VOORSCHRIFTEN DEEL UITMAKENDE VAN HET BESTEMMINGSPLAN

 

ZUIDWEST deelgebied 1 (Voorhof)

PLANKAART:

RO-24-21-05

 

7 november 2006



INHOUD

HOOFDSTUK I              INLEIDENDE BEPALINGEN  3

Artikel 1        Begripsbepalingen  3

Artikel 2        Wijze van meten  8

HOOFDSTUK II               BESTEMMINGEN EN GEBRUIK  9

Artikel 3        Woondoeleinden  9

Artikel 4        Kantoordoeleinden  11

Artikel 5        Bedrijfsdoeleinden  12

Artikel 6        Gemengde doeleinden  14

Artikel 7        Maatschappelijke doeleinden  16

Artikel 8        Detailhandelsdoeleinden  17

Artikel 9        Motorbrandstoffenverkooppunt 18

Artikel 10          Garages  19

Artikel 11          Nutsvoorzieningen  20

Artikel 12          Tuin  21

Artikel 13          Voortuin  22

Artikel 14          Openbaar Groen  23

Artikel 15          Verkeersdoeleinden 1  24

Artikel 16          Verkeersdoeleinden 2  25

Artikel 17          Water 26

Artikel 18          Archeologisch waardevol gebied (medebestemming) 27

Artikel 19          Waterkeringsdoeleinden (medebestemming) 29

Artikel 20          Leidingen (medebestemming) 30

HOOFDSTUK III               OVERIGE BEPALINGEN  31

Artikel 21          Gebruik van gronden en bouwwerken  31

Artikel 22          Dubbeltelbepaling  32

Artikel 23          Overige bebouwingsvoorschriften  33

Artikel 24          Bestaande afstanden en andere maten  34

Artikel 25          Algemene vrijstellingsbevoegdheid tbv van geringe afwijkingen  35

Artikel 26          Algemene Wijzigingsbevoegdheden  36

Artikel 27          Hoogteaanduidingen  37

Artikel 28          Overgangsbepalingen  38

Artikel 29          Strafbepaling  39

Artikel 30          Titel 40

BIJLAGEN  41

BIJLAGE 1:       Figuur 1  41

BIJLAGE 1:       Figuur 2  41

BIJLAGE 2:       LIJST VAN BEDRIJFSTYPEN  42

 



HOOFDSTUK I  INLEIDENDE BEPALINGEN

 

Artikel 1            Begripsbepalingen

 

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

 

1.       het plan:

het bestemmingsplan Zuidwest deelgebied 1 (Voorhof) van de gemeente Delft;

 

2.       de kaart:

de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 2 bladen, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;

 

3.       aan- en uitbouw:

       een aan een hoofdgebouw op de begane grond aangebouwd gebouw van maximaal één bouwlaag vermeerderd met 0,25 meter dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

 

4.       aan-huis-gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met een woonfunctie in overeenstemming is;

 

5.       archeologisch onderzoek:

       onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

 

6.       balkon:

open buitenruimte met balustrade uitkragend aan een verdieping van het aangrenzende hoofdgebouw;

 

7.       bebouwingspercentage:

de grondoppervlakte van de bebouwing, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van het bouwvlak;

 

8.       bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen van producten zoals genoemd in de Lijst van Bedrijfstypen, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, begraafplaats, dienstverlening, hotel en horeca;

 

9.       beroeps- c.q. bedrijfsoppervlakte:

het totale vloeroppervlakte van een ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieve ruimten;

 

10.   bestemmingsgrens:

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

 

11.   bestemmingsvlak:

een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

 

12.   bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

13.   bouwgrens:

een op de kaart aangegeven lijn, die niet mag worden overschreden door bebouwing, behoudens overschrijdingen die krachtens de voorschriften in dit bestemmingsplan zijn of kunnen worden toegestaan;

 

14.   bouwlaag:

een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf geschikt, deel van een gebouw met een maximale hoogte van 4,00 meter met uitsluiting van een kap; de maximale hoogte van een halve bouwlaag bedraagt 1,50 meter;

 

15.   bouwvlak:

een op de kaart door bebouwingsgrenzen omgeven vlak, waarbinnen ingevolge het in deze voorschriften bepaalde gebouwen mogen worden opgericht;

 

16.   bouwwerk:

       elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

 

17.   bijbehorende voorzieningen:

       voorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de hoofd­bestemming zoals parkeren, bevoorradingsstraten, groen en ontsluitingswegen; voorzieningen zoals horeca en detailhandel worden alleen aangemerkt als ondergeschikt indien zij niet meer dan 15% van het totale gebruiksoppervlakte van de hoofdbestemming beslaan met een maximum van 250 m²;

 

18.   bijgebouw:

       een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ten dienste staat van de in het bijbehorende hoofdgebouw toegelaten functies;

 

19.   bruto vloeroppervlak (bvo)

       de totale gebouwde vloeroppervlakte van woningen, kantoren, bedrijven, detailhandel, dienstverlening, horeca en maatschappelijke voorzieningen;

 

20.   het college:

het college van burgemeester en wethouders;

 

21.   consumentenvuurwerk:

       vuurwerk voor particulier gebruik;

 

22.   cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk, gebied of element toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt;

 

23.   dakopbouw:

een geheel of gedeeltelijk toegevoegde bouwlaag op een gebouw, gelegen boven de goot;

 

24.   dakterras:

een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of een aan- of uitbouw voorzien van een afscheiding;

 

25.   detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

26.   dienstverlening:

het aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasserettes en instellingen inzake welzijn en gezondheid;

 

27.   discotheek:

een bedrijf met als hoofddoel het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen in combinatie met het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse.

 

28.   figuur 1:

       de figuur met dakbebouwingsmogelijkheden, die onderdeel uitmaakt van de voorschriften;

 

29.   gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

30.   grens zone industrielawaai:

de op de kaart als zodanig aangegeven zonegrens als bedoeld in artikel 53 van de Wet geluidhinder van het industrieterrein Schie-oevers;

 

31.   hoofdgebouw:

een gebouw, op een bouwperceel dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

 

32.   hoofdrijbaan:

een rijbaan die in belangrijke mate is bestemd voor doorgaand (auto)verkeer;

 

 


33.   horeca:

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van drank- en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder in ieder geval worden verstaan café's, restaurants, lunchrooms, snackbars en hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven met uitsluiting van hotels en discotheken;

 

34.   hotel:

een horecabedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bieden van overnachtings­gelegenheid, waarbij het verstrekken van drank en etenswaren hoofdzakelijk functieondersteunend is;

 

35.   kantoor:

een bedrijf dat niet op het publiek gericht is en dat zich richt op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;

 

36.   kap:

een gesloten, voornamelijk hellende bovenbeëindiging van een gebouw bestaande uit tenminste één niet-horizontaal vlak met een helling van maximaal 55° en een maximum hoogte van 4,00 meter;

 

37.   kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

38.   Lijst van Bedrijfstypen:

de Lijst van Bedrijfstypen die onderdeel uitmaakt van deze voorschriften, hierna genoemd LvB;

 

39.   maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;

 

40.   nutsvoorzieningen:

voorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

 

41.   peil:

a.   voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatste van de hoofdtoegang;

b.       in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

 

 

42.   seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

 

42.   slootbodem:

bodem watergang als bepaald in de legger van het hoogheemraadschap;

 

43     wegmeubilair:

bouwwerken, geen gebouw zijnde, van beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling ten behoeve van de bestemming verkeersdoeleinden en openbaar groen;

 

44     woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

 

45     woongebouw:

       een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

 


Artikel 2            Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

 

1                     de goothoogte van een gebouw:

a.                  de afstand van het peil tot snijpunt van gevelvlak en dakvlak;

b.                  tot de goothoogte van hoofdgebouwen wordt niet meegerekend: kapvormige bouw­delen of rechte bouwdelen hoger dan de in sub a toegelaten goothoogte maar vallend binnen het profiel van een denkbeeldige kap conform figuur 1 tenzij het bebouwingsvlak op de plankaart is gemarkeerd met een *;

afhankelijk van de aanduiding op de kaart wordt de goothoogte berekend in bouw­lagen dan wel in meters.

 

2.                  de bouwhoogte van een gebouw:

de afstand tussen het peil en de bovenkant van een gebouw met uitzondering van antennes, kleine liftkokers, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen.

 

3.         de breedte, de lengte of de diepte van een gebouw:

de afstand tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

 

4.         de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

de afstand tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand gemeten.

 

5.             de grondoppervlakte van een gebouw:

de oppervlakte van de grond die in beslag wordt genomen door de verticale projectie van een bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hartlijnen van de scheidingsmuren.

 

6.         de hoogte van balkon- en terrasafscheidingen:

de hoogte van balkon- en terrasafscheidingen wordt gemeten vanaf de bovenkant van de bebouwing waarop de afscheiding is geplaatst.


HOOFDSTUK II BESTEMMINGEN EN GEBRUIK

 

Artikel 3            Woondoeleinden

 

1.         Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor WOONDOELEINDEN zijn bestemd           voor wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-            gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten uit categorie 1 van de Lijst van Bedrijfstypen en bijbehorende voorzieningen.

 

2.              Gebruiksvoorschriften
Onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen in samenhang met wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voorzover:

a.         het bruto vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en/of praktijkruimten (en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten) niet groter is dan 30% van het vloer­oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen;

b.          ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimten (en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten) in parkeergelegenheid wordt voorzien;

c.                  de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel;

d.                  uitsluitend ter plaatse van de aanwijzing I zijn tevens toegestaan zelfstandige dienstverlening en maatschappelijke doeleinden met een maximum oppervlak van 150 m² per vestiging.

 

3.         Bouwvoorschriften

In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.                   bebouwing boven goothoogte is slechts toegestaan binnen het profiel als opgenomen in figuur 1 tenzij het bebouwingsvlak op de plankaart is aangewezen met een *;

b.                   ter plaatse van de aanwijzing + is bebouwing boven goothoogte slechts toegestaan binnen het denkbeeldige kapprofiel uit figuur 2;

c.         dakkapellen zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;

d.         een dakkapel mag maximaal een derde bedragen van de oppervlakte van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst;

e.         de op de kaart aangegeven maximale goothoogte van de hoofdgebouwen mag worden overschreden door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterras­afscheidingen mits zij binnen het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit in figuur 1 is gedefinieerd;

f.                     de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur 1 mag maximaal 4 meter bedragen en de hellingshoek van de denkbeeldige kapprofiel maximaal 55°;

g.                   de hoogte van de dakterrasafscheidingen mag maximaal 1,5 meter bedragen;

h.                   binnen een afstand van 30 meter van de aanwijzing "doorgang" is uitsluitend een bebouwingsvrije doorgang toegestaan met een breedte van minimaal 10 meter en over een hoogte van minimaal 3 bouwlagen gemeten vanaf peil;

i.                     in afwijking op het gestelde onder a t/m g gelden voor bouwvlakken met woon­bestemming met onderstaande aanwijzingen de volgende bepalingen voor de bouwhoogte:

I:          maximaal 12 lagen waarbij geldt dat tot maximaal 50% van het oppervlak­vlak een maximale bouwhoogte geldt van 14 bouwlagen;

            II:         minimaal 10,5 meter en maximaal 5 bouwlagen;

III:         minimaal 2 bouwlagen en maximaal 5 bouwlagen;

IV:        minimaal 10,5 meter en maximaal 5 bouwlagen;

V:         maximaal 1 bouwlaag;

VI:        maximaal 4 bouwlagen.

 

4.         Vrijstellingsbevoegdheden LvB

I.          Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van :

a.                     het bepaalde in lid 1 om de aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfs­matige activiteiten uit categorie 2 van de LvB mogelijk te maken, met uitzondering van bedrijven die in de LvB een rand om de categorie hebben;

b.         het bepaalde in lid 1 om aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfs­matige activiteiten toe te laten die niet genoemd worden in de LvB.

 

II.         Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstelling indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieu­aspecten) geacht kunnen worden te behoren tot maximaal categorie 1 en indien de kwaliteit van leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, groen, mobiliteit en economisch functioneren.

 

5.         Vrijstellingsbevoegdheden dakopbouwen, dakkapellen en dakterrassen

I.          Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van:

a.                     het bepaalde in lid 3 onder b voor het plaatsen van dakkapellen in het dakvlak aan de zij- en voorgevelzijde van het hoofdgebouw;

b.         het bepaalde in lid 3 onder d voor het plaatsen van dakopbouwen buiten het denk­beeldige kapprofiel aan de achterzijde, waarvan de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel, zie figuur 1;

c.         van het bepaalde in lid 3 onder d voor het plaatsen van een dakterrasafscheiding buiten het denkbeeldig kapprofiel, waarvan de hoogte maximaal 1,5 meter mag bedragen, zie figuur 1.

 

II.         Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstellingen indien de gebruiksmogelijk­heden en verblijfskwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan:

a.         de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen;

b.         de privacy;

c.         de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft het straatbeeld: de samenhang van gootlijn, noklijn en kapprofiel.

 


Artikel 4            Kantoordoeleinden

 

1.         Doeleindenomschrijving

       Gronden op de kaart aangewezen voor KANTOORDOELEINDEN zijn bestemd voor kantoren uit categorie 1 van de LvB en bijbehorende voorzieningen.

 

2.         Gebruiksvoorschriften

       De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van bedrijfsactiviteiten die niet op het publiek gericht zijn en die zich richten op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden.

 

3.         Bouwvoorschriften

In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.         bebouwing boven goothoogte is slechts toegestaan binnen het profiel als opgenomen in figuur 1 tenzij het bebouwingsvlak op de plankaart is aangewezen met een *;

b.         dakkapellen zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;

c.         een dakkapel mag maximaal een derde bedragen van de oppervlakte van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst;

d.         de op de kaart aangegeven maximale goothoogte van de hoofdgebouwen mag worden overschreden door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterras­afscheidingen mits zij binnen het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit in figuur 1 is gedefinieerd;

e.         de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur 1 mag maximaal 4 meter bedragen en de hellingshoek van de denkbeeldige kapprofiel maximaal 55°;

f.          de hoogte van de dakterrasafscheidingen mag maximaal 1,5 meter bedragen.

 

4.         Vrijstellingsbevoegdheden LvB

I.          Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 om:

a.                  kantoren toe te laten vallend binnen categorie 2 van de LvB;

b.                  kantoren toe te laten die niet genoemd worden in de LvB.

 

II.         Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstelling, indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieu­aspecten) geacht kunnen worden te behoren tot maximaal categorie 1 en indien de kwaliteit van de leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, groen, mobiliteit en economisch functioneren.

 


Artikel 5            Bedrijfsdoeleinden

 

1.         Doeleindenomschrijving

I.                                    Gronden op de kaart aangewezen voor BEDRIJFSDOELEINDEN zijn bestemd voor:

a.                  bedrijven uit categorie 1 en 2 van de LvB;

b.                              ter plaatse van de aanwijzing I tevens voor een bouwbedrijf, SBI 45;

c.                  ter plaatse van de aanwijzing II tevens voor een autospuitinrichting, SBI 5020.4;

d.                  ter plaatse van de aanwijzing III tevens voor een stamp-, dieptrek-, pers- en forceerbedrijf, SBI 284;

e.                  ter plaatse van de aanwijzing md op de eerste verdieping voor maatschappelijke doeleinden;

g.         en bijbehorende voorzieningen;

       met dien verstande dat seksinrichtingen en bedrijven zoals bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder en artikel 2.4 Inrichtingen- en Vergunningen Besluit behorende bij de Wet milieubeheer niet zijn toegestaan.

 

II.          Ter plaatse van de aanwijzing c zijn de gronden tevens bestemd voor behoud en herstel van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

 

2.         Gebruiksvoorschriften

Deze gronden mogen uitsluitend gebruikt worden voor bedrijfsactiviteiten die gericht zijn op het vervaardigen van producten zoals genoemd in de LvB, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, begraafplaats, hotel en horeca.

 

3.         Bouwvoorschriften

In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.                  bebouwing boven goothoogte is slechts toegestaan binnen het profiel als opgenomen in figuur 1 tenzij het bebouwingsvlak op de plankaart is aangewezen met een *;

b.                  dakkapellen zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;

c.                              een dakkapel mag maximaal een derde bedragen van de oppervlakte van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst;

d.                              de op de kaart aangegeven maximale goothoogte van de hoofdgebouwen mag worden overschreden door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterras­afscheidingen mits zij binnen het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit in figuur 1 is gedefinieerd;

e.                              de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur 1 mag maximaal 4 meter bedragen en de hellingshoek van de denkbeeldige kapprofiel maximaal 55°;

f.                                de hoogte van de dakterrasafscheidingen mag maximaal 1,5 meter bedragen.

 

4.         Bouwvoorschrift met vrijstellingsbevoegdheid cultuurhistorische waarden

Ter plaatse van de aanwijzing c zijn bouwwerken slechts toelaatbaar indien daarvoor vrijstelling door het college is verleend. Het college verleent de vrijstelling indien de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan:

a.                  de bouwmassa naar hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen;

b.                  de onderlinge samenhang van dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken en goot- en daklijsten.
Alvorens omtrent het verlenen van de vrijstelling te beslissen wint het college schriftelijk advies in bij de Commissie voor Welstand en Monumenten.

 

5.         Vrijstellingsbevoegdheden LvB

I.          Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van :

a.                   het bepaalde in lid 1 om bedrijven uit categorie 3.1 van de LvB mogelijk te maken;

b.                   het bepaalde in lid 1 om bedrijven toe te laten die niet genoemd worden in de LvB.

 

II.         Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstelling indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschij­ningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 2 en indien de kwaliteit van leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, groen, mobiliteit en economisch functioneren.

 

6.         Vrijstellingsbevoegdheid seksinrichtingen

       Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 voor het uitoefenen van een seksinrichting, met in achtneming van de volgende bepalingen:

a.                  binnen het gehele gemeentelijke grondgebied zijn maximaal 2 seksinrichtingen toegestaan;

b.                  binnen een straal van 250 meter vanaf NS-stations en binnen een straal van 50 meter vanaf gebedshuizen en scholen zijn seksinrichtingen niet toegestaan;

c.                  de afstand tussen de seksinrichting en de dichtstbijzijnde woning van een derde dient minimaal 10 meter te bedragen;

d.                  de onderlinge afstand tussen de 2 seksinrichtingen dient minimaal 50 meter te bedragen;

e.                  ten behoeve van de seksinrichting dient in voldoende mate in parkeergelegenheid voor de bezoekers te zijn voorzien;

f.                    een seksinrichting in de vorm van een raamprostitutiebedrijf is niet toegestaan.


Artikel 6            Gemengde doeleinden

 

1.         Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor GEMENGDE DOELEINDEN zijn bestemd voor:

a.                  wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

b.                  kantoren;

c.                  bedrijven met dien verstande dat seksinrichtingen en bedrijven zoals bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder en artikel 2.4 Inrichtingen en Vergunningen Besluit behorende bij de Wet milieubeheer niet zijn toegestaan;

d.                  detailhandel;

e.                  horeca;

f.                    dienstverlening;

g.                  maatschappelijke voorzieningen;

h.                  en bijbehorende voorzieningen;

waarbij geldt dat:

I.          de onder a tot met f genoemde functies zijn uitsluitend toegestaan voor zover zij behoren tot categorie 1 van de LvB;

II.         de onder c tot en met f genoemde functies slechts toegestaan zijn op de begane grond;

III.         in afwijking  op sub II zijn ter plaatse van de aanwijzing GD1 en GD2 de onder c tot en met h genoemde functies op begane grond en de 1e verdieping toegestaan

 

2.         Gebruiksvoorschriften

a.                   Onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen in samenhang met wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

b.                   uitsluitend ter plaatse van de aanwijzing d is detailhandel;

c.                   uitsluitend ter plaatse van de aanwijzing h is horeca toegestaan;

d.                   uitsluitend ter plaatse van de aanwijzing Vu is een consumenten-vuurwerkverkoop­punt toegestaan;

e.                   in afwijking van het bepaalde onder lid 2 sub b en c is boven de met GD1 aangewezen gronden toegestaan:

I.          een maximaal bvo aan detailhandel van 22.000 m²  waarvan ten minste  1500 m² gebruikt moet worden voor horeca (met een maximum oppervlak van 200 m² per vestiging), dienstverlening en/of maatschappelijke voorzieningen;

II.          een maximum bvo aan kantoren van 20.000 m²;

f.                     boven de gronden aangewezen met GD1 dient aan de zijde van de Martinus Nijhofflaan een fietsenstalling te worden gebouwd voor tenminste 120 plaatsen.

 

3.         Bouwvoorschriften

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.                  in afwijking van artikel 1 lid 14 mag de bouwhoogte van de bouwlaag op de begane grond maximaal 6 meter hoog zijn;

b.                  ter plaatse van de aanwijzing "overkraging" is geen bebouwing toegestaan op de begane grond;

c.                  binnen een afstand van 35 meter aan weerszijden van de aanwijzing "langzaamverkeerroute" is uitsluitend een langzaamverkeersroute toegestaan;

d.                  binnen de aanwijzing "entree winkelgebied" is over een breedte van 40 meter uitsluitend een entree toegestaan waarvan de voorgevel 2 meter terugligt ten opzichte van de gevelrooilijn;

e.                  ter plaatse van de aanwijzing "zone terugliggende bouwlaag" moet de woonbebouwing over ten minste 2 meter terugliggen ten opzichte van de gevelrooilijn.

 

4.         Vrijstellingsbevoegdheden LvB

I.          Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van :

a.                     het bepaalde in lid 1 om de aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten uit categorie 2 van de LvB mogelijk te maken, met uitzondering van bedrijven die in de LvB een kader om de categorie hebben;

b.         het bepaalde in lid 1 om aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toe te laten die niet genoemd worden in de LvB.

 

II.         Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstelling indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieu­aspecten) geacht kunnen worden te behoren tot maximaal categorie 1 en indien de kwaliteit van leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, groen, mobiliteit en economisch functioneren.

 

5.                  Vrijstellingsbevoegdheid seksinrichtingen

Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 sub c voor het uitoefenen van een seksinrichting, met in achtneming van de volgende bepalingen:

a.         binnen het gehele gemeentelijke grondgebied zijn maximaal 2 seksinrichtingen toegestaan;

b.         binnen een straal van 250 meter vanaf NS-stations en binnen een straal van 50 meter vanaf gebedshuizen en scholen zijn seksinrichtingen niet toegestaan;

c.         de afstand tussen de seksinrichting en de dichtstbijzijnde woning van een derde dient minimaal 10 meter te bedragen;

d.         de onderlinge afstand tussen de 2 seksinrichtingen dient minimaal 50 meter te bedragen;

e.                  ten behoeve van de seksinrichting dient in voldoende mate in parkeergelegenheid voor de bezoekers te zijn voorzien;

f.                    een seksinrichting in de vorm van een raamprostitutiebedrijf is niet toegestaan.


Artikel 7            Maatschappelijke doeleinden

 

1.         Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor MAATSCHAPPELIJKE DOELEINDEN zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en ondersteunende horeca uit categorie 1 en 2 van de LvB met uitzondering van voorzieningen die in de LvB een kader om de categorie hebben en bijbehorende voorzieningen.

 

2.         Gebruiksvoorschriften

a.         Onder maatschappelijke voorzieningen wordt verstaan het gebruik ten behoeve van:

1.         onderwijs;

2.         sociaal-medische voorzieningen;

3.         sociaal-culturele voorzieningen;

4.         levensbeschouwelijke voorzieningen;

5.         sport en sportieve recreatie;

6.                  voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.

b.         op gronden tevens aangewezen als speelplek zijn uitsluitend bestemd voor speelvoorzieningen met een minimum oppervlak van 100 m².

 

3.         Bouwvoorschriften

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.         bebouwing boven goothoogte is slechts toegestaan binnen het profiel als opgenomen in figuur 1 tenzij het bebouwingsvlak op de plankaart is aangewezen met een *;

b.         dakkapellen zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;

c.         een dakkapel mag maximaal een derde bedragen van de oppervlakte van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst;

d.         de op de kaart aangegeven maximale goothoogte van de hoofdgebouwen mag worden overschreden door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrasafscheidingen mits zij binnen het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit in figuur 1 is gedefinieerd;

e.         de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur 1 mag maximaal 4 meter bedragen en de hellingshoek van de denkbeeldige kapprofiel maximaal 55°;

f.          de hoogte van de dakterrasafscheidingen mag maximaal 1,5 meter bedragen.

 


Artikel 8            Detailhandelsdoeleinden

 

1.         Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor DETAILHANDELSDOELEINDEN zijn bestemd voor het uitoefenen van detailhandel, dienstverlening uit categorie 1 van de LvB en bijbehorende voorzieningen.

 

2.         Gebruiksvoorschriften

Onder detailhandel wordt verstaan het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

3.                   Bouwvoorschriften

a.                   In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

b.                   bebouwing boven goothoogte is slechts toegestaan binnen het profiel als opgenomen in figuur 1 tenzij het bebouwingsvlak op de plankaart is aangewezen met een *;

c.                   dakkapellen zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;

d.                   een dakkapel mag maximaal een derde bedragen van de oppervlakte van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst;

e.                   de op de kaart aangegeven maximale goothoogte van de hoofdgebouwen mag worden overschreden door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrasafscheidingen mits zij binnen het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit in figuur 1 is gedefinieerd;

f.                     de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur 1 mag maximaal 4 meter bedragen en de hellingshoek van de denkbeeldige kapprofiel maximaal 55°;

g.                   de hoogte van de dakterrasafscheidingen mag maximaal 1,5 meter bedragen;

h.         binnen een afstand van 35 meter aan weerszijden van de aanwijzing "langzaamverkeerroute" is uitsluitend een langzaamverkeersroute toegestaan.

 

4.                   Vrijstellingsbevoegdheden LvB

I.          Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van :

a.         het bepaalde in lid 1 om de uitoefening van detailhandel en de daaraan gebonden horeca en dienstverlening uit categorie 2 van de LvB mogelijk te maken;

b.         het bepaalde in lid 1 om de uitoefening van detailhandel en de daaraan gebonden horeca en dienstverlening toe te laten die niet genoemd worden in de LvB.

 

II.         Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstelling indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 en indien de kwaliteit van leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, groen, mobiliteit en economisch functioneren.

 


Artikel 9            Motorbrandstoffenverkooppunt

 

1.                  Doeleindenomschrijving

                   Gronden op de kaart aangewezen voor Verkooppunt voor motorbrandstoffen zijn bestemd voor:

a.         detailhandel en en opslag van motorbrandstoffen exclusief LPG's;

b.         overige detailhandel met een maximaal bvo van 125 m².

 

2.                  Bouwvoorschriften

Op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve de bestemming bouwwerken worden opgericht met dien verstande dat:

a.         de bouwhoogte van de gebouwen maximaal 4 meter bedraagt;

b.         de bouwhoogte van overkappingen maximaal 8 meter bedragen;

c.         de bouwhoogten van terreinafscheidingen maximaal 2 meter mag bedragen;

d.         de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 10 meter mag bedragen.


Artikel 10          Garages

 

1.         Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor GARAGES zijn uitsluitend bestemd voor de stalling van voertuigen.

 

2.         Gebruiksvoorschriften

       Onder stalling is uitsluitend begrepen het stallen van vervoermiddelen.

 

3.         Bouwvoorschriften

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen, tenzij op de plankaart anders is aangegeven.

 


Artikel 11          Nutsvoorzieningen

 

1.         Doeleindenomschrijving

       Gronden op de kaart aangeduid als NUTSVOORZIENINGEN zijn bestemd voor voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut.

 

2.         Gebruiksvoorschriften

       Onder voorzieningen van openbaar nut worden verstaan voorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalings­installaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommuni­catie.

 

3.         Bouwvoorschriften

In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd waarvan de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen, tenzij op de plankaart anders is aangegeven.

 


Artikel 12          Tuin

 

1.         Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor TUIN zijn bestemd voor tuin.

 

2.         Gebruiksvoorschriften

De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden voor tuin en activiteiten ten dienste van de bestemming van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen conform de in dit plan gegeven voorschriften met dien verstande dat:

a.         aan- en uitbouwen gebruikt mogen worden conform de gebruiksvoorschriften van de aangrenzende hoofdbebouwing;

b.         bijgebouwen slechts gebruikt mogen worden voor stalling en berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen.

 

3.         Bouwvoorschriften

I.          In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

a.         bijgebouwen en aan- en uitbouwen;

b.         andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van dakterrassen en balkons.

 

II.         Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

a.                   het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag maximaal 50% van de bij het hoofdgebouw behorende gronden met bestemming Tuin bedragen, met dien verstande dat in ieder geval ten minste 15 m² is toegestaan;

b.                   het gezamenlijk oppervlak van gebouwen in de tuin mag maximaal 60 m² bedragen met dien verstande dat het totale oppervlak aan bijgebouwen nooit meer mag bedragen dan 30 m²;

c.                   de bouwhoogte van de bijgebouwen mag maximaal 3 meter bedragen;

d.                   de diepte van een aan- en uitbouw mag maximaal 2,5 meter bedragen, met dien verstande dat aan- en uitbouwen van de zijgevel een maximum breedte/diepte mogen hebben van 3 meter;

e.                   de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal de hoogte van één aangrenzende bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0,4 meter;

f.                     in afwijking van lid 3 sub II onder d is ter plaatse van de aanwijzing  “aanbouw op eerste verdieping toegestaan” een bouwhoogte van aan- en uitbouwen toegestaan van 2 bouwlagen vermeerderd met 0,4 meter;

g.                   de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.

 

4.         Vrijstelling voor dakterrassen en balkons

I.          Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van:

a.                   het bepaalde in lid 3 sub I onder b voor het bouwen van dakterras op aan- en uitbouwen met een dakterrasafscheiding van maximaal 1,5 meter hoogte;

b.                   het bepaalde in lid 3 sub I onder b voor het bouwen van een balkon met een balkonafscheiding van maximaal 1,5 meter hoogte;

 

II.         Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstellingen indien de gebruiksmogelijk­heden en verblijfskwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan:

a.         de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen;

b.         de privacy;

c.         de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft het straatbeeld.


Artikel 13          Voortuin

 

1.         Doeleindenomschrijving

            Gronden op de kaart aangewezen voor VOORTUIN zijn bestemd voor open ruimte en erf.

 

2.             Gebruiksvoorschriften

       De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden voor tuin en activiteiten ten dienste van de bestemming van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanwijzing p, uitsluitend parkeren is toegestaan.

 

3.         Bouwvoorschriften

            In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluiten erfafscheidingen met een maximale hoogte van 1 meter worden gebouwd.

 


Artikel 14          Openbaar Groen

 

1.         Doeleindenomschrijving

            Gronden op de kaart aangewezen voor OPENBAAR GROEN zijn bestemd voor:

a.                   groenvoorzieningen;

b.                   onder peil gelegen leidingen ten behoeve van energievoorziening;

c.                   balkons ten behoeve van wonen uitsluitend ter plaatse waar de gronden grenzen aan gronden met de bestemming GEMENGDE DOELEINDEN en WOONDOELEINDEN;

d.                   binnen een afstand van 10 meter aan weerszijden van de aanwijzing "langzaamverkeerroute" is uitsluitend een langzaamverkeersroute toegestaan.

 

2.                  Gebruiksvoorschriften

       De gronden bestemd voor openbaar groen mogen uitsluitend gebruikt worden voor:

a.         groenvoorzieningen, recreatieve voorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, langzaam verkeersroutes, geluidwerende voorzieningen en water;

b.         uitsluitend groenstructuren, natuurvriendelijke oevers, water en recreatieve langzaam verkeersroutes met een maximale breedte van 2 meter ter plaatse van de aanwijzing "ecologische zone".

c.                   ter plaatse waar de gronden grenzen aan gronden met de bestemming GEMENGDE DOELEINDEN en WOONDOELEINDEN mogen de gronden over een diepte van 2 meter worden gebruikt ten behoeve van wonen;

d.                   speelvoorzieningen met een minimum oppervlak van 100m² ter plaatse van de aanwijzing speelplek.

 

3.         Bouwvoorschriften

       In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat:

a.         voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het maximum als bepaald in artikel 27;

b.         fietstrommels alleen zijn toegestaan indien:

I.          de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,50 meter, de breedte niet meer bedraagt dan 2,20 meter en de diepte niet meer bedraagt dan 2,40 meter.

II.         de fietstrommels solitair staan dan wel maximaal eenmaal zijn geschakeld;

III.         er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden;

c.         de overschrijding van de bestemmingsgrens ten behoeve van balkons mag ten hoogste 2 meter bedragen;

d.         balkons alleen zijn toegestaan boven gronden direct grenzend aan gronden met de bestemming WOONDOELEINDEN en GEMENGDE DOELEINDEN waarbij geldt  dat de diepte van het balkon niet meer mag bedragen dan 2 meter.  

 

 


Artikel 15          Verkeersdoeleinden 1

 

1.         Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor VERKEERSDOELEINDEN 1 zijn bestemd voor:

a.                   verblijfs- en verkeersruimte;

b.                   water;

c.                   onder peil gelegen leidingen ten behoeve van nutsvoorzieningen;

d.                   balkons ten behoeve van wonen uitsluitend indien de gronden grenzen aan gronden met de bestemming GEMENGDE DOELEINDEN en WOONDOELEINDEN.

 

2.         Gebruiksvoorschriften

De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van verblijfs- en verkeersvoorzieningen met de daarbij behorende verhardingen alsmede voor groenvoorzieningen, water, kunstwerken en nutsvoorzieningen

en

indien de gronden grenzen aan gronden met de bestemming GEMENGDE DOELEINDEN en WOONDOELEINDEN mogen de gronden over een diepte van 2 meter worden gebruikt ten behoeve van wonen.

 

3.         Bouwvoorschriften

In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouw­werken worden gebouwd met dien verstande dat:

a.                   voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, het maximum geldt als bepaald in artikel 27;

b.                   ter plaatse van de aanwijzing “O” geldt voor bruggen een minimale hoogte van 1 meter en een minimale breedte van 3,1 meter;

c.         fietstrommels alleen zijn toegestaan indien:

I.          de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,50 meter, de breedte niet meer bedraagt dan 2,20 meter en de diepte niet meer bedraagt dan 2,40 meter.

II.         de fietstrommels solitair staan dan wel maximaal eenmaal zijn geschakeld;

III.         er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestem­ming gegeven gebruiksmogelijkheden;

d.         balkons alleen zijn toegestaan boven gronden direct grenzend aan gronden met de bestemming WOONDOELEINDEN en GEMENGDE DOELEINDEN waarbij geldt dat de diepte van het balkon niet meer mag bedragen dan 2 meter en dat de onderkant van het balkon niet onder de onderkant van de eerste bouwlaag mag liggen.   

 


Artikel 16          Verkeersdoeleinden 2

 

1.         Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor VERKEERSDOELEINDEN 2 zijn bestemd voor:

a.                   ter plaatse van de Papsouwselaan, de Voorhofdreef en de Martinus Nijhofflaan een hoofdrijbaan met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstroken en een bus- en trambaan met ten hoogste 2x1 rijstrook waarbij voor het aantal rijstroken opstelstroken en parallelwegen niet worden meegerekend;

b.                   verblijfsruimte;

c.         onder peil gelegen leidingen ten behoeve van nutsvoorzieningen.

 

2.         Gebruiksvoorschriften

De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van verblijfs- en verkeersvoorzieningen met de daarbij behorende verhardingen, voor groenvoorzieningen, water, kunstwerken, geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen.

 

3.         Bouwvoorschriften

In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.         voor wat betreft de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 27;

b.         fietstrommels zijn alleen toegestaan indien:

I.          de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,50 meter, de breedte niet meer bedraagt dan 2,20 meter en de diepte niet meer bedraagt dan 2,40 meter.

II.         de fietstrommels solitair staan dan wel maximaal eenmaal zijn geschakeld;

III.         er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden.

 


Artikel 17          Water

 

1.         Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor WATER zijn bestemd voor;

a.                  de waterhuishouding in samenhang met waterrecreatie;

b.                  1,3 meter onder slootbodem gelegen leidingen ten behoeve van nutsvoorzieningen;

c.                   balkons ten behoeve van wonen uitsluitend indien de gronden grenzen aan gronden met de bestemming GEMENGDE DOELEINDEN en WOONDOELEINDEN;

d.                   een langzaamverkeersroute binnen een afstand van 25 meter aan weerszijden van de aanwijzing "langzaamverkeersroute";

e.                   ter plaatse van de aanwijzing “minimaal oppervlakte aan water” mogen de gronden tevens gebruikt worden voor VERKEERSDOELEINDEN 1 en GROEN onder voorwaarde dat het totale oppervlak aan water zoals aangewezen met deze aanwijzing in het plangebied Poptahof (begrensd door Westlandseweg, Papsouwselaan, Martinus Nijhofflaan en Provincialeweg) niet afneemt.

 

2.         Gebruiksvoorschriften

De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden voor:

a.                   wateraanvoer en -afvoer en waterberging alsmede voor de waterrecreatie met bijbehorende voorzieningen zoals bruggen, duikers, kades, taluds en beschoeiingen;

b.                   ter plaatse van de aanwijzing "ecologische zone" tevens voor natte groenstructuren;

c.                   ter plaatse van de aanwijzing “minimaal oppervlakte aan water” tevens voor VERKEERSDOELEINDEN 1 en GROEN onder voorwaarde dat het totale oppervlak aan water zoals aangewezen met deze aanwijzing in het plangebied Poptahof (begrensd door Westlandseweg, Papsouwselaan, Martinus Nijhofflaan en Provincialeweg) niet afneemt,

d.         ter plaatse waar de gronden grenzen aan gronden met de bestemming GEMENGDE DOELEINDEN en WOONDOELEINDEN tevens voor wonen.

 

3.         Bouwvoorschriften

a.                   In, op en boven deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, steigers en bruggen daaronder begrepen, waarvan de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen;

b.         balkons zijn toegestaan boven gronden direct grenzend aan gronden met de bestemming WOONDOELEINDEN en GEMENGDE DOELEINDEN waarbij geldt dat de onderkant van het balkon maximum 0,3 meter onder peil mag liggen en dat de diepte van het balkon niet meer mag bedragen dan 2 meter.  

c.                   ter plaatse van de aanwijzing “O” geldt voor bruggen een minimale hoogte van 1 meter en een minimale breedte van 3,1 meter;.


Artikel 18          Archeologisch waardevol gebied (medebestemming)

 

1.         Doeleindenomschrijving

a.         Gronden op de kaart aangewezen voor ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED (medebestemming) zijn primair bestemd voor de bescherming van en het onder­zoek naar archeologische waarden.

b.         deze gronden zijn secundair bestemd voor de andere op de plankaart aangegeven bestemmingen.

 

2.         Gebruiksvoorschriften

I.          De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten dienste van de in lid 1 sub a vermelde doeleinden. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen, indien het belang van het archeologisch waardevol gebied niet onevenredig wordt geschaad.

 

II.         Vrijstelling is niet vereist, indien:

a.         op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b.         het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.

 

III.         De bouwwerken dienen te voldoen aan de gebruiksvoorschriften, zoals opgenomen in de voorschriften behorend bij de secundaire bestemming.

 

3.         Bouwvoorschriften

I.          Op deze gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de secundaire bestemmingen slechts toelaatbaar, indien daarvoor vrijstelling door het college is verleend. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen indien het belang van het archeologisch waardevol gebied niet onevenredig wordt geschaad.

 

II.         Vrijstelling is niet vereist, indien:

a.         op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b.         het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.

 

III.         De bouwwerken dienen te voldoen aan de bouwvoorschriften, zoals opgenomen in de voorschriften behorend bij de secundaire bestemming.

 

4.         Adviesprocedure voor gebruik en bouwen

Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, wint het college schriftelijk advies in bij de gemeentelijke archeoloog, omtrent de vraag of door de voorgenomen bouw- en gebruiksactiviteiten het belang van de archeologische waarden niet onevenredig wordt geschaad. Op basis van archeologisch onderzoek dient aangetoond te zijn dat de betreffende archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Bij negatief advies van de gemeentelijke archeoloog kan een vrijstelling slechts worden verleend, nadat van gedeputeerde staten een verklaring van geen bezwaar is ontvangen.

5.         Aanlegvoorschriften

I.          Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college (aanlegvergunning) de volgende werken, geen gebouw zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.         grondwerken dieper dan 70 cm, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

b.         het verlagen en verhogen van het waterpeil;

c.         het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;

d.         het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

e.         het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.

 

II.         Het verbod als bedoeld in lid 5 onder I is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.                  betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

b.                  reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.                  reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning;

d.         archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht;

e.         betrekking hebben op gronden, waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;

f.          betrekking hebben op het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover daarvoor een bouwvergunning is vereist.

 

III.         De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5 onder I zijn slechts toelaatbaar voorzover de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad, hetgeen mede op basis van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond.

 

6.         Adviesprocedure voor aanlegvergunningen

            Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, wint het college schriftelijk advies in van de gemeentelijke archeoloog omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de archeolo­gische waarden niet onevenredig wordt geschaad en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden. Bij negatief advies van de gemeentelijke archeoloog kan een aanlegvergunning slechts worden verleend nadat van gedeputeerde staten een verklaring van geen bezwaar is ontvangen.

 

7.         Voorschriften bij aanlegvergunning

            Voorzover de in lid 5 bedoelde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kunnen aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

a.         de verplichting tot het treffen van technische maatregelen ter bescherming van de archeologische waarden;

b.         de verplichting tot het doen van opgravingen;

c.         de verplichting tot het laten begeleiden van de uitvoering van de werken en werkzaamheden door een deskundige betreffende archeologische monumenten­zorg, die voldoet aan de door het college bij vergunning te stellen kwalificaties.

 

8.         Rapportageplicht

            Een in lid 2 en 3 bedoelde vrijstelling of een in lid 5 bedoelde aanlegvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, waar de aangevraagde bouw- of gebruiksactiviteiten, respectievelijk werken of werkzaamheden zullen plaatsvinden, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

9.         Wijzigingsbevoegdheid

            Het college is bevoegd het plan met toepassing van artikel 11 WRO te wijzigen, door op de plankaart:

a.         de bestemming ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED (medebestemming) geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de betreffende gronden geen archeologische waarden aanwezig of meer aanwezig zijn;

b.         de bestemming ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED (medebestemming) alsnog toe te kennen aan gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezig archeologische waarden, aanpassing behoeft.


Artikel 19          Waterkeringsdoeleinden (medebestemming)

 

1.         Doeleindenomschrijving

a.         Gronden op de kaart aangewezen voor WATERKERINGSDOELEINDEN (medebestemming) zijn primair bestemd voor waterkering en bijbehorende voorzieningen;

b.         deze gronden zijn secundair bestemd voor de andere op de plankaart aangegeven bestemmingen.

 

2.         Gebruiksvoorschriften

De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten dienste van de in lid 1 vermelde doeleinden.

 

3.         Bouwvoorschriften

            In en op deze gronden mogen worden gebouwd:

a.         ten behoeve van de primaire bestemming waterkeringsdoeleinden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximum bouwhoogte van 4 meter;

b.         bouwwerken ten behoeve van de secundaire bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor vrijstelling door het college is verleend. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen indien het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad. De bouwwerken, dienen te voldoen aan de bouw­voorschriften, zoals opgenomen in de voorschriften behorend bij de secundaire bestemming.

 

4.         Adviesprocedure voor het bouwen

Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, wint het college schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

 


Artikel 20          Leidingen (medebestemming)

 

1.         Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor LEIDINGEN (medebestemming) zijn mede bestemd voor:

a.                                   binnen een afstand van 5 meter van de medebestemming: een watertransport­leiding met een doorsnede van 568 mm;

b.         binnen een afstand van 5 meter van de medebestemming: een rioolwaterpers­leiding.

 

2.         gebruiksvoorschriften

De gronden mogen uitsluitend worden gebruikt ten dienste van de in lid 1 vermelde doeleinden

 

3.                   Bouwvoorschriften

In en op de gronden mogen worden gebouwd:

a.         ten behoeve van de primaire bestemming LEIDINGEN uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximum bouwhoogte van 2,5 meter;

b.         bouwwerken ten behoeve van de secundaire bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor vrijstelling door het college is verleend. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen indien het belang van de leidingen niet onevenredig wordt geschaad. De bouwwerken dienen te voldoen aan de bouw­voorschriften, zoals opgenomen in de voorschriften behorend bij de secundaire bestemming.

 

4.         Adviesprocedure voor bouwen

Alvorens omtrent het verlenen van een vrijstelling ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, wint het college schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad.

 

5.         Aanlegvoorschriften

I.          Het is verboden op en in de gronden met de bestemming LEIDINGEN zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college (aanlegvergunning) de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.         het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;

b.         het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;

c.         het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;

d.         het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;

e.         diepploegen;

f.          het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in de doeleinden­omschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;

g.         het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

 

II.         Het verbod als bedoeld in lid 5, onder I, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.         betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

b.         reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.         reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning.

 


HOOFDSTUK III            OVERIGE BEPALINGEN

 

Artikel 21          Gebruik van gronden en bouwwerken

 

1.                  Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven be­stemming, de doel­eindenomschrijving en de overige voorschriften.

 

2.         Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:

a.         opslagplaats voor bagger en grondspecie;

b.         opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;

c.         uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.

 

3.         Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

a.                vormen van gebruik als bedoeld in lid 2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en/of de overige voorschriften mag worden gebruikt;

b.         het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;

c.         het uitoefenen van detailhandel voorzover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de voorschriften is toegestaan. Als ondergeschikt wordt aangemerkt indien zij niet meer dan 15% van het totale gebruiksoppervlakte van de hoofdbestemming beslaan met een maximum van 250 m².

 

4.         Het college verleent vrijstelling van het bepaalde in het eerste lid, indien strikte     toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik van de grond en de bebouwing, die niet om dringende redenen gerechtvaardigd is.


Artikel 22          Dubbeltelbepaling

 

Gronden welke in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of kan worden gegeven, blijven bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 


Artikel 23          Overige bebouwingsvoorschriften

 

Voor het bouwen gelden de aanwijzingen op de kaart en het bepaalde in hoofdstuk II en III van deze voorschriften.


Artikel 24          Bestaande afstanden en andere maten

 

1.         Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

 

2.         Indien afstanden tot bestaande bouwwerken op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voor­geschreven, mogen deze maten als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

3.         In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 


Artikel 25          Algemene vrijstellingsbevoegdheid tbv van geringe afwijkingen

 

1.         Het college is bevoegd – tenzij op grond van hoofdstuk II terzake reeds vrijstelling kan worden verleend – vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het plan voor:

a.                                   afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal 1 meter mogen worden verhoogd;

b.         afwijking van de hellingshoek van daken van 55° tot maximaal 70°;

c.         overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

 

2.         Vrijstelling wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersafwikkeling ter plaatse.


Artikel 26          Algemene Wijzigingsbevoegdheden

 

Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Het college is bevoegd de in het plan opgenomen bestem­mingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

 


Artikel 27          Hoogteaanduidingen

 

1.    Voor de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen dienen – naast hetgeen in lid 3 of hoofdstuk II van de voorschriften is bepaald – de op de plankaart aangegeven goothoogten in acht genomen te worden.

 

2.    De maximaal toelaatbare bouwhoogten mogen worden overschreden door antenne-installaties, mits deze voldoen aan het bepaalde in lid 3 en door schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk II anders is bepaald. Voorzover op de kaart de goothoogte is aangegeven, mag de maximaal toelaatbare hoogte te­vens worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels en dakkapellen.

 

3.    De maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag – tenzij op de plankaart, in hoofdstuk II of de overige voorschriften                                                   anders is bepaald – maximaal bedragen:

 

 

Bouwhoogte

Van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbare weg en openbaar groen

1 meter

Van erf- en terreinafscheidingen elders

2 meter

Van lichtmasten

19 meter

Van vrijstaande antenne-installaties t.b.v. telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast

15 meter

Van vrijstaande antenne-installaties, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast

5 meter

Van antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes

5 meter

Van geluidwerende voorzieningen

8 meter

Van schotelantennes

3 meter

Van overig straatmeubilair

6 meter

Van geluidschermen

8 meter

Van tuinmeubilair

2 meter

Van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

3 meter

 

 


Artikel 28          Overgangsbepalingen

 

1.         Gebruik in strijd met het plan    

a.         Het gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag worden voortgezet.

b.         Wijziging van het in lid 1 bedoelde gebruik is slechts toegestaan, voorzover daardoor de bestaande afwijkingen van het plan worden verkleind.

c.         Het bepaalde in lid 1 onder a en b is niet van toepassing op gebruik, dat reeds in strijd was met het vorige, vóór het onderhavige plan geldende bestemmingsplan - daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan – en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden.

 

2.         Bouwen in strijd met het plan    

a.         Een bouwwerk, dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan afwijkt van het plan en dat hetzij op het tijdstip van terinzagelegging, hetzij na dit tijdstip, is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, mag, mits de bestaande afwijkingen niet worden vergroot:

            I.          gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

II.          geheel worden vernieuwd, indien het bouwwerk door een calamiteit is tenietgegaan, mits de bouwvergunning is aangevraagd binnen 2 jaar nadat het bouwwerk is tenietgegaan.

b.         Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2, onder a ten behoeve van vergroting van horizontale en verticale afmetingen die niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte respectievelijk hoogte.

c.         Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van de termijn genoemd in lid 2, onder a sub II voorzover dit vanwege een terzake dienende civielrechtelijke procedure noodzakelijk is.

 


Artikel 29          Strafbepaling

 

Overtreding van het bepaalde in:

-           artikel 18 lid 5,

-           artikel 20 lid 5,

-           artikel 21 lid 1,

worden hierbij aangeduid als een strafbaar feit en daarmee als economisch delict als bedoeld in artikel 1a, onder 2o van de Wet op de economische delicten.

 


Artikel 30          Titel

 

Dit plan kan worden aangehaald onder de titel:

 

                        Bestemmingsplan Zuidwest deelgebied 1 (Voorhof)


BIJLAGEN

 


BIJLAGE 1:       Figuur 1

BIJLAGE 1:       Figuur 2

 

 

 

 

 



BIJLAGE 2:       LIJST VAN BEDRIJFSTYPEN

 

In de Lijst van Bedrijfstypen (LvB) is aan de typen bedrijven een categorie toegekend.
Onderstaande tabel geeft de afstand aan die tussen de categorieën en milieugevoelige bestemmingen in acht moet worden genomen per gebiedstypen. Een x staat voor: zonder meer toegestaan, (x) wil zeggen onder voorwaarden en een M staat voor maatbestem­ming. Het plangebied valt onder Woonwijk 2 met uitzondering van de noordoostkwadrant van het plangebied (begrensd door Industriestraat, Rontgenweg, Hermesstraat en Gildesstraat) die onder Woonwijk 1 valt.

 

 

Categorie→

Gebiedstypen

1

0 meter

2

0 meter

3.1

30 meter

3.2

50 meter

4

100-200 m

5

 

Binnenstad

X

X

(X)

M

M

-

Woonwijk 1

X

X

(X)

M

-

-

Woonwijk 2

X

(X)

-

-

-

-

Voorzieningenwijken

X

X

(X)

M

M

-

Bedrijventerrein 1

X

X

X

X

(X)

M

Bedrijventerrein 2

X

X

X

(X)

(X)

-

Buitengebied

X

X

M

M

-

-

Hoofdinfrastructuur

X

X

(X)

(X)

-

-