MONUMENTENZORG

GEMEENTEGARANTIES EN LENINGEN

 

 

INLEIDING:

 

Sinds 19 maart 1996 heeft het gemeentebestuur van Delft een samenwerkingsovereenkomst met het Nationaal Restauratiefonds (NRF).  Sindsdien verstrekt het NRF leningen met gemeentegarantie voor restauraties van monumenten in Delft. De gemeente garandeert aan het NRF de rente en aflossing van deze leningen.

Op 8 februari 2005 besloot het college van B&W tot het actualiseren van het algemeen beleid aangaande gemeentegaranties dat terughoudend is vergeleken met de -nog steeds geldende- overeenkomst met het NRF.

Op 14 oktober 2005 tekenden het Prins Bernhardfonds en de provincie Zuid-Holland de overeenkomst voor het verstrekken van laagrentende leningen voor de restauratie van gemeentelijke monumenten. Eigenaren van gemeentelijke monumenten in het beschermd stadsgezicht Delft kunnen tegen zeer lage rente een hypotheek afsluiten voor de restauratie van hun monument, mits de gemeente Delft garant staat.

Ondanks het besluit tot terughoudendheid, maar geheel in lijn met de samenwerkingsovereenkomst, wordt nu voorgesteld om het gemeentegarantie-instrumentarium in geval van leningen via het NRF ten behoeve van monumentenrestauraties uit te breiden

 

Afname subsidies

Op het gebied van monumentenzorg is de landelijke trend het stimuleren van goed onderhoud aan monumenten om zo onderhoudsachterstanden en kostbare restauraties te voorkomen. De subsidiemogelijkheden, zowel landelijk als gemeentelijk, voor restauraties van monumenten nemen fors af.  De afgelopen decennia zijn monumenteigenaren volop in de gelegenheid gesteld met subsidies hun bezit te laten restaureren. Het gaat nu om in stand houden. Achterstallig onderhoud wordt niet beloond.

 

Voor restauraties van gemeentelijke monumenten is er jaarlijks een subsidiebudget beschikbaar, waarvan eigenaren van rijksmonumenten geen gebruik kunnen maken. De meeste eigenaren van rijksmonumenten zijn belastingplichtig en zij hebben andere faciliteiten, zoals fiscale aftrek en laagrentende restauratiefondshypotheek.

 

Laagrentende leningen als alternatief

In gevallen waar restauratiesubsidies niet mogelijk zijn of de maximaal subsidiabele kosten worden overschreden, kunnen laagrentende leningen een alternatief bieden. Het vakteam Monumentenzorg en bouwkwaliteit, wil de laagrentende leningen sterk gaan promoten. Laagrentende leningen zijn sinds 2004 mogelijk vanuit het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVN) en nu ook vanuit het Prins Bernhardfonds. Het voordeel van een lage rente is evident. Om dit voordeel maximaal te benutten moeten de overige hypotheekkenmerken ten minste gelijkwaardig zijn aan die van de commerciële leningen. Winst is te behalen bij de looptijd.

Het resultaat is een maximaal 25% lagere maandlast en de verhoging van het maximaal te lenen bedrag met 75%.

 

De leningen van het prins Bernhardfonds worden aangevraagd na tussenkomst van het NRF. In beide gevallen gaat het om een revolving fund: rente en aflossing worden gebruikt voor nieuwe leningen. Hierdoor beschikt het fonds ook in de toekomst weer over middelen om gewenste ontwikkelingen te stimuleren. In principe is lenen uit het SVN-fonds al mogelijk. Tot op heden is dat voor monumentenzorg nog niet gebeurd.

 

 

SVN

Prins Bernhard fonds

minimaal bedrag

aflossing

rente

looptijd

periode rentevast

beperking

 

garantstelling

50.000

ja, annuïteit

2%

25 jaar

25 jaar

1-e hypotheek

 

toets conform gemeentegarantie

-

ja, annuïteit

1,5% (4,5% onder marktrente)

30 jaar

30 jaar

gemeentelijk monument in beschermd stadsgezicht

gemeentegarantie

Tabel 1:            kenmerken laagrentende leningen

 

 

LAAGRENTEND FINANCIEREN; GEVOLGEN EN VOORWAARDEN:

 

 

Het risico:

Het kan voorkomen dat een eigenaar zijn verplichtingen niet kan nakomen en het pand (executoir) wordt verkocht. Mogelijk komt de restschuld ten laste van de gemeente. Het risico van de gemeente is bij een eerste hypotheek kleiner dan bij een tweede of derde hypotheek.  Dit risico blijkt mee te vallen. Sinds de overeenkomst met het NRF in 1995 houdt de gemeente bij het NRF een garantiefonds aan. De premie om dit fonds te voeden is een renteopslag van 0,3% (bij de huidige NRF leningen). Gedurende de looptijd wordt de lening afgelost, waardoor het financieel risico steeds kleiner wordt.

In Delft is het nog nooit noodzakelijk gebleken om gebruik te maken van het risicofonds monumenten.

Gezien het lage risico en het feit dat de eerste hypotheek meestal wordt gevestigd voor de aankoop van een pand, wordt voorgesteld ook een tweede of derde hypotheek te garanderen.

 

Lagere maandlast en de looptijd:

In eerste instantie is voor alle partijen de maandlast belangrijk, die moet betaalbaar en acceptabel zijn. Hoe langer de looptijd, hoe lager de maandlast. Voor een particuliere eigenaar kan de woonlast door de lage rente tot 25% lager zijn (bij een looptijd van 30 jaar en een belastingtarief van 42%). Praktisch gezien komt dat overeen met maandelijks 25% subsidie.

De looptijd heeft een grote invloed op de maandlast:

·         Wanneer de looptijd wordt verkort van 30 tot 25 jaar, is de invloed van de lagere rente vrijwel te niet gedaan.

·         Een laagrentende lening met een looptijd van 20 jaar geeft een hogere maandlast dan een gewone lening over 30 jaar.

De SVN leningen kennen een looptijd van 25 jaar, de nota gemeentegaranties 2005 heeft als norm 20 jaar. Dat behoeft aanpassing.

 

Kredietwaardigheid en de looptijd:

De looptijd beïnvloedt de maandlast en daarmee het maximaal te lenen bedrag. Bij een looptijd van 30 jaar is het maximaal te lenen bedrag ca. 30% hoger dan bij 20 jaar.

 

 

Hogere kredietwaardigheid; hoger restauratiebudget:

 Uitgaande van het algemeen gemeentelijk beleid is het maximale bedrag dat kan worden geleend met een laagrentende lening lager dan met een gewone, commerciële lening.

stel: de looptijd wordt verlengd van 20 naar 30 jaar en de vaste lage rente is 1,5% bij een marktrente van 6%, dan is het maximaal te lenen bedrag maximaal 75% hoger!

 

 

Fictieve subsidie:

De lage rente lijkt op een maandelijkse subsidie. Een subsidie die ieder jaar iets lager wordt door inflatie en aflossing. Jaarlijks gaat een deel van deze fictieve subsidie naar de fiscus door de lagere renteaftrek. Het uiteindelijke voordeel is pas bekend aan het eind van de looptijd of bij verkoop van het pand.

De gemiddelde bewoningsduur in Nederland is 7 jaar, voor monumenten is het gemiddelde waarschijnlijk wat hoger.

Na 10 jaar is de fictieve subsidie voor particulieren hoogstens 13% (bij 42% belasting). Voor particulieren is de lagere maandlast interessanter dan de fictieve subsidie op lange termijn.

Niet belastingplichtige partijen kunnen op een fictieve subsidie van 30% uitkomen na 10 jaar.  In de praktijk is de fictieve subsidie fors lager door de inflatie en doordat deze partijen lenen tegen een lagere marktrente dan particulieren. Corporaties en kerken kunnen soms binnen de eigen beroepsgroep tegen een lagere rente lenen, daarnaast lenen zij vaak grote bedragen waardoor de rente ook lager is.

 

Conform de doelstellingen maar ook in afwijking van het gemeentelijk beleid:

De nota "Gemeentegaranties, alleen als het noodzakelijk is" stelt: dat de aanvraag moet passen binnen het kader van het Publiek Gemeentelijk Belang van Delft. Herstel en behoud van monumenten past binnen deze doelstelling. De met garantie te financieren kosten betreffen het herstel van het casco en de monumentale waarden van het pand. Wat niet past binnen de doelstelling is de financiering van een luxe keuken, badkamer, toilet, afwerking, stoffering en meubilair. De te financieren kosten komen overeen met de subsidiabele kosten volgens hoofdstuk 2 van de subsidieverordening stadsvernieuwing (subsidies voor monumenten).

Op de volgende punten moet worden afgeweken van de verordening gemeentegaranties geldleningen 2004:

artikel 2

  1. er kan geen financiering op de markt worden verkregen en gemeentegarantie is strikt noodzakelijk. (op de markt zijn leningen verkrijgbaar, dezelfde toetsingscriteria worden gehanteerd)
  1. de betrokken maatschappelijke instelling  wordt goed bestuurd. (de aanvragers zijn geen maatschappelijke instellingen).

 

 

Communicatie

De overstap van een hoog subsidiepercentage naar een laagrentende lening in een tijd van lage hypotheekrentes, vergt een andere manier van denken en vooral van rekenen. Voor de promotie worden per doelgroep informatiebladen, rekenvoorbeelden en rekenbladen ontwikkeld. Daarvan zal in de contacten over monumentenrestauraties nadrukkelijk gebruik worden gemaakt.

 

Interne afstemming

De nu voorliggende nota is afgestemd met het vakteam TRM en cluster Wijk & Stadszaken.

 

Voorstel

Nu de landelijke trend wordt gevolgd, om monumentenrestauraties te faciliteren via laagrentende leningen in plaats van subsidies, stel ik u voor in te stemmen met deze nota en te besluiten tot:

 

·         het verlenen van gemeentegarantie voor leningen tbv monumentenrestauraties uit het Prins Bernhardfonds.

o        Onder de voorwaarden in lijn met de huidige overeenkomst met het NRF, maar in afwijking van de "Verordening gemeentegaranties geldleningen 2004".gemeentegarantie ook op basis van tweede en derde hypotheek;

o        looptijd lening maximaal 30 jaar;

o        rente 4,5% lager dan de marktrente voor vergelijkbare leningen met een minimum van 1,5 %;

o        de aanvrager hoeft geen maatschappelijke instelling te zijn.

o        Het maximaal te garanderen leenbedrag bedraagt € 150.000,--

 

·         de verordening "gemeentegaranties geldleningen 2004" hierop aan te passen.

 

·         navolgende condities laten gelden voor leningen uit het SVN-fonds:

 

·         deze nota wordt geëvalueerd in 2008.

 

 

 

 

ir. H. Rienstra