BIJLAGE A

 

Vast te stellen wijzigingen in de bouwverordening volgens de elfde serie wijzigingen op de model-bouwverordening van de VNG.

(Behoort bij Lbr.06/140 11e serie wijzigingen. MBV 1992)

 

 

Artikel 1.1        Begripsomschrijvingen          

 

I.   Motivering

De wijzigingen betreffen het aanpassen van verwijzingen naar een gewijzigd artikel- en lidnummer, naar de juiste citeertitel van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 en het schrappen van een inmiddels overbodige bepaling. Voorts wordt de vindplaatsvermelding in enkele begripsomschrijvingen overgeheveld naar de toelichting.

 

II.  Wijziging in de bouwverordening

Achter het eerste aandachtstreepje wordt na ‘Asbestverwijderingsbesluit’ toegevoegd: 2005.

Achter het tweede aandachtstreepje vervalt ‘(Stb. 2002, 409)’.

Achter het derde aandachtstreepje vervalt ‘(Stb. 2002, 410)’.

Achter het zevende aandachtstreepje wordt ‘artikel 1, letter c’ vervangen door ‘artikel 6, eerste lid’ en na ‘Asbestverwijderingsbesluit’ wordt toegevoegd ‘2005’.

Het negende aandachtstreepje en de tekst daarachter vervalt.

 

Artikel 2.6.2     Aanwezigheid van brandmeldinstallaties

 

I. Motivering

Deze wijziging wordt doorgevoerd in verband met een redactionele omissie.

 

II. Wijziging in de bouwverordening

Artikel 2.6.2 komt te luiden:

     1.  Een gebruiksfunctie:

     a.  waarvan de hoogste vloer van een verblijfsruimte is gelegen op een in tabel 2.6.1 van               bijlage 10 van deze verordening aangegeven waarde boven het meetniveau als bedoeld        in het Bouwbesluit;

     b.  waarvan de totale gebruiksoppervlakte meer bedraagt dan de in tabel 2.6.1 van bijlage              10 van deze verordening aangegeven grenswaarde;

     c.  waarvan het aantal verblijfsruimten bestemd voor bezoekers meer bedraagt dan de in            tabel 2.6.1 van bijlage 10 van deze verordening aangegeven grenswaarde;

     d.  die is gelegen in een bouwwerk dat bestaat uit meer bouwlagen dan de in tabel 2.6.1 van          bijlage 10 zijn aangegeven,

     is voorzien van een brandmeldinstallatie als bedoeld in NEN 2535, uitgave 1996, en NEN   2535/A1, uitgave 2002.

 

 

Artikel 2.6.3     Omvang van de bewaking door brandmeldinstallaties

 

I. Motivering

Deze wijziging wordt doorgevoerd wegens een redactionele omissie teneinde de verordeningstekst en bijlage 10 met elkaar in overeenstemming te laten zijn.

N.B. deze omissie is sinds 11 april 2005 opgenomen op www.vng.nl onder Bouwregelgeving/model-bouwverordening als correctie op de 10e serie wijzigingen. Mogelijk is deze wijziging reeds doorgevoerd bij de vaststelling van de 10e serie wijzigingen van uw bouwverordening.

 

II. Wijziging in de bouwverordening

Artikel 2.6.3, tweede lid, komt te luiden:

2. Een op grond van artikel 2.6.2, lid 1, a, b en c, in een bouwwerk aanwezige      brandmeldinstallatie meldt rechtstreeks door naar de alarmcentrale van de brandweer, voor      zover dit voor een gebruiksfunctie staat aangegeven in tabel 2.6.1 van bijlage 10 van deze      verordening.

 

 

Artikel 2.6.11     Gelijkwaardigheid

 

I. Motivering

De wijziging betreft het herstel van een redactionele omissie.

 

II.   Wijziging in de bouwverordening

In het derde lid  van artikel 2.6.11 wordt de zinsnede ‘zijn de artikelen 2.6.9, tweede lid, en’ vervangen door: is artikel.

 

Artikel 2.7.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet

 

I. Motivering

De onderhavige wijziging dient om de reikwijdte van het voorschrift uit te breiden tot blokverwarming en wijkverwarmingsnetten en tevens om de redactionele aansluiting op de voorschriften van het Bouwbesluit 2003 te verbeteren.

 

II. Wijziging in de bouwverordening

Vervang in het tweede lid de tekst van onderdeel c door:

c. voor woningen met een aansluiting op een gemeenschappelijke of publieke voorziening voor      verwarming, als bedoeld in artikel 2.69 van het Bouwbesluit (warmtedistributienet).

 

Artikel 2.7.3A (facultatief)      Eis tot aansluiting aan de publieke voorziening voor                                                            verwarming

 

I. Motivering

De toevoeging van het onderhavige voorschrift maakt het mogelijk om uit milieu-overwegingen aansluiting op het stads- of wijkverwarmingsnet af te dwingen, ook al is er een aardgasnet.

 

II. Wijziging in de bouwverordening

Voeg na artikel 2.7.3 een nieuw artikel in, luidende:

 

Artikel 2.7.3A (facultatief) Eis tot aansluiting aan de publieke voorziening voor verwarming

 

Indien in een deel van de gemeente een publieke voorziening voor verwarming van bouwwerken, als bedoeld in artikel 2.69 van het Bouwbesluit (warmtedistributienet), aanwezig is, moet een aldaar te bouwen bouwwerk zijn aangesloten op die publieke voorziening:

  1. indien het bouwwerk op ten hoogste 40 m afstand van de dichtstbijzijnde leiding van die publieke voorziening is gelegen; of
  2. indien het bouwwerk op grotere afstand is gelegen van de leiding van de publieke voorziening dan onder a bedoeld, maar de kosten van aansluiting voor het desbetreffende bouwwerk niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 m.

 

Artikel 2.7.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering

 

I. Motivering

De onderhavige wijziging dient om buiten twijfel te stellen dat:

  1. het gemeentelijk bouwtoezicht kan verbieden dat een hemelwaterafvoer op een druk- of vacuümriolering wordt aangesloten;
  2. het gemeentelijk bouwtoezicht kan verplichten om bij de aanwezigheid van een gescheiden gemeentelijk rioolstelsel afzonderlijke aansluitingen daarop te maken voor enerzijds de hemelwaterafvoer en anderzijds de vuil-waterafvoer.

 

II. Wijziging in de bouwverordening

Vervang in alternatief 1 en 2, telkens in het tweede lid, onder a, de tekst door:

  1. op welke plaats, op welke hoogte en met welke binnenmiddellijn de voor het maken van de aansluiting noodzakelijke leiding of leidingen de gevel van het gebouw dan wel de grens van het erf of terrein moet of moeten kruisen;

 

 

 

Hoofdstuk 6     Brandveilig gebruik 

 

Artikel 6.1.1     Vergunning gebruik bouwwerk

 

I.   Motivering

Deze wijziging heeft betrekking op het vervallen van de gebruiksvergunningplicht voor de categorie bedrijfsmatige opslag van brandgevaarlijke stoffen. De brandveiligheidsaspecten van deze categorie worden inmiddels voldoende door de milieuregelgeving gedekt.

 

II.  Wijziging in de bouwverordening

Artikel 6.1.1, eerste lid, onderdeel b vervalt.

Artikel 6.1.1, eerst lid, onderdeel c respectievelijk d worden verletterd tot onderdeel b respectievelijk c.

 

Artikel 6.2.1     Gebruikseisen voor bouwwerken

 

I.   Motivering

Deze wijziging wordt mede vanuit het oogpunt van deregulering doorgevoerd, omdat de ontheffingsmogelijkheid niet meer noodzakelijk wordt geacht bij de huidige typen verwarmingstoestellen.

 

II.  Wijziging in de bouwverordening

Artikel 6.2.1, derde lid vervalt.

 

Artikel 6.2.2     Verbod stoffen aanwezig te hebben

 

I.   Motivering

Deze wijziging hangt direct samen met de volledige herziening van bijlage 5 en 6 van deze verordening.

 

II. Wijziging in de bouwverordening

Artikel 6.2.2 komt te luiden:

Artikel 6.2.2 Opslag brandgevaarlijke stoffen

1.  In, op of nabij een bouwwerk is geen in bijlage 5 aangewezen brandgevaarlijke stof    aanwezig.

2.  Het eerste lid is niet van toepassing indien:

     a.  de in bijlage 5 aangegeven maximum hoeveelheid van de betreffende stoffen niet wordt      overschreden, met dien verstande dat de totale toegestane hoeveelheid van de eerste zes         rijen honderd kilogram of liter is,

     b.  de betreffende stof zodanig is verpakt

          - dat de verpakking tegen normale behandeling bestand is, en

          - van de inhoud niets onvoorzien uit de verpakking kan ontsnappen, en

     c.  de betreffende stof wordt gebruikt met inachtneming van de op de verpakking                        aangegeven gevaarsaanduiding (R- en S-zinnen).

3.  Het in het eerste lid gestelde is voorts niet van toepassing op:

     a.  de brandstof in het reservoir bij een verbandingsmotor;

     b.  de brandstof in een verlichtings-, een verwarmings- of een ander warmteontwikkelend              toestel;

     c.  voor consumptie bestemde alcoholhoudende dranken, en

     d.  het aanwezig hebben van een grotere dan de in bijlage 5 aangegeven maximum                         hoeveelheid van de betreffende stof voor zover dat bij of krachtens de Wet                            Milieubeheer is toegestaan.

4.  Bij het bepalen van de hoeveelheid als bedoeld in het tweede lid onder a, worden volledig      meegerekend de inhoudsmaten van vaatwerk dat gedeeltelijk is gevuld met een vloeistof   die in bijlage 5 als brandgevaarlijk is aangemerkt.

 

Artikel 6.2.3 Opslag en verwerking stoffen

 

I.   Motivering

Deze wijziging is om dezelfde reden doorgevoerd als de wijziging in artikel 6.2.2 MBV.

 

II. Wijziging in de bouwverordening

De tekst van artikel 6.2.3 komt te luiden: Vervallen

 

Artikel 6.3.2     Gebruik middelen en voorzieningen

Brandbeveiligingsvoorzieningen en vluchtroutes moeten altijd voor onmiddellijk gebruik beschikbaar zijn. Het is verboden om het gebruik van deze brandbeveiligingsvoorzieningen te belemmeren.

De als Nederlandse norm aanvaarde Europese norm NEN-EN 671-1 ‘Vaste brandblusinstallaties – brandslangsystemen – deel 1: Brandslanghaspels met vormvaste slang’ geeft richtlijnen zodat het efficiënt gebruik van brandslangsystemen is gegarandeerd.

In hoofdstuk 8 van deze norm worden eisen gesteld aan de kasten waarin brandslanghaspels opgehangen kunnen worden. Volgens NEN-EN 671-1 is het toegestaan brandslanghaspelkasten te voorzien van een deur en een slot. Het toepassen van een slot is uitsluitend toegestaan wanneer er op de kast een breekruitje is aangebracht waarmee de kast kan worden geopend. Wanneer het breekruitje wordt ingedrukt, mogen er geen scherpe randen aanwezig zijn waardoor mensen zich kunnen bezeren. Om in geval van controle en onderhoud de kast te kunnen openen, moet het slot met een sleutel geopend kunnen worden, zodat het breekruitje niet steeds vervangen hoeft te worden.

Handbrandmelders en automatische brandmelders mogen niet zodanig afgeschermd worden dat de goede werking wordt belemmerd.

Alle voorzieningen voor ontvluchting en redding van personen en dieren moeten onmiddellijk beschikbaar zijn.

De opsomming van genoemde voorbeelden is oneindig.

 

Artikel 6.4.1     Hinder in verband met de brandveiligheid

 

I.   Motivering

De wijziging in de verordening wordt doorgevoerd teneinde de gebruikte terminologie in overeenstemming te brengen met de terminologie uit het Bouwbesluit. De wijziging in de toelichting wordt doorgevoerd omdat bijlage 2 van de verordening is aangepast. De artikelen die in bijlage 2 zijn vervallen, vallen onder de strekking van artikel 6.4.1.

 

II.  Wijziging in de bouwverordening

In artikel 6.4.1, onder c wordt ‘gebruik van vluchtmogelijkheden’ vervangen door: vluchten.

 

Hoofdstuk 8     Slopen  

 

Artikel 8.1.2     Aanvraag sloopvergunning

 

I.   Motivering

Het rapport van een onderzoek, zoals dat in de model-bouwverordening wordt genoemd, dient te worden aangehaald op de wijze die nu is voorgeschreven in artikel 10, letter j van het Asbestverwijderingsbesluit 2005.

In artikel 4, eerste lid, onder a van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 wordt de datum van 1 januari 1994 vermeld als ijkpunt. In bouwwerken die na deze datum zijn opgericht is de kans op de aanwezigheid van asbest verwaarloosbaar klein. In de model-bouwverordening werd als ijkpunt jarenlang de datum 1 juli 1993 aangehouden. Deze datum dient in overeenstemming te worden gebracht met het nieuwe Asbestverwijderingsbesluit.

Met betrekking tot de BRL 5052 is thans de uitgave 1998 van toepassing. Er wordt echter gewerkt aan een opvolger voor de BRL de SC 540. Het thans bekende KOMO keurmerk komt te vervallen. Omdat de voorbereidingen voor de SC 540 net zijn gestart en het tijdstip van publicatie en van inwerkingtreding onbekend is, wordt in deze serie van wijzigingen nog verwezen naar de BRL 5052.

De visuele inspectie aan de hand van de checklist van bijlage 8 van de bouwverordening leidt nogal eens tot een discussie tussen de gemeente en de aanvrager, waarbij de eerste meent dat wel moet worden uitgegaan van asbestverdachte materialen en de tweede meent dat de visuele inspectie voldoende houvast biedt om aan te nemen dat geen asbest aanwezig is. Mede gelet op strekking van het nieuwe Asbestverwijderingsbesluit om minder uitzonderingen toe te laten op de asbestinventarisatieplicht dan voorheen het geval was, is besloten letter f van het derde lid van dit artikel te schrappen. De genoemde checklist van bijlage 8 gaat naar de toelichting en vormt als bijlage bij de toelichting een nuttige handreiking bij de uitvoering van hoofdstuk 8. Te zijner tijd zal in de plaats van deze bijlage een handhavingsmatrix asbestsloop verschijnen, waaraan door de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht (VBWT) wordt gewerkt.

Het vierde lid dat handelt over de verplichte asbestinventarisatie is aangescherpt in die zin dat de gevallen waarin een dergelijk inventarisatierapport niet behoeft te worden overgelegd bij de aanvraag om sloopvergunning is beperkt. Hiermee wordt aansluiting gezocht bij de tekst van artikel 3 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005, waarin het tekstgedeelte “… beschikt … over een asbestinventarisatierapport indien hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zich in het bouwwerk…. asbest … bevindt.” De combinatie van de herziene leden 3 en 4 van artikel 8.1.2 beoogt hier invulling aan te geven. De oude leden deden dit eveneens ten aanzien van het voorgaande Asbestverwijderingsbesluit.

 

II.  Wijziging in de bouwverordening

In het derde lid, letter a wordt het tekstgedeelte ‘een rapport van een onderzoek’ vervangen door ‘een afschrift van het asbestinventarisatierapport’.

In het derde lid, letter b  wordt ‘BRL 5052, uitgave 1996’ vervangen door ‘BRL 5052, uitgave 1998’.

In het derde lid, letter c wordt de datum 1 juli 1993 gewijzigd in 1 januari 1994.

In het derde lid vervalt letter f en de daarbij behorende tekst.

 

Het vierde lid wordt vervangen door:

Indien – gelet op het derde lid – wordt vermoed dat het bouwwerk asbest bevat of de aanvrager weet of redelijkerwijs kan weten dat zich in het bouwwerk asbest bevindt wordt met een asbestinventarisatierapport van een deskundig bedrijf aangetoond of dit juist is, en zo ja, waar dit asbest zich bevindt. Indien geen asbestinventarisatierapport van een deskundig bedrijf wordt overgelegd, moeten bij de aanvraag andere gegevens worden overgelegd waaruit blijkt of asbest aanwezig is, en zo ja, waar dit asbest zich bevindt. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien

  1. de aanvraag sloopvergunning uitsluitend betrekking heeft op het verwijderen van asbest op in de aanvraag aangeduide plaatsen, of
  2. een asbestonderzoeksrapport als bedoeld in lid 3, onder b bij de aanvraag is gevoegd.

 

Artikel 8.1.4  Termijn van beslissing

 

I  Motivering

De termijn van beslissing op een verzoek om sloopvergunning is steeds gelijk geweest aan die van de bouwvergunning. Hiervoor bestonden twee redenen: het komt nogal eens voor dat bij verbouwingen zowel een bouwvergunning als een sloopvergunning is vereist waarbij afstemming zinvol is en het komt nogal eens voor dat de aanvrager in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn aanvraag aan te vullen met nog ontbrekende gegevens.

In het Asbestverwijderingsbesluit 2005 is in artikel 10, letter i bepaald dat burgemeester en wethouders binnen vier weken na de dag waarop de aanvraag om sloopvergunning, voor zover deze uitsluitend is gericht op het verwijderen van asbest, is ingediend beslissen op die aanvraag. Hoewel het hier gaat om een termijn van orde, dient het bestuursorgaan zich zoveel mogelijk hieraan te houden. Een gevolg is dat er geen tijd meer is om - met gebruikmaking van art. 8.1.3 MBV - een aanvrager in de gelegenheid te stellen een onvolledige aanvraag aan te vullen. Het aantal keren dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen wegens onvolledigheid van de stukken zal toenemen (art. 4:5 Awb). Genoemd artikel 10 bevat geen regeling voor verlenging van de termijn.

Hoewel het Asbestverwijderingsbesluit geen relatie legt met de Monumentenwet, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening of met een leefmilieuverordening op grond van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, gaan wij ervan uit dat het niet verkeerd is om in de bouwverordening de koppeling die bedoeld is om de beschermende werking te verzekeren, te handhaven ook indien daarmee de termijn van vier weken aanmerkelijk wordt overschreden. Hoewel monumenten zijn opgericht in een tijd dat asbest geen bouwmateriaal was, kan bij een eerdere (meestal inpandige) verandering of restauratie asbest zijn toegepast, dat nu weer wordt verwijderd.

 

II  Wijziging in de bouwverordening

Na het eerste lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd:

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid beslissen burgemeester en wethouders over een aanvraag om sloopvergunning binnen vier weken na de dag waarop de aanvraag om een sloopvergunning is ingediend, indien het slopen uitsluitend is bedoeld om asbest of asbesthoudende producten uit een bouwwerk te verwijderen.

Het tweede lid wordt vernummerd tot derde lid.

In het derde lid wordt na het woord ‘eerste’ ingevoegd ‘en tweede’.

 

Artikel 8.2.1     Sloopmelding                        

 

I  Motivering

Tot dusver bevatte de MBV geen maximum hoeveelheid voor het anders dan in de uitoefening van beroep of bedrijf verwijderen van asbesthoudende vloertegels of asbesthoudende vloerbedekking of asbesthoudende platen aan de binnenzijde van een woning.  In artikel 4, derde lid van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 wordt dit verwijderen alsnog aan een maximum van 35 m2 per kadastraal perceel gebonden. Voorts is er een verschil in gelijmde en niet gelijmde vloerbedekking. Genoemd artikel 4, derde lid beperkt de sloopmelding tot woningen en bijgebouwen bij woningen, waardoor voor dezelfde handeling in een woonwagen of woonkeet wel een sloopvergunning is vereist. De begripsbepaling voor woning in het tweede lid van artikel 1 van het Asbestverwijderingsbesluit geeft hiervoor geen oplossing, omdat onduidelijk is wat daar onder ‘mede’ wordt verstaan en omdat in de Woningwet het begrip woning niet is omschreven. Voor zover bedoeld is met dit Asbestverwijderingsbesluit op dit punt althans geen wijziging in het beleid noch in de uitvoering van de regels te brengen, dan mag worden geconcludeerd dat onder woning (wellicht) mede wordt verstaan een woonwagen, een woonkeet en een logiesverblijf zoals tot dusver werd genoemd in het eerste lid van art. 8.2.1 MBV.

Artikel 10, letter c van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 verwijst onder meer naar het bepaalde in het eerste lid van artikel 4 van dit besluit met de bedoeling dat ook hiervoor een sloopmelding geldt in de bouwverordening. Wij achten deze bepaling niet uitvoerbaar. De in bedoeld eerste lid onder b genoemde rem- en fractiematerialen komen zelden voor in bouwwerken en de onder c genoemde asbestwegen behoren niet in een bouwverordening en het gestelde onder a heeft betrekking op bouwwerken die na 1 januari 1994 zijn gebouwd en hierover is algemeen bekend dat de kans dat daarin asbest wordt aangetroffen verwaarloosbaar klein is. Mocht onverwacht toch asbest worden aangetroffen, dan voorziet artikel 8.3.4, eerste lid van de MBV hierin. Op zich is de hele situatie dat een bouwwerk dat na 1 januari 1994 is gebouwd of is gerenoveerd nu wordt gesloopt en dat daarbij asbest wordt aangetroffen een onwaarschijnlijke gebeurtenis.

 

In het achtste lid vervalt een zinsdeel, waardoor beter wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 10, letter e van het Asbestverwijderingsbesluit 2005.

 

De eerste volzin van het negende lid wordt gewijzigd in verband met het bepaalde in artikel 10, letters f en g van het Asbestverwijderingsbesluit 2005.

 

II   Wijziging in de bouwverordening

Het eerste lid wordt vervangen door:

In afwijking van artikel 8.1.1, eerste lid, is geen sloopvergunning vereist voor het anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf in zijn geheel slopen van:

  1. geschroefde , asbesthoudende platen waarin de asbestvezels hechtgebonden zijn, niet zijnde dakleien, uit een woning of uit een op het erf van die woning staand bijgebouw, voorzover de woning of het bijgebouw niet in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf worden gebruikt of bedoeld zijn voor gebruik in dat kader en de oppervlakte van de te verwijderen asbesthoudende platen maximaal vijfendertig vierkante meter per kadastraal perceel bedraagt;
  2. asbesthoudende vloertegels of niet-gelijmde, asbesthoudende vloerbedekking uit een of uit een op het erf van die woning staand bijgebouw, voorzover de woning of het bijgebouw niet in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf worden gebruikt of bedoeld zijn voor gebruik in dat kader en de oppervlakte van de te verwijderen asbesthoudende vloerbedekking of vloertegels maximaal vijfendertig vierkante meter per kadastraal perceel bedraagt;

mits het voornemen tot dit slopen is gemeld bij burgemeester en wethouders en door burgemeester en wethouders binnen acht dagen na de dag waarop dit is gemeld is medegedeeld dat geen sloopvergunning is vereist.

Met een woning wordt gelijk gesteld een woonkeet, woonwagen of logiesverblijf.

     

In het achtste lid wordt na het woord asbest een punt gezet en vervalt het vervolg van de zin.

 

In het negende lid vervalt na het woord ‘verplicht’ het vervolg van deze zin en komt daarvoor in de plaats: de voorschriften, bedoeld in het achtste lid alsmede de voorschriften die bij of krachtens de artikelen 7 en 8 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 zijn gesteld, in acht te nemen.

 

Artikel 8.2.2  Overige uitzonderingen op het vereiste van sloopvergunning

 

I  Motivering

Voor het verwijderen van beglazingskit dat is verwerkt in de constructie van (tuinbouw) kassen is geen sloopvergunning meer vereist ingevolge artikel 4, tweede lid, onder c juncto artikel 10,  letter b van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 voor zover dit verwijderen gebeurt in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf. Voorts is artikel 8.3.6 overbodig geworden (zie aldaar). In het verleden werd beglazingskit aangeduid als voegkit.

Artikel 10, letter b juncto artikel 4, eerste en tweede lid geeft voorts aanleiding tot een hernieuwde redactie van het onderhavige artikel.

 

 

II  Wijziging in de bouwverordening

De tekst van dit artikel wordt vervangen door:

In afwijking van artikel 8.1.1, eerste lid, is voorts geen sloopvergunning vereist, indien het slopen, voor zover dat betrekking heeft op asbest, uitsluitend bestaat uit het in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf geheel of gedeeltelijk verwijderen van:

  1. geklemde vloerplaten onder verwarmingstoestellen;
  2. verwijderen van beglazingskit dat is verwerkt in de constructie van kassen;
  3. rem- frictiematerialen;
  4. pakkingen uit verbrandingsmotoren;
  5. pakkingen uit procesinstallaties onderscheidenlijk verwarmingstoestellen met een nominaal vermogen dat lager is dan 2250 kilowatt.

 

Artikel  8.3.3  Plichten van de houder van de sloopvergunning

 

I  Motivering

Artikel 10, letters k, l, m en n van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 bevatten erplichtingen voor de houder van de sloopvergunning. Het gestelde onder letter m leidt tot een wijziging van het vierde lid. Het gestelde onder letter n leidt tot een nieuw lid.

Het derde lid vervalt omdat de inhoud hiervan thans is opgenomen in artikel 5 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005. Het vervallen van het derde lid leidt tot het vernummeren van de daarop volgende leden.

 

II  Wijziging in de bouwverordening

Het derde lid vervalt.

Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid en de tekst wordt vervangen door:

‘3.  De houder van de sloopvergunning stelt ten minste één week voorafgaande aan de aanvang van het slopen, burgemeester en wethouders schriftelijk op de hoogte van de data en tijdstippen waarop het slopen, voorzover dat betrekking heeft op asbest, zal plaatsvinden.’ 

Een nieuw vierde lid luidt:

‘4. De houder van de sloopvergunning stuurt binnen twee weken na de uitvoering van de werkzaamheden burgemeester en wethouders een afschrift van de resultaten van de eindbeoordeling, bedoeld in artikel 9, eerste lid van het Asbestverwijderingsbesluit 2005.’

 

 

Artikel 8.3.5  Wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest

 

I  Motivering

Artikel 7 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 voorziet in de voorschriften voor de wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest voorzover dit gebeurt anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

Voor het beroepsmatig of bedrijfsmatig verrichten van deze handelingen gelden regels op basis van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de desbetreffende certificering.

Voor degenen die anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf een handeling als hiervoor bedoeld verrichten, geeft artikel 8 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 een vergelijkbare verplichting. Van de bevoegdheid om op grond van het tweede lid van artikel 8 een ministeriële regeling te doen uitgaan heeft de minister van VROM geen gebruik gemaakt en is evenmin een aanvang gemaakt om dit binnen afzienbare tijd alsnog te doen.

Van artikel 8.3.5 worden vooralsnog het eerste en het tweede lid gehandhaafd. Indien de minister op grond van het tweede lid van artikel 8 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 regels stelt, treden vanwege de verhouding hogere en lagere regelgeving vanzelf deze bepalingen van de bouwverordening buiten werking.

 

II  Wijziging in de bouwverordening

De leden 3 tot en met 7 van artikel 8.3.5 vervallen

 

 

Artikel 8.3.6  Plichten ten aanzien van de sloop van tuinbouwkassen

 

I  Motivering

Voor de sloop van een (tuinbouw)kas is geen sloopvergunning meer vereist, voor zover dit slopen plaatsvindt in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf. Voor deze bedrijven gelden regels op basis van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de desbetreffende certificering. Zie voorts de motivering bij artikel 8.2.2. Het bepaalde in artikel 8.3.6 is overbodig geworden.

 

II  Wijziging in de bouwverordening

De tekst van artikel 8.3.6 komt te luiden: Vervallen

 

Artikel 10.3     Overdragen vergunningen

 

I.   Motivering

De wijziging in de verordening wordt doorgevoerd, omdat de splitsingsvergunning niet meer wordt geregeld via artikel 124 van de Woningwet, maar door artikel 33 van de Huisvestingswet. De wijziging in de toelichting is doorgevoerd, omdat de verwachte toevoeging van een extra artikel aan de Woningwet niet heeft plaatsgevonden.

 

II.  Wijziging in de bouwverordening

In artikel 10.3 vervalt in de eerste volzin ‘de splitsingsvergunning als bedoeld in artikel 124 Woningwet,’ .

 

 

Artikel 12.1       Strafbare feiten

 

I.  Motivering

Artikel 11 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 geeft aan dat en welke overtredingen in de bouwverordening dienen te worden aangemerkt als strafbare feiten als bedoeld in artikel 110, tweede lid, van de Woningwet. Artikel 6.2.3 is vervallen. Het kapstokartikel 6.4.1 dat in de tiende serie van wijzigingen is toegevoegd dient alsnog als strafbaar feit in artikel 12.1 te worden opgenomen. Aldus wordt artikel 12.1 in verband hiermede gewijzigd.

 

II.  Wijziging in de bouwverordening

Voor de bestaande tekst wordt het lidnummer 1 geplaatst.

In de opsomming van artikelnummers in het eerste lid vervalt: ‘6.2.3,’ en ‘8.3.5,’.

Voeg in de opsomming van artikelnummers na ‘6.3.2,’ toe: 6.4.1,.

Toegevoegd wordt een nieuw tweede lid, luidende:

2. Overtreding van de in het eerste lid genoemde artikelen 8.1.1, eerste lid, 8.2.1, negende en tiende lid, 8.3.1, 8.3.2, 8.3.3, 8.3.4, 8.4.1, geldt een strafbaar feit als bedoeld in artikel 110, tweede lid van de Woningwet.

 

Artikel 12.4     Overgangsbepaling (aanvragen om) gebruiksvergunning

 

I.   Motivering

De verwijzing naar niet langer bestaande artikelen in de Brandbeveiligingsverordening komt te vervallen in het eerste en vierde lid.

 

II.  Wijziging in de bouwverordening

In artikel 12.4 vervalt het eerste lid.

Het tweede lid wordt vernummerd tot: 1.

Het derde lid wordt vernummerd tot: 2.

In het derde lid komt ‘, aanschrijving’ te vervallen.

Het vierde lid vervalt.

 

Bijlage 3          Gebruikseisen voor bouwwerken

 

Artikel 3      Installaties voor verwarming en kookdoeleinden

 

Artikel 8      Brandmeldinstallatie

 

I.   Motivering

De artikeltekst wordt aangepast om de tekst in overeenstemming te brengen met artikel 2.6.4. lid 3. Het moet duidelijk zijn dat het hier gaat om een certificaat als bedoeld in de Regeling Brandmeldinstallaties 2002, of gelijkwaardig.

De wijziging in de toelichting heeft zowel betrekking op een redactionele omissie, als op het vervallen van de eis dat de beheerder in het gebouw aanwezig is.

Daarnaast wordt de toelichting uitgebreid met een extra verwijzing naar artikel 10.6. Artikel 10.6 bepaalt namelijk dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen of andere voorschriften waarnaar in de verordening of in de bijlage bij de verordening wordt verwezen. Wanneer certificeringsregelingen worden vernieuwd, kunnen burgemeester en wethouders akkoord gaan met toepassing van de vernieuwde regeling.

 

II.       Wijziging in de bijlage bij de bouwverordening

Vervang in artikel 8 de zinsnede ‘dat is verleend door een door burgemeester en wethouders aanvaarde instelling.’ door:

als bedoeld in de Regeling Brandmeldinstallaties 2002 van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) in Den Haag, dan wel een certificaat waarvan een door burgemeester en wethouders erkende, ter zake kundige, onafhankelijke onderzoeksinstelling in een schriftelijke verklaring heeft aangetoond dat dit certificaat ten minste gelijkwaardig is aan een certificaat als bedoeld in de vorengenoemde Regeling Brandmeldinstallaties 2002.

 

Artikel 10     Automatische brandblusinstallatie

 

I.   Motivering

Dit artikel wordt gewijzigd, omdat burgemeester en wethouders geen bevoegdheden hebben ten aanzien van de erkenning van certificeringsinstellingen. Zij hebben wel de bevoegdheid voor te schrijven dat met betrekking tot het gebruik van de automatische brandblusinstallatie te allen tijde een geldig certificaat moet kunnen worden overgelegd.

 

De eerste wijziging in de toelichting bij dit artikel houdt verband met een redactionele omissie. In de bij de tiende serie wijzigingen opgenomen nieuwe toelichting op artikel 10 van bijlage 3 hebben de tweede en de vijfde alinea betrekking op hetzelfde onderwerp. De vijfde alinea was bedoeld als een verbetering van de tekst in de tweede alinea. Destijds is verzuimd de tweede alinea te schrappen, toen de vijfde alinea werd toegevoegd.

N.B. deze redactionele omissie is sinds 11 april 2005 opgenomen op www.vng.nl onder Bouwregelgeving/model-bouwverordening als correctie op de 10e serie wijzigingen. Mogelijk is deze wijziging in de toelichting reeds doorgevoerd bij de vaststelling van de 10e serie wijzigingen van uw bouwverordening.

De tweede wijziging in de toelichting wordt opgenomen om de ruimte die dit artikel biedt om gemeentelijk beleid op dit onderdeel te formuleren te benadrukken.

 

II.       Wijziging in de bijlage bij de bouwverordening

Artikel 10 komt te luiden:

Met betrekking tot het gebruik van de automatische brandblusinstallatie moet te allen tijde een geldig certificaat kunnen worden overgelegd, dat door burgemeester en wethouders wordt aanvaard. Burgemeester en wethouders aanvaarden altijd een geldig certificaat indien dit certificaat afkomstig is van een certificeringsinstelling die terzake is erkend door de Raad voor Accreditatie. 

 

Artikel 11     Brandslanghaspels en de bijbehorende pompinstallatie

 

I.   Motivering

De wijziging heeft betrekking op het vermelden van een bestaande norm.

 

II.  Wijziging in de bijlage van de bouwverordening

Voeg in het tweede lid na ‘pompinstallaties’ toe: conform NEN-EN 671-3, uitgave 2000.

 

Artikel 14     Gasflessen 

 

I.   Motivering

Dit artikel vervalt, omdat de eisen voor gasflessen zijn opgenomen in bijlage 5 bij deze verordening, die is aangepast aan de vereisten op grond van de Wet milieubeheer.

 

II.  Wijziging in de bijlage van de bouwverordening

De tekst van artikel 14 komt te luiden: Vervallen.

 

 

 

 

Artikel 24     Opslag van goederen in rookvrije vluchtroutes

 

I.   Motivering

De wijziging betreft een aanpassing van de tekst omdat het nooit de bedoeling is geweest dat in elke rookvrije vluchtroute aanwezige materialen moeten voldoen aan de eisen die voor constructie-onderdelen worden gesteld in afdeling 2.12 en 2.15 van het Bouwbesluit.

 

II.   Wijziging in de bijlage van de bouwverordening

De tekst van artikel 24 komt te luiden:

De opslag van goederen is niet toegestaan in:

a. rookvrije vluchtroutes van slaapgebouwen (woonfunctie, logiesfunctie, celfunctie,     gezondheidszorgfunctie);

b. brand- en rookvrije vluchtroutes van niet-slaapgebouwen (bijeenkomstfunctie,     industriefunctie, kantoorfunctie, onderwijsfunctie, sportfunctie, winkelfunctie, overige     gebruiksfunctie).

 

Bijlage 4     Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de niet-gemeenschappelijke ruimten in woonfuncties

 

Artikel 1     Uitgangen en vluchtwegen

 

I.        Motivering

De wijziging in het eerste lid van dit artikel heeft betrekking op de uitsluiting van de woonfunctie en de celfunctie bij de toepassing van dit artikel. Een woonfunctie moet afgesloten kunnen worden met een sleutel om inbraak te voorkomen. Een celfunctie moet vanwege de aard van de functie met een sleutel afgesloten kunnen worden. De hoogte-eis uit het derde lid wordt overgeheveld naar de toelichting om productinnovaties niet te belemmeren en waar nodig maatwerk te kunnen leveren. In de toelichting op het derde lid wordt een verwijzing opgenomen naar een ontwerp-norm. Er wordt een nieuw vierde lid met toelichting toegevoegd, dat is geactualiseerd en overgeheveld van bijlage 2 van de toelichting.

 

II.       Wijziging in de bijlage bij de bouwverordening

Artikel 1, eerste lid komt te luiden:

Een deur in de vluchtroute wordt, bij aanwezigheid van personen in het bouwwerk, zodanig gesloten, dat de deur in geval van calamiteit ten behoeve van deze personen van binnen uit onmiddellijk over de minimaal vereiste breedte kan worden geopend zonder dat hiertoe gebruik moet worden gemaakt van een sleutel of een ander los voorwerp. Deze eis geldt niet voor de toegangsdeur van een woonfunctie, een celfunctie of een vergelijkbare gebruiksfunctie als de celfunctie.

 

Artikel 1, derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

Een sluiting waarvan de bedieningsinrichting bestaat uit een op de deur, in de vluchtrichting gezien, aangebrachte voorziening, waarbij de deur opengaat door een lichte druk tegen deze voorziening (panieksluiting).

 

Voeg na het derde lid een nieuw lid toe:

4.  Aan de tegen de vluchtrichting in gekeerde zijde van een nooddeur in een uitwendige scheidingsconstructie wordt een opschrift aangebracht volgens NEN 3011, uitgave 2004. Het opschrift luidt: “NOODDEUR VRIJHOUDEN”.

 

Artikel 9      Brandvoortplantingsklasse van plaatmateriaal

 

I.   Motivering

Het artikel wordt toegevoegd, omdat het is vervallen als voorbeeldvoorwaarde in artikel 4 lid b in bijlage 2 van de toelichting. Door het artikel onder te brengen in bijlage 4 krijgt het rechtstreekse werking. Formeel is dit een verzwaring van de eisen. Het artikel levert een zodanige vergroting van het veiligheidsniveau, met relatief weinig consequenties voor de praktijk, dat dit aanvaardbaar wordt geacht.

De eis aan de brandvoortplantingsklasse wordt gewijzigd naar klasse 4, zodat dit in overeenstemming is met de eisen die voor constructieonderdelen worden gesteld in het Bouwbesluit en met de eisen voor versiering in artikel 2 van bijlage 4 van de bouwverordening.

 

 

II.  Wijziging in de bijlage bij de bouwverordening

Na de toelichting op artikel 8 wordt een nieuw artikel 9 ingevoegd, dat luidt:

 

Artikel 9      Brandvoortplantingsklasse van plaatmateriaal

Hout, hardboard, triplex, multiplex, spaanplaat en kunststof plaatmateriaal in buitenwanden, scheidingswanden of plafonds van stands, podia, kramen etc. die in gebouwen zijn gelegen, wordt uitsluitend toegepast onder de voorwaarden dat

a.       het materiaal ten minste 3,5 mm dik is en

b.       het materiaal kan worden ingedeeld in klasse 4 als bedoeld in NEN 6065, uitgave 1991 en NEN 6065/A1, uitgave 1997.

 

 

 

Artikel 10    Glas

 

I.  Motivering

Het artikel wordt toegevoegd omdat het is vervallen als voorbeeldvoorwaarde in artikel 4 lid c en d in bijlage 2 van de toelichting. Door het artikel onder te brengen in bijlage 4 krijgt het rechtstreekse werking. Formeel is dit een verzwaring van de eisen. Het artikel levert een zodanige vergroting van het veiligheidsniveau, met relatief weinig consequenties voor de praktijk, dat dit aanvaardbaar wordt geacht. In de praktijk is gebleken dat het toepassen van glas als versiering aan plafonds een veilige inzet van de hulpdiensten in gevaar brengt. Daarom is dit artikel uitgebreid ten opzichte van de vervallen voorbeeldvoorwaarde.

 

 

II. Wijziging in de bijlage bij de bouwverordening

Na de toelichting op artikel 9 wordt een nieuw artikel 10 ingevoegd, dat luidt:

Artikel 10    Glas

Glas als versiering en/of bekleding aan plafonds en wanden dan wel in plafonds van stands podia, kramen etc. of in buitenwanden en scheidingswanden tussen stands podia, kramen etc.

wordt uitsluitend toegepast onder de voorwaarde dat het glas als veiligheidsglas wordt aangemerkt of dat het glas is voorzien van een ingegoten kruiswapening met een maximale maaswijdte van 16 mm.

 

Artikel 11     Textiel in horizontale toepassing

 

I. Motivering

Het artikel wordt toegevoegd omdat het is vervallen als voorbeeldvoorwaarde in artikel 4 lid e en f in bijlage 2 van de toelichting. Door het artikel onder te brengen in bijlage 4 krijgt het rechtstreekse werking. Formeel is dit een verzwaring van de eisen. Het artikel levert een zodanige vergroting van het veiligheidsniveau, met relatief weinig consequenties voor de praktijk, dat dit aanvaardbaar wordt geacht.

 

II. Wijziging in de bijlage van de bouwverordening

Na de toelichting op artikel 10 wordt een nieuw artikel 11 ingevoegd, dat luidt:

Artikel 11    Textiel in horizontale toepassing

Textiel in horizontale toepassing bij stands, podia, kramen etc. wordt uitsluitend toegepast onder de voorwaarden dat het textiel onderspannen is met metaaldraad op een onderlinge afstand van ten hoogste 0,35 meter of dat het textiel onderspannen is  met metaaldraad in twee richtingen met een maaswijdte van ten hoogste 0,70 meter

 

Artikel 12     Toepassing van kunststof foliemateriaal, behangpapier, crêpepapier of fotopapier

 

I.Motivering

Het artikel wordt toegevoegd omdat het is vervallen als voorbeeldvoorwaarde in artikel 4 lid g en i in bijlage 2 van de toelichting. Door het artikel onder te brengen in bijlage 4 krijgt het rechtstreekse werking. Formeel is dit een verzwaring van de eisen. Het artikel levert een zodanige vergroting van het veiligheidsniveau, met relatief weinig consequenties voor de praktijk, dat dit aanvaardbaar wordt geacht.

 

II.Wijziging in de bijlage van de bouwverordening

Na de toelichting op artikel 11 wordt een nieuw artikel 12 ingevoegd, dat luidt:

Artikel 12    Toepassing van kunststof foliemateriaal, behangpapier, crêpepapier of fotopapier

Kunststof foliemateriaal, behangpapier, crêpepapier en fotopapier in stands, podia, kramen etc. wordt geplakt op een ondergrond van onbrandbaar materiaal, board, triplex, multiplex, spaanplaat, hout of glas en verwerkt volgens het gestelde in artikel 9 en 10 van bijlage 4 van de bouwverordening.

 

Bijlage 5          Toegestane hoeveelheid brandgevaarlijke stoffen

 

I.   Motivering

Bijlage 5 wordt volledig herzien ter aansluiting bij de huidige milieuwetgeving overeenkomstig het gewijzigde artikel 6.2.2 MBV.

 

II. Wijziging in de bijlage van de bouwverordening

Het opschrift, de tekst en tabellen van bijlage 5 worden vervangen door:

 

 

Bijlage 5     Opslag brandgevaarlijke stoffen

 

Bijlage behorend bij artikel 6.2.2

 

Tabel 6.2.2     Opslag brandgevaarlijke stoffen

 

ADR-klasse

Omschrijving

Verpakkinggroep

Toegestane maximum hoeveelheid in kg of l[1]

2

 UN 1950 Spuitbussen & UN 2037 Houders, klein, gas

gassen zoals propaan, zuurstof, stikstof, argon, kooldioxide, acyteleen, aerosolen (spuitbussen)

n.v.t.

50

3

brandbare vloeistoffen zoals bepaalde oplosmiddelen en aceton

II

25

3

excl. dieselolie, gasolie of lichte stookolie met een vlampunt tussen 61°C en 100°C

brandbare vloeistoffen zoals terpetine en bepaalde inkten

III

50

4.1, 4.2, 4.3

4.1: brandbare vaste stoffen, zelfontledende vaste stoffen en vaste ontplofbare stoffen in niet explosieve toestand zoals wrijvingslucifers, zwavel en metaalpoeders

4.2: voor zelfontbranding vatbare stoffen zoals fosfor (wit of geel) en diethylzink

4.3: stoffen die in contact met water brandbare gassen ontwikkelen zoals magnesiumpoeder, natrium en calciumcarbonaat

II en III

50

5.1

brandbevorderende stoffen zoals waterstofperoxide

II en III

50

5.2

organische peroxiden zoals dicymyl peroxide en di-propionyl peroxide

n.v.t.

1

2

gasflessen

 

n.v.t

115

liter waterinhoud

3

dieselolie, gasolie of lichte stookolie met een vlampunt tussen 61°C en 100°C

 

III

1.000 liter

 

Op grond van artikel 6.2.2 is het in beginsel verboden een stof die in bijlage 5 is aangemerkt, aanwezig te hebben in, op of nabij een bouwwerk. Hierop worden echter uitzonderingen gemaakt. De uitzonderingen maken het mogelijk om deze stoffen in beperkte voorraad aanwezig te hebben. Hierbij moet gedacht worden aan ‘huishoudelijk gebruik’. De grenzen die in bijlage 5 zijn aangegeven zijn afgestemd op de ondergrenzen die in de Wet Milieubeheer worden gesteld.


Bijlage 6          Opslag brandgevaarlijke stoffen

 

I.   Motivering

Deze wijziging houdt verband met de wijzigingen van artikel 6.2.2 MBV en bijlage 5.  Bijlage 5 is zodanig gewijzigd dat daarin op grond van artikel 6.2.2 MBV eisen zijn gesteld aan de soort opslag, de maximale hoeveelheid van de stof en de wijze van opslag.  Een opsplitsing in twee bijlagen is niet langer noodzakelijk.

 

II. Wijziging in de bijlage van de verordening

De tekst van bijlage 6 komt te luiden: Vervallen.

 

 

Bijlage 8     Checklist voor de visuele inspectie van woningen en daarmee vergelijkbare                      bouwwerken op de aanwezigheid van asbest

 

I.   Motivering

Deze wijziging houdt verband met de wijziging van artikel 8.1.2 MBV als gevolg van de inwerkingtreding van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 op 1 maart 2006. Inhoudelijk keert deze bijlage terug als bijlage 10 bij de toelichting op de verordening in de vorm van een handreiking voor visuele inspectie op aanwezigheid van asbest als hulpmiddel bij de uitvoering van hoofdstuk 8.

 

II.  Wijziging in de bijlage van de verordening

De tekst van bijlage 8 komt te luiden: Vervallen.

 

 

Bijlage 10     Tabel 2.6.1 behorende bij artikel 2.6.1 (brandmeldinstallaties)

 

I.   Motivering

Deze wijziging is opgenomen in verband met een redactionele omissie in de tabel onder gezondheidsfunctie. De term ‘gezondheidsfunctie voor niet aan bed gebonden patiënten’ wordt vervangen door ‘overige gezondheidszorgfunctie’. Deze wijziging heeft inhoudelijk geen consequenties. Daarnaast is in het verlengde van de gewijzigde toelichting op artikel 2.6.1 duidelijker gedefinieerd wanneer een gebouw ‘aanroepbaar’ is.

 

II.  Wijziging in de bijlage van de verordening

Vervang tabel 2.6.1 door:


 

 

 

Leden van

 Toepassing

Grenswaarden

Omvang van bewaking

 

Aanwezigheid

Omvang van de bewaking

Kwaliteit

Hoogte hoogste vloer (m)

Gebruiksoppervlakte (m2)

Aantal verblijfsruimten bestemd voor bezoekers

Aantal bouwlagen

Niet automatisch

Gedeeltelijk

Volledig

Doormelding

 

Artikel

2.6.2

2.6.3

2.6.4

2.6.2

2.6.2

2.6.2

2.6.2

2.6.3

2.6.3

2.6.3

2.6.3

 

Lid

 

 

 

1a

1b

1c

1d

1a

1b

1c

2

1

Woonfunctie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Woonfunctie niet van een woonwagen

*

*

*

-

500

-

-

-

-

*

*

 

Woonfunctie bestemd voor minder zelfredzame personen in combinatie met permanent toezicht

*

*

*

-

1

-

-

-

-

*

*

 

Woonfunctie bestemd voor minder zelfredzame personen zonder permanent toezicht

*

*

*

-

1

-

-

-

*

-

*

 

Overig woonfunctie

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

2

Bijeenkomstfunctie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

 

Bijeenkomstfunctie voor de opvang van kinderen jonger dan 4 jaar.

*

*

*

-

200

-

-

-

-

*

*

*

*

*

2,4

-

-

-

-

-

*

*

 

Overige bijeenkomstfunctie

*

*

*

 

-

500

-

-

*

-

-

-

-

250

-

1

*

-

-

-

-

-

-

2

*

-

-

-

-

1000

1

-

-

*

-

*

-

5000

-

-

-

-

*

*

5<13

-

1

-

-

*

-

*

13<50

-

-

-

-

*

-

*

50<70

-

-

-

-

-

*

*

3

Celfunctie

*

*

*

-

1

-

-

-

-

*

*

4

Gezondheidszorgfunctie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten

*

*

*

-

1

-

-

-

-

*

*

 

Overige gezondheidszorgfunctie

    *

*

*

-

500

-

-

*

-

-

-

-

250

-

1

*

-

-

-

-

-

-

2

*

-

-

-

20<50

-

-

-

*

-

-

*

50<70

-

-

-

-

*

-

*

5

Industriefunctie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Lichte industriefunctie

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

 

Overige industriefunctie

*

*

*

-

1000

-

-

*

-

-

-

-

500

-

1

*

-

-

-

-

-

-

2

*

-

-

-

20

-

-

-

*

-

-

*

6

Kantoorfunctie

    *

*

*

-

500

-

-

*

-

-

-

-

250

-

1

*

-

-

-

-

-

-

2

*

-

-

-

20<50

-

-

-

*

-

-

*

50<70

-

-

-

-

*

-

*

7

Logiesfunctie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Logiesgebouw

 

*

 

 

*

 

*

-

-

-

1

*

-

-

-

5

-

-

-

-

-

*

*

-

250

-

-

-

-

*

*

 

Overige logiesfunctie

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

 

 

Leden van toepassing

Grenswaarden

Omvang van bewaking

 

Aanwezigheid

Omvang van de bewaking

Kwaliteit

Hoogte hoogste vloer (m)

Gebruiksoppervlakte (m2)

Aantal verblijfsruimten bestemd voor bezoekers

Aantal bouwlagen

Niet automatisch

Gedeeltelijk

Volledig

Doormelding

 

Artikel

2.6.2

2.6.3

2.6.4

2.6.2

2.6.2

2.6.2

2.6.2

2.6.3

2.6.3

2.6.3

2.6.3

 

Lid

 

 

 

1a

1b

1c

1d

1a

1b

1c

2

8

Onderwijsfunctie

*

*

*

-

500

-

-

*

-

-

-

-

250

-

1

*

-

-

-

-

-

-

2

*

-

-

-

20<50

-

-

-

*

-

-

*

50<70

-

-

-

-

*

-

*

9

Sportfunctie

 

*

 

*

 

*

-

1000

-

-

*

-

-

-

-

500

-

1

*

-

-

-

-

-

-

2

*

-

-

-

20<50

-

-

-

-

*

-

*

50<70

-

-

-

-

-

*

*

10

Winkelfunctie

*

*

    *

-

1000

-

-

*

-

-

-

-

500

-

1

*

-

-

-

-

-

-

2

*

-

-

-

<13

5000

-

-

*

-

-

*

<13

10000

-

-

 

*

-

*

13<50

1000

-

-

*

-

-

*

13<50

5000

-

-

-

*

-

*

13<50

10000

-

-

-

-

*

*

50<70

-

-

-

-

-

*

*

11

Overige gebruiksfunctie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Besloten overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen

 

*

 

*

 

*

-

1000

-

-

-

-

*

-

-

2500

-

-

-

-

*

*

-

-

-

1

*

-

-

-

 

Overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer

*

*

*

 

1000

-

-

*

-

-

-

 

 

 

 

 

 

-

-

1

*

-

-

-

 

 

 

 

 

 

2500

-

-

-

*

-

*

 

 

 

 

 

13

-

-

-

-

*

-

*

 

Andere overige gebruiksfunctie

*

*

*

F

F

-

-

*

*

*

*

12

Bouwwerk geen gebouw zijnde

*

*

*

F

F

-

-

*

*

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 6     Verbod voor open vuur en vuurwerk

 

I.   Motivering

In verband met de aanpassing van de structuur van deze bijlage vervalt dit artikel. De inhoud van het artikel wordt opgenomen als voorbeeld in de toelichting bij artikel 6.4.1.

 

Artikel 7     Bewaking en controle

 

I.   Motivering

Dit artikel vervalt in verband met de aanpassing van de structuur van deze bijlage. In het kader van gelijkwaardigheid moet de gebouweigenaar of gebruiker vragen of het instellen van een brandwacht tot de mogelijkheden behoort. De brandweer beoordeelt de betreffende situatie en stelt (tegen vergoeding) een brandwacht ter beschikking.

 

Artikel 8     Ventilatie en werkzaamheden

 

I.   Motivering

In verband met de aanpassing van de structuur van deze bijlage vervalt dit artikel. De inhoud van dit artikel is opgenomen in artikel 3 van bijlage 3.

 

Artikel 9     Brandbare, brandbevorderende en bij brand gevaar opleverende stoffen

 

I.   Motivering

In verband met de aanpassing van de structuur van deze bijlage vervalt dit artikel. De inhoud van dit artikel wordt geregeld in de te wijzigen bijlage 5 en 6.

 

Artikel 10     Opstellingsplannen

 

I.   Motivering

Dit artikel vervalt in verband met de aanpassing van de structuur van deze bijlage. De inhoud van dit artikel is met het oog op een veilige opstelling opgenomen in artikel 6 van bijlage 4. In de nieuwe tekst van bijlage 2 bij de toelichting wordt een opstellingsplan als voorbeeld opgenomen.

 

Artikel 11     Afval

 

I.   Motivering

In verband met de aanpassing van de structuur van deze bijlage vervalt dit artikel. De inhoud van het artikel wordt opgenomen als voorbeeld in de toelichting bij artikel 6.4.1.

 

Artikel 12     Doorlopend toezicht

 

I.   Motivering

Dit artikel vervalt in verband met de aanpassing van de structuur van bijlage 2. De inhoud van dit artikel is als visie opgenomen in de nieuwe tekst van bijlage 2 bij de toelichting.

 

Artikel 13     Brandveiligheidsinstructie en ontruimingsplan uitgaande van de bestaande interne organisatie

 

I.   Motivering

Dit artikel vervalt in verband met de aanpassing van de structuur van bijlage 2. Een ontruimingsplan wordt reeds vereist op grond van artikel 6.1.1 en artikel 9 van bijlage 3 van de MBV, artikel 15 Arbowet en Afdeling 4 van het Arbobesluit.

 

Artikel 14     Openingstijden

 

I.   Motivering

Dit artikel vervalt in verband met de aanpassing van de structuur van bijlage 2. Er is voorts geen directe relatie met brandveiligheid.

 

 

 

 

 



[1] Eenheid bepaald overeenkomstig het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.