Stuk 228 I Delft,
30 oktober 2006.
20162087
Onderwerp: Besluit op het verzoek om planschade van
mevrouw G. van Gorkum
en de heer R. van de Graaf,
Spoorsingel 59
Aan de gemeenteraad.
Geachte dames en heren,
1. Inleiding en inhoud planschadeverzoek
Op 30 augustus 2005 is door G. van Gorkum en R. van de Graaf
een verzoek ingediend om planschade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening (WRO). Aanvragers stellen schade te leiden als gevolg van
het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan "Noordwest, deelgebied
1", meer specifiek door de daarin opgenomen bouwmogelijkheden ten aanzien
van het aan de Van Gaalenlaan naast het pand met huisnummer 6 gelegen perceel
dat direct aan de achtertuin van het pand Spoorsingel 59 grenst.
2.Juridisch kader
Per 1 september 2005 is een nieuwe wettelijke
planschaderegeling van kracht geworden
. Omdat het verzoek is ingediend voor 1 september 2005 is het oude recht
van toepassing. Op grond van het oude artikel 49 van de WRO kent de gemeenteraad
aan belanghebbende die, ten gevolge van bepalingen van het bestemmingsplan
schade lijdt of zal lijden en welke niet of niet geheel te zijnen laste behoort
te blijven en waarvan een vergoeding niet of niet voldoende door aankoop,
onteigening of anderszins is verzekerd, op zijn verzoek een naar billijkheid te
bepalen schadevergoeding toe. Het moet gaan om schade ten gevolge van
rechtmatige en rechtsgeldige planologische besluiten, waardoor een
planologische rechtstoestand wordt gewijzigd.
Bij de beoordeling van schadeverzoeken ex artikel 49 WRO
moet een vergelijking worden gemaakt tussen de elkaar opvolgende planologische
regimes, in dit geval bestemmingsplan "St. Olofsstraat e.o."
(goedgekeurd op 22 september 1987) en bestemmingsplan "Noordwest, deelgebied
1" (goedgekeurd september 2003). Op basis daarvan moet eerst worden
onderzocht of sprake is van een planologische nadeel. Daartoe moeten de bouw-
en gebruiksmogelijkheden van beide bestemmingsplannen worden vergeleken waarbij
niet de feitelijke situatie van belang is, maar de situatie die het
bestemmingsplan in theorie mogelijk maakt.
Op 19 december 2002 heeft de gemeenteraad van Delft de
Planschadeverordening 2002 vastgesteld. Deze verordening bepaalt welke
procedurevoorschriften er binnen de gemeente Delft voor de behandeling van
verzoeken om planschade als bedoeld in artikel 49 WRO in acht moeten worden
genomen.
Stuk 228 I pag.
2.
3. Verloop procedure
Op 30 augustus 2005 hebben mevrouw G. van Gorkum en de heer
R, van de Graaf, een verzoek om planschade ingediend. De aanvraag is eveneens
ingekomen op 30 augustus 2005.
Op 24 november 2005 heeft de gemeenteraad het verzoek om
planschade om advies voorgelegd aan het onafhankelijk in planschadezaken
gespecialiseerde bureau Oranjewoud. Bij het verzoek om planschade zijn de
onderstaande stukken als bijlage toegevoegd:
Oranjewoud heeft op 12 december 2005 een bezoek gebracht aan
aanvragers en hen in de gelegenheid gesteld het verzoek mondeling toe te
lichten. Eveneens is de betreffende onroerende zaak in- en uitwendig bezichtigd
en is de nabije omgeving opgenomen.
De gemeente heeft Oranjewoud op 9 december 2005 een
mondelinge toelichting gegeven op het verzoek.
Oranjewoud heeft op 29 juni 2006 een definitief advies
uitgebracht. Het advies is als bijlage bijgevoegd, inclusief het
aanvraagformulier planschade en het taxatierapport.
Verzoekers hebben per brief van 25 augustus 2006 gelegenheid
gekregen op het advies en het conceptraadsbesluit te reageren. Zij hebben hier
geen gebruik van gemaakt.
4. Beoordeling verzoek om planschade.
Ontvankelijkheid
De heer Van de Graaf was ten tijde van het onherroepelijk
worden van het planologische regime voor de helft eigenaar van de betrokken
onroerende zaak, kadastraal bekend gemeente Delft, sectie F, nummer 1858, groot
2a en 36 ca. Artikel 49 WRO (oud) verbindt geen termijn aan de mogelijkheid tot
het indienen van planschadeverzoeken.
Gelet op artikel 49 WRO en artikel 3 van de
Planschadeverordening 2002 is de heer Van de Graaf ontvankelijk in het verzoek
om planschade.
Mevrouw G. van Gorkum is partner van R. van de Graaf en
(mede)bewoonster van het pand Spoorsingel 59, maar staat in een te ver
verwijderd verband tot de onroerende zaak en de eventuele schade om zelfstandig
aanspraak te kunnen maken op inhoudelijk behandeling van het verzoek. In
zoverre wordt het verzoek afgewezen.
Mevrouw G. van Gorkum en de heer R. van de Graaf stellen dat
zij schade leiden als gevolg van het onherroepelijk worden van het
bestemmingsplan "Noordwest, deelgebied 1", meer specifiek door de
daarin opgenomen bouwmogelijkheden ten aanzien van het aan de Van Gaalenlaan naast
het pand met huisnummer 6 gelegen perceel dat direct aan de achtertuin van het
pand Spoorsingel 59 grenst.
Stuk 228 I
pag. 3.
Samenvattend is het oordeel van Oranjewoud dat de
planologische ontwikkeling heeft geleid tot schade die op basis van artikel 49
WRO voor vergoeding in aanmerking komt.
Het bestemmingsplan "Noordwest, deelgebied 1"
heeft ertoe geleid dat direct achter de circa 20 m diepe achtertuin van het
pand Spoorsingel 59 een woning kan
worden opgericht. Realisering van de in het nieuwe plan opgenomen
bouwmogelijkheden zal, vanwege de hogere bouwhoogte, gepaard gaan met een
kleine aantasting van het uitzicht en een iets meer ingeklemde ligging van het
pand Spoorsingel 59. Tevens moet in zekere mate rekening worden gehouden met
een verslechtering voor wat betreft privacy, bezonning en de toetreding van
licht.
Voor het overige het nieuwe bestemmingsplan niet als een
(voor de eigenaren van het pand Spoorsingel 59) nadelige ontwikkeling aan te
merken. In het verzoekschrift is als waardeverminderend aspect nog genoemd het
verlies van de achteringang. Tot voor kort werd een gedeelte van het perceel
sectie F, nummer 7548, als achterom gebruikt. Het vervallen van deze
mogelijkheid kan echter niet aan de planologische wijziging worden toegeschreven.
De voorheen voor het gehele buurperceel geldende bestemming "Tuin"
bood immers evenmin de garantie dat het gebruik als achterom, dat niet
privaatrechtelijk is vastgelegd, kon worden gehandhaafd.
Door Oranjewoud wordt geadviseerd het de heer R. van de
Graaf ingediende verzoek toe te wijzen en een schadevergoeding toe te kennen
tot een bedrag van € 5000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van ontvangst van het verzoek zijnde 30 augustus 2005. Voor wat betreft
het verzoek van mevrouw G. van Gorkum adviseert Oranjewoud dat zij niet
zelfstandig aanspraak kan maken op inhoudelijke behandeling van het verzoek en
dat in zoverre het verzoek moet worden afgewezen. Wij kunnen ons vinden in het
advies van het bureau.
Onder verwijzing naar dit advies dat integraal onderdeel
uitmaakt van dit besluit stellen wij u voor het verzoek toe te wijzen.
Hoogachtend,
Het college van burgemeester en wethouders van Delft,
mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
mr. drs. H.G.L.M. Camps ,secretaris.
Stuk 228 II
20162087
De raad der gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het college van 14 november 2006;
gelet op artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en
de Planschadeverordening 2002;
met inachtneming van het advies van de commissie Ruimtelijke
Ordening;
B e s l u i t:
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2005 tot de
dag van uitbetaling.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21
december 2006.
,burgemeester.
,griffier.
Belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht
kunnen binnen 6 weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd
bezwaarschrift indienen bij de gemeenteraad van Delft, p/a Postbus 78, 2600
ME Delft.