voorschriften deel
uitmakende van het bestemmingsplan |
Noordwest,
deelgebied 2 |
|
PLANKAART: RO
13-21-03 |
|
|
|
26 september 2006 met
wijzigingen raad |
|
HOOFDSTUK I ALGEMENE
BEPALINGEN
HOOFDSTUK II BESTEMMINGEN EN GEBRUIK..
Artikel 6 Maatschappelijke
doeleinden
Artikel 10 Motorbrandstoffenverkooppunt
Artikel 14 Verkeersdoeleinden
1
Artikel 15 Verkeersdoeleinden
2
Artikel 17 Waterkeringsdoeleinden
(medebestemming)
Artikel 18 Leidingen
(medebestemming)
Artikel 19 Archeologisch
waardevol gebied (medebestemming)
Artikel 20 Cultuurhistorisch
waardevolle bebouwing (medebestemming)
HOOFDSTUK III OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 21 Gebruik
van gronden en bouwwerken
Artikel 24 Bestaande
afstanden en andere maten
Artikel 25 Algemene
vrijstellingsbevoegdheid ten behoeve van geringe afwijkingen
Artikel 26 Algemene
wijzigingsbevoegdheid
Artikel 28 Algemeen
procedurevoorschrift
Artikel 28 Overgangsbepalingen
BIJLAGE 2 Lijst van
Bedrijfstypen
In deze
voorschriften wordt verstaan onder:
1.
het plan:
het bestemmingsplan Noordwest, deelgebied 2 van de gemeente Delft;
2.
de kaart:
de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 1 blad, waarop de
bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;
3.
aan- en
uitbouw:
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw van maximaal één bouwlaag,
vermeerderd met 0,4 meter op de begane grond dat in bouwkundig opzicht te
onderscheiden is van het hoofdgebouw;
4.
aan-huis-gebonden
beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt
uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en
dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met een woonfunctie in
overeenstemming is;
5.
archeologisch
onderzoek:
onderzoek verricht door of
namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;
6.
balkon:
open buitenruimte met balustrade uitkragend aan verdieping van
aangrenzend hoofdgebouw;
7.
bebouwingspercentage
de grondoppervlakte van de bebouwing, uitgedrukt in een percentage van
de oppervlakte van het bouwvlak.
8.
bedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen van producten zoals genoemd in de Lijst van Bedrijfstypen, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorziening, dienstverlening, hotel of horeca;
9.
beroeps-
c.q. bedrijfsoppervlakte:
het totale vloeroppervlakte van een ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieve ruimten;
10.
bestemmingsgrens:
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een
bestemmingsvlak;
11.
bestemmingsvlak:
een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
12.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
13.
bouwgrens:
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van het bouwvlak;
14.
bouwlaag:
een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf geschikt, deel van een gebouw met uitsluiting van een kap en met een maximale hoogte van 4,00 meter; de maximale hoogte van een halve bouwlaag bedraagt 1,5 meter;
15.
bouwvlak:
een op de kaart aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;
16.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
17.
bijbehorende
voorzieningen:
voorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming zoals parkeren, groen en ontsluitingswegen; voorzieningen zoals horeca en detailhandel worden alleen aangemerkt als ondergeschikt indien zij niet meer dan 15% van het totale gebruiksoppervlakte van de hoofdbestemming met een maximum van 250 m².
18.
bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ten dienste staat van de in het bijbehorende hoofdgebouw toegelaten functies;
19.
bruto
vloeroppervlak (bvo)
het totale gebouwde vloeroppervlak dat wordt gebruikt voor wonen,
kantoren, bedrijven, detailhandel, dienstverlening, horeca en maatschappelijke
voorzieningen;
20.
het
college:
het college van burgemeester en wethouders;
21.
cultuurhistorische
waarde:
de aan een bouwwerk, gebied of element toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt;
22.
dakopbouw:
een geheel of gedeeltelijk toegevoegde bouwlaag op een gebouw gelegen boven de goot;
23.
dakterras:
een buitenruimte, gelegen op een
hoofdgebouw of een aan- of uitbouw voorzien van een afscheiding;
24.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
25.
dienstverlening:
het aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasserettes en instellingen inzake welzijn en gezondheid;
26.
discotheek:
een bedrijf met als hoofddoel het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen in combinatie met het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse;
27.
erker
een uitbouw aan de voorzijde op
de begane grond van een hoofdgebouw waarvan de breedte niet meer bedraagt dan
tweederde van de voorgevel, de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van
de aangrenzende bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;
28.
figuur 1 en
2:
de figuren, die onderdeel uitmaken van de voorschriften;
29.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
30.
hoofdgebouw:
een gebouw, op een bouwperceel dat door zijn constructie of afmetingen
dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
31.
horeca:
een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van drank- en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder in ieder geval worden verstaan, restaurants, lunchrooms, snackbars en hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven met uitsluiting van hotels en discotheken;
32.
hotel:
een horecabedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bieden van
overnachtingsmogelijkheden waarbij het verstrekken van drank en etenswaren
hoofdzakelijk functieondersteunend is;
33.
kantoor:
een bedrijf dat niet op het publiek gericht is en dat zich richt op
administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;
34.
kap:
een gesloten, voornamelijk
hellende bovenbeëindiging van een gebouw bestaande uit tenminste twee
niet-horizontale vlakken met een helling van maximaal 55° en een maximum hoogte
van 4,00 meter;
35.
kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
36.
Lijst van
Bedrijfstypen:
de Lijst van Bedrijfstypen die onderdeel uitmaakt van deze
voorschriften, hierna genoemd LvB;
37.
maatschappelijke
voorzieningen:
voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;
38.
nutsvoorzieningen:
voorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
39.
peil:
a. voor
gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van
de weg ter plaatste van de hoofdtoegang;
b. in
andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
40.
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
41.
slootbodem
bodem van watergang zoals gedefinieerd in de legger van het hoogheemraadschap Delfland;
42.
wegmeubilair:
bouwwerken, geen gebouw zijnde, van beperkte omvang en beperkte
ruimtelijke uitstraling ten behoeve van de bestemming verkeersdoeleinden en
openbaar groen;
43.
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor huisvesting van één
afzonderlijke huishouding;
44.
woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Bij de toepassing
van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
1. de goothoogte van een
gebouw:
a. de afstand van peil tot snijpunt van
gevelvlak en dakvlak;
b. tot
de goothoogte van hoofdgebouwen wordt niet meegerekend: kapvormige bouwdelen
of rechte bouwdelen hoger dan de in sub a toegelaten goothoogte maar vallend
binnen het profiel van een denkbeeldige kap conform figuur 1 tenzij het
bebouwingsvlak op de plankaart is gemarkeerd met een *;
c. afhankelijk
van de aanduiding op de kaart wordt de goothoogte berekend in bouwlagen (L) dan
wel in meters.
2.
de bouwhoogte
van een gebouw:
de afstand tussen het peil en de bovenkant
van een gebouw met uitzondering van antennes, kleine liftkokers, schoorstenen
en andere ondergeschikte bouwdelen.
3. de breedte, de lengte
of de diepte van een gebouw:
de afstand tussen (de lijnen getrokken door)
de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
4. de bouwhoogte van een
bouwwerk, geen gebouw zijnde:
de afstand tussen het hoogste punt van het
bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand
gemeten.
5. de oppervlakte van
een gebouw:
de oppervlakte van de grond die in beslag
wordt genomen door de verticale projectie van een bouwwerk, gemeten tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of hartlijnen van de scheidingsmuren.
6. de hoogte van balkon-
en terrasafscheidingen:
de hoogte van balkon- en terrasafscheidingen
wordt gemeten vanaf de bovenkant van de bebouwing waarop de afscheiding is
geplaatst.
Gronden op de kaart aangewezen voor WOONDOELEINDEN zijn bestemd voor:
a.
wonen en in samenhang
daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten uit categorie 1 van de LvB;
met dien te verstande dat:
I. ter plaatse van de aanwijzing (k) op de begane grond tevens kantoren zijn toegestaan;
II. ter plaatse van de aanwijzing (p) op de begane grond uitsluitend parkeren is toegestaan.
Onder de uitoefening van
aan-huis-gebonden beroepen in samenhang met wonen wordt verstaan het gebruik
van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en/of
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voorzover:
a. het bruto vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en/of praktijkruimten (en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten) niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen;
b. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimten (en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten) in parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel.
In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. bebouwing boven goothoogte is slechts toegestaan binnen het profiel als opgenomen in figuur 1 tenzij het bebouwingsvlak op de plankaart is aangewezen met een *;
b. ter plaatse van de aanwijzing + mag het denkbeeldige kapprofiel van een dwarskap in figuur 1 worden overschreden door een borstwering van maximaal 1 meter hoogte aan de zijmuren” conform het profiel in figuur 2;
c. dakkapellen zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;
d. een dakkapel mag maximaal een derde bedragen van de oppervlakte van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst;
e. de op de kaart aangegeven maximale goothoogte van de hoofdgebouwen mag worden overschreden door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrassenafscheidingen mits zij binnen het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit in figuur 1 is gedefinieerd;
f. de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur 1 mag maximaal 4 meter bedragen en de hellingshoek van de denkbeeldige kapprofiel maximaal 55°;
g. de hoogte van de dakterrasafscheidingen mag maximaal 1,5 meter bedragen;
I. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van :
a. het bepaalde in lid 1 onder a om de aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten uit categorie 2 van de LvB mogelijk te maken met uitzondering van bedrijven die in de LvB een kader om de categorie hebben;
b. het bepaalde in lid 1 onder a om aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toe te laten die niet genoemd worden in de LvB.
II. Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstelling indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 en indien de kwaliteit van leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, groen, mobiliteit en economisch functioneren.
I. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van:
a. het bepaalde in lid 3 onder c voor het plaatsen van dakkapellen in het dakvlak aan de zij- en voorgevelzijde van het hoofdgebouw;
b. het bepaalde in lid 3 onder e voor het plaatsen van dakopbouwen buiten het denkbeeldige kapprofiel aan de achterzijde, waarvan de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel, zie figuur 1;
c. het bepaalde in lid 3 onder e voor het plaatsen van dakterrasafscheidingen buiten het denkbeeldige kapprofiel aan de achterzijde, waarvan de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,5 meter, zie figuur 1.
II. Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstellingen indien de gebruiksmogelijkheden en verblijfskwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan:
a. de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen;
b. de
privacy;
c. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft het straatbeeld: de samenhang van gootlijn, noklijn en kapprofiel.
Gronden op de kaart aangewezen voor KANTOORDOELEINDEN zijn bestemd voor kantoren uit categorie 1 van de LvB en bijbehorende voorzieningen.
De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van
bedrijfsactiviteiten die niet op het publiek gericht zijn en die zich richten
op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden.
In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend
bouwwerken worden gebouwd waarbij met inachtneming van de volgende bepalingen:
a.
bebouwing boven goothoogte is slechts toegestaan binnen
het profiel als opgenomen in figuur 1 tenzij het bebouwingsvlak op de plankaart
is aangewezen met een *;
b.
dakkapellen
zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;
c.
een dakkapel
mag maximaal een derde bedragen van de oppervlakte van het dakvlak waarin hij
wordt geplaatst;
d.
de op de kaart aangegeven maximale goothoogte van de
hoofdgebouwen mag worden overschreden door vergrotingen van het hoofdgebouw en
dakterrassenafscheidingen mits zij binnen het denkbeeldige kapprofiel passen,
zoals dit in figuur 1 is gedefinieerd;
e. de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur 1 mag maximaal 4 meter bedragen en de hellingshoek van de denkbeeldige kapprofiel maximaal 55°;
f. de hoogte van de dakterrasafscheidingen mag maximaal 1,5 meter bedragen.
I. Het college is bevoegd vrijstelling te
verlenen van:
a. het
bepaalde in lid 1 om kantoren vallend binnen categorie 2 van de LvB
mogelijk te maken;
b. het bepaalde in lid 1 om kantoren
toe te laten die niet genoemd worden in de LvB.
II. Het college verleent de in dit lid
genoemde vrijstelling indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op
de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de
aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot
categorie 1 en indien de kwaliteit van leefomgeving niet nadelig wordt
beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid,
groen, mobiliteit en economisch functioneren.
I. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van:
a. het bepaalde in lid 3 onder b voor het plaatsen van dakkapellen in het dakvlak aan de zij- en voorgevelzijde van het hoofdgebouw;
b. het bepaalde in lid 3 onder d voor het plaatsen van dakopbouwen buiten het denkbeeldige kapprofiel aan de achterzijde, waarvan de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel, zie figuur 1;
c. van het bepaalde in lid 3 onder d voor het plaatsen van een dakterrasafscheiding buiten het denkbeeldig kapprofiel, waarvan de hoogte maximaal 1,5 meter mag bedragen, zie figuur 1.
II. Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstellingen indien de gebruiksmogelijkheden en verblijfskwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan:
a. de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen;
b. de privacy;
c. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft het straatbeeld: de samenhang van gootlijn, noklijn en kapprofiel.
Gronden
op de kaart aangewezen voor BEDRIJFSDOELEINDEN zijn bestemd voor:
en bijbehorende voorzieningen
met dien verstande dat seksinrichtingen en bedrijven zoals bedoeld in
artikel 41 Wet geluidhinder en artikel 2.4 Inrichtingen en Vergunningen Besluit
behorende bij de Wet milieubeheer niet zijn toegestaan.
Deze
gronden mogen uitsluitend gebruikt worden voor bedrijfsactiviteiten die gericht
zijn op het vervaardigen van producten zoals genoemd in de LvB, niet zijnde
detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, hotel
en horeca, tenzij detailhandel middels een aanduiding is toegestaan.
In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend
bouwwerken worden gebouwd waarbij met inachtneming van de volgende bepalingen:
I. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van :
a. het bepaalde in lid 1 sub a om bedrijven uit categorie 2 van de LvB mogelijk te maken;
b. het bepaalde in lid 1 sub b om bedrijven uit categorie 3.1 van de LvB mogelijk te maken;
c. het bepaalde in lid 1 om bedrijven toe te laten die niet genoemd worden in de LvB;
II. Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstelling indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 (of 2 bij lid 4 sub b) en indien de kwaliteit van leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, groen, mobiliteit en economisch functioneren.
Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid
1 voor het uitoefenen van een seksinrichting, met in achtneming van de volgende
bepalingen:
a. binnen
het gehele gemeentelijke grondgebied zijn maximaal 2 seksinrichtingen
toegestaan;
b. binnen
een straal van 250 meter vanaf NS-stations en binnen een straal van 50 meter
vanaf gebedshuizen en scholen zijn seksinrichtingen niet toegestaan;
c. de
afstand tussen de seksinrichting en de dichtstbijzijnde woning van een derde
dient minimaal 10 meter te bedragen;
d. de
onderlinge afstand tussen de 2 seksinrichtingen dient minimaal 50 meter te
bedragen;
e. ten
behoeve van de seksinrichting dient in voldoende mate in parkeergelegenheid
voor de bezoekers te zijn voorzien;
f. een
seksinrichting in de vorm van een raamprostitutiebedrijf is niet toegestaan.
6. Vrijstellingsbevoegdheden
dakkapellen, dakopbouwen en dakterrassen
I. Het college
is bevoegd vrijstelling te verlenen van:
a. het bepaalde in lid 3 onder b voor
het plaatsen van dakkapellen in het dakvlak aan de zij- en voorgevelzijde van het hoofdgebouw;
b. het bepaalde in lid 3 onder d voor het
plaatsen van dakopbouwen buiten het denkbeeldige kapprofiel aan de achterzijde,
waarvan de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de nokhoogte van het
denkbeeldige kapprofiel, zie figuur 1;
c. van het
bepaalde in lid 3 onder d voor het plaatsen van een dakterrasafscheiding
buiten het denkbeeldig kapprofiel, waarvan de hoogte maximaal 1,5 meter mag
bedragen, zie figuur 1.
II. Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstelling indien de gebruiksmogelijkheden en verblijfskwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan:
a. de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen;
b. de privacy;
c. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft het straatbeeld: de samenhang van gootlijn, noklijn en kapprofiel.
Gronden op de kaart aangewezen voor MAATSCHAPPELIJKE DOELEINDEN zijn
bestemd voor
a. maatschappelijke voorzieningen en ondersteunende horeca uit categorie 1 van de LvB met uitzondering van voorzieningen die in de LvB een kader om de categorie hebben;
b. ter plaatse van de aanduiding I tevens voor kattenasiel, SBI code 9305;
c.
ter plaatse
van de aanduiding II tevens voor kwekerij van niet giftige reptielen, SBI code 0125.6, 2 bedrijfswoningen en maximaal 350 m² logies ten
dienste van de hoofdfunctie;
d.
ter plaatse
van de aanduiding (w) tevens woningen zijn toegestaan;
en bijbehorende voorzieningen.
Onder maatschappelijke voorzieningen
wordt verstaan het gebruik ten behoeve van:
a.
onderwijs;
b.
sociaal-medische
voorzieningen;
c.
sociaal-culturele
voorzieningen;
d.
levensbeschouwelijke
voorzieningen;
e.
sport en
sportieve recreatie;
f.
voorzieningen
ten behoeve van openbare dienstverlening;
g.
tevens ter plaatse van de aanwijzing II een kwekerij
van niet giftige reptielen met een oppervlak van maximaal 450 m², maximaal twee inpandige
bedrijfswoningen en logies ten dienste van de hoofdfunctie met een maximaal
oppervlak van 350 m².
3. Bouwvoorschriften
In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend
bouwwerken worden gebouwd waarbij met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. bebouwing boven goothoogte is slechts toegestaan binnen het profiel als opgenomen in figuur 1 tenzij het bebouwingsvlak op de plankaart is aangewezen met een *;
b. dakkapellen zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;
c. een dakkapel mag maximaal een derde bedragen van de oppervlakte van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst;
d. de op de kaart aangegeven maximale goothoogte van de hoofdgebouwen mag worden overschreden door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrassenafscheidingen mits zij binnen het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit in figuur 1 is gedefinieerd;
e. de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur 1 mag maximaal 4 meter bedragen en de hellingshoek van de denkbeeldige kapprofiel maximaal 55°;
f.
de hoogte van de dakterrasafscheidingen mag maximaal
1,5 meter bedragen;
g.
buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak is het
bouwen van (fietsen)bergingen toegestaan met een maximaal oppervlak van 25% van
het niet te bebouwen bestemmingsvlak.
4. Vrijstellingsbevoegdheden
LvB
I. Het college is bevoegd vrijstelling te
verlenen van:
a. het bepaalde in lid 1 om de
maatschappelijke voorzieningen uit categorie 2 van de LvB toe te laten met
uitzondering van voorzieningen die in de LvB een kader om de categorie hebben;
b. het bepaalde in lid 1 om
maatschappelijke voorzieningen uit categorie 2 van de LvB toe te laten die niet
genoemd worden in de LvB.
II. Het college verleent de in dit lid
genoemde vrijstelling indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op
de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de
aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot
categorie 1 en indien de kwaliteit van leefomgeving niet nadelig wordt
beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid,
groen, mobiliteit en economisch functioneren.
5. Vrijstellingsbevoegdheden dakkapellen, dakopbouwen en dakterrassen
I Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van:
a. het bepaalde in lid 3 onder b voor het plaatsen van dakkapellen in het dakvlak aan de zij- en voorgevelzijde van het hoofdgebouw;
b. het bepaalde in lid 3 onder d voor het plaatsen van dakopbouwen buiten het denkbeeldige kapprofiel aan de achterzijde, waarvan de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel, zie figuur 1;
c. van het bepaalde in lid 3 onder d voor het plaatsen van een dakterrasafscheiding buiten het denkbeeldig kapprofiel, waarvan de hoogte maximaal 1,5 meter mag bedragen, zie figuur 1.
II. Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstellingen indien de gebruiksmogelijkheden en verblijfskwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan:
a. de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen;
b. de privacy;
c. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft het straatbeeld: de samenhang van gootlijn, noklijn en kapprofiel.
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor BIJZONDERE HORCEA zijn bestemd voor:
a. horeca uit categorie 2 van de LvB, met uitzondering van bedrijven die in de LvB een kader om de categorie hebben;
b. onderwijs- en sociaal-culturele voorzieningen;
en bijbehorende voorzieningen.
2. Gebruiksvoorschriften
De gronden mogen uitsluitend worden gebruikt door:
a.
een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op
het verstrekken van drank- en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te
worden, waaronder in ieder geval worden verstaan restaurants, lunchrooms,
snackbars en hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven;
b. onderwijs- en sociaal-culturele voorzieningen;
c. met dien te verstande dat maximaal 600 m² b.v.o. ten behoeve van horeca is toegestaan.
3. Bouwvoorschriften
In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. bebouwing boven goothoogte is slechts toegestaan binnen het profiel als opgenomen in figuur 1 tenzij het bebouwingsvlak op de plankaart is aangewezen met een *;
b. dakkapellen zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;
c. een dakkapel mag maximaal een derde bedragen van de oppervlakte van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst;
d. de op de kaart aangegeven maximale goothoogte van de hoofdgebouwen mag worden overschreden door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrassenafscheidingen mits zij binnen het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit in figuur 1 is gedefinieerd;
e. de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur 1 mag maximaal 4 meter bedragen en de hellingshoek van de denkbeeldige kapprofiel maximaal 55°;
f. de hoogte van de dakterrasafscheiding mag maximaal 1,5 meter bedragen.
4. Vrijstellingsbevoegdheden dakkapellen, dakopbouwen en dakterrassen
I. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van:
a. het bepaalde in lid 3 onder b voor het plaatsen van dakkapellen in het dakvlak aan de zij- en voorgevelzijde van het hoofdgebouw;
b. het bepaalde in lid 3 onder d voor het plaatsen van dakopbouwen buiten het denkbeeldige kapprofiel aan de achterzijde, waarvan de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel, zie figuur 1;
c. van het bepaalde in lid 3 onder d voor het plaatsen van een dakterrasafscheiding buiten het denkbeeldig kapprofiel, waarvan de hoogte maximaal 1,5 meter mag bedragen, zie figuur 1.
II. Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstellingen indien de gebruiksmogelijkheden en verblijfskwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan:
a. de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen;
b. de privacy;
c. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft het straatbeeld: de samenhang van gootlijn, noklijn en kapprofiel.
Gronden op de kaart aangewezen voor GARAGES zijn bestemd voor de stalling van motorvoertuigen.
Onder stalling is uitsluitend begrepen het stallen van motorvoertuigen.
Op deze gronden mogen ten behoeve van de
bestemming bouwwerken worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.
Gronden op de kaart aangeduid als NUTSVOORZIENINGEN zijn bestemd voor voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut.
2. Gebruiksvoorschriften
Onder voorzieningen van openbaar nut worden verstaan voorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
3. Bouwvoorschriften
In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd waarvan de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen, tenzij op de plankaart anders is aangegeven.
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor MOTORBRANDSTOFFENVERKOOPPUNT zijn bestemd voor:
a. detailhandel en opslag van motorbrandstoffen exclusief LPG;
b. overige detailhandel met een bruto oppervlak van 125 m²;
en bijbehorende voorzieningen.
2. Bouwvoorschriften
In en op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemming bouwwerken worden opgericht met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van de gebouwen maximaal 4 meter bedraagt;
b. de bouwhoogte van de overkappingen maximaal 8 meter mag bedragen;
c. de bouwhoogte van de terreinafscheidingen maximaal 2 meter mag bedragen;
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde maximaal 10 meter mag bedragen.
Gronden op de kaart aangewezen
voor TUIN zijn bestemd voor tuin.
De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden voor tuin en activiteiten
ten dienste van de bestemming van de op de aangrenzende gronden gelegen
hoofdgebouwen conform de in dit plan gegeven voorschriften met dien verstande
dat:
a.
aan- en
uitbouwen gebruikt mogen worden conform de gebruiksvoorschriften van de
aangrenzende hoofdbebouwing;
b.
bijgebouwen
slechts gebruikt mogen worden voor stalling en berging van niet voor handel en
distributie bestemde goederen;
c.
ter plaatse
van de aanwijzing (p) uitsluitend op de begane grond uitsluitend parkeren is
toegestaan.
I. In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. bijgebouwen en aan- en uitbouwen;
b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van dakterrassen en balkons;
c. ter plaatse van de aanwijzing “overbouwing” is de bouw van maximaal één bouwlaag toegestaan.
II. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
a. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag maximaal 50% van de bij het hoofdgebouw behorende gronden met bestemming TUIN bedragen, met dien verstande dat in ieder geval ten minste 15 m² is toegestaan;
b. het gezamenlijk oppervlak van gebouwen in de tuin mag maximaal 60 m² bedragen met dien verstande dat het maximale oppervlakte aan bijgebouwen nooit meer mag bedragen dan 30 m²;
c. de bouwhoogte van de bijgebouwen mag maximaal 3 meter bedragen;
d. de diepte van een aan- en uitbouw mag maximaal 2,5 meter bedragen, met dien verstande dat de diepte van een aan- en uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw maximaal 3 meter mag bedragen;
e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal de hoogte van de aangrenzende bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0,4 meter;
f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen;
g. de bouwwerken dienen op een afstand van minimaal 8 meter uit het hart van de stam van de op de plankaart aangegeven monumentale boom te worden opgericht.
I. Het college is bevoegd vrijstelling te
verlenen van:
a.
het bepaalde
in lid 3 sub I onder b voor het bouwen van dakterras op aan- en uitbouwen
met een dakterrasafscheiding van maximaal 1,5 meter hoogte;
b. het bepaalde in lid 3 sub I onder b voor het bouwen van een balkon met een balkonafscheiding van maximaal 1,5 meter hoogte;
c. het bepaalde in lid 3 sub II onder e voor het bouwen van aan- en uitbouwen met een hoogte van 2.5 L indien het hoofdgebouw een souterrain heeft .
II. Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstellingen indien de gebruiksmogelijkheden en verblijfskwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan:
a.
de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of
tuinen;
b. de privacy;
c. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft het straatbeeld.
I. Het is verboden binnen de afstand van minimaal 8 meter uit het hart van de stam van een op de plankaart aangegeven monumentale boom zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
c. het aanleggen van halfverharde paden en wegen;
d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
e. het aanbrengen van drainage;
f. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
II. Het verbod als bedoeld in lid 5, onder I, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning.
Gronden op de kaart aangewezen voor VOORTUIN zijn bestemd voor open ruimte en erf.
De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden voor tuin en activiteiten ten dienste van de bestemming van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen met dien verstande dat
a.
ter plaatse van de aanwijzing (p), ten minste 1
parkeerplaats per woning gerealiseerd dient te worden en
b.
uitsluitend ter plaatse van de aanwijzing (e) erkers
gebruikt mogen worden conform de gebruiksvoorschriften van de aangrenzende
hoofdbebouwing.
In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. erfafscheidingen met een maximale hoogte van 1 meter;
b. ter plaatse van de aanwijzing (e) een erker, waarvan de breedte niet meer bedraagt dan tweederde van de voorgevel, de diepte maximaal 1,2 meter mag bedragen, de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de aangrenzende bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw vermeerderd met 0,4 meter en waarbij een vrije ruimte tot de bestemmingsgrens van minimaal 1 meter resteert;
met dien verstande dat de bouwwerken op een afstand van minimaal 8 meter uit het hart van de stam van de op de plankaart aangegeven monumentale boom dienen te worden opgericht.
c. bestaande trappen mogen worden gehandhaafd en uitsluitend in voortuinen grenzend aan woningen met de aanwijzing + mogen luifels boven voordeuren worden gebouwd met een maximale breedte van 0,60 meter, gemeten uit de voorgevel.
I. Het is verboden binnen de afstand van minimaal 8 meter uit het hart van de stam van een op de plankaart aangegeven monumentale boom zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ontgronden, graven, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
c. het aanleggen van halfverharde paden en wegen;
d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
e. het aanbrengen van drainage;
f. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
II. Het verbod als bedoeld in lid 4, onder I, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens verleende aanlegvergunning.
Het college is bevoegd een vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3 voor een berging van scootmobielen indien:
a. Het niet mogelijk is deze voorziening inpandig te realiseren, dan wel in de bestemming TUIN, zodanig dat deze bereikbaar is vanaf de openbare weg;
b. De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,6 meter;
c. Het totale bebouwingsoppervlak niet meer bedraagt dan maximaal 6 m².
Gronden op de kaart aangewezen voor OPENBAAR GROEN zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. onder peil gelegen leidingen ten
behoeve van nutsvoorzieningen.
De gronden bestemd voor openbaar groen mogen uitsluitend gebruikt worden voor:
a. groenvoorzieningen, recreatieve voorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, langzaam verkeersroutes en water;
b. uitsluitend voor groenstructuren, natuurvriendelijke oevers, water en recreatieve langzaam verkeersroutes met een maximale breedte van 2 meter ter plaatse van de aanwijzing (ecologische zone);
c. speelvoorzieningen ter plaatse van de aanwijzing (s).
In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat
a. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, het maximum geldt als bepaald in artikel 27;
b. fietstrommels alleen zijn toegestaan indien:
I. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,5 meter, de breedte niet meer bedraagt dan 2,2 meter en de diepte niet meer bedraagt dan 2,4 meter;
II. de fietstrommels solitair staan dan wel maximaal eenmaal zijn geschakeld;
III. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden.
Gronden
op de kaart aangewezen voor VERKEERSDOELEINDEN 1 zijn bestemd voor:
a. verblijfs- en verkeersruimte;
b. onder peil gelegen leidingen ten
behoeve van nutsvoorzieningen.
De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van verblijfs- en verkeersvoorzieningen met de daarbij behorende verhardingen alsmede voor groenvoorzieningen, water, kunstwerken en nutsvoorzieningen.
In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat:
a. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde het maximum geldt als bepaald in artikel 27;
b. fietstrommels alleen zijn toegestaan indien:
I. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,5 meter, de breedte niet meer bedraagt dan 2,2 meter en de diepte niet meer bedraagt dan 2,4 meter;
II. de fietstrommels solitair staan dan wel maximaal eenmaal zijn geschakeld;
III. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden.
Gronden op de kaart aangewezen voor VERKEERSDOELEINDEN 2 zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de Hoornseweg een hoofdrijbaan met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstroken en waarbij voor het aantal rijstroken opstelstroken en parallelwegen niet worden meegerekend;
b. ter plaatse van de Provincialeweg een hoofdrijbaan met ten hoogste 2x2 doorgaande rijstroken en waarbij voor het aantal rijstroken opstelstroken en parallelwegen niet worden meegerekend;
c. ter plaatse van de Reinier de Graafweg een hoofdrijbaan met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstroken en waarbij voor het aantal rijstroken opstelstroken en parallelwegen niet worden meegerekend;
d. ter plaatse van de Westlandseweg in oost-west richting een hoofdrijbaan met ten hoogste 2x2 doorgaande rijstroken en waarbij voor het aantal rijstroken opstelstroken en parallelwegen niet worden meegerekend;
e. ter plaatse van de Westlandseweg in noord-zuid richting een hoofdrijbaan met ten hoogste 2x2 doorgaande rijstroken en waarbij voor het aantal rijstroken opstelstroken en parallelwegen niet worden meegerekend;
f. verblijfs- en verkeersruimte;
g. onder peil gelegen leidingen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van verkeersvoorzieningen met de daarbij behorende verhardingen, voor groenvoorzieningen, water, kunstwerken, geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen alsmede
a. ter plaatse van de aanwijzing (o) voor de opslag van goederen alsmede voor (oefen)ruimte voor musici;
b. ter
plaatse van de aanwijzing ecologische zone tevens voor een ecologische
verbinding groenstructuren, natuurvriendelijke oevers en water.
In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a.
voor wat betreft de hoogte van de bouwwerken, geen
gebouw zijnde, geldt het bepaalde in artikel 27;
b. fietstrommels alleen zijn toegestaan indien:
I. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,5 meter, de breedte niet meer bedraagt dan 2,2 meter en de diepte niet meer bedraagt dan 2,4 meter;
II. de fietstrommels solitair staan dan wel maximaal eenmaal zijn geschakeld;
III. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden.
Gronden op de kaart aangewezen voor WATER zijn bestemd voor:
a. de waterhuishouding in samenhang met
waterrecreatie;
b. 1,30 meter onder slootbodem gelegen
leidingen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden voor wateraanvoer en -afvoer en waterberging alsmede voor de waterrecreatie en de binnenscheepvaart met bijbehorende voorzieningen zoals bruggen, duikers, kades, taluds en beschoeiingen;
en ter plaatse van de aanwijzing (ecologische zone) tevens voor groenstructuren, natuurvriendelijke oevers, water en recreatieve langzaam verkeersroutes met een maximale breedte van 2 meter.
In, op en boven deze gronden mogen ten dienste van de bestemming
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, steigers en
bruggen ten behoeve van de toegang tot naastgelegen gronden daaronder begrepen,
waarvan de hoogte maximaal 4 meter mag bedragen.
a. Gronden op de kaart aangewezen voor WATERKERINGSDOELEINDEN (medebestemming) zijn primair bestemd voor waterkering en de bijbehorende voorzieningen;
b. deze gronden zijn secundair bestemd voor de andere op de plankaart aangegeven bestemmingen.
De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten dienste van de in lid 1 vermelde doeleinden.
In en op deze gronden mogen
worden gebouwd:
a.
ten behoeve van de primaire bestemming
waterkeringsdoeleinden uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde met een
maximum bouwhoogte van 4 meter;
b.
bouwwerken ten
behoeve van de secundaire bestemmingen zijn op deze gronden slechts
toelaatbaar, indien daarvoor vrijstelling door het college is verleend. Het
college is bevoegd vrijstelling te verlenen indien het belang van waterkeringen
niet onevenredig wordt geschaad. De bouwwerken dienen te voldoen aan de
bouwvoorschriften, zoals opgenomen in de voorschriften behorende bij de
secundaire bestemmingen.
Alvorens
omtrent het verlenen van vrijstelling ten behoeve van de secundaire bestemming
te beslissen, wint het college schriftelijk advies in bij de beheerder van de
waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang
van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.
Gronden op de kaart aangewezen voor LEIDINGEN zijn primair bestemd voor:
a. binnen een afstand van 5 meter van de medebestemming: een watertransportleiding, diameter 680 mm;
b. binnen een afstand van 5 meter van de medebestemming: een rioolwaterpersleiding, diameter 400 mm;
c. binnen een afstand van 5 meter van de medebestemming: een rioolwaterpersleiding, diameter 1400 mm;
d. de gronden zijn secundair bestemd voor de andere op de plankaart aangegeven bestemmingen.
De gronden mogen uitsluitend worden gebruikt ten dienste van de in lid 1 vermelde doeleinden.
In en op de gronden mogen worden gebouwd:
a. ten behoeve van de primaire bestemming
LEIDINGEN uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximum
bouwhoogte van 2,5 meter;
b. bouwwerken ten behoeve van de secundaire bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor vrijstelling door het college is verleend. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen indien het belang van de leidingen niet onevenredig wordt geschaad. De bouwwerken dienen te voldoen aan de bouwvoorschriften, zoals opgenomen in de voorschriften behorend bij de secundaire bestemming.
Alvorens omtrent het verlenen van een vrijstelling ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, wint het college schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad.
I. Het is verboden op en in de gronden met de bestemming LEIDINGEN zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college (aanlegvergunning) de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
e. diepploegen;
f. het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
II. Het verbod als bedoeld in lid 5, onder I, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning.
III. De werken of werkzaamheden als bedoeld
in lid 5, onder I, zijn slechts toelaatbaar voorzover het leidingbelang
hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.
Alvorens omtrent het verlenen
van een aanlegvergunning te beslissen, wint het college schriftelijk advies in
bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de uitvoering
van de voorgenomen werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet
onevenredig worden geschaad.
a. Gronden op de kaart aangewezen voor ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED (medebestemming) zijn primair bestemd voor de bescherming van en het onderzoek naar archeologische waarden.
b. deze gronden zijn secundair bestemd voor de andere op de plankaart aangegeven bestemmingen.
I. De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten dienste van de in lid 1 sub a vermelde doeleinden. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen, indien het belang van het archeologisch waardevol gebied niet onevenredig wordt geschaad.
II. Vrijstelling is niet vereist, indien:
a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
III. De bouwwerken dienen te voldoen aan de gebruiksvoorschriften, zoals opgenomen in de voorschriften behorend bij de secundaire bestemming.
I. Op deze gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de secundaire bestemmingen slechts toelaatbaar, indien daarvoor vrijstelling door het college is verleend. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen indien het belang van het archeologisch waardevol gebied niet onevenredig wordt geschaad.
II. Vrijstelling is niet vereist, indien:
a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
III. De bouwwerken dienen te voldoen aan de bouwvoorschriften, zoals opgenomen in de voorschriften behorend bij de secundaire bestemming.
Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, wint het college schriftelijk advies in bij de gemeentelijke archeoloog, omtrent de vraag of door de voorgenomen bouw- en gebruiksactiviteiten het belang van de archeologische waarden niet onevenredig wordt geschaad. Op basis van archeologisch onderzoek dient aangetoond te zijn dat de betreffende archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Bij negatief advies van de gemeentelijke archeoloog kan een vrijstelling slechts worden verleend, nadat van gedeputeerde staten een verklaring van geen bezwaar is ontvangen.
I. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college (aanlegvergunning) de volgende werken, geen gebouw zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. grondwerken dieper dan 80 cm, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
b. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
e. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
II. Het verbod als bedoeld in lid 5 onder I is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning;
d. archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht;
e. betrekking hebben op gronden, waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
f. betrekking hebben op het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover daarvoor een bouwvergunning is vereist.
III. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5 onder I zijn slechts toelaatbaar voorzover de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad, hetgeen mede op basis van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond.
Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, wint het college schriftelijk advies in van de gemeentelijke archeoloog omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de archeologische waarden niet onevenredig wordt geschaad en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden. Bij negatief advies van de gemeentelijke archeoloog kan een aanlegvergunning slechts worden verleend nadat van gedeputeerde staten een verklaring van geen bezwaar is ontvangen.
Voorzover de in lid 5 bedoelde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kunnen aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen ter bescherming van de archeologische waarden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting tot het laten begeleiden van de uitvoering van de werken en werkzaamheden door een deskundige betreffende archeologische monumentenzorg, die voldoet aan de door het college bij vergunning te stellen kwalificaties.
Een in lid 2 en 3 bedoelde vrijstelling of een in lid 5 bedoelde aanlegvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, waar de aangevraagde bouw- of gebruiksactiviteiten, respectievelijk werken of werkzaamheden zullen plaatsvinden, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Het college is bevoegd het plan met toepassing van artikel 11 WRO te wijzigen, door op de plankaart:
a. de bestemming ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED (medebestemming) geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de betreffende gronden geen archeologische waarden aanwezig of meer aanwezig zijn;
b. de bestemming ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED (medebestemming) alsnog toe te kennen aan gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezig archeologische waarden, aanpassing behoeft.
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor CULTUURHISTORISCHE WAARDEVOLLE BEBOUWING (c) (medebestemming) zijn primair bestemd voor:
a. het behoud en herstel van actuele en het benutten van potentiële culthuurhistorische waarden;
b.
deze gronden
zijn secundair bestemd voor de andere op de plankaart aangegeven bestemmingen.
2. Gebruiksdoeleinden
De gronden mogen uitsluitend worden gebruikt
ten dienste van de in lid 1 vermelde doeleinden.
3. Bouwvoorschriften
Voor de panden en objecten die op de kaart zijn aangewezen als, geldt het volgende:
a. op alle locaties is vergroting en/of verandering van de bestaande bebouwing uitsluitend toegestaan, indien de vergroting en/of verandering niet zichtbaar is vanaf de openbare weg;
b. voor alle panden is de bestaande goothoogte de maximaal toelaatbare goothoogte;
c. voor alle panden en objecten is de bestaande bouwhoogte de maximaal toelaatbare bouwhoogte.
4. Vrijstellingsbevoegdheid
vergroting/verandering
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3 teneinde de bestaande bebouwing te vergroten en/of te veranderen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van het pand gelet op:
a. bouwmassa naar hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen;
b. dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken, goot- en daklijsten en schoorstenen;
c. gevelindelingen naar ramen, deuren en erkers.
5. Alvorens
over het verlenen van vrijstelling te beslissen, winnen burgemeester en
wethouders schriftelijk advies in bij de Commissie voor welstand en monumenten,
omtrent de vraag of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
cultuurhistorische waarde van de bebouwing en de eventueel te stellen
voorwaarden.
6. Aanlegvoorschriften
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) een pand of object met de aanduiding cultuurhistorisch waardevolle bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.
7. Het verbod als bedoeld in lid 6 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het kracht worden van het plan.
8. Sloop als bedoeld onder lid 6 is slechts toelaatbaar:
a. ingeval van sloop het gehele pand of object: indien dit gepaard gaat met herbouw van een vergelijkbaar pand of object, gelet op bouwmassa naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen en gelet op dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken, goot- en daklijsten, schoorstenen en gevelindelingen door ramen, deuropeningen en erkers;
b. ingeval van sloop van een gedeelte van het pand of object: indien bescherming gewaarborgd is van het resterende gedeelte van het pand of object, indien het te slopen gedeelte zelf niet beschermenswaardig is.
1. Het is verboden gronden, en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige voorschriften.
2. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:
a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
c. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.
3. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en/of de overige voorschriften mag worden gebruikt;
b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
c. het uitoefenen van
horeca en detailhandel voorzover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel
uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de voorschriften is
toegestaan. Als ondergeschikt wordt
aangemerkt indien zij niet meer dan 15% van het totale gebruiksoppervlakte van
de hoofdbestemming beslaan met een maximum van 250 m².
4. Het
college verleent vrijstelling van het bepaalde in het eerste lid, indien
strikte toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik van
de grond en de bebouwing, die niet om dringende reden gerechtvaardigd is.
Gronden welke in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of kan worden gegeven, blijven bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel
23 Overige bebouwingsvoorschriften
Voor het bouwen gelden de aanwijzingen op de kaart en het bepaalde in hoofdstuk II en III van deze voorschriften.
1. Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
2. Indien afstanden tot bestaande bouwwerken op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
3. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
1. Het college is bevoegd – tenzij op grond van hoofdstuk II terzake reeds vrijstelling kan worden verleend – vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het plan voor:
a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal 1 meter mogen worden verhoogd;
b. afwijking van de hellingshoek van daken van 55° tot maximaal 70°;
c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
2. Vrijstelling wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersafwikkeling ter plaatse.
Het college is bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen
te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voorzover
zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of
bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke
toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3
meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden
vergroot.
1. Voor de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen dienen – naast hetgeen in lid 3 of hoofdstuk II van de voorschriften is bepaald – de op de plankaart aangegeven goothoogten in acht genomen te worden.
2. De maximaal toelaatbare
bouwhoogten mogen worden overschreden door antenne-installaties, mits deze
voldoen aan het bepaalde in lid 3 en door schoorstenen, kleine liftkokers,
trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk II anders
is bepaald. Voorzover op de kaart de goothoogte is aangegeven, mag de maximaal
toelaatbare hoogte tevens worden overschreden door hellende dakvlakken,
topgevels en dakkapellen.
3. De maximaal toelaatbare bouwhoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag – tenzij op de plankaart, in hoofdstuk II
of de overige voorschriften anders is bepaald – maximaal bedragen:
|
Bouwhoogte |
Van
erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbare weg en openbaar groen |
1 m |
Van
erf- en terreinafscheidingen elders |
2 m |
Van
lichtmasten |
9 m |
Van
vrijstaande antenne-installaties t.b.v. telecommunicatie, niet zijnde
schotelantennes en zonder techniekkast |
15 m |
Van
vrijstaande antenne-installaties, niet zijnde schotelantennes en zonder
techniekkast |
5 m |
Van
antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde
schotelantennes |
5 m |
Van
schotelantennes |
3 m |
Van
overig straatmeubilair |
6 m |
Van
tuinmeubilair |
2 m |
Van
geluidsschermen |
8 m |
Van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
3 m |
Bij toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid, wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht, zoals deze onderdeel uitmaken van dit plan, dienen de navolgende procedureregels in acht te worden genomen:
a. het ontwerpbesluit tot vrijstelling, wijziging of uitwerking ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
b. het college maakt deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid of op de gebruikelijke wijze bekend;
c. de bekendmaking houdt mededeling in van de gelegenheid tot het naar voren brengen van zienswijzen;
d.
gedurende de onder a genoemde termijn kunnen
belanghebbenden bij het college zienswijzen naar voren brengen tegen het
ontwerpbesluit.
1. Gebruik
in strijd met het plan
a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag worden voortgezet;
b. Wijziging van het in lid 1 bedoelde gebruik is slechts toegestaan, voorzover daardoor de bestaande afwijkingen van het plan worden verkleind;
c. Het bepaalde in lid 1 onder a en b is niet van toepassing op gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan – daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan – en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden.
2. Bouwen in
strijd met het plan
a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan afwijkt van het plan en dat hetzij op het tijdstip van terinzagelegging, hetzij na dit tijdstip, is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, mag, mits de bestaande afwijkingen niet worden vergroot:
I. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
II. geheel worden vernieuwd, indien het bouwwerk door een calamiteit is tenietgegaan, mits de bouwvergunning is aangevraagd binnen 2 jaar nadat het bouwwerk is tenietgegaan.
b. het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2, onder a ten behoeve van vergroting van horizontale en verticale afmetingen die niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte respectievelijk hoogte.
c. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van de termijn genoemd in lid 2, onder a sub II voorzover dit vanwege een terzake dienende civielrechtelijke procedure noodzakelijk is.
Overtreding van het bepaalde in
- artikel 11 lid 5
- artikel 12 lid 4
- artikel 18 lid 5
- artikel 19 lid 5
- artikel 20 lid 6
- artikel 21 lid 1
worden hierbij aangeduid als een strafbaar feit en daarmee als een economisch delict als bedoeld in artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Dit plan kan worden aangehaald onder de
titel:
Bestemmingsplan
Noordwest, deelgebied 2
In de Lijst van Bedrijfstypen is aan de typen bedrijven een
categorie toegekend.
Onderstaande tabel geeft de afstand aan die tussen de categorieën en
milieugevoelige bestemmingen in acht moet worden genomen per gebiedstypen. Een
x staat voor: zonder meer toegestaan, (x) wil zeggen onder voorwaarden en een M
staat voor maatbestemming. Het plangebied valt voor een groot deel onder
Woonwijk 2. De bedrijvenstrook aangewezen met “2” valt onder woonwijk 1.
Gebiedstypen↓ |
0 meter |
0 meter |
30 meter |
50
meter |
100-200 m |
|
(X) |