NOTA

Zienswijzen

 

Samenvatting en beantwoording zienswijzen

bestemmingsplan Zuidwest deelgebied 1

(Voorhof)

 

 

Gemeente Delft

Vakteam ruimtelijke ordening

13 7 november 2006

 


Inleiding

In de zuidwest kwadrant van de gemeente Delft ligt het plangebied Zuidwest, deelgebied 1 (Voorhof). Voor dit plangebied is een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

 

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen in de periode van 23 mei 2006 tot en met 3 juli 2006 met de mogelijkheid tot het indienen van schriftelijke en mondelinge zienswijzen. De terinzagelegging is gepubliceerd in de Stadskrant van 21 mei 2006, de Delftse Post van 24 mei 2006 en de Staatscourant  van 19 mei 2006.

 

De onderstaande personen/instanties hebben hun zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan kenbaar gemaakt:

 

1.         Fam. de Ronde, Willem de Merodestraat 23, Delft, per post ingekomen

op 31 mei 2006;

2.         Huurdersvereniging Roland Holstlaan 924-1146, p/a mevr. G.P.M. van Oosterum,

Roland Holstlaan 1146, 2624 JT Delft, per post ingekomen op 12 juni 2006, aangevuld bij schrijven van 28 juni 2006;

3.         G. ter Heijden, Brederopad 2, 2624 XR Delft, per post ingekomen op 15 juni 2006;

4.         stichting DUWO, vestiging Delft, postbus 54, 2600 AB Delft, per post ingekomen op

26 juni 2006;

5.         Vidomes Delft, postbus 32, 2600 AA Delft, per post ingekomen op 27 juni 2006;

6.         P.J. van Tol, namens VVE Papsouwselaan 123/283, Papsouwselaan 197, 2624 AM

Delft, mondeling ingediend op 27 juni 2006;

7.         Het Delftse Bloemenhuis, Papsouwselaan 218a, 2624 EG Delft, per post ingekomen

op 29 juni 2006;

8.         C. Maliepaard, namens RE/MAX QRmakelaars, de heer Brons, M.Hazewinkel,

J. Rijpkema, P. Hen en M. Beekhuizen, Menno Ter Braaklaan 273, 2624 TH Delft, per post ingekomen op 29 juni 2006;

9.         Eigenaren van de woningen aan de Roland Holstlaan nrs. 968, 978, 980, 982, 1012,

1032, 1048, 1054, 1076, 1096, 1104, 1110, 1128, 1136, 1138, 1142, en Stienstra

Woningen als eigenaar van 49 woningen, p/a Thomas Lombaerts, Roland Holstlaan

1138, 2624 JT Delft, per post ingekomen op 30 juni 2006;

10.       Onrozee BV, Röntgenweg 4, 2624 BE Delft, per post ingekomen op 30 juni 2006;

11.       P. van der Zee BV, Röntgenweg 4, 2624 BE Delft, per post ingekomen

op 30 juni 2006;

12.       Delftse inwoner die anoniem wenst te blijven (persoonsgegevens bij de gemeente bekend), per post ingekomen op 30 juni 2006;

13.       Winkeliersvereniging De Hoven Passage, Troelstralaan 47/49 te Delft,

vertegenwoordigd door mr. J. Hiemstra, Postbus 70, 2600 AB te Delft, per fax ingekomen op 30 juni 2006;

14.       Van Vliet Slagerijen Delft BV, Troelstralaan 61/63 te Delft, vertegenwoordigd door

mr. J. Hiemstra, postbus 70, 2600 AB Delft, per fax ingekomen op 30 juni 2006;

15.       Aannemersbedrijf J. Bloois BV, Industriestraat 46, vertegenwoordigd door mr. J. Hiemstra, postbus 70, 2600 AB Delft, per post ingekomen op 3 juli 2006;

16.       PK Bouw BV, Industriestraat 48, de heer A.P. Kouwenhoven, Abtswoude 42, vertegenwoordigd door mr. J. Hiemstra, postbus 70, 2600 AB Delft, per post ingekomen op 3 juli 2006;

17.       Marktteam Dinsdagmarkt Delft, CVAH afdeling Delft, resp. Wim Ooms en Math

Boomkens, p/a Celesta 67, 3068 HH Rotterdam, per post ingekomen op 3 juli 2006;

18.       J. Driehuys idhv voorzitter Ondernemersvereniging Voorhof Noord,

Nijverheidstraat 4, 2624 BA Delft, per post ingekomen op 3 juli 2006;

19.       Autobedrijf Preuninger Delft BV, Schadeherstel Preuninger BV, Preuninger

Holding BV, allen gevestigd aan de Mercuriusweg 16, vertegenwoordigd door mr. M.R. Plug, postbus 70, 2600 AB Delft, per post ingekomen op 3 juli 2006;

20.       Belangenvereniging Voorhof II West, vertegenwoordigd door mw. mr. S. Zwiers,

postbus 429, 2600 AK Delft, per post ingekomen op 3 juli 2006 aangevuld bij schrijven van 18 september 2006;

21.       Schuitema Winkelbedrijven BV, exploitant en huurder van de C1000 supermarkt

aan de Troelstralaan 85, vertegenwoordigd door advocaat M. Lanen, postbus 14057,

3508 SC Utrecht, per post ingekomen op 3 juli 2006;

22.       Miranda van der Struys, eigenaar van Hobby Voordelig BV aan de Troelstralaan 41,

Abbaborg 12, 3124 TA Schiedam, per post ingekomen op 4 juli 2006, verstuurd op

29 juni 2006;

23.       Stichting Commissie Natuur en Milieu Delft, vertegenwoordigd door L.C. van Doorn,

Bizetstraat 23, 2625 AV Delft, per post ingekomen op 4 juli 2006, verstuurd op

2 juli 2006;

24.       Christa Voort, hodn Restaurant Mirell, M. Nijhofflaan 2A, 2624 ES Delft, per post ingekomen op 5 juli 2006, verstuurd op 3 juli 2006.

 

De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in deze nota.

 

1. Fam de Ronde

            Samenvatting

Reclamant vraagt de uitbouw aan de woning Willem van Merodestraat 23, die 25 jaar geleden plaatsvond, wordt opgenomen in het bestemmingsplan.

            Antwoord

Voor de bouw van de woning Willem de Merodestraat 23 zijn in het verleden twee bouwvergunningen verleend. In 1978 is vergunning verleend voor het maken van een kap en in 1998 voor het vergroten van de woonkamer op de eerste verdieping. Voor de uitbouw aan de voorzijde is nooit vergunning verleend. Ruimtelijk is deze uitbouw van ondergeschikt belang omdat deze aansluit bij twee naar voren stekende zijmuren. De uitbouw wordt in het bestemmingsplan onder het overgangsrecht gebracht.

            Conclusie

Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

2. Huurderscommissie Roland Holstlaan 924 t/m 1146

2.1       Samenvatting

Reclamant is het oneens met de plannen voor het gebouw en de tuin "De Zonnehof" aan de Roland Holstlaan 1087. Reclamant pleit voor een herbestemming van het gebouw. Gedacht wordt aan een gebruik als wijkgebouw of buurtcentrum,  anders als onderkomen voor een landelijk opererende vereniging of stichting op cultureel of charitatief terrein. Bovendien krijgt de nieuwbouw in het ontwerpplan een andere plaats dan het huidige schoolgebouw, De plaats van het nieuw te bouwen gebouw is anders dan de plaats van het huidige gebouw waardoor het terrein onnodig overhoop wordt gehaald. Het gebouw zou bijvoorbeeld hergebruikt kunnen worden als wijkgebouw of buurtcentrum, anders als onderkomen voor een landelijk opererende vereniging of stichting op cultureel of charitatief terrein. Het gebouw is slechts 34 jaar oud.

           

Antwoord

De eigenaar van een gebouw gaat in principe zelf over de vraag of hij het gebouw wil behouden, verbouwen of vernieuwen, al valt er in bepaalde gevallen wel wat voor te zeggen een bestaand gebouw voor een nieuwe functie geschikt te maken en te gebruiken. Hergebruik als buurt- of wijkcentrum lijkt evenwel niet voor de hand te liggen omdat aan de Aart van der Leeuwlaan reeds een relatief nieuw wijkcentrum aanwezig is.

In ruimtelijk opzicht bestaat geen bezwaar tegen het vernieuwen van de bebouwing dan wel de bebouwing te handhaven. Het bestemmingsplan regelt dit ook niet, het bestemmingsplan stelt alleen de ruimtelijke kaders voor de bebouwing en regelt het gebruik van gronden.       Conclusie

Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

2.2       Samenvatting

De omvang van het gebouw zorgt ervoor dat er groen verdwijnt, omdat het nieuwe gebouw groter van omvang is dan het huidige gebouw. Volgens reclamant wordt de nieuwbouw qua oppervlakte omvangrijker, waardoor minder plaats overblijft voor groen. Ook wordt het gebouw hoger dan de huidige school. De wijk Voorhof is zo opgezet dat tussen hoge gebouwen veel vrije ruimte resteert. De nieuwbouw zorgt voor een verdere verdichting en vermindering van de vrije ruimte. Deze beide factoren leiden ertoe dat de Hierdoor wordt de Roland Holstlaan een stadsstraat wordt, te druk en met inkijk voor de bewoners. Door het huidige gebruik van het gebouw is die inkijk er nu niet. Voorhof is vol genoeg. Twintig jaar geleden vond de gemeente Voorhof te vol voor verdere uitbreiding. Nu niet meer? Ook in Poptahof blijken er problemen te zijn met het te dicht op de aanwezige bebouwing plannen van nieuwe bebouwing.

            Antwoord

Momenteel is het oppervlak van de kavel voor 50% bebouwd. Dit wijzigt in het nieuwe bestemmingsplan naar 60%. De bouwhoogte is teruggebracht van 3 bouwlagen naar twee lagen met een kap. Voor het overige beantwoording wordt verwezen naar het antwoord onder 2.1. .

            Conclusie

Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van de bouwhoogte van de Zonnehof op de plankaart.

 

2.3       Samenvatting

Het huidige gebruik van het gebouw en het aanwezige groen zorgen, ervoor dat er geen inkijk is. De nieuwbouw tot wel 6 lagen hoog zorgt voor veel inkijk voor de onderste bewoners. Ook de parkeerdruk wordt te groot.De wijk Voorhof is al vol genoeg volgens reclamant. De wijk is ontworpen met veel hoogbouw en grote tussenruimten, als alternatief voor een wijk die bestaat uit laagbouw met kleinere tussenruimten. Er is in dat concept geen plaats voor meer of omvangrijkere bebouwing. 20 jaar geleden is op grond van dit feit al een door de gemeente voorgestelde verdichting van de bebouwing niet doorgegaan.

           

Antwoord

Het bestemmingsplan laat slechts bebouwing in 3 lagen zonder kap toe. Daarnaast is bij deze locatie inkijk geen noemenswaardig probleem daar de flats aan de overzijde van de Roland Holstlaan de woonzijde aan de westkant hebben en niet aan de zijde van de straat.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

2.4       Samenvatting

Reclamant meent dat de nieuwbouw ten onrechte onherstelbare schade toebrengt aan al het groen.Reclamant benadrukt de functies van de tuin. Reclamant pleit voor behoud van het groen vanwege het visuele aspectde visuele functie, omdat dit belangrijk is voor de  luchtkwaliteit en de geluiddempende werkingwerkingfunctie.

            Antwoord

Zoals hiervoor reeds is gesteld regelt een bestemmingsplan geen beplanting en is het aan de eigenaar hier een keuze in te maken. Alleen in bijzondere situaties worden bomen aangemerkt als monumentaal en in het bestemmingsplan als zodanig opgenomen, hiervan is in deze situatie geen sprake.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

2.5       Samenvatting

Reclamant meent dat er nu al te weinig architectuur van enige allure aanwezig is in Delft. De kans dat de nieuwbouw iets beters is dan het huidige gebouw van de Zonnehof is statistisch gezien nihil en daarom pleit indiener voor behoud van het Zonnehof.

Herinrichting van het bestaande gebouw voor ander gebruik geeft geen aanleiding tot blijvend minder woongenot van de huidige omwonenden en moet daarom worden nagestreefd.

            Antwoord

Het bestemmingsplan regelt niet de architectonische kwaliteit van nieuwbouw. Dit is in de door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota geregeld. De architectuur van de nieuwbouw wordt door de welstandscommissie aan de hand van de welstandsnota beoordeeld.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

           

 

3.         G. ter Heijden

Samenvatting

Reclamant woont aan het Brederopad nummer 2 en reageert op een brief van de gemeente, waarin hij wordt gesommeerd om het gebruik van gemeentegrond te staken. Volgens indiener maakt hij al vanaf 1968 gebruik van de grond, onder andere voor zijn schuurtje waarin hij zijn grote hobby, het bespelen van orgels, beoefent. Een andere locatie voor het uitoefenen van die hobby is volgens indiener geen optie. Hij verzoekt daarom om legalisatie van zijn grondgebruik en schuurtje. De stichting Duwo ondersteunt als beheerder van het pand het pleidooi van indiener tot behoud van de schuur in de tuin aan het Brederopad 2.

            Antwoord

Uit onderzoek in het gemeentearchief is gebleken dat  voor de schuur geen bouwvergunning is verleend. De schuur past niet in het geldende noch in het nieuwe bestemmingsplan. Gelet op deze bijzondere omstandigheid is besloten dat de schuur mag staan zolang reclamant deze woning huurt. Zodra een nieuwe huurder het pand betrekt zal de eigenaar van het pand verzocht worden de schuur te slopen.

            Conclusie

De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

4          Stichting Duwo

Deze reactie is gelijkluidend aan zienswijze 3. Voor de beantwoording ervan verwijzen wij naar de beantwoording van zienswijze 3.

 

5.         Vidomes

            Samenvatting

Reclamant ageert tegen het door de gemeente vermeend strijdige gebruik en strijdige bebouwing (schuur) van grond op het perceel Albert Verweylaan 47. Vanwege de bijzondere omstandigheden van de bewoner de heer Van den Ende is in 1979 om medische en sociale gronden op basis van urgentie de woning aan de Albert Verweylaan 47 aan hem toegewezen. Daarbij werd toestemming gegeven voor het gebruik van het naastgelegen openbaar groen ten gunste van zijn hobby. Dit mede op basis van een rapport van het bureau Huisvesting van de gemeente Delft. Het betreft een stuk gazon, waarbij er geen duidelijke scheiding is tussen grond in privégebruik en het openbaar groen. Reclamant verzoekt om ten gunste van de heer Van den Ende het privégebruik van het openbare groen op te nemen in het bestemmingsplan.

            Antwoord

Uit onderzoek in het gemeentearchief is gebleken dat  voor de schuur geen bouwvergunning is verleend. De schuur past niet in het geldende noch in het nieuwe bestemmingsplan. Gelet op deze bijzondere omstandigheid is besloten dat de schuur mag staan zolang reclamant deze woning huurt. Zodra een nieuwe huurder het pand betrekt zal de eigenaar van het pand verzocht worden de schuur te slopen.

            Conclusie

De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

6.         VVE Papsouweselaan 123/283

6.1       Samenvatting

Reclamant maakt ernstig bezwaar tegen de parkeergarage aan de Papsouwselaan, zowel qua locatie als qua hoogte, namelijk tegenover het appartementencomplex van de VVE zoals voornoemd. Ook wordt bezwaar gemaakt tegen de ingang en uitgang aan de Papsouwse­laan. Dit vanwege lichthinder, geluidsoverlast, vermindering van uitzicht en daglichttoetreding.

            Antwoord

De plannen voor de parkeergarage komen voort uit de plannen voor de Poptahof en winkel­centrum in de Hoven. In december 2005 heeft de gemeenteraad het ontwikkelingsplan Winkelcentrum In de Hoven vastgesteld als kader voor de verdere planvorming. Het ontwikkelingsplan is in het bestemmingsplan overgenomen. In ruimtelijk opzicht wordt een nieuwe straatwand langs de Papsouwselaan voorgestaan, waarbij op de begane grond in aansluiting op de openbare ruimte publieksfuncties komen. Daarboven komen woningen en parkeer­gelegenheid voor de verschillende gebouwen. Door deze ontwikkeling verandert het straatbeeld ingrijpend, maar ons inziens is geen sprake van onaanvaardbare lichthinder, geluidsoverlast en vermindering van uitzicht en daglichttoetreding. De openbare ruimte zal zodanig worden ingericht dat verkeersdruk zal afnemen en een nieuw groen straatbeeld zal ontstaan. Doel is juist een aantrekkelijke straatruimte te realiseren. Om die reden worden  aan de verschijningsvorm van de parkeergarage en andere bebouwing hoge eisen gesteld. Het bestemmingsplan regelt evenwel niet de architectonische kwaliteit van bebouwing. Hiervoor zal een beeldkwaliteitplan worden opgesteld.

De parkeergarage wordt, zoals alle grote bouwprojecten, getoetst op geluidsoverlast, gevolgen voor de luchtkwaliteit en stedenbouwkundige inpassing. De parkeergarage voldoet wat dit betreft aan de daarvoor geldende normen. Daarbij zijn de belangen van reclamant voldoende afgewogen.

Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

6.2       Samenvatting

Reclamant stelt als alternatief voor om alleen woningen en winkels aan de Papsouwselaan toe te staan.

            Antwoord

Zoals hiervoor is aangegeven heeft reeds besluitvorming plaatsgevonden over de ontwikkeling van het winkelcentrum. Overigens is het uitgesloten nieuwe woningen en winkels te bouwen zonder de realisatie van nieuwe parkeergelegenheid. De kwaliteit van de parkeergarage zal zodanig zijn dat deze past in de nieuwe gevelwand met verder woning­bouw.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

6.3       Samenvatting

Reclamant ziet de Martinus Nijhofflaan als alternatieve locatie voor het parkeren als meest wenselijk.

            Antwoord

Onderdeel van de planvorming waarover reeds besluitvorming heeft plaats gevonden in het kader van het Ontwikkelingsplan Winkelcentrum In de Hoven is het bebouwen van het parkeerterrein aan de Martinus Nijhofflaan. Er is sprake van intensief en meervoudig ruimtegebruik, wat wel hoge eisen stelt ten aanzien van onder andere de beeldkwaliteit. Overigens komt niet alleen extra parkeergelegenheid in de parkeergarage aan de Papsouwselaan, maar ook boven de bestaande parkeergarage aan de Aart van der Leeuwlaan en in een laag boven de winkels aan de Martinus Nijhofflaan en Troelstralaan.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

7.         Het Delftse Bloemenhuis

            Samenvatting

Reclamant maakt bezwaar tegen het ontwerpbestemmingsplan, omdat hij volgens dit plan niet meer in staat is zijn bedrijf op de bestaande vestigingsplaats te kunnen blijven uitoefenen.

Antwoord

De bloemenwinkel kan niet in de huidige vorm en op de huidige plaats gehandhaafd blijven, gelet op de herstructurering van de Poptahof zoals opgenomen in het Stedenbouwkundig Plan Poptahof dat door de gemeenteraad is vastgesteld in november 2004. Onderdeel van de plannen van de Poptahof en In de Hoven is nieuwe bebouwing waarin deze bloemenzaak een plaats kan krijgen. Mogelijk kan deze voorziening ook een plaats krijgen aan de zuidzijde van de Martinus Nijhofflaan bij de verwachte ontwikkeling van de Albert Heijn-locatie. Deze plannen zijn evenwel in een zodanig pril stadium dat deze niet in het onderhavige bestemmingsplan zijn opgenomen. Nader onderzoek naar inpassingmogelijkheden moet nog plaats vinden. Met ondernemer zal nader overleg worden gevoerd over een mogelijke nieuwe plaats van de kiosk. In het bestemmingsplan bestaan er ruime mogelijkheden het bedrijf van reclamant een nieuwe plek te geven. Reclamant zal op basis van het nieuwe bestemmingsplan zijn bedrijf kunnen blijven uitoefenen.

            Conclusie

De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

8.         C. Maliepaard

            Samenvatting

De heer Maliepaard wenst namens de eigenaar en gebruikers van het pand Menno ter Braaklaan 273 dat voor het pand ook de bestemming "kantoordoeleinden" wordt opgenomen.

            Antwoord

Het betreffende pand is in strijd met het vigerende bestemmingsplan reeds in gebruik genomen als kantoor, De rechtbank heeft recent bepaald dat het betreffende gebouw ten onrechte in gebruik is genomen als kantoor. Conform de uitspraak van de rechter is in het nieuwe bestemmingsplan voor het pand de woonbestemming opgenomen. In het nieuwe bestemmingsplan is het mogelijk een deel van de woning te gebruiken voor kantoor of praktijk aan huis. Wij achten het ruimtelijk niet gewenst om op deze locatie een solitaire kantoor toe te laten. De omvang en uitstraling van een afzonderlijk kantoor achten wij in deze woonomgeving niet passend.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

9.         Eigenaren woningen Roland Holstlaan 924-1146 even

Deze reactie komt inhoudelijk voor een belangrijk deel overeen met de reactie onder 2. Voor beantwoording verwijzen wij daarom naar het antwoord onder 2.

  Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

9.1               Samenvatting

De gemeente heeft voor de realisatie van de woningen in de Poptahof en maximaal 25 nieuw te bouwen zorgwoningen nabij de Voorhofdreef  een Verzoek hogere Grenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder ingediend bij de provincie. Indiener vindt dit een teken dat de gemeente niet open is over de bestemming van de locatie en de gevolgen die de nieuwbouw op het perceel Roland Holstlaan 1087 zal hebben.

Antwoord

De Wet geluidhinder bepaalt dat het mogelijk is een verzoek in te dienen voor hogere grenswaarden. Wij hebben van deze wettelijke mogelijkheid gebruik gemaakt. Dit verzoek is conform de wettelijke vereisten en biedt omwonenden de gelegenheid hun visie op dit verzoek kenbaar te maken. Wij zien niet in dat juist het indienen van dit verzoek een teken is dat wij niet open zijn over de toekomstige bestemming.

            Conclusie

De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

De overige reactie komt inhoudelijk voor een belangrijk deel overeen met zienswijze 2. Voor beantwoording verwijzen wij daarom naar het antwoord op zienswijze 2.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

10.       Onrozee BV

10.1      Samenvatting

Het bedrijf heeft kennis genomen van het ontwerp Bestemmingsplan Zuidwest, deelgebied 1. Daarbinnen is het bedrijf van indiener opgenomen met een maatbestemming (Art. 5, lid1, Ie op blz. 10 en Art. 6.4.3. op blz. 48). Het bedrijf (vanaf 1965 op deze locatie gevestigd) stelt de gemeente aansprakelijk voor alle gevolgen van de nieuwe bestemming, de financiële en andere nadelen zoals aanscherping van de milieuvergunning.

Antwoord

De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.

Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

 

 

10.2      Samenvatting

Inspreker wijst erop dat het gehele pand een bedrijfsbestemming heeft gekregen terwijl de eerste etage wordt gebruikt voor educatie door het Mondriaan College. Inspreker verzoekt om de eerste etage van het pand te bestemmen als bedrijf met de mogelijkheid tot gebruik voor kantoordoeleinden en/of maatschappelijke doeleinden (onderwijs).

            Antwoord

Geconstateerd is dat een aantal jaar geleden vergunning is verleend voor de verbouw van het bedrijfspand tot onderwijsdoeleinden. De vergunning is inmiddels onherroepelijk en daarmee onaantastbaar.

Ter plaatse is daarom reeds in het ontwerpbestemmingsplan naar aanleiding van een vergelijkbare inspraakreactie, de aanwijzing "md" opgenomen zodat op de eerste verdieping gebruik ten behoeve van maatschappelijke doeleinden is toegestaan, conform bestaande situatie.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

11. P. van der Zee BV

Deze reactie is gelijkluidend aan die van 10. Voor de beantwoording ervan verwijzen wij naar de beantwoording van zienswijze 10.

 

12.       Reclamant die anomien wenst te blijven

12.1      Samenvatting

Reclamant voert aan dat de huidige ongelijkvloerse kruising van de provinciale weg met de Martinus Nijhoflaan wenselijker is dan de in het bestemmingsplan voorgestelde gelijkvloerse kruising vanwege de volgende redenen: er zal met een gelijkvloerse kruising meer sluipverkeer gaan ontstaan; er zijn genoeg moderne verkeersnavigatiemiddelen; de verkeersveiligheid is gediend bij handhaving van de bestaande situatie; niemand zit op deze wijziging te wachten.

            Antwoord

De plangrens van het bestemmingsplan loopt tot de rand van de Provinciale weg. De door indiener bedoelde kruising is geen onderdeel van dit bestemmingsplan.

Overigens is gepland om tussen 2010 en 2015 de Provincialeweg ongelijkvloers aan te sluiten op de Martinus Nijhofflaan. De bedoeling is dat verkeer meer gebruik gaat maken van de Provincialeweg, waardoor de Voorhofdreef wordt ontlast. Dit effect, samen met een nieuwe inrichting van de Voorhofreef en Martinus Nijhofflaan moet de verkeersveiligheid vergroten.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

12.2      Samenvatting

Indiener voert aan dat er meerdere redenen zijn om de Voorhofdreef niet te versmallen: de huidige verkeersafwikkeling gaat prima; de auto's rijden er colonnegewijs en meestal niet harder dan de voorgestane 50 kilometer per uur; de weg is mede hierdoor goed oversteek­baar. Als de weg zou worden versmald, betekent dat langere rijen auto's en veel minder gemakkelijk oversteken dan nu.

            Antwoord

De herinrichting van de Voorhofdreef is geen onderdeel van dit bestemmingsplan.

Er is gepland om de Voorhofdreef ten noorden van de J.J. Slauerhofflaan tussen 2006 en 2010 in te richten als wijkontsluitingsweg. Dit houdt in dat de weg een zodanige inrichting krijgt dat het niet logisch is om veel harder dan 40 km/u te rijden. Daarnaast wordt de oversteekbaarheid voor voetgangers en fietsers verbeterd, onder andere door het toepassen van rotondes.

Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

12.3      Samenvatting

Gezien het huidige gebruik van de fietspaden is het wenselijk dat aan beide kanten van de Voorhofdreef de fietspaden voor tweerichtingen worden ingericht. De fietspaden zijn al breed genoeg.

            Antwoord

De herinrichting van de Voorhofdreef is geen onderdeel van dit bestemmingsplan.

Er is gepland om de Voorhofdreef ten noorden van de J.J. Slauerhofflaan tussen 2006 en 2010 in te richten als wijkontsluitingsweg. Hoe de inrichting van de weg er precies uit gaat zien is nu nog niet bekend. Het al dan niet aanleggen van tweezijdige fietspaden wordt meegenomen bij de herinrichting van de Voorhofdreef, dit wordt niet geregeld in het bestemmingsplan.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

13.       Winkeliersvereniging De Hoven Passage

13.1      Samenvatting

Het bestemmingsplan Zuidwest 1, met name de bestemmingsbepaling "gemengde doel­einden" is zo globaal, dat vaststelling van dit bestemmingsplan strijd zou opleveren met de rechtszekerheid. Gekozen had moeten worden voor een planvorm met andere uitwerkings­bevoegdheid. Door de globale opzet kan in het gebied met de bestemming gemende doeleinden van alles tot zeer grote hoogte gebouwd worden en kan de gemeente de bouwvergunning niet weigeren.

            Antwoord

Wij kunnen ons niet vinden in de stelling dat het bestemmingsplan Zuidwest, deelgebied 1 strijd zou opleveren met de rechtszekerheid. Dat zou alleen zo zijn als het bestemmingsplan onvoldoende objectief begrensd zou zijn. Het staat gemeenten vrij te kiezen voor een meer gedetailleerd dan wel een meer globaal bestemmingsplan zolang de objectieve begrenzing is gewaarborgd. In het plan voor de Hovenpassage is gekozen voor een meer globale bestemming waarbij maximale bouwhoogten, rooilijnen en maximale oppervlakte aan toegestaan gebruik objectief zijn begrensd. Datgene wat de gemeente verplichtend wil voorschrijven zoals entrees, langzaamverkeerroutes, terugliggende bouwlagen is in het plan meer gedetailleerd vastgelegd.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

13.2      Samenvatting

Het is reclamant onduidelijk hoeveel m² detailhandel er nou blijft en hoeveel er bijkomt. De toelichting is hier onduidelijk over en spreekt zichzelf tegen. Enerzijds wordt gesproken over een bestaand vloeroppervlakte detailhandel van 22.000 m², anderzijds van een uitbreiding tot 22000 m², van een uitbreiding met maximaal 4.000 m² en van een uitbreiding met 7.500 m². Het bestemmingsplan dient volgens indiener duidelijkheid te scheppen over het precieze aantal vierkante meters aan detailhandel die voorzien wordt in het plangebied.

            Antwoord

In de noordwest kwadrant van het plangebied (In de Hoven en Papsouwselaan westzijde) is 17500 m² bvo detailhandel aanwezig. In de Toelichting is aangegeven dan het totale oppervlak aan detailhandel mag toenemen met minimaal 3000 en maximaal 6100 m² bvo. In de voorschriften voor gemengde doeleinden is bepaald dat het totale oppervlak aan de detailhandel boven gronden met de bestemming “gemengde doeleinden” 22.000 m² mag bedragen waarvan minimaal 1500 m² detailhandel ondersteunende functies moeten zijn zoals horeca en dienstverlening. Wij menen voldoende duidelijkheid te bieden over het precieze aantal vierkante meters aan detailhandel. Kennelijk is de Toelichting niet duidelijk genoeg en wij zullen de tekst van de toelichting op dit punt aanpassen.

            Conclusie

Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van de Toelichting van het bestemmingsplan.

 

13.3      Samenvatting

De uitbreiding met 4000 m² nieuwe detailhandel, indien bestemd voor een supermarkt, leidt volgens reclamant tot een distributieve ontwrichting. Reclamant wijst op de uitspraak in BR 1987, 373 en verzoekt om een onafhankelijk distributie planologisch onderzoek om uit te zoeken wat wenselijk en mogelijk is aan detailhandel in het plangebied. Dit moet volgens vaste jurisprudentie: KB 11 november 1985, AB 1986, 213, KGB 22 januari 1994, BR 1994, 494. De uitbreiding van het supermarktareaal gaat ten koste van de speciaalzaken.

            Antwoord

In november 2003 heeft het onafhankelijke adviesbureau WPM een specifiek DPO onderzoek gehouden naar de effecten van de voorgenomen uitbreiding en vernieuwing van In de Hoven met per saldo circa extra 3.000 m² brutovloeroppervlak (bvo). In dit onderzoek is met name ingegaan op de effecten van de uitbreidingsplannen op de overige winkelcentra zoals de buurtwinkels en de binnenstad.

Afgezet tegen heel Delft gaat het om een relatief bescheiden uitbreiding. In Delft zijn in totaal 602 winkels in de dagelijkse en niet dagelijkse sector met 128.297 m² verkoopvloer­oppervlak (vvo). Voor de dagelijkse artikelen gaat het om 180 winkels met bijna 27.000 m² verkoopvloeroppervlak (vvo).

De hoofdconclusie van WPM is dat ondanks de relatief grote projecten die in 2010 in Delft zullen zijn gerealiseerd zoals Zuidpoort en In De Hoven, de verschuivingen in koopstromen niet spectaculair zijn. De koopkrachtbinding voor de dagelijkse sector neemt zelfs toe bij In De Hoven: van 41% in 1999 naar 44% in 2010; en bij de niet-dagelijkse sector van 13% in 1999 naar 16 tot 18 % in 2010. De conclusies uit dit onderzoek pleiten dus niet tegen de uitbreiding van het winkelcentrum.

Recent onderzoek voor de nieuwe regionale structuurvisie detailhandel 2006 – 2010 van het stadsgewest Haaglanden door het adviesbureau BRO d.d. februari 2006 is een volwaardig DPO-onderzoek. De uitkomsten van dit onderzoek bevestigen de eerdere bevindingen van het WPM–onderzoek d.d. november 2003.

De ontwikkelingsmogelijkheden voor In de Hoven Delft tot 2010 worden in de nieuwe struc­tuurvisie detailhandel 2006 – 2010 van het Gewest Haaglanden geraamd op ca. 3.000 m² verkoopvloeroppervlak (vvo) voor de dagelijkse sector en ca. 1.900 m² voor de niet-dagelijkse sector. Dat is een oppervlak van circa 6100 m² in totaal aan bruto vloer oppervlak.

            Conclusie

Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van de Toelichting van het bestemmingsplan waarin laatste onderzoeksgegevens zijn opgenomen.

 

13.4      Samenvatting

Op pagina 24 van de toelichting van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van branchering, die niet concurrerend mag zijn met de winkels van winkelcentrum In de Hoven. Dit komt volgens indiener niet terug in de voorschriften, wat volgens indiener wel noodzakelijk is.    Antwoord

Het onderscheid in type detailhandel als bedoeld in de brancering wordt niet gekenmerkt door ruimtelijke verschillen. Het is niet toegestaan in een bestemmingsplan onderscheid te maken anders dan onderscheid gebaseerd op ruimtelijke criteria. Om die reden kan de brancering niet in de voorschriften worden geregeld.

Om de brancering zeker te stellen wordt een speciale commissie in het leven geroepen die zich bezig zal houden met de winkels in het plangebied.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

13.5      Samenvatting

De bouwplannen voor het nieuwe winkelcentrum In de Hoven, met name de plaats waar parkeerplaatsen komen, duidt er volgens indiener op dat het de gemeente vooral om te doen is om de nieuwe ontwikkelingen te laten slagen, wat ten koste kan gaan van de zittende ondernemers. Als voorbeeld noemt indiener het feit dat de parkeerplaatsen vooral gesitueerd zijn in de buurt van een supermarkt dat de kans aanmerkelijk vergroot dat de bezoekers uitsluitend winkelen in de supermarkten.

            Antwoord

In de plannen voor het nieuwe winkelgebied liggen de parkeervoorzieningen aan beide uiteinden, waar ook de beide supermarkten (trekkers) gevestigd. Dit is een gebruikelijke wijze waarop een winkelcentrum is georganiseerd. Daarnaast komen er ook centraal in het winkelcentrum verbindingen tussen de parkeergelegenheden. Mogelijk komt ter plaatse van veld 8 (het zuidelijke deel van het bestaande winkelgebied aan de Papsouwselaan aan de zijde van de Poptahof) een wereldmarkt, met enige detailhandel. Ook deze locatie ligt dicht nabij de geplande parkeergelegenheid. Daarnaast zal ook voor andere functies langs de Papsouwselaan in voldoende parkeergelegenheid op basis van de gemeentelijke parkeernormen moeten worden voorzien.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

13.6      Samenvatting

De bevoorrading en het parkeren zou verplaatst worden naar de voorzijde, zodat het lossen en laden door middel van palletwagens door het winkelcentrum heen moet gebeuren. Dit is voor indiener onaanvaardbaar: Er moet volgens indiener te allen tijde sprake zijn van een ruime laad- en losstraat. Tevens dient er een logische route te zijn van het parkeren naar de winkels. Op dit moment biedt het ontwerpbestemmingsplan daartoe geen enkele garantie.

            Antwoord

Ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan is het ontwerp van het winkelcentrum nog niet gereed. In het bestemmingsplan is ruimte rond het winkelcentrum bestemd voor verkeersdoeleinden. De rest van het winkelcentrum heeft de bestemming ‘Gemengde doeleinden’. In deze bestemming is het ook mogelijk om ‘bijbehorende voorzieningen’ aan te leggen zoals parkeren, bevoorradingsstraten en ontsluitingswegen. Het bestemmingsplan laat dus alle mogelijkheden open om een ontwerp te realiseren waarin het parkeren en laden en lossen goed wordt geregeld.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

13.7      Samenvatting

Indiener zet vraagtekens bij de financiële uitvoerbaarheid van het plangebied, met name ten aanzien van de omgeving van het Poptahof. Dit vanwege de omstandigheid dat de gemeente deelneemt in de grondexploitatie van Poptahof, en dus volgens indiener ook financieel bijdraagt in de ontwikkeling van het winkelcentrum. Indiener vraagt zich af of dit niet in strijd is met Europese regels. Bovendien, zo voert indiener aan, zijn er vraagtekens bij de haalbaarheid van de nagestreefde distributieve ruimte en is het haar niet duidelijk of er een voorziening is getroffen voor eventuele vergoeding van verzoeken om planschade­vergoeding ex artikel 49 WRO.

            Antwoord

De financiële uitvoerbaarheid van de plannen Poptahof en van de Hovenpassage is geregeld in de samenwerkingsovereenkomst Poptahof en de Ontwikkelovereenkomst Winkelcentrum in de Hoven. De financiële haalbaarheid is geborgd door dat de bouwkosten door een extern onafhankelijk bureau is opgesteld. De huurwaardes zijn getoetst aan makelaars rapporten.

De Ontwikkelingsovereenkomst in de Hoven is opgesteld door advocatenkantoor Houthof. Deze heeft tevens gecontroleerd of de contracten in overeenstemming zijn met de Europese regels.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

 

14.       Van Vliet Slagerijen BV

Deze reactie is gelijkluidend aan die van 21. Voor de beantwoording ervan verwijzen wij derhalve naar de beantwoording onder 21.

 

15.       Bloois BV

15.1      Samenvatting

Volgens de toelichting bij het ontwerpbestemmingsplan (pag. 47) is Bloois BV gevestigd aan de Neringstraat 2-4. Dit is onjuist, dit moet Industriestraat 46 zijn.

            Antwoord

Deze opmerking van reclamant is correct en de toelichting van het bestemmingsplan wordt hierop aangepast.

Conclusie

De zienswijze heeft geleid tot aanpassing van de Toelichting op het bestemmingsplan.

 

15.2      Samenvatting

Het bedrijf van indiener valt onder de SBI-codes 45 (bouwbedrijven en aannemersbedrijven), 20 (houtindustrie en het vervaardigen van artikelen van hout), in het bijzonder SBI-code 2010.1 (houtzagerij) in verband met de vervaardiging van  kozijnen en dergelijke, alsmede SBI-codes 203 en 204 (timmerwerkfabrieken). De gemeente heeft echter de bedrijfs­activiteiten alleen onder de code 203 gebracht. Dit is een zogenaamde maatbestemming. Indiener acht deze bestemming onjuist.

            Antwoord

Bloois BV is een aannemersbedrijf dat op de locatie aan de Industriestraat 46 hout op maat zaagt en timmerwerk uitvoert. Het zaag- en timmerwerk is ten behoeve van het aannemers­bedrijf. Daarom zal in de voorschriften SBI-code 45 worden opgenomen. Binnen deze maatbestemming blijft het mogelijk om hout te zagen en voorbereidend timmerwerk uit te voeren.

            Conclusie

Naar aanleiding van deze zienswijze zijn de voorschriften en de plankaart van het bestemmingsplan aangepast.

 

15.3      Samenvatting

Indiener acht de maatbestemming en met name de wijze van totstandkoming onzorgvuldig, aangezien indiener de gemeente onder meer in het kader van het ontwerpbestemmingsplan Spoorzone reeds op de hoogte bracht van de onjuiste categorie-indeling. Bovendien heeft niet het gehele perceel de maatbestemming gekregen. Dit houdt in feite in dat een deel van het bedrijf van indiener wordt wegbestemd. Dit is in strijd met de opzet en de bedoeling van het bestemmingsplan.

            Antwoord

Naar aanleiding van deze zienswijze is de plankaart van het bestemmingsplan aangepast. De stroken bedrijfsterrein grenzend aan de Neringstraat kunnen nu volledig worden bebouwd zodat reclamant enige uitbreidingsmogelijkheid heeft gekregen en op het gehele perceel de maatbestemming is neergelegd.De neringstraat elf is niet in eigendom van reclamant. De straat is openbare toegankelijk en heeft de bestemming verkeersdoeleinden 1.

            Conclusie

Deze zienswijze heeft geleid tot aanpassing van de plankaart van het bestemmingsplan.

 

15.4      Samenvatting

Aan indiener wordt geen enkele uitbreidingsmogelijkheid geboden. Dit is in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en berust niet op een deugdelijke motivering. Dit blijkt volgens indiener uit vaste jurisprudentie, door indiener wordt ten aanzien hiervan gewezen op de volgende uitspraken: het KB van 16 oktober 1978, BR 1979/40 en de ABRvS 3 mei 2006, zaaknummer 200509172/1.

            Antwoord

Voor beantwoording wordt verwezen naar het antwoord onder 15.3

            Conclusie

Deze zienswijze heeft geleid tot aanpassing van de plankaart van het bestemmingsplan.

 

15.5      Samenvatting

Reclamant meent dat de toelichting op het bestemmingsplan tegenstrijdig is, nu zij met haar bedrijf valt binnen het gebiedtype "Woonwijken 1", binnen een "gemengd gebied" en binnen een bedrijventerrein. In de toelichting op het bestemmingsplan wordt vermeld dat er geen voornemen bestaat het gebied te transformeren in een ander gebiedstype. Anderzijds wordt het bedrijf van indiener geconfronteerd met een maatbestemming die geen verandering of enige uitbreiding toelaat. Indiener acht het bestemmingsplan ook op dit punt tegenstrijdig.

            Antwoord

In de beleidsnota “Bedrijven en bestemmingsplannen”, vastgesteld in oktober 2003 door de raad is het grondgebied van de gemeente Delft opgedeeld in 6 gebiedstypen. Afhankelijk van het type gebied zijn zwaardere bedrijven wel of niet toegelaten. Het betreft een grove indeling dat steeds per bestemmingsplan nader wordt bezien en zonodig wordt gespecificeerd.

Volgens de beleidsnota “Bedrijven en bestemmingsplannen” valt het plangebied Zuidwest, deelgebied 1 onder het gebiedstype “rustige woonwijk”. Voor het merendeel van dit plan­gebied geldt dat deze is opgezet als een mono functionele wijk waar overwegend gewoond wordt. Voor dat deel van het pangebied is deze toekenning ook correct.

In de noordoostelijke hoek van het plangebied is echter een gebied aanwezig dat past binnen de criteria van een gemengde woonwijk uit de nota “Bedrijven en bestemmings­plannen”. In dit gebied is in de loop van jaren een menging van functies gegroeid, zoals dat gebruikelijk is in de schil van oude binnensteden. In dit gebied komen bedrijven voor maar ook woningen, winkels en zakelijke dienstverlening. In dit gebiedstype is zijn categorie 1 en 2 bedrijven zonder meer toegestaan en zijn categorie 3.1 bedrijven met een vrijstelling mogelijk gemaakt. Categorie 3.2 en 4 activiteiten zijn mogelijk door een maatbestemming. Hoewel de materie complex is menen wij wel voldoende duidelijkheid te hebben gegeven in de toelichting. De omstandigheid dat het bedrijf van reclamant een maatbestemming heeft gekregen vloeit voort uit voornoemde beleidsnota. Tot slot merken wij op dat op een afstand van minder dan 50 meter van het bedrijf van reclamant woningen aanwezig zijn. Het zonder meer toekennen van een 3.2 categorie bedrijven zou daarom niet getuigen van goede ruimtelijke ordening.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

15.6      Samenvatting

Reclamant meent dat voor de duidelijkheid het gebied waarin de bedrijven gevestigd zijn, gezien de bestaande situatie en de doelstelling van het bestemmingsplan, gekenmerkt had moeten worden als een gebiedstype "Bedrijventerreinen". Dit komt overeen met het streekplan Zuid-Holland West en met de typering volgens het Regionaal Structuurplan van het stadsgewest Haaglanden als "bestaand bedrijventerrein te herstructureren". Aangezien volgens het provinciaal en regionaal beleid ter plaatse van indiener bedrijven vallende onder categorie 3.2 zonder meer zijn toegestaan, is het ontwerpbestemmingsplan reeds hierom in strijd met het regionale en provinciale beleid.

Antwoord

Het regionale en provinciale beleid geven grove richtlijnen waarvan gemeenten in concrete situaties kunnen afwijken. Noch de provincie noch Haaglanden hebben in hun verzoek om overleg ex artikel 10 Bro gereageerd op deze wijze van bestemmen. Wij mogen er daarom van uit gaan dat zij akkoord gaan met dit deel van het bestemmingsplan. Voor de overige beantwoording wordt verwezen naar het antwoord onder 15.5.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

 

15.7      Samenvatting

Bovendien dienen volgens het streekplan (p. 138) en het regionaal structuurplan (p. 24) oudere bedrijfsterreinen in het kader van herstructurering juist geïntensiveerd worden, waarbij behoud van bedrijvigheid voorop staat. De Nota Regels voor ruimte geeft op pagina 10  hierbij aan dat op bedrijventerreinen bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie toegelaten moeten worden. Het ontwerpbestemmingsplan gaat uit van een juist minder intensief gebruik van het bedrijventerrein. Ook hierom is het ontwerpbestemmingsplan in strijd met het regionaal en provinciaal beleid en dus met een goede ruimtelijke ordening.

            Antwoord

Voor beantwoording wordt verwezen naar het antwoord onder 15.6.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

15.8      Samenvatting

Reclamant citeert pagina 26 van de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan, waarin staat vermeld dat de logische ontwikkeling van het resterende deel van het bedrijventerrein die van een woongebied gecombineerd met stedelijke voorzieningen is. Op dezelfde pagina wordt tevens geconcludeerd dat de ontwikkelingen nog niet zijn uitgekristalliseerd en dat daarom de ontwikkeling nog niet is meegenomen in het ontwerp bestemmingsplan. Reclamant maakt daaruit op dat het de bedoeling is om bedrijven met een hogere categorie-indeling dan 2 volgens de lijst van bedrijfstypen, zoals het bedrijf van haar, weg te bestem­men, en dat een maatbestemming alleen gezien kan worden als een overgangsregeling, vooruitlopend op de sanering van de bedrijven met een hogere milieucategorie-indeling dan 1 en 2. Hij acht dit in strijd met het zorgvuldigheids-, motiverings- en rechtszekerheids­beginsel.

            Antwoord

De gemeenteraad van Delft heeft vooruitlopend op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in 2003 besloten al haar bestemmingsplannen te actualiseren en te uniformeren binnen een periode van 5 jaar. Voor dit actualiseren is een planning opgesteld.

Indien ontwikkelingen in een plangebied, waarvoor volgens planning een bestemmingsplan in procedure wordt gebracht, onvoldoende duidelijk zijn kunnen zij niet worden opgenomen in het bestemmingsplan. Immers in dat geval is niet aantoonbaar dat die ontwikkelingen ook binnen de planperiode worden uitgevoerd. Gelet op het actualiseringprogramma is gekozen om de bestemmingsplanprocedures in voorkomende gevallen niet stop te zetten totdat de ontwikkelingen wel zijn uitgekristalliseerd. Zou daar wel voor gekozen worden dan is het nooit mogelijk op tijd te voldoen aan de wettelijke eisen uit de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

15.9      Samenvatting

Reclamant verwijst voor de onderbouwing van haar standpunt dat haar bedrijfsactiviteiten niet te combineren zijn met de toekomstige woningbouw in het bestemmingsplan Spoorzone naar de door haar op 19 april 2006 ingediende bedenkingen tegen het vastgestelde bestemmingsplan Spoorzone.

            Antwoord

De toekomstige woningen in het spoorzonegebied waartegen reclamant hier bezwaar maakt vallen niet in dit bestemmingsplangebied en zijn in het bestemmingsplan Zuidwest, deelgebied 1 daarom niet aan de orde. Voor beantwoording van die bedenkingen verwijzen wij naar de beantwoording van de inspraakreactie, de zienswijzen en de bedenkingen van reclamant tegen het bestemmingsplan Spoorzone.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

 

15.10    Samenvatting

Reclamant acht de nieuwe woningbouw op een afstand van 28 meter in strijd met het ruimtelijk en milieuzoneringsbeleid van de gemeente. Indiener acht dit onzorgvuldig.

            Antwoord

Voor beantwoording wordt verwezen naar het antwoord onder zienswijze 15.5

            Conclusie

De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

15.11    Samenvatting

Volgens reclamant is tussen haar en de gemeente niet in geschil dat zij met haar bedrijf belemmerd wordt in de bedrijfsvoering. Er is om deze reden ook al overleg geweest met de gemeente over uitplaatsing. Door de maatbestemming wordt indiener gedwongen te verhuizen, terwijl de gemeente hiervoor in het kader van het bestemmingsplan niets wil regelen of afspreken. Reeds op grond hiervan zijn zowel het ontwerpbestemmingsplan Zuidwest 1 als Spoorzone in strijd met een goede ruimtelijke ordening.

            Antwoord

Wij menen dat reclamant niet in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd zo is ook betoogd in de beantwoording van de diverse reacties van reclamant op de spoorzoneplannen. De reden waarom wij in overleg zijn getreden met reclamant is omdat reclamant om overleg heeft verzocht. Wij zijn bereid reclamant te helpen zoeken naar een alternatieve locatie met de kennis en hulpmiddelen waarover de gemeente beschikt. Wij zijn niet bereid de verhuiskosten en inrichtingskosten te betalen anders dan een eenvoudige vergoeding vergelijkbaar aan de kosten voor de aanpassingen aan het bedrijf die reclamant op grond van de gestelde nadere eis aan zijn milieuvergunning moet uitvoeren.

Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

15.12    Samenvatting

Het bestaande bedrijven terrein had in zijn geheel opgenomen moeten worden in het bestemmingsplan Spoorzone. Op die manier had indiener immers de mogelijkheid geboden moeten worden om het bedrijf te verhuizen eventueel na onteigening dan wel middels een verhuisregeling. Indiener wijst in dit verband op de nog steeds van belang zijnde Kroonjurisprudentie. Indiener wijst op het KB van 2 augustus 1980 (Budel), BR 1980, p. 931. Indiener gaat er van uit dat om deze reden goedkeuring zal worden onthouden aan het gedeelte van het terrein van het bestemmingsplan Spoorzone bestemd voor woningbouw. Er is om deze reden ook al overleg geweest met de gemeente over uitplaatsing. Om deze reden moet worden aangenomen dat het bedrijventerrein waar het bedrijf van indiener op gevestigd is, opgenomen moet gaan worden in het plangebied van het bestemmingsplan Spoorzone.

            Antwoord

Onder verwijzing naar het antwoord onder 15.12 herhalen wij de stelling dat er geen reden is om reclamant uit te kopen dan wel te verhuizen vanwege de spoorzoneplannen. Er was daarom ook geen reden het bedrijventerrein op te nemen in het bestemmingsplangebied van de Spoorzone.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

15.13    Samenvatting

Het bestemmingsplan voorziet niet in de financiële gevolgen van een (nood)gedwongen verhuizingen van de maatbestemde bedrijven op het bedrijventerrein. In hoeverre het plan daardoor maatschappelijk en financieel uitvoerbaar is, is dan ook de vraag. Dit is in strijd met een goede ruimtelijke ordening.

            Antwoord

Wij kunnen ons niet vinden in de stelling dat bedrijven noodgedwongen moeten verhuizen als gevolg van de plannen in Zuidwest, deelgebied 1. Er is ons inziens daarom geen grondslag voor het opnemen van bedoelde verhuizing in de financiële onderbouwing van dit bestemmingsplan.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

15.14    Samenvatting

De gemeente heeft geen wettelijke basis voor het opleggen van andere eisen dan op grond van het besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer. Hierdoor moet de maatbestemming gezien worden als een aan haar opgelegde planologische maatregel ten behoeve van de woningbouw in het plangebied van het bestemmingsplan Spoorzone.

            Antwoord

Reeds in bestaande situatie zijn woningen aanwezig op een afstand van minder dan 50 meter van het bedrijf van reclamant. Die woningen vormen de grondslag voor het opleggen van door reclamant bedoelde nadere eis. Voor overige beantwoording wordt verwezen naar het antwoord onder zienswijze 15.9.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

15.15    Samenvatting

Vanwege de te krappe maatbestemming kan het bedrijf van reclamant niet voldoen aan de eisen ten aanzien van geluidhinder.

            Antwoord

Voor beantwoording wordt verwezen naar het antwoord onder 15.2. Door het veranderen van de maatbestemming naar SBI 45 blijft het bedrijf een categorie 3.2 LvB inrichting en verandert deze aanpassing niets aan eventuele geluidsruimte.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

16.       P.K. Bouw BV

Deze reactie is gelijkluidend aan die van zienswijze 15. Voor de beantwoording ervan verwijzen wij naar de beantwoording van zienswijze 15.

 

17.       Marktteam Dinsdagmarkt Delft en CVAH afdeling Delft

            Samenvatting

De dinsdagmarkt vindt thans plaats op het parkeerterrein aan de Martinus Nijhofflaan waar in het plan nieuwe winkels zijn gepland. Het gebied tussen de nieuwe winkels en de rijweg van de Martinus Nijhofflaan is de beste en enige locatie voor de dinsdagmarkt, dit is ook zo verwoord in het stedenbouwkundige plan voor de Poptahof. Om met de voorkant van de kraam naar de winkels toe te staan is het absolute noodzaak om op het geplande fietspad te kunnen staan. Gezien de belangrijke functie die de markt voor de wijk heeft verzoeken reclamanten om de ruimtelijke oplossing voor de markt zoals opgenomen in het door de gemeenteraad vastgesteld stedenbouwkundige plan voor de Poptahof op te nemen in het bestemmingsplan.

            Antwoord

In overleg met contactpersonen van de dinsdagwarenmarkt wordt onderzocht op welke plaats de markt tijdens en na de ontwikkeling van het winkelcentrum kan functioneren. In de planvorming voor het centrale deel van het park in de Poptahof is voldoende ruimte aanwezig nabij de Papsouwselaan om de markt te vestigen. De voorkeur bestaat de markt terug te laten keren aan de Martinus Nijhofflaan. De openbare ruimte direct aansluitend op het toekomstige winkelcentrum biedt voldoende ruimte om de dinsdagmarkt een plaats te bieden. Hiertoe zal op marktdagen het toekomstige tweerichtingen fietspad aan de  noordzijde van Martinus Nijhofflaan worden afgesloten. Daarnaast zal in de inrichting van trottoir, fietspad en aangrenzende groen-, parkeer- en laad&losstrook rekening worden gehouden met de marktopstelling ter plaatse. Het bestemmingsplan laat een dergelijk gebruik en inrichting toe.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

18.       Ondernemersvereniging Voorhof Noord

Deze reactie is deels gelijkluidend aan de zeinswijzen 15 en 16. Voor de beantwoording ervan verwijzen wij in eerste instantie naar de beantwoording van zienswijzen 15 en 16. Daar waar reclamant afwijkende zienswijzen indient worden die aanvullend daaraan hieronder beantwoord.

 

18.1      Samenvatting

Er wordt te weinig rekening gehouden met de belangen van de aanwezige ondernemers op het bedrijventerrein, globaal gelegen tussen de Westlandseweg, de spoorlijn, de Jupiterstraat, de Hermesstraat, de Icarusweg en de Papsouwselaan. De bereikbaarheid en parkeermogelijkheden zijn onvoldoende gewaarborgd.

            Antwoord

Een groot deel van het genoemde gebied valt buiten de plangrenzen van dit bestemmings­plan. Slechts het deel begrensd door de Industriestraat, Röntgenweg, Hermesstraat, Icarus­weg en Papsouwselaan valt binnen de plangrenzen.

De bestaande wegen binnen dit gebied hebben de bestemming ‘Verkeersdoeleinden 1’ gekregen. Hierdoor wordt de bereikbaarheid gewaarborgd.

Alleen het parkeerterrein op de hoek Hermesstraat/Röntgenweg is bestemd als verkeers­doeleinden. De overige bedrijven, inclusief bijbehorende parkeergelegenheid, zijn bestemd als ‘bedrijfsdoeleinden’ of ‘gemengde doeleinden’. Onder deze beide bestemmingen zijn ook ‘bijbehorende voorzieningen’ mogelijk zoals parkeren, bevoorradingsstraten, groen en ontsluitingswegen. Hierdoor zijn de bedrijven in staat op eigen terrein voldoende parkeer­ruimte te realiseren.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

18.2      Samenvatting

De bedrijven op dit bedrijventerrein herbergen circa 60 bedrijven en circa 9% van de Delftse werkgelegenheid. Door de maatbestemming van verschillende bedrijven wordt de mogelijk­heid tot aanpassing en uitbreiding van deze bedrijven geblokkeerd. Dit terwijl ook elders in Delft dit soort bedrijven nu al te weinig mogelijkheden hebben. Dit tast de economische rentabiliteit van deze bedrijven aan zonder dat het bestemmingsplan duidelijk maakt op welke wijze deze financiële schade wordt gecompenseerd. Bovendien worden de werkgelegenheid van vele inwoners en de belangen van de ondernemers in Voorhof-Noord in gevaar gebracht.

            Antwoord

De aanpassing en uitbreiding van de bedrijven wordt niet geblokkeerd maar wel beperkt in omvang en gevolgen voor het milieu. In de keuze voor het vastleggen van bestemmingen in ruimtelijke plannen worden alle betrokken en relevante belangen afgewogen. Die van bedrijven maar ook die van bewoners van de woningen die ook in het gebied aanwezig zijn. De beperking voor bedrijven vloeien rechtstreeks voort uit de bestaande aanwezigheid van woningen in het gebied en niet uit het feit dat dit bestemmingsplan nieuwe zaken regelt. De bestaande situatie wordt voor dit deel van het plangebied consoliderend bestemd. Wij zijn daarom van mening dat de economische rentabiliteit van de bedrijven niet door dit bestemmingsplan wordt aangetast.

            Conclusie

De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

19.       Preuninger BV

Deze reactie van de drie vennootschappen die het autobedrijf van Preuninger omvat is grotendeels gelijkluidend aan de zienswijze 15. Voor de beantwoording verwijzen wij daar in eerste instantie naar de beantwoording onder zienswijze 15. Daar waar reclamant andere zienswijzen indient worden deze in het onderstaande samengevat en beantwoord.

 

19.1      Samenvatting

Reclamant exploiteert een autoreparatie en spuiterijbedrijf. Dit bedrijf wordt niet genoemd in artikel 5 van de voorschriften van het bestemmingsplan. Dit betekent dat het bedrijf in feite is wegbestemd en onder het overgangsrecht valt. Dit is in strijd met de bedoeling van het bestemmingsplan zoals verwoord op pagina 47 van de toelichting.

            Antwoord

De spuiterij is wel opgenomen in de Toelichting bij het bestemmingsplan, maar niet in artikel 5 van de voorschriften. Deze omissie is hersteld in het bestemmingsplan.

De voorschriften zijn hierop worden aangepast.

            Conclusie

De zienswijze heeft geleid tot aanpassing van de voorschriften van het bestemmingsplan.

 

19.2      Samenvatting

Enkele bedrijfsgebouwen op het bedrijventerrein Voorhof Noord zijn in oorsprong als één complex ontworpen door J.C. Pannekoek. Aan de panden van Kip en Gas is de aanwijzing "cultuurhistorisch waardevolle bebouwing" toegekend. Voor indiener is het niet duidelijk of dit ook haar pand betreft. Volgens indiener wordt de aanwijzing, zoals vermeld staat op pagina 65 van de toelichting, alleen gebruikt als het de gemeente planologisch goed uitkomt. Indiener zet dan ook vraagtekens bij de noodzaak van de aanwijzing.

            Antwoord

Voor het hoofdgebouw van indiener, de autoshowroom, geldt de aanwijzing "cultuurhistorisch waardevolle bebouwing", evenals het voormalige gebouw van Kipp instrumenten. Het behoud van cultuurhistorische bebouwing is onder meer een taak van de gemeente.

Wij menen dat de uitstraling van het gebouw zoveel mogelijk in tact moet worden gehouden, omdat wij het pand vanwege de architectuur of de ontwerper een opmerkelijk en waardevol gebouw achten. Om voornoemde reden achten wij de aanwijzing noodzakelijk. 

            Conclusie

De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

20.       Belangenvereniging Voorhof II West

Deze reactie komt inhoudelijk overeen met zienswijzen 2. Voor de beantwoording ervan verwijzen wij naar de beantwoording van die zienswijze.

De zienswijze is aangevuld bij schrijven van 18 september 2006. Dit schrijven is buiten de inzagentermijn ingediend. Dit deel van de zienswijzen is om die reden niet ontvankelijk.

Ten overvloede wordt in het onderstaande de zienswijze wel samengevat en beantwoord.

Samenvatting

Reclamant komt op tegen de wijziging van de toegestane dakopbouw (kapprofiel) in de versie van het bestemmingsplan uit mei 2006. Deze wijziging betreft de toegestane hoogte en hoek. Volgens reclamant is deze wijziging een verslechtering. Het plaatsen van een dakopbouw zal minder woonoppervlak opleveren waardoor dit te kostbaar wordt in verhouding tot de te verkrijgen extra woonruimte. Dit betekent een waardevermindering voor de huizen van de huiseigenaren die nog geen dakopbouw hebben geplaatst. Bovendien zal de wijziging niet bevorderlijk zijn voor het aanzien van de wijk, nu de nieuw te plaatsen dakopbouwen afwijken van de al bestaande dakopbouwen. Tenslotte wijst reclamant op het feit dat er nooit problemen zijn geweest met de reeds bestaande dakopbouwen. Reclamant verzoekt het bestemmingsplan met betrekking tot de dakopbouw aan te passen naar de oude situatie.

            Antwoord

De constatering van reclamant is correct. De regeling als opgenomen in het ontwerp-bestemmingsplan maakt het niet mogelijk om kappen te plaatsen die qua vormgeving gelijk zijn aan de bestaande kappen. In het vast te stellen bestemmingsplan is daarom de regeling voor deze woningen aangepast. Op de plankaart is voor deze woningen de aanwijzing + opgenomen. De voorschriften van het bestemmingsplan zijn zodanig aangepast dat de kappen van deze woningen voorzien mogen worden van een borstwering van 1 meter hoogte. Op deze wijze kunnen de reeds bestaande kappen ook in de toekomst worden vergund.

Deze zienswijze is te laat aangediend en kan daarom niet direct leiden tot aanpassing van het plan. De voormelde aanpassingen van het bestemmingsplan zijn ambthalve aangebracht.

            Conclusie

De zienswijze is te laat ingediend en daarom niet ontvankelijk. Indirect heeft de zienswijze wel geleid tot ambtshalve aanpassing van de plankaart en de voorschriften van het bestemmingsplan.

 

21.       Schuitema Winkelbedrijven BV

            Samenvatting

Indiener is van oordeel dat door de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt door het bestemmingsplan zowel binnen als buiten het plangebied er een tekort gaat ontstaan aan parkeervoorzieningen. Dit tekort is funest voor de bedrijfsvoering van niet alleen de C1000, maar ook voor andere winkelvoorzieningen in het plangebied.

            Antwoord

De meeste huidige openbare parkeervoorzieningen behouden de bestemming ‘verkeersdoeleinden 1’. Bestaande parkeerplaatsen worden doorgaans niet opgeheven wanneer er sprake is van een hoge parkeerdruk. Bij nieuwe ontwikkelingen (nieuwbouw en verbouw) dient voldaan te worden aan de door de gemeente vastgestelde parkeernormen. Dit moet garanderen dat de parkeerdruk in een gebied niet toeneemt ten gevolge van de ontwikkelingen. Bij de bestemmingen ‘bedrijfsdoeleinden’ en ‘gemengde doeleinden’ is het ook mogelijk om ‘bijbehorende voorzieningen’ te realiseren zoals parkeren, bevoorradingsstraten, groen en ontsluitingswegen. Hierdoor worden winkels en bedrijven in staat gesteld het volgens de parkeernormen vereiste aantal parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

 

22.       M.van der Struijs

            Samenvatting

Mevrouw Van der Struijs, mede-eigenaar van Hobby Voordelig BV, gaat niet akkoord met het plan.

            Antwoord

Deze zienswijze is te algemeen gesteld om te kunnen worden beantwoord.

Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

23.       Stichting Commissie Natuur en Milieu Delft

23.1      Samenvatting

De stichting Commissie Natuur en Milieu Delft vind de gebiedsvisie onsamenhangend, onvolledig, vrijblijvend, niet uit de verf komend en de naam onwaardig. Zij meent dit op grond van het bij haar aanwezige vermoeden dat de verschillende hoofdstukken ten aanzien van bijvoorbeeld milieu en ecologie door verschillende afdelingen worden ingestuurd, maar nooit tot één geheel zijn gevormd. Hierdoor mist het bestemmingsplan een samenhangende visie. Bovendien wordt het raakvlak met omliggende gebieden zoals het gebied Spoorzone en Station-Zuid over het hoofd gezien. Tenslotte is de stichting van mening dat de formulering dat het wenselijk is om iets te onderzoeken (pagina 41 toelichting op het bestemmingsplan) niet daadkrachtig genoeg is.

            Antwoord

De mening dat een visie ontbreekt dan wel dat de visie niet voldoende consistent en samenhangend is wordt niet gedeeld. De samenvatting van de visie op het plangebied is verwoord in de gebiedsvisie. In de daarop volgende hoofdstukken van de Toelichting wordt per ruimtelijk facet een onderbouwing gegeven voor de gekozen regeling.

Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

23.2      Samenvatting

De gemeente kiest volgens indiener zeer selectief alleen voor verdichting, terwijl er even­goed op grond van de Nota Ruimte en het streekplan aandacht besteed had kunnen worden aan voldoende openbaar groen in het plangebied. Indiener verwijst hiervoor naar passages uit de Nota Ruimte, het streekplan en de monitor van de Nota Ruimte van het Ruimtelijk Planbureau.

            Antwoord

Het landelijk richtgetal voor openbaar groen in nieuw te ontwerpen wijken bedraagt 75 m² per woning (pagina 88 van de Nota Ruimte). Dit is een richtgetal en niet, zoals reclamant aanvoert, een eis. Nieuwbouwlocaties worden door de gemeente Delft altijd bezien in relatie tot de omgeving, waarbij ook het aanwezige openbaar groen als belang is meegenomen in de afweging die uiteindelijk heeft geleid tot het bepalen van de gewenste ruimtelijk ontwikkeling.

            Conclusie

De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

23.3      Samenvatting

Ten aanzien van de invulling van het volkshuisvestingsbeleid in het bestemmingsplan is reclamant van oordeel dat er uitgegaan wordt van de verkeerde aannames zoals de aanname dat de bevolkingsomvang van Nederland en dus van Delft nog steeds groeit. Van verdichting kan volgens reclamant in een zeer dicht bevolkte wijk als de Voorhof geen sprake zijn.

            Antwoord

Wij kunnen ons niet vinden in de stelling van reclamant. In Delft en zijn directe omgeving is behoefte aan woningen. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente om voor woon­ruimte te zorgen en om te zorgen dat de woningmarkt gezond blijft, ondermeer door bevordering van het doorstromen.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

 

23.4      Samenvatting

Reclamant vraagt waarom het water uit het centrale groengebied in de Poptahof wordt verplaatst naar de noordkant. En waarom wordt de oorspronkelijk middeleeuwse loop van de Gantel, terug te vinden in de bodemopbouw, niet benut in de ruimtelijke opbouw van het Poptahof?

            Antwoord

De definitieve keuze van de herinrichting van dit deel van het plangebied heeft plaats gevonden op basis van tal van ruimtelijke belangen en van belangen van gebruikers van dit gebied. Historisch belang dat zou pleiten voor het zoeken van aansluiting bij de aanwezige middeleeuwse geul is slechts één van die belangen. In het centrale parkgebied blijft water aanwezig, doch het systeem wordt aangepast om een optimale watercirculatie te krijgen in samenhang met een ruimtelijk interessante opzet van zowel de centrale parkzone als de woonomgeving. Andere belangen hebben in deze situatie prioriteit gekregen boven het historische belang.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

24.       C. Voort h.o.d.n. Restaurant Mirell

            Samenvatting

De gehele reeks van bouwwerken, nodig voor de ontwikkelingen rond de Martinus Nijhofflaan 2A, levert reclamant een omzetderving op van waarschijnlijk 28%. Bovendien maken de bouwactiviteiten het bezoeken van het restaurant van indiener minder aantrekkelijk. De nieuwbouw voor de ingang van het winkelcentrum De Hovepassage zorgt er voor dat het restaurant niet meer zichtbaar zal zijn vanaf de Martinus Nijhofflaan.

Reclamant vraagt vergoeding van alle schade en garanties omtrent de tijdsduur van de bouwwerken.

            Antwoord

Artikel 49 van de wet op de Ruimtelijke Ordening biedt belanghebbenden, zoals eigenaren, de mogelijkheid vergoeding te verkrijgen van schade ten gevolge van een bestemmingsplan. Het gaat hierbij om vergoeding van schade, die redelijkerwijs niet (geheel) voor hun rekening behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd. Schade als gevolg van waardedaling van een woning kan hieronder vallen.

Een aanvraag om planschade moet worden ingediend binnen 5 jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Het gevolg hiervan is dat men zich tijdig rekenschap moet geven van de (omvang van de) schade die men als gevolg van het bestemmingsplan zal lijden. Mede in dit verband is het volgende van belang.

Onder de werking van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening valt geen schade die een gevolg is van uitvoeringswerkzaamheden, zoals schade door scheuren in muren of verzakkingen. Onder de werking van genoemd artikel 49 valt evenmin schade die een tijdelijk karakter heeft, omdat de situatie die de schade veroorzaakt, van voorbijgaande aard is. Hierbij gaat het om zaken als overlast, inkomstenderving en dergelijke door toedoen van de werkzaamheden.

Schade als gevolg van uitvoeringswerkzaamheden

Bij schade als gevolg van concrete uitvoeringswerkzaamheden kunnen de gedupeerden zich tot de burgerlijke rechter wenden om van degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn, schadevergoeding te krijgen.

            Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.