Stuk
155 I Delft,
8 november 2005.
615150
Onderwerp:
Inspraak- en Participatieverordening Gemeente Delft.
Aan
de gemeenteraad.
Geachte
dames en heren,
De
gemeente Delft streeft naar een goede samenwerking tussen gemeente en
samenleving. Een manier om dat te doen is via interactieve beleidsvorming. In de nota Bestuur2 staat het voornemen de
inspraakverordening te vervangen door een participatieverordening.
Sinds
4 februari 1995 kent de gemeente Delft een inspraakverordening. Nadien hebben
er verschillende ontwikkelingen plaatsgevonden, zoals aanpassing van de
Algemene wet bestuursrecht inzake het klachtrecht, de dualisering van het
gemeentebestuur en de inspraakverplichtingen in verschillende bijzondere
wetten. In juli 2005 is de Aanpassingswet uniforme openbare
voorbereidingsprocedure in werking getreden.
In
de voorgestelde Inspraak- en participatieverordening is met deze ontwikkelingen
rekening gehouden. Daarnaast heeft de Participatienota interactieve
beleidsvorming (vastgesteld door de Gemeenteraad op 30 juni 2005) zijn weerslag
gevonden in voorliggende verordening. In die Participatienota is uiteengezet
wat interactieve beleidsvorming inhoudt, wat ermee wordt beoogd, wat de
potentiële meerwaarde ervan is, wie erbij betrokken is, in welke rol, etc
Wij
stellen u voor de Inspraak- en Participatieverordening vast te stellen onder
gelijktijdige intrekking van de Inspraakverordening (d.d. 17 januari 1995).
Hoogachtend,
Burgemeester
en wethouders van Delft,
mr.
drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
mr. drs. H.G.L.M. Camps ,secretaris.
Stuk
155 II
615150
De
raad der gemeente Delft;
gelezen
het voorstel van het college van 8 november 2005;
gelet
op artikel 150 van de Gemeentewet;
b
e s l u i t :
Vast
te stellen de
Verordening
inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van
gemeentelijk beleid worden betrokken (Inspraak- en participatieverordening)
De
verordening verstaat onder:
wijzigen van beleid;
Artikel 2 Onderwerp van
inspraak of participatie
1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen
bevoegdheden of inspraak of participatie wordt verleend bij de voorbereiding
van beleid van de gemeente.
2. Geen inspraak of participatie wordt
verleend:
Stuk
155 II pag.
2.
Artikel 3 Inspraak- of
participatiegerechtigden
Inspraak
of participatie wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.
Het
bestuursorgaan stelt vast aan welke kring van belanghebbenden inspraak of
participatie wordt verleend met inachtneming van hetgeen hierover bij wet,
provinciale of gemeentelijke verordening is voorgeschreven.
Artikel 4 Procedure
participatie
1. Het bestuursorgaan stelt voor elk onderwerp waarop
participatie wordt verleend een procedure vast.
2. De participatieprocedure bevat tenminste:
a.
Een omschrijving van het onderwerp van participatie, zoals bedoeld in
artikel 2;
b.
Een aanduiding van de kring van belanghebbenden, zoals bedoeld in
artikel 3;
c.
Het onderwerp waarop de participatie zich richt;
3. In aanvulling op lid 2 bevat deze
procedure voor zover mogelijk:
a.
De randvoorwaarden, zoals bedoeld in artikel 1 onder e;
b.
De wijze van vormgeving van het participatieproces;
c.
Een tijdpad met termijnstelling
d.
Een communicatieplan
e.
Een financiële paragraaf
4. Het bestuursorgaan kan de procedure wijzigen in die gevallen
waarin de vaststelling van het beleidsvoornemen zulks vereist. Het
bestuursorgaan geeft hiervan overeenkomstig het gestelde in artikel 3:42 van de
Algemene wet bestuursrecht schriftelijk kennis.
Artikel 5 Voorbereiding
participatie
1. Het bestuursorgaan informeert voorafgaand aan de participatie
belanghebbenden hierover op geschikte wijze. Volstaan kan worden met vermelding
van de zakelijke inhoud;
2. Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de kring van
belanghebbenden voldoende tijd en informatie krijgt voor een goede
voorbereiding.
Artikel 6 Verslaglegging
participatie
1. Het bestuursorgaan draagt zorg voor verslaglegging van de in
het kader van participatie gehouden bijeenkomsten;
2. Deze verslagen worden aan alle aanwezigen
bij de in lid 1 bedoelde bijeenkomsten
toegezonden;
3. Een weergave van de opbrengst van participatie maakt deel uit
van het voorstel dat ter besluitvorming wordt aangeboden;
4. Na besluitvorming krijgen alle deelnemers
het voorstel en besluit ter informatie toegezonden.
Artikel 7 Inspraakprocedure
Stuk
155 II pag.
3.
Artikel 8 Eindverslag
1. Ter afronding van de inspraak maakt het
bestuursorgaan een eindverslag op.
2. Het eindverslag bevat in elk geval:
a. een
overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;
b. een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling
of schriftelijk naar voren zijn gebracht;
c. een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt
aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen
wordt overgegaan.
3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag
op de gebruikelijke wijze openbaar.
Artikel 9 Intrekking oude
verordening
Artikel 10 Inwerkingtreding
Deze
verordening treedt in werking acht dagen na de dag van bekendmaking.
Artikel 11 Citeertitel
Deze
verordening wordt aangehaald als: Inspraak- en participatieverordening Gemeente
Delft.
Aldus
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 november 2005.
,burgemeester.
,griffier.
Stuk
155 II pag.
4.
Toelichting Inspraak-en
participatieverordening gemeente Delft.
Artikel 1
Begripsomschrijvingen
a. en b. Inspraak en participatie: Er zijn veel
omschrijvingen mogelijk voor de wijze waarop belanghebbenden betrokken kunnen
worden bij de totstandkoming van beleid: informatie, communicatie, inspraak,
interactieve beleidsvorming etc. Omwille van eenduidigheid is gekozen voor de
termen inspraak en participatie. Bij de in dit artikel opgenomen formulering
van de begrippeninspraak en participatie is aangesloten bij de tekst van
artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak en participatie maken onderdeel uit
van de voorbereiding en uitvoering van het beleid van de gemeente en hebben een
tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om
hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt het bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in
het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.
c. Inspraakprocedure: De verantwoordelijkheid voor het maken
van een regeling over de wijze waarop bij de voorbereiding van gemeentelijk
beleid worden betrokken ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de
raad.
Artikel
7, tweede lid geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te
volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de
nadere regeling en organisatie van de inspraak.
d. Beleidsvoornemen: Het begrip beleidsvoornemen is
gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of
wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de
vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het
beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd. Het begrip bestuursorgaan is
gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het omvat in elk geval
raad, college en burgemeester.
e. Randvoorwaarden: Dit begrip is
bedoeld om de ruimte voor inspraak of participatie af
te bakenen, om bijvoorbeeld te voorkomen dat deze zich richt op onderdelen
waarover het bestuursorgaan geen
beslissingsbevoegdheid heeft of waarover het bestuursorgaan reeds heeft besloten.
Artikel 2 Onderwerp van
inspraak of participatie
In
het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen
bevoegdheden besluit of inspraak of participatie (of geen van beide) wordt
verleend bij de voorbereiding van beleid van de gemeente. Het begrip
‘bestuursorgaan’ is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het
omvat in elk geval de raad, het college en burgemeester. Elk bestuursorgaan van
de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemen aan inspraak of participatie
onderwerpen.
Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal
kunnen zijn als inspraak /participatie geschiedt door middel van bijvoorbeeld
spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste
lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere
wijze van inspraak/participatie wordt geregeld. Het besluit om al dan niet
inspraak of participatie te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen
kan dus bezwaar worden gemaakt.
In
het tweede lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend.
Stuk
155 II pag.
5.
Artikel 3 Inspraak- of
participatiegerechtigden
De
omschrijving van inspraak- of participatie gerechtigden vloeit rechtstreeks
voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Het begrip
‘belanghebbende’ is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook
gelding voor wetgeving buiten de Awb.
Artikel
3 legt de verantwoordelijkheid voor de keuze van bij inspraak of participatie
te betrekken belanghebbenden neer bij het bestuursorgaan, afhankelijk van de
bevoegdheid over het betreffende onderwerp. Vanwege het open karakter van dit
artikel vraagt dit in concrete gevallen om een bewuste afweging, rekening
houdend met o.a. aard, schaal en reikwijdte van het onderwerp. Ten behoeve van
deze afwegingen is de Leidraad interactieve beleidsvorming ontwikkeld.
Artikel 4 Procedure
participatie
Ondanks
het open en flexibele karakter van participatie dient omwille van de
duidelijkheid hiervoor ook een procedure te worden opgesteld. Deze dient in
ieder geval object, belanghebbenden en bestuurlijke vraag aan te geven, en voor
zover in de fase van gedachtevorming al mogelijk is de overige elementen, zoals
bedoeld in lid 3.
Uit
het vierde lid volgt dat ook in geval van participatie het bestuursorgaan de
procedure, indien noodzakelijk, kan wijzigen. Belanghebbenden worden hierover
geïnformeerd.
Artikel 5 Voorbereiding
participatie
In
dit artikel zijn enkele richtlijnen ten aanzien van de voorbereiding opgenomen.
In tegenstelling tot inspraak is voor participatie geen minimale
voorbereidingstijd van vier weken opgenomen, teneinde de flexibiliteit van
participatie niet te beperken.
Afhankelijk
van het onderwerp dient in concrete gevallen en bij voorkeur in overleg met
belanghebbenden bepaald te worden wat voldoende voorbereidingstijd is.
Artikel 6 Verslaglegging
van participatie
Deze
richtlijnen zijn bedoeld ter bevordering van de duidelijkheid, herkenbaarheid
en transparantie van de verwerking van de opbrengst van participatie.
Artikel 7 Inspraakprocedure
In
het eerste lid is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de
inspraak. In artikelen 3:10 tot en met 3:17
Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en
bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes
weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste
gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op
grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast. Het is mogelijk
een (of meer) standaardprocedure(s) te ontwikkelen die wanneer nodig kan
(kunnen) worden ingezet.
Het
kan zijn dat bijvoorbeeld de genoemde termijn van zes weken door het
bestuursorgaan te lang wordt bevonden. Deze termijn zou in de verordening
kunnen worden aangepast of bij besluit van het bestuursorgaan op grond van het
tweede lid.
Artikel 8 Eindverslag
In
dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb, waarin slechts
wordt bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de
inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.
Stuk
155 II pag.
6.
Onder
het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde
inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is
afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter
inzage gelegd enz.?
Onderdeel
b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van
zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke
inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan
worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte
opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben
gebracht.
Onder
c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan
aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.
In
het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de
gebruikelijke wijze openbaar maakt. De bekendmaking van de resultaten van de
inspraak is uitermate belangrijk. Het ligt voor de hand om degenen die hebben
ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het
eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de krant en op de gemeentelijke
website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het
volstaan met een algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om tijdens de
inspraakavond al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.
Artikel 9 Intrekking oude
verordening
Met
deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum
waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de verordening in
werking treedt (zie artikel 10). Voor al lopende inspraakprocedures is een overgangsregeling
opgenomen.
Artikel 10 Inwerkingtreding
Het
college is gehouden tot het bekendmaken van de verordening.
In
artikel 9 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt
ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude verordening
vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt. Het
besluit tot intrekking maakt deel uit van de verordening tot vaststelling of
wijziging van de bestaande inspraakverordening.
Artikel 11 Citeertitel
Deze
verordening wordt aangehaald als: Inspraak- en participatieverordening. In de
citeertitel wordt geen jaartal opgenomen om te voorkomen dat de schijn wordt
gewekt dat de verordening slechts voor een jaar geldt.