1.                  Inleiding

 

In de vergadering van 3 mei jl.l heeft uw college een notitie (nr 560263) behandeld inzake verbeteringsmogelijkheden in de opzet van de Delftse begroting. Daarin zijn ook gewenste aanpassingen beschreven op basis van het onderzoek van de accountant Ernst & Young naar de Delftse systematiek van kostentoerekening. Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van de gemeenteraad.

 

In de genoemde notitie zijn de gewenste aanpassingen reeds op hoofdlijnen beschreven. Daarbij werd aangekondigd dat een meer uitgewerkte blauwdruk nog aan u zou worden voorgelegd. Deze uitwerking is in deze nota verder beschreven. Zij geeft bovendien aanleiding tot een begrotingswijziging omdat de nieuwe systematiek van kostenverdeling een iets andere verdeling van kosten over producten en programma’s tot gevolg heeft.

 

De conclusies en aanbevelingen van de accountant worden beknopt samengevat in het volgende hoofdstuk. Vervolgens vindt een beschrijving plaats van de wijze waarop deze aanbevelingen in de Delftse begroting zijn uitgewerkt:

 

 

In de paragrafen 4 en 6 wordt aandacht besteed aan enkele bijzondere onderwerpen, namelijk de eliminatie van loops in de kostenverdeling tussen vakteams, en de kostenverdeling van het vakteam Vastgoed.

De herijking van de productieve uren per functiesoort die voor de bedrijfsmatige vakteams in de begroting gehanteerd gaan worden, is het onderwerp van paragraaf 7, waarna een voorbeelduitwerking wordt gegeven voor het vakteam Civiel in paragraaf 8.

 

De vereenvoudiging van de kostenverdeling in de begroting heeft gevolgen voor de samenstelling en omvang van aangerekende kosten per product en per programma. Deze zijn overigens relatief gering in de omvang, maar leiden wel tot een begrotingswijziging. Deze is opgenomen en wordt toegelicht in paragraaf 9.

 

 

2.    Samenvatting aanbeveling van de accountant (Ernst&Young).

 

Op hoofdlijnen ziet het proces van kostenverdeling in Delft er als volgt uit. Daarbij zijn de verdeelsleutels die voor de kostentoerekening worden gebruikt cursief weergegeven.

 

 

Schema hoofdlijn kostenverdeling.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

producten

 

kredieten

 
 

 

 

 

 

 

 


De accountant komt in zijn onderzoek tot de conclusie dat deze systematiek transparant is en bovendien relatief goed wordt toegepast. In vergelijking met andere gemeenten die in het onderzoek zijn betrokken, is Delft het verst gevorderd.

 

Vervolgens concludeert de accountant ook dat op onderdelen verbetering c.q. vereenvoudiging mogelijk is:

 

·         Door een gedetailleerd systeem van doorberekening van kosten bij een omvangrijk aantal vakteams wordt het inzicht voor de budgethouder in de begroting en de financiële verantwoording beperkt;

·         Het niveau waarop de tijdsbesteding en de kosten transparant gemaakt wordt, is afhankelijk  van de aard van het vakteam (bedrijfsmatig of beleidsmatig) en de aard van het geleverde product (goed of slecht normeerbaar). Bij bedrijfsmatige vakteams kan men werken met gedetailleerde kostprijzen en gedifferentieerde uurtarieven. Voor overheidsmatige/beleidsmatige activiteiten zou de systematiek vereenvoudigd kunnen worden.

 

In navolgende hoofdstukken is beschreven hoe deze aanbevelingen in de begroting zijn verwerkt en wat voor consequenties dat heeft voor de verdeling van kosten over de gemeentelijke producten.

 

 

 

  1. Kostenverdeling van het cluster Middelen

 

Als eerste stap in de kostenverdeling worden de kosten verdeeld van de vakteams van het cluster Middelen naar de primaire clusters. Dit zijn dus met name de cluster Publiekszaken en Wijk/Stadszaken, omdat het cluster Middelen daarvoor de meeste werkzaamheden verricht.

 

De voornaamste aanpassingen als gevolg van de aanbevelingen van de accountant zijn de volgende:

 

 

Opbouw van deze tarieven in de begroting 2006 is als volgt:

 

kosten cluster Middelen per vakteam

kosten

verdeelsleutel

220000 - directie cluster Middelen

€ 250.768

medewerkers

222200 - Communicatie

€ 1.225.056

medewerkers

222300 - Informatiebeheer

€ 2.291.489

medewerkers

222400 - Financiën, Inkoop en AO

€ 3.446.417

medewerkers

222600 - Huisvesting en Informatie Technologie

€ 11.606.084

werkplekken

222700 - Juridische Zaken

€ 940.044

medewerkers

222800 - Personeel en Organisatie

€ 4.401.628

medewerkers

Eindtotaal

€ 24.161.486

 

 

 

 

te verdelen kosten o.b.v. werkplekken    (1)

€ 11.606.084

 

te verdelen kosten o.b.v. werknemers    (2)

€ 12.555.402

 

 

 

 

gemeentebreed aantal werkplekken      (3)

1006

 

gemeentebreed aantal werknemers       (4)

1239

 

 

 

 

Gemeentebrede tarieven

 

 

werkplekgebonden kosten              (1) / (3)

11.537

 

werknemergebonden kosten           (2) / (4)

10.133

 

 

 

 

aangerekende kosten per vakteam:

aantal

kosten

 

 

 

Mobiliteit (voorbeeld)

 

 

werkplekgebonden kosten Middelen

18

€ 207.664

werknemergebonden kosten Middelen

17

€ 172.269

totaal aangerekende kosten Middelen

 

€ 379.933

 

 

Consequenties voor de kosten per product.

De boven beschreven vereenvoudigingen hebben wel een geringe herverdeling van kosten over de primaire vakteams tot gevolg en daarmee uiteindelijk ook over de producten.

 

Deze herverdeling vloeit voort uit de beëindiging van de onderlinge doorbelastingen tussen de Middelen vakteams. Het vakteam Huisvesting en Informatie Technologie (HIT) belast bijvoorbeeld geen kosten meer naar de vakteams FIA (Financiën, Inkoopmanagement en Administratieve Organisatie) en P&O. Laatstgenoemde vakteams belasten hun kosten door o.b.v. een werknemertarief. Dat tarief wordt nu goedkoper (omdat er er dus geen ICT-kosten meer in zitten)

 

Het vakteam HIT belast zijn kosten nu rechtstreeks door naar de primaire vakteams. Dit gebeurt in een tarief per werkplek. Dat wordt dus duurder omdat hier nu ICT-kosten inzitten die voorheen via P&O en Financiën in het werknemertarief zaten.

 

Het gevolg is dat vakteams die veel werknemers en weinig werkplekken hebben (zoals Stadsbeheer) minder kosten krijgen aangerekend. Vakteams met relatief veel werkplekken krijgen meer kosten aangerekend. Per saldo is het verschil voor de gehele organisatie uiteraard nul, omdat de totale kosten van het cluster Middelen niet stijgen.

 

Tabel 1: tarieven Middelen per werkplek en werknemer in de begroting 2006.

Gemeentebrede tarieven

Voor ombouw

Na ombouw

werkplekgebonden kosten

€ 9.494

€ 11.537

werknemergebonden kosten

€ 11.691

€ 10.133

 

 

In hoofstuk 9 is een toelichting opgenomen op de totale begrotingswijziging die het gevolg is van deze ombouw.

 

 

4.       eliminatie van loops in de begroting.

 

Kostenverdelingen zijn gebaseerd op het volgtijdelijk doorverdelen van kosten, uiteindelijk naar kostendragers (meestal zijn dat producten). Bij loops wordt de volgtijdelijkheid doorbroken omdat kosten tussen organisatie-onderdelen onderling worden doorbelast.

Loops zijn geconstateerd tussen:

 

·         het vakteam Vastgoed en het cluster Middelen (onderdeel Huisvesting);

·         de Technische Dienst en diverse onderdelen van het cluster Middelen, alsmede het bureau Managementondersteuning (BMO) van de sector Stadsbeheer;

·         de kostenplaatsen van tractiemiddelen (voertuigen) en verschillende vakteams van de sector Stadsbeheer en het cluster Middelen.

 

In de meeste gevallen zijn deze loops geëlimineerd doordat de betrokken vakteams elkaar nog wel kosten in rekening brengen, middels een vast tarief, waarna een terugdoorbelasting echter niet meer plaatsvindt.

 

Voorts is een aantal tractiekostenplaatsen samengevoegd. Tenslotte zijn enkele kostenplaatsen opgeheven doordat de kosten van betrokken tractiemiddelen rechtstreeks zijn verantwoord op de producten waarvoor zij overwegend worden ingezet. Voorbeelden zijn de takkenkneuzer voor het  product openbaar groen en de grafdelfmachine voor het product begraafplaatsen en lijkbezorging.

 

 

Consequenties voor de kosten per product.

De bovenbeschreven ingrepen in de begroting hebben uiteraard geen effect op het totaal van de lasten maar wel op de verdeling daarvan over de producten. Deze en dergelijke herverdeeleffecten blijven echter alle gering in omvang (maximaal enkele tienduizenden euro’s). In hoofstuk 9 is een toelichting opgenomen op de totale begrotingswijziging die het gevolg is van deze ombouw.

 

 

 

 

 

 

  1. kostenverdeling van de primaire vakteams.

 

In de huidige begroting belasten alle primaire vakteams hun kosten grotendeels door naar de producten in de productenraming. Dit gebeurt door de geraamde productieve uren per product te vermenigvuldigen met een tarief per functiesoort.

 

In de kostenverdeling van deze vakteams zijn de navolgende vereenvoudigingen en verbeteringen doorgevoerd:

 

1.    Voor de vakteams die overheidsmatige/beleidsmatige activiteiten uitvoeren is de huidige methode van kostenverdeling op basis van productieve uren verlaten. Hier is volstaan met een eenvoudiger (minder arbeidsintensieve) verdeelsleutel. De verdeelsleutel is een percentageverdeling van de vakteamkosten over de producten. Dit geldt ook voor de vakteams als VAK, Gemeentemusea e.d. gezien hun grote zelfstandige positie binnen de gemeentelijke organisatie.

 

2.    De bedrijfsmatige vakteams van de gemeente blijven wel kosten verdelen op basis van begrote (en gerealiseerde) uren per product. Daarbij is echter het aantal uurtarieven gereduceerd waarmee de doorbelasting plaatsvindt. Onder bedrijfsmatig wordt verstaan: werkzaamheden die verricht worden voor grondexploitaties, investeringen en activiteiten waar opbrengsten tegenover staan (bijvoorbeeld bouwleges, rioolrechten, reinigingsrechten, begrafenisrechten etc.) en  werken voor derden. Het vakteam Belastingen en de sector TOR vallen weliswaar onder de definitie van bedrijfsmatige vakteams, maar deze schrijven geen tijd, zodat ook hier is gekozen voor de eenvoudiger percentage-verdeling van de kosten over de producten. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de bedrijfsmatige vakteams in de gemeentelijke organisatie.

 

3.    Voor de bedrijfsmatige vakteams is het aantal functiesoorten gereduceerd en bovendien zijn de aantallen productieve uren herijkt, zodat deze beter aansluiten op de werkelijkheid. Dit punt wordt afzonderlijk behandeld in het volgende hoofdstuk.

 

 

Consequenties voor de kosten per product.

De kosten per product worden niet of nauwelijk beinvloed door deze operatie. Bij de overheidsmatige/beleidsmatige vakteams is gekozen voor een procentuele verdeling die gelijk is aan relatieve verdeling van kosten in de oude begroting.

 

Bij de bedrijfsmatige vakteams blijft de doorbelasting van kosten op basis van productieve uren dus gehandhaafd. Daarbij is wel de samenstelling en de hoogte van de uurtarieven enigszins gewijzigd, maar dat heeft dus geen significante invloed op de begroting. In hoofstuk 9 is een toelichting opgenomen op de totale begrotingswijziging die het gevolg is van deze ombouw.

 

 

 

  1. kostenverdeling van het vakteam Vastgoed.

 

Het vakteam Vastgoed is verantwoordelijk voor de eigenaarslasten van de gemeentelijke panden. Deze kosten worden door Vastgoed doorbelast naar gemeentelijke producten waarvan andere vakteams (ambtelijk) budgethouder zijn. Deze kosten worden nu doorbelast op basis  van nacalculatie, dat wil zeggen dat de werkelijke kosten worden doorbelast. Dit kan leiden tot afwijkingen ten opzichte van de begroting die voor de budgethouders van de betrokken producten niet beďnvloedbaar zijn. Omvang en samenstelling van deze afwijking worden bovendien pas in een laat stadium bekend.

 

In de nieuwe opzet wordt de doorbelasting van de eigenaarslasten door Vastgoed aan de andere budgethouders gebaseerd op een vast tarief (interne huur). Het budgetrisico voor eventuele afwijkingen tussen begrote en werkelijke eigenaarslasten komt daarbij voor rekening van Vastgoed. Het vakteam Vastgoed zal – als budgethouder – deze verschillen in beheersrapportages en in de jaarrekening ook moeten verklaren.

 

Wij stellen bovendien voor om een eventueel voor- of nadelig verschil tussen begrote en werkelijke eigenaarslasten te verrekenen met een nog in te stellen egalisatiereserve Vastgoed. Die zal voor een adequate beheersing worden opgesplitst in drie delen, te weten gemeentelijke huisvesting, beleidsvelden en overig.

 

De gemeenteraad, B&W en GMT hebben als volgt invloed op de hoogte van de constante doorbelasting (interne huur) aan de overige budgethouders:

 

·         de stijging van de prijzen per vierkante meter wordt meegenomen in de notitie nominale ontwikkelingen die een regulier onderdeel vormt van het begrotingsproces. Uiteindelijk worden deze nominale prijs en tariefstijgingen vastgesteld in de Programmabegroting;

·         de kaders die invloed hebben op de onderliggende kostencalculaties worden in de paragraaf Onderhoud Kapitaalgoederen van de programmabegroting meegenomen;

·         toevoegingen en onttrekkingen aan de egalisatiereserve Vastgoed worden meegenomen in de resultaatbestemming bij de jaarrekening.

 

 

  1. Normering van productieve uren van bedrijfsmatige vakteams.

 

Bij de inrichting van de gemeentelijke begroting na de reorganisatie zijn tarieven bepaald voor in totaal 7 functiesoorten, waarbij ook het bruto/netto-traject per functiesoort is genormeerd (zie onderstaande tabel).

 


tabel 2: productieve uren per functiesoort na gemeentelijke reorganisatie NEON.

 


Deze normtijden worden gebruikt om tarieven te berekenen die in de begroting worden gehanteerd voor de doorbelasting van kosten van een vakteam naar de gemeentelijke producten. De algemene formule voor de berekening van een tarief is:

Totale kosten vakteam X

 
 

 


Tarief vakteam X  =   

Totale productieve uren medewerkers vakteam X

 
 

 

 

 

 


Deze begrotingsnormen voor productieve uren waren dringend aan herziening toe. Ten eerste wordt een aantal functiecategoriën in de praktijk niet of nauwelijks meer gebruikt. Dit geldt met name voor de categoriën kantoorpersoneel met bezwarende omstandigheden en buitendienstpersoneel met bezwarende omstandigheden.

 

Daarnaast dienden ook de afzonderlijke regels voor improductieve – en indirect productieve tijd te worden geactualiseerd. Daarbij is, behalve uiteraard met de gemeentelijke arbeidsvoorwaarden, ook rekening gehouden met de praktijk van de bedrijfsmatige vakteams, met name van de sectoren Ingenieursbureau en Stadsbeheer.

 

Dit heeft geleid tot een hernieuwde vaststelling van normtijden voor de functiecategoriën in de onderstaande tabel[1].

 

Tabel 3: nieuwe voorstel opbouw productieve uren per functiesoort

 

Leiding gevend personeel

Kantoorpersoneel

Buitendienstpersoneel

Bruto uren (exclusief feestdagen)

1.826

1.826

1.826

 

 

 

 

Improductief

 

 

 

Basis- en leeftijdsverlof

172

172

172

Ziekteverzuim

66

83

165

(ziekte percentage, berekend over bruto uren minus verlof)

Gemiddelde percentage van 4%

Gemiddelde percentage van 5%

Gemiddelde percentage van 10 %

Totaal improductief

238

255

337

 

 

 

 

Indirecte productieve uren

 

 

 

Onwerkbaar weer

 

 

48

Organisatie

795

157

60

Deskundigheidsbevordering

40

40

24

Overige productief

30

30

30

Totaal indirecte productieve uren

865

227

162

 

 

 

 

Totaal aan productieve uren

724, afgerond 720

1345, afgerond 1.350

1.327, afgerond 1.330

 

 

 

De eerste conclusie is dat de productieve normtijd die in de begroting wordt gehanteerd voor alle drie functiecategoriën leidinggevenden, kantoorpersoneel en buitendienstpersoneel hoger is dan de oude begrotingsnorm. Dit is overigens in overeenstemming met de praktijk dat de meeste bedrijfsmatige vakteams meer productieve uren per medewerker realiseren dan begroot is. Dit zal hieronder in een voorbeeld nog worden uitgewerkt.

 

Allereerst geven wij echter een beknopte toelichting op enkele regels in de bovenstaande tabel.

 

Improductieve uren per functiesoort.

De bruto-uren en het basis- en leeftijdsverlof zijn in hoge mate afhankelijk van de gemeentelijke arbeidsvoorwaarden, waarbij voor het leeftijdsverlof ook rekening is gehouden met de huidige leeftijdsopbouw van het personeel.

 

Ziekteverzuim.

Bij de bepaling van het ziekteverzuim per functie-categorie zijn navolgende elementen in de overweging betrokken:

 

·         De zogenaamde Verbaan-normen. Deze geven een indicatie van het haalbare verzuim in een organisatie;

·         Realisatiecijfers over het jaar 2004;

·         De doelstellingsnorm die jaarlijks door het GMT voor het ziekteverzuimpercentage wordt vastgesteld. Deze bedraagt momenteel 6% voor de gemeentelijke organisatie als geheel. Zie hiervoor ook de paragraaf Bedrijfsvoering in de Programmabegroting 2006-2009.

 

Bijzondere aandacht verdient daarbij de norm voor het ziekteverzuim van het buitendienstpersoneel. Het verzuimpercentage is daar hoog hetgeen overeenstemt met de huidige praktijk. Wij stellen voor om deze norm vooralsnog slechts vast te stellen voor het begrotingsjaar 2006. Voor het begrotingsjaar 2007 kan het GMT, in casu de clusterdirecteur Wijk/Stadszaken, nadere afspraken maken met de leiding van de sector Stadsbeheer – waar het buitendienstpersoneel voornamelijk werkzaam is, om te komen tot een intensivering van de verzuimaanpak. Daarbij zullen ook de randvoorwaarden worden ingevuld waaronder deze aanpak mogelijk wordt. Dit kan vervolgens leiden tot aanpassing van de norm voor het ziekteverzuim voor de begrotingsjaren na 2006. Daarbij zal overigens ook rekening moeten worden gehouden met het gegeven dat de Reiniging mogelijk uit de gemeentelijke organisatie wordt verbijzonderd.

 

 

Indirect productieve uren per functiesoort.

De indirect productieve uren, zoals voor werkoverleg en deskundigheidsbevordering hangen in zekere mate samen met de werkprocessen van het betreffende vakteam. De tijden in tabel 3 hebben daarom meer het karakter van een richtlijn dan van een harde norm. In de praktijk kunnen vakteams, mits beargumenteerd, afwijken van deze richtlijn. Er is dan dus binnen zekere grenzen sprake van maatwerk.

 

In de praktijk kiezen slechts enkele vakteams voor een aantal dat afwijkt van de uren in de tabel. Enkele bedrijfsmatige vakteams met buitendienstpersoneel komen op iets hoger aantal productieve uren uit dan de 1.330 uur in tabel 3.

 

Onwerkbaar weer.

De vakteams Groen en Civiel hebben te maken met onwerkbaar weer. Rekening houdend met realisatiecijfers over 2003 en 2004 is de norm per fte vastgesteld op 48 uur.

 

 

Organisatie.

Onder het begrip organisatie wordt met name verstaan de tijd voor werkoverleggen, informatiebijeenkomsten, funtionerings- en beoordelingsgesprekken, BHV en OR-activiteiten. Voor kantoorpersoneel en buitendienstpersoneel bedraagt de normtijd respectievelijk 10 % en 4 % van de totaal beschikbare productieve uren.

 

 

Deskundigheidsbevordering.

Deelname aan seminars, korte cursussen en trainingen.

 

 

Overig indirect productief.

Hieronder vatten wij het bezoek aan tandarts, huisarts, recepties e.d.

 

Wij stellen u voor om de productieve uren per functiesoort overeenkomstig tabel 3 opnieuw vast te stellen voor een periode van vier jaar (begrotingsjaren 2006 tot en met 2009) en daarna opnieuw te evalueren en eventueel bij te stellen. Uitzondering daarop vormt de norm voor buitendienstpersoneel. Een intensivering van de aanpak van het ziekteverzuim kan hier leiden tot een verlaging van de norm voor de begrotingsjaren na 2006.

 

 

 

 

8.       Productieve uren, tarieven en productiviteit: het voorbeeld van Civiel.

 

Het effect van de bovenbeschreven wijziging in de uren per functiesoort is uiteraard dat de tarieven in de begroting voor de meeste vakteams lager worden. De totale kosten van het vakteam worden immers gedeeld door een hoger aantal productieve uren. Zie ook de formule voor de berekening van een tarief in paragraaf 7.

 

Dit zou kunnen leiden tot de conclusie dat de gemeentelijke producten goedkoper kunnen worden en/of dat er in het verleden sprake was van overbodige arbeidscapaciteit, omdat het aantal productieve uren per medewerker te laag was begroot.

 

Dit is echter niet zondermeer het geval omdat de productiviteit van de medewerkers in de praktijk al groter was dan in de begroting was geraamd. Dit komt tot uiting in het feit dat er in werkelijkheid meer productieve uren aan producten werden besteed dan er in de begroting waren opgenomen, zoals blijkt uit het onderstaande voorbeeld van het vakteam Civiel.


 

Tabel 4: productieve uren van eigen personeel vakteam Civiel in de begroting en realisatie 2004 en in de begroting 2006 voor en na herziening van de kostenverdeling.

 

product

2004

begroting 2006

 

 

begroting

realisatie

verschil

voor wijziging

na wijziging

verschil

5002

Wegen, straten en pleinen

62.657

43.954

-18.703

58.622

65.797

7.175

8013

Onderhoud en vernieuwen riolen en gemalen

19.621

17.463

-2.158

17.488

19.888

2.400

 

overige producten

4.059

13.430

9.371

6.112

4.564

-1.117

 

totaal

86.337

74.847

-11.490

82.222

90.249

8.458

 

aantal fte

68,7

55,0

 

65,4

65,4

 

 

productieve uren per fte

1.257

1.361

 

1.257

1.380

 

 

 

Uit dit voorbeeld blijkt dat het aantal productieve uren per medewerker in 2004 in werkelijkheid fors hoger was dan in de begroting. Voor de bedrijfsmatige vakteams betekent dit dat de begroting, na herziening van de normtijden per functiesoort, beter aansluit op hun eigen praktijk.

 

Er is bij dit vakteam ook sprake van een aanmerkelijk verschil tussen formatie en bezetting. Sinds de gemeentelijke reorganisatie is terughoudend omgegaan met de invulling van vacatures. Het personeelsbudget dat daarmee vrijvalt wordt flexibel ingezet afhankelijk van het werkaanbod. Een deel van het werk wordt dan ook uitbesteed aan derden. Overigens heeft het vakteam Civiel, zoals uit dit voorbeeld blijkt, in 2005 ruim 3 fte ingeleverd in het kader van de gemeentelijke bezuinigingstaakstelling.

 

 

Uit de aanpassing van het aantal productieve uren per functiesoort volgen dus geen ‘automatische’ uitspraken over de productiviteit van de betrokken vakteams. Daarvoor is eventueel nader onderzoek nodig waarin normtijden voor werkprocessen worden vastgesteld die vervolgens in een benchmark kunnen worden vergeleken met vergelijkbare processen in soortgelijke organisaties.

 

Dit kan vervolgens aanleiding geven tot de conclusie dat de efficiency van de gebenchmarkte processen door bepaalde maatregelen kan worden verbeterd. Binnen de gemeente Delft heeft bijvoorbeeld de sector WIZ, en dan m.n. het inkomensdeel daarvan, een dergelijk traject doorlopen.

 

In de begroting worden de productieve uren en tarieven slechts gebruikt als vehikel om kosten toe te rekenen aan producten. De begroting is echter op zichzelf geen geschikt instrument om de productiviteit van de gemeentelijke organisatie te kunnen beoordelen.

 

Wel kan worden gesteld dat een eventuele toekomstige verlaging van het ziekteverzuim bij de bedrijfsmatige vakteams, en met name de sector Stadsbeheer, een gunstig effect zal hebben op de productiviteit.

 

Bovenstaande redenering is in beginsel ook van toepassing op de producten in de legesverordening.  Hoewel de interne uurtarieven in veel gevallen lager worden, worden in de praktijk ook meer productieve uren aan deze producten besteed dan in het vorige begrotingsmodel waren vastgelegd. De totale kosten blijven in de nieuwe begroting dan ook ongewijzigd omdat het product van intern uurtarief x productieve uren gelijk blijft.

 

 

 

In andere gevallen is bij de vastlegging van de tarieven reeds rekening gehouden met de hogere norm. Dit geldt bijvoorbeeld voor de nota over de kostendekkendheid van de begrafenisrechten (vak november 2004). Daarin is gerekend met een norm van ca. 1.400 productieve uren van het buitendienstpersoneel van het vakteam Groen, in afwijking dus van de toen geldende begrotingsnorm.

 

 

 

9.       begrotingswijziging door veranderingen in kostenverdeling.

 

Het ligt voor de hand dat de wijzigingen in de doorverdeling van kosten – die in de vorige hoofdstukken werden beschreven – invloed hebben op de hoogte en samenstelling van de doorbelaste kosten per product en per programma.

 

In onderstaande tabel zijn de baten en lasten per programma opgenomen voor het begrotingsjaar 2006. Daarbij zijn de baten en lasten in de programmabegroting 2006-2009 gezet naast de baten en lasten die ontstaan na de wijzigingen in de kostenverdeling.

 

Zoals blijkt uit de tabel zijn de verschillen die ontstaan, als ze worden afgezet tegen de totale lasten van de programma’s,.tamelijk marginaal. In de meeste gevallen zijn de verschillen aanzienlijk minder dan 1 % van de totale lasten van een programma.

 

Bij sommige programma’s doen zich, naast de effecten van de gewijzigde kostenverdeling, nog invloeden voor die een meer inhoudelijke achtergrond hebben. De bedrijfsmatige vakteams hebben namelijk, na de herijking van het aantal en de samenstelling van hun vakteamtarieven, ook een gewijzigde urenverdeling naar de producten opgesteld.

 

Een aantal vakteams zal in 2006 meer uren besteden aan projecten die worden gedekt uit ISV-budgetten. Dit leidt tot hogere doorbelaste organisatiekosten in het programma Wijkaanpak en Wonen. Voor de gemeentebegroting is dit overigens budgetneutraal omdat daar een onttrekking aan de reserve MRISV tegenover staat. Deze mutaties worden in onderstaande tabel ook zichtbaar in het programma Wijkaanpak en Wonen.

 

Overigens wordt ongeveer gelijktijdig met deze notitie ook de nota MRISV 2005-2009 ter besluitvorming aan het gemeentebestuur voorgelegd. Daarin wordt de achtergrond van de extra inspanningen in dit kader nader toegelicht waarbij ook een begrotingswijziging gevoegd.

 

Binnen het programma Duurzaamheid heeft een aanpassing van baten en lasten plaatsgevonden die betrekking heeft enkele technische boekingen in  de grondexploitaties.

 

De gehele operatie heeft een nagenoeg budgetneutraal karakter voor het geheel van de gemeentebegroting. In 2006 is het saldoverschil € 39.000. In de jaren erna schommelt het verschil tussen de € 5.000 en € 17.000, zoals blijkt uit bijlage 1. Deze verschillen worden veroorzaakt doordat in de nieuwe urenverdeling soms verschuivingen optreden tussen producten, waarvan het saldo wordt afgerekend met algemene dekkingsmiddelen en producten en investeringsprojecten die een eigen dekkingsbron hebben. De verschuivingen per product en per programma hebben dus uitsluitend betrekking op doorbelaste organisatiekosten en niet op budgetten die voor besteding aan specifieke doelen beschikbaar zijn.

 

In bijlage 1 bij deze notitie is een meerjarig overzicht gevoegd van de baten en lasten per programma, de algemene dekkingsmiddelen, alsmede onttrekkingen en toevoegingen aan reserves.

 

Tabel 5: programmabegroting, jaarschijf 2006 voor en na wijziging kostenverdeling

 

                                                                                              Bedragen x € 1.000

Programmanaam

 

programma-begroting 06-09; jaarschijf 2006

idem, na wijziging kostenverdeling

verschil in €

Verschil in %

Dienstverlening

Baten

8.228

8.228

0

0,0%

Dienstverlening

Lasten

-10.517

-10.516

2

0,0%

 

saldo

-2.289

-2.288

2

-0,1%

 

 

 

 

 

 

Werk, Inkomen en Zorg

Baten

86.008

86.008

0

0,0%

Werk, Inkomen en Zorg

Lasten

-112.878

-113.087

-210

0,2%

 

saldo

-26.869

-27.079

-210

 

 

 

 

 

 

 

Integratie

Baten

1.481

1.481

0

0,0%

Integratie

Lasten

-2.187

-2.209

-23

1,0%

 

saldo

-705

-728

-23

 

 

 

 

 

 

 

Jeugd en Onderwijs

Baten

13.638

13.638

0

0,0%

Jeugd en Onderwijs

Lasten

-26.102

-26.143

-40

0,2%

 

saldo

-12.465

-12.505

-40

 

 

 

 

 

 

 

Wijkaanpak en Wonen

Baten

27.210

27.210

0

0,0%

Wijkaanpak en Wonen

Lasten

-43.188

-43.423

-235

0,5%

 

saldo

-15.978

-16.213

-235

 

 

 

 

 

 

 

Welzijn

Baten

1.869

1.849

-21

-1,1%

Welzijn

Lasten

-13.065

-13.098

-33

0,2%

 

saldo

-11.195

-11.249

-53

 

 

 

 

 

 

 

Duurzaamheid

Baten

14.622

14.872

250

1,7%

Duurzaamheid

Lasten

-24.886

-24.734

152

-0,6%

 

saldo

-10.265

-9.862

402

 

 

 

 

 

 

 

Kennisstad & Economie

Baten

1.142

1.142

0

0,0%

Kennisstad & Economie

Lasten

-3.018

-2.918

99

-3,3%

 

saldo

-1.875

-1.776

99

 

 

 

 

 

 

 

Cultuur

Baten

2.476

2.454

-22

-0,9%

Cultuur

Lasten

-15.461

-15.513

-52

0,3%

 

saldo

-12.986

-13.059

-74

 

 

 

 

 

 

 

Veiligheid

Baten

265

265

0

0,0%

Veiligheid

Lasten

-6.165

-6.176

-11

0,2%

 

saldo

-5.899

-5.911

-11

 

 

 

 

 

 

 

Stedelijke Projecten

Baten

14.628

14.628

0

0,0%

Stedelijke Projecten

Lasten

-14.641

-14.702

-61

0,4%

 

saldo

-14

-74

-61

 

 

 

 

 

 

 

Bestuur en Organisatie

Baten

81

81

0

0,0%

Bestuur en Organisatie

Lasten

-7.463

-7.386

77

-1,0%

 

saldo

-7.382

-7.305

77

 

 

 

 

 

 

 

 

Baten

171.648

171.856

 

 

 

Lasten

-279.571

-279.905

 

 

 

 

 

 

 

 

totaal programma's

saldo (a)

-107.923

-108.049

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemene Dekkingsmiddelen

saldo (b)

107.956

107.980

24

0,0%

 

 

 

 

 

 

resultaat voor bestemming (a+b)

 

34

-69

 

 

 

 

 

 

 

 

Onttrekking aan reserves

 

3.569

2.989

 

 

Storting in reserves

 

-3.602

-2.960

 

 

toevoegingen en onttrekkingen

saldo ( c)

-34

30

 

 

 

 

 

 

 

 

Resultaat na bestemming

 

0

-39

-39

 

 

 

 

10.     Beslispunten.

 

Wij verzoeken u in te stemmen:

 

 

Bijlage 1: baten en lasten per programma en algemene dekkingsmiddelen na aanpassing systeem van kostenverdeling.

                                                                                              Bedragen x € 1.000

Programmanaam

 

2006

2007

2008

2009

Dienstverlening

Baten

8.228

8.328

8.328

8.328

Dienstverlening

Lasten

-10.516

-10.475

-10.441

-10.416

 

saldo

-2.288

-2.147

-2.113

-2.088

 

 

 

 

 

 

Werk, Inkomen en Zorg

Baten

86.008

85.749

85.653

85.768

Werk, Inkomen en Zorg

Lasten

-113.087

-112.766

-112.375

-111.932

 

saldo

-27.079

-27.017

-26.722

-26.165

 

 

 

 

 

 

Integratie

Baten

1.481

1.481

1.481

1.481

Integratie

Lasten

-2.209

-2.202

-2.198

-2.193

 

saldo

-728

-721

-717

-712

 

 

 

 

 

 

Jeugd en Onderwijs

Baten

13.638

13.638

13.638

13.638

Jeugd en Onderwijs

Lasten

-26.143

-25.905

-25.930

-25.978

 

saldo

-12.505

-12.267

-12.293

-12.340

 

 

 

 

 

 

Wijkaanpak en Wonen

Baten

27.210

25.387

25.389

25.268

Wijkaanpak en Wonen

Lasten

-43.423

-41.288

-41.098

-40.830

 

saldo

-16.213

-15.901

-15.709

-15.563

 

 

 

 

 

 

Welzijn

Baten

1.849

1.851

1.852

1.854

Welzijn

Lasten

-13.098

-12.936

-12.890

-12.814

 

saldo

-11.249

-11.085

-11.038

-10.960

 

 

 

 

 

 

Duurzaamheid

Baten

14.872

14.430

12.737

12.683

Duurzaamheid

Lasten

-24.734

-24.226

-22.316

-22.260

 

saldo

-9.862

-9.796

-9.579

-9.576

 

 

 

 

 

 

Kennisstad & Economie

Baten

1.142

1.142

1.142

1.142

Kennisstad & Economie

Lasten

-2.918

-2.746

-2.246

-2.222

 

saldo

-1.776

-1.604

-1.104

-1.080

 

 

 

 

 

 

Cultuur

Baten

2.454

2.470

2.533

2.546

Cultuur

Lasten

-15.513

-15.383

-15.322

-15.204

 

saldo

-13.059

-12.913

-12.789

-12.659

 

 

 

 

 

 

Veiligheid

Baten

265

265

265

265

Veiligheid

Lasten

-6.176

-6.155

-6.100

-6.097

 

saldo

-5.911

-5.890

-5.834

-5.832

 

 

 

 

 

 

Stedelijke Projecten

Baten

14.628

11.907

7.148

7.148

Stedelijke Projecten

Lasten

-14.702

-11.981

-7.222

-7.222

 

saldo

-74

-74

-74

-74

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bestuur en Organisatie

Baten

81

81

81

81

Bestuur en Organisatie

Lasten

-7.386

-7.056

-6.846

-6.836

 

saldo

-7.305

-6.975

-6.765

-6.755

 

 

 

 

 

 

Totaal programma’s

Baten

171.856

166.728

160.247

160.202

Totaal programma’s

Lasten

-279.905

-273.119

-264.984

-264.005

 

 

 

 

 

 

totaal programma's

saldo (a)

-108.049

-106.391

-104.737

-103.804

 

 

 

 

 

 

Algemene Dekkingsmiddelen

Saldo (b)

107.980

106.208

105.397

104.552

 

 

 

 

 

 

resultaat voor bestemming

(a+b)

-69

-184

660

749

 

 

 

 

 

 

Onttrekking aan reserves

 

2.989

3.000

2.180

2.096

Storting in reserves

 

-2.960

-2.812

-2.823

-2.834

Saldo stortingen en onttrekkingen

( c )

29

188

643

-738

 

 

 

 

 

 

Resultaat na bestemming

(a+b+c)

-39

4

17

11

 

 

 


bijlage 2: overzicht bedrijfsmatige vakteams

 

 

Cluster Wijk- en Stadszaken:

 

Milieu

Reiniging

Ruimtelijke Ordening

Technische Dienst

Mobiliteit

 

Vastgoed

Cluster Publiekszaken:

Sector ingenieursbureau

Bouw- en woningtoezicht

Beheersplannen

Monumentenzorg en bouwkwaliteit

Planvoorbereiding

Burgerzaken

Bouwprocesmanagement

 

Projecten

Staf:

Sector wijkzaken en projecten

Programma’s

Projectondersteuning

 

Bureau managementondersteuning

Overige:

Groen

Bouwen en infrastructuur

Civiel

 

               

 



[1] De sector WIZ kent een eigen systematiek, Planning & Normering, waarmee de formatie en het personeelsbudget van de sector jaarlijks worden vastgesteld. Deze systematiek valt buiten het onderwerp van deze nota. De hier gepresenteerde berekening van het bruto-nettotraject per functiecategorie is dan ook niet van toepassing op de sector WIZ.