisering en
normering zijn door de aanvrager niet aanvechtbaar. De gemeente kan evenwel
rekening houden met de specifieke parameters en normen van de aanvrager, mits
dit door de aanvrager aannemelijk gemaakt kan worden
(d)
Bestedingsdoel,
zekerheden en garantie
o Voor garantie komen alleen onroerende zaken ter
exploitatie in Delft in aanmerking. Overige bestedingsdoelen zijn uitgesloten
o Ten behoeve van de gemeente zal altijd 1e
recht van hypotheek worden gevestigd.
o
De hypothecaire
inschrijving en de achterliggende lening dienen te worden afgebouwd.
o De looptijd is gekoppeld aan de bedrijfswaarde /
indirecte opbrengstwaarde van het onroerend goed (discounted cash flow) tot een
maximum van 20 jaar
o De feitelijke financiering mag nooit meer dan 0,05%
meer bedragen dan een vergelijkbare lening voor decentrale overheden op basis
van koers 100
o Eenmaal gegeven garanties zullen jaarlijks moeten
worden beoordeeld
o Voor de toekenning van de gemeentegarantie is de
aanvrager “upfront” een vergoeding (leges) verschuldigd.
o Alle overige kosten die al of niet verband houden met
de garantie komen nooit voor rekening van de gemeente.
Het kan voorkomen dat de
aanvrager weliswaar voldoet aan alle voorwaarden en bepalingen om in aanmerking
te komen voor een gemeentegarantie, maar dat de financier uiteindelijk afhaakt.
Hierdoor ontstaat voor de aanvrager, maar ook voor de gemeente een ongewenste
situatie.
Om de aanvrager tegemoet te
komen in zijn financieringsbehoefte kan de gemeente Delft in dergelijke
gevallen een “gemeentelijke lening” verstrekken.
De voorwaarden voor het
verstrekken van een gemeentelijke lening zijn gelijk aan de voorwaarden bij een
gemeentegarantie. Dit geldt ook voor de looptijd, disagio en opslag op het
financieringsrendement.
Een herziening van het garantiebeleid volgens de
bovenstaande idee houdt in dat er een aantal stappen moeten worden gezet. Deels
hebben deze ook een organisatorisch karakter.
De belangrijkste invoeringsaspecten worden hieronder
puntsgewijs behandeld.
|
Aspect |
Uitvoering |
a. |
De
beoordeling van aanvragen vraagt niet alleen een beleidsmatige invalshoek
maar ook een juridische en
financiële. De beschikking dient op maat te worden gemaakt en ook het
financiële arrangement dient met actuele kennis van de geld‑ en
kapitaalmarkt te worden beoordeeld. Daarbij dient steeds TRM te worden
geconsulteerd. Verder hangen juridische en financiële aspecten hier nauw met
elkaar samen. In de standaardvoorwaarden van banken zijn nogal eens
risicoverhogende bepalingen opgenomen: verbreding van de aansprakelijkheid
van de borg of het afstand moeten doen van het recht op subrogatie (gemeente
neemt altijd de vordering van de bank op de schuldenaar over). Uitsluitend de
standaardvoorwaarden dienen op de garantie van toepassing te zijn. |
Betreffende
vakteams beoordeling van de aanvraag en vakteam TRM toetsing van de aanvraag
c.q. vakteamvoorstel en offerte financier
|
b |
Er
dient bij de betreffende vakteams, die ten laste van hun beleidsproducten
garanties hebben verstrekt, een jaarlijkse herbeoordeling van de verstrekte
garanties te worden ontwikkeld en toegepast. Uitvoering van de jaarlijkse
herbeoordeling dient verankerd te worden in een Algemene Garantieverordening
c.q. Beschikking. De
toets wordt uitgevoerd door de betreffende vakteams die verantwoordelijk zijn
voor hun beleidsproducten. Hierover zal volgens een standaardprocedure
gerapporteerd worden, en verantwoording afgelegd. Voorts zal de
herbeoordeling moeten leiden tot een (bij)sturingsinstrument om hun
beleidsproducten te ondersteunen. |
Ontwikkelen
jaarlijkse heroordelings-procedure
door TRM/betreffende vakteam en Jur.zaken |
|
|
|
c |
Deze
beleidswijziging dient niet alleen binnen de gemeentelijke organisatie
te worden besproken, maar moet ook
daarbuiten voldoende bekendheid krijgen |
Betreffende
vakteam en Communicatie |
d |
De
aanvraag‑ en besluitvormingsprocedure moet nog geïntegreerd worden.
Toelichting, presentatie en training maken hier onderdeel van uit. Ook de
feitelijke taakafbakening en formulierenstroom moeten in samenhang nog vervat
worden in een interne AO-procedure. Het vakteams treden in 1e lijn
op als accountmanagers en zijn verantwoordelijk voor het aanvraag en
beoordeling. Onderdeel
hiervan is dat de aanvrager ALLE KOSTEN (voor zijn rekening moet nemen). Ook
hoort hierin dat de geldgever geen aanspraak kan maken op bijkomende kosten.
Met andere woorden, de gemeente staat alleen garant voor de rente en
aflossing van de lening, NIET VOOR ALLE AANVULLINGEN (zoals proces-,
invorderingskosten en dergelijk). |
Betreffende
vakteam, vakteam Fin/AO & IC, vakteam TRM en Jur.zaken |
e |
Bij
TRM dient een goede registratie van verstrekte garanties te worden opgebouwd
(vergelijkbaar met die voor leningen) zodat de nakoming van verplichtingen
goed kan worden bewaakt. |
Vakteam
TRM, o.b.v. door andere vakteams aan
te leveren informatie |
6.
Advies
Met invoering van de nieuwe
voorwaarden en bepalingen uit deze nota zijn wij van mening dat naast het feit
het garantiebeleid van de gemeente Delft concreet, transparant en toetsbaar
wordt, ook een vooraf gedefinieerde sluitende stelsel wordt geïntroduceerd. Dit
wordt op hoofdlijnen als volgt weergegeven:
Voorts wordt door invoering
van deze nota aansluiting gezocht met de gehanteerde beoordelings- en
toetsingscriteria in het professionele veld, zoals bij de Waarborgfondsen voor
de Zorg en Woningcorporaties. Daarnaast komen een aantal niet kwantificeerbare
criteria overeen met ontwikkelingen bij een aantal grote decentrale overheden.
Wij adviseren deze regeling
per omgaande in te voeren.