BIJLAGE A
Vast te stellen wijzigingen in de bouwverordening volgens de
elfde serie wijzigingen op de model-bouwverordening van de VNG.
(Behoort
bij Lbr.06/140 11e serie wijzigingen. MBV 1992)
Artikel
1.1 Begripsomschrijvingen
I. Motivering
De wijzigingen betreffen het aanpassen van verwijzingen naar
een gewijzigd artikel- en lidnummer, naar de juiste citeertitel van het
Asbestverwijderingsbesluit 2005 en het schrappen van een inmiddels overbodige
bepaling. Voorts wordt de vindplaatsvermelding in enkele begripsomschrijvingen
overgeheveld naar de toelichting.
II. Wijziging in de
bouwverordening
Achter het eerste aandachtstreepje wordt na
‘Asbestverwijderingsbesluit’ toegevoegd: 2005.
Achter het tweede aandachtstreepje vervalt ‘(Stb. 2002,
409)’.
Achter het derde aandachtstreepje vervalt ‘(Stb. 2002,
410)’.
Achter het zevende aandachtstreepje wordt ‘artikel 1, letter
c’ vervangen door ‘artikel 6, eerste lid’ en na ‘Asbestverwijderingsbesluit’ wordt toegevoegd ‘2005’.
Het negende aandachtstreepje en de tekst daarachter vervalt.
Artikel
2.6.2 Aanwezigheid van
brandmeldinstallaties
I. Motivering
Deze wijziging wordt doorgevoerd in verband met een
redactionele omissie.
II. Wijziging in de bouwverordening
Artikel 2.6.2 komt te luiden:
1. Een gebruiksfunctie:
a. waarvan de hoogste vloer van een
verblijfsruimte is gelegen op een in tabel 2.6.1 van bijlage 10 van
deze verordening aangegeven waarde boven het meetniveau als bedoeld in
het Bouwbesluit;
b. waarvan de totale gebruiksoppervlakte meer
bedraagt dan de in tabel 2.6.1 van bijlage 10 van deze verordening aangegeven
grenswaarde;
c. waarvan het aantal verblijfsruimten bestemd
voor bezoekers meer bedraagt dan de in tabel
2.6.1 van bijlage 10 van deze verordening aangegeven grenswaarde;
d. die is gelegen in een bouwwerk dat bestaat uit
meer bouwlagen dan de in tabel 2.6.1 van bijlage
10 zijn aangegeven,
is voorzien van
een brandmeldinstallatie als bedoeld in NEN 2535, uitgave 1996, en NEN 2535/A1, uitgave 2002.
Artikel
2.6.3 Omvang van de bewaking door
brandmeldinstallaties
I. Motivering
Deze wijziging wordt doorgevoerd wegens een redactionele
omissie teneinde de verordeningstekst en bijlage 10 met elkaar in
overeenstemming te laten zijn.
N.B.
deze omissie is sinds 11 april 2005 opgenomen op www.vng.nl
onder Bouwregelgeving/model-bouwverordening als correctie op de 10e
serie wijzigingen. Mogelijk is deze wijziging reeds doorgevoerd bij de
vaststelling van de 10e serie wijzigingen van uw bouwverordening.
II. Wijziging in de bouwverordening
Artikel 2.6.3, tweede lid, komt te luiden:
2. Een op grond van artikel 2.6.2, lid 1, a, b en
c, in een bouwwerk aanwezige brandmeldinstallatie
meldt rechtstreeks door naar de alarmcentrale van de brandweer, voor zover dit voor een gebruiksfunctie staat
aangegeven in tabel 2.6.1 van bijlage 10 van deze verordening.
Artikel
2.6.11 Gelijkwaardigheid
I. Motivering
De wijziging betreft het herstel van een redactionele
omissie.
II. Wijziging in de
bouwverordening
In het derde lid van artikel 2.6.11 wordt de zinsnede ‘zijn de
artikelen 2.6.9, tweede lid, en’ vervangen door: is artikel.
Artikel 2.7.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet
I. Motivering
De onderhavige wijziging dient om de reikwijdte van het
voorschrift uit te breiden tot blokverwarming en wijkverwarmingsnetten en
tevens om de redactionele aansluiting op de voorschriften van het Bouwbesluit
2003 te verbeteren.
II. Wijziging in de bouwverordening
Vervang in het tweede lid de tekst van onderdeel c door:
c. voor woningen met
een aansluiting op een gemeenschappelijke of publieke voorziening voor verwarming, als bedoeld in artikel 2.69 van
het Bouwbesluit (warmtedistributienet).
Artikel
2.7.3A (facultatief) Eis tot
aansluiting aan de publieke voorziening voor verwarming
I. Motivering
De toevoeging van het onderhavige voorschrift maakt het
mogelijk om uit milieu-overwegingen aansluiting op het stads- of
wijkverwarmingsnet af te dwingen, ook al is er een aardgasnet.
II. Wijziging in de bouwverordening
Voeg na artikel 2.7.3 een nieuw artikel in, luidende:
Artikel
2.7.3A (facultatief) Eis tot aansluiting aan de publieke voorziening voor
verwarming
Indien in een deel van de gemeente een publieke voorziening
voor verwarming van bouwwerken, als bedoeld in artikel 2.69 van het Bouwbesluit
(warmtedistributienet), aanwezig is, moet een aldaar te bouwen bouwwerk zijn
aangesloten op die publieke voorziening:
Artikel 2.7.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering
I. Motivering
De onderhavige wijziging dient om buiten twijfel te stellen
dat:
II. Wijziging in de bouwverordening
Vervang in alternatief 1 en 2, telkens in het tweede lid,
onder a, de tekst door:
Hoofdstuk
6 Brandveilig gebruik
Artikel
6.1.1 Vergunning gebruik bouwwerk
I. Motivering
Deze wijziging heeft betrekking op het vervallen van de
gebruiksvergunningplicht voor de categorie bedrijfsmatige opslag van
brandgevaarlijke stoffen. De brandveiligheidsaspecten van deze categorie worden
inmiddels voldoende door de milieuregelgeving gedekt.
II. Wijziging in de
bouwverordening
Artikel 6.1.1, eerste lid, onderdeel b vervalt.
Artikel 6.1.1, eerst lid, onderdeel c respectievelijk d
worden verletterd tot onderdeel b respectievelijk c.
Artikel
6.2.1 Gebruikseisen voor bouwwerken
I. Motivering
Deze wijziging wordt mede vanuit het oogpunt van
deregulering doorgevoerd, omdat de ontheffingsmogelijkheid niet meer
noodzakelijk wordt geacht bij de huidige typen verwarmingstoestellen.
II. Wijziging in de
bouwverordening
Artikel 6.2.1, derde lid vervalt.
Artikel
6.2.2 Verbod stoffen aanwezig te
hebben
I. Motivering
Deze wijziging hangt direct samen met de volledige
herziening van bijlage 5 en 6 van deze verordening.
II. Wijziging in de bouwverordening
Artikel 6.2.2 komt te luiden:
Artikel 6.2.2 Opslag brandgevaarlijke stoffen
1. In, op of nabij een
bouwwerk is geen in bijlage 5 aangewezen brandgevaarlijke stof aanwezig.
2. Het eerste lid is
niet van toepassing indien:
a. de in bijlage 5 aangegeven maximum hoeveelheid
van de betreffende stoffen niet wordt overschreden, met dien verstande dat de
totale toegestane hoeveelheid van de eerste zes rijen honderd kilogram
of liter is,
b. de betreffende stof zodanig is verpakt
- dat de
verpakking tegen normale behandeling bestand is, en
- van de
inhoud niets onvoorzien uit de verpakking kan ontsnappen, en
c. de betreffende stof wordt gebruikt met
inachtneming van de op de verpakking aangegeven
gevaarsaanduiding (R- en S-zinnen).
3. Het in het eerste
lid gestelde is voorts niet van toepassing op:
a. de brandstof in het reservoir bij een
verbandingsmotor;
b. de brandstof in een verlichtings-, een
verwarmings- of een ander warmteontwikkelend toestel;
c. voor consumptie bestemde alcoholhoudende
dranken, en
d. het aanwezig hebben van een grotere dan de in
bijlage 5 aangegeven maximum hoeveelheid
van de betreffende stof voor zover dat bij of krachtens de Wet Milieubeheer is
toegestaan.
4. Bij het bepalen van
de hoeveelheid als bedoeld in het tweede lid onder a, worden volledig meegerekend de inhoudsmaten van vaatwerk
dat gedeeltelijk is gevuld met een vloeistof die
in bijlage 5 als brandgevaarlijk is aangemerkt.
Artikel 6.2.3 Opslag en verwerking stoffen
I. Motivering
Deze wijziging is om dezelfde reden doorgevoerd als de
wijziging in artikel 6.2.2 MBV.
II. Wijziging in de bouwverordening
De tekst van artikel 6.2.3 komt te luiden: Vervallen
Artikel
6.3.2 Gebruik middelen en
voorzieningen
Brandbeveiligingsvoorzieningen en vluchtroutes moeten altijd
voor onmiddellijk gebruik beschikbaar zijn. Het is verboden om het gebruik van
deze brandbeveiligingsvoorzieningen te belemmeren.
De als Nederlandse norm aanvaarde Europese norm NEN-EN 671-1
‘Vaste brandblusinstallaties – brandslangsystemen – deel 1: Brandslanghaspels
met vormvaste slang’ geeft richtlijnen zodat het efficiënt gebruik van
brandslangsystemen is gegarandeerd.
In hoofdstuk 8 van deze norm worden eisen gesteld aan de
kasten waarin brandslanghaspels opgehangen kunnen worden. Volgens NEN-EN 671-1
is het toegestaan brandslanghaspelkasten te voorzien van een deur en een slot.
Het toepassen van een slot is uitsluitend toegestaan wanneer er op de kast een
breekruitje is aangebracht waarmee de kast kan worden geopend. Wanneer het
breekruitje wordt ingedrukt, mogen er geen scherpe randen aanwezig zijn
waardoor mensen zich kunnen bezeren. Om in geval van controle en onderhoud de
kast te kunnen openen, moet het slot met een sleutel geopend kunnen worden,
zodat het breekruitje niet steeds vervangen hoeft te worden.
Handbrandmelders en automatische brandmelders mogen niet
zodanig afgeschermd worden dat de goede werking wordt belemmerd.
Alle voorzieningen voor ontvluchting en redding van personen
en dieren moeten onmiddellijk beschikbaar zijn.
De opsomming van genoemde voorbeelden is oneindig.
Artikel
6.4.1 Hinder in verband met de
brandveiligheid
I. Motivering
De wijziging in de verordening wordt doorgevoerd teneinde de
gebruikte terminologie in overeenstemming te brengen met de terminologie uit
het Bouwbesluit. De wijziging in de toelichting wordt doorgevoerd omdat bijlage
2 van de verordening is aangepast. De artikelen die in bijlage 2 zijn
vervallen, vallen onder de strekking van artikel 6.4.1.
II. Wijziging in de
bouwverordening
In artikel 6.4.1, onder c wordt ‘gebruik van
vluchtmogelijkheden’ vervangen door: vluchten.
Hoofdstuk
8 Slopen
Artikel
8.1.2 Aanvraag sloopvergunning
I. Motivering
Het rapport van een onderzoek, zoals dat in de
model-bouwverordening wordt genoemd, dient te worden aangehaald op de wijze die
nu is voorgeschreven in artikel 10, letter j van het Asbestverwijderingsbesluit
2005.
In artikel 4, eerste lid, onder a van het
Asbestverwijderingsbesluit 2005 wordt de datum van 1 januari 1994 vermeld als
ijkpunt. In bouwwerken die na deze datum zijn opgericht is de kans op de
aanwezigheid van asbest verwaarloosbaar klein. In de model-bouwverordening werd
als ijkpunt jarenlang de datum 1 juli 1993 aangehouden. Deze datum dient in
overeenstemming te worden gebracht met het nieuwe Asbestverwijderingsbesluit.
Met betrekking tot de BRL 5052 is thans de uitgave 1998 van
toepassing. Er wordt echter gewerkt aan een opvolger voor de BRL de SC 540. Het
thans bekende KOMO keurmerk komt te vervallen. Omdat de voorbereidingen voor de
SC 540 net zijn gestart en het tijdstip van publicatie en van inwerkingtreding
onbekend is, wordt in deze serie van wijzigingen nog verwezen naar de BRL 5052.
De visuele inspectie aan de hand van de checklist van
bijlage 8 van de bouwverordening leidt nogal eens tot een discussie tussen de
gemeente en de aanvrager, waarbij de eerste meent dat wel moet worden uitgegaan
van asbestverdachte materialen en de tweede meent dat de visuele inspectie
voldoende houvast biedt om aan te nemen dat geen asbest aanwezig is. Mede gelet
op strekking van het nieuwe Asbestverwijderingsbesluit om minder uitzonderingen
toe te laten op de asbestinventarisatieplicht dan voorheen het geval was, is
besloten letter f van het derde lid van dit artikel te schrappen. De genoemde
checklist van bijlage 8 gaat naar de toelichting en vormt als bijlage bij de
toelichting een nuttige handreiking bij de uitvoering van hoofdstuk 8. Te
zijner tijd zal in de plaats van deze bijlage een handhavingsmatrix asbestsloop
verschijnen, waaraan door de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht (VBWT) wordt
gewerkt.
Het vierde lid dat handelt over de verplichte
asbestinventarisatie is aangescherpt in die zin dat de gevallen waarin een
dergelijk inventarisatierapport niet behoeft te worden overgelegd bij de
aanvraag om sloopvergunning is beperkt. Hiermee wordt aansluiting gezocht bij
de tekst van artikel 3 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005, waarin het
tekstgedeelte “… beschikt … over een asbestinventarisatierapport indien hij
weet of redelijkerwijs kan weten dat zich in het bouwwerk…. asbest … bevindt.”
De combinatie van de herziene leden 3 en 4 van artikel 8.1.2 beoogt hier
invulling aan te geven. De oude leden deden dit eveneens ten aanzien van het
voorgaande Asbestverwijderingsbesluit.
II. Wijziging in de
bouwverordening
In het derde lid, letter a wordt het tekstgedeelte ‘een
rapport van een onderzoek’ vervangen door ‘een afschrift van het asbestinventarisatierapport’.
In het derde lid, letter b
wordt ‘BRL 5052, uitgave 1996’ vervangen door ‘BRL 5052, uitgave 1998’.
In het derde lid, letter c wordt de datum 1 juli 1993
gewijzigd in 1 januari 1994.
In het derde lid vervalt letter f en de daarbij behorende
tekst.
Het vierde lid wordt vervangen door:
Indien
– gelet op het derde lid – wordt vermoed dat het bouwwerk asbest bevat of de
aanvrager weet of redelijkerwijs kan weten dat zich in het bouwwerk asbest
bevindt wordt met een asbestinventarisatierapport van een deskundig bedrijf
aangetoond of dit juist is, en zo ja, waar dit asbest zich bevindt. Indien geen
asbestinventarisatierapport van een deskundig bedrijf wordt overgelegd, moeten
bij de aanvraag andere gegevens worden overgelegd waaruit blijkt of asbest
aanwezig is, en zo ja, waar dit asbest zich bevindt. Aan deze eis wordt geacht
te zijn voldaan indien
Artikel 8.1.4
Termijn van beslissing
I Motivering
De termijn van beslissing op een verzoek om sloopvergunning
is steeds gelijk geweest aan die van de bouwvergunning. Hiervoor bestonden twee
redenen: het komt nogal eens voor dat bij verbouwingen zowel een bouwvergunning
als een sloopvergunning is vereist waarbij afstemming zinvol is en het komt
nogal eens voor dat de aanvrager in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn
aanvraag aan te vullen met nog ontbrekende gegevens.
In het Asbestverwijderingsbesluit 2005 is in artikel 10,
letter i bepaald dat burgemeester en wethouders binnen vier weken na de dag
waarop de aanvraag om sloopvergunning, voor zover deze uitsluitend is gericht
op het verwijderen van asbest, is ingediend beslissen op die aanvraag. Hoewel
het hier gaat om een termijn van orde, dient het bestuursorgaan zich zoveel
mogelijk hieraan te houden. Een gevolg is dat er geen tijd meer is om - met
gebruikmaking van art. 8.1.3 MBV - een aanvrager in de gelegenheid te stellen
een onvolledige aanvraag aan te vullen. Het aantal keren dat een aanvraag niet
in behandeling wordt genomen wegens onvolledigheid van de stukken zal toenemen
(art. 4:5 Awb). Genoemd artikel 10 bevat geen regeling voor verlenging van de
termijn.
Hoewel het Asbestverwijderingsbesluit geen relatie legt met
de Monumentenwet, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening of met
een leefmilieuverordening op grond van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing,
gaan wij ervan uit dat het niet verkeerd is om in de bouwverordening de
koppeling die bedoeld is om de beschermende werking te verzekeren, te handhaven
ook indien daarmee de termijn van vier weken aanmerkelijk wordt overschreden.
Hoewel monumenten zijn opgericht in een tijd dat asbest geen bouwmateriaal was,
kan bij een eerdere (meestal inpandige) verandering of restauratie asbest zijn
toegepast, dat nu weer wordt verwijderd.
II Wijziging in de
bouwverordening
Na het eerste lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd:
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid beslissen
burgemeester en wethouders over een aanvraag om sloopvergunning binnen vier
weken na de dag waarop de aanvraag om een sloopvergunning is ingediend, indien
het slopen uitsluitend is bedoeld om asbest of asbesthoudende producten uit een
bouwwerk te verwijderen.
Het tweede lid wordt vernummerd tot derde lid.
In het derde lid wordt na het woord ‘eerste’ ingevoegd ‘en
tweede’.
Artikel
8.2.1 Sloopmelding
I Motivering
Tot dusver bevatte de MBV geen maximum hoeveelheid voor het
anders dan in de uitoefening van beroep of bedrijf verwijderen van
asbesthoudende vloertegels of asbesthoudende vloerbedekking of asbesthoudende
platen aan de binnenzijde van een woning.
In artikel 4, derde lid van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 wordt
dit verwijderen alsnog aan een maximum van 35 m2 per kadastraal perceel
gebonden. Voorts is er een verschil in gelijmde en niet gelijmde
vloerbedekking. Genoemd artikel 4, derde lid beperkt de sloopmelding tot
woningen en bijgebouwen bij woningen, waardoor voor dezelfde handeling in een
woonwagen of woonkeet wel een sloopvergunning is vereist. De begripsbepaling
voor woning in het tweede lid van artikel 1 van het Asbestverwijderingsbesluit
geeft hiervoor geen oplossing, omdat onduidelijk is wat daar onder ‘mede’ wordt
verstaan en omdat in de Woningwet het begrip woning niet is omschreven. Voor
zover bedoeld is met dit Asbestverwijderingsbesluit op dit punt althans geen
wijziging in het beleid noch in de uitvoering van de regels te brengen, dan mag
worden geconcludeerd dat onder woning (wellicht) mede wordt verstaan een
woonwagen, een woonkeet en een logiesverblijf zoals tot dusver werd genoemd in
het eerste lid van art. 8.2.1 MBV.
Artikel 10, letter c van het Asbestverwijderingsbesluit 2005
verwijst onder meer naar het bepaalde in het eerste lid van artikel 4 van dit
besluit met de bedoeling dat ook hiervoor een sloopmelding geldt in de
bouwverordening. Wij achten deze bepaling niet uitvoerbaar. De in bedoeld eerste
lid onder b genoemde rem- en fractiematerialen komen zelden voor in bouwwerken
en de onder c genoemde asbestwegen behoren niet in een bouwverordening en het
gestelde onder a heeft betrekking op bouwwerken die na 1 januari 1994 zijn
gebouwd en hierover is algemeen bekend dat de kans dat daarin asbest wordt
aangetroffen verwaarloosbaar klein is. Mocht onverwacht toch asbest worden
aangetroffen, dan voorziet artikel 8.3.4, eerste lid van de MBV hierin. Op zich
is de hele situatie dat een bouwwerk dat na 1 januari 1994 is gebouwd of is
gerenoveerd nu wordt gesloopt en dat daarbij asbest wordt aangetroffen een
onwaarschijnlijke gebeurtenis.
In het achtste lid vervalt een zinsdeel, waardoor beter
wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 10, letter e van het
Asbestverwijderingsbesluit 2005.
De eerste volzin van het negende lid wordt gewijzigd in
verband met het bepaalde in artikel 10, letters f en g van het
Asbestverwijderingsbesluit 2005.
II Wijziging in de bouwverordening
Het eerste lid wordt vervangen door:
In afwijking van artikel 8.1.1, eerste lid, is geen
sloopvergunning vereist voor het anders dan in de uitoefening van een beroep of
bedrijf in zijn geheel slopen van:
mits het voornemen tot dit slopen is gemeld bij burgemeester
en wethouders en door burgemeester en wethouders binnen acht dagen na de dag
waarop dit is gemeld is medegedeeld dat geen sloopvergunning is vereist.
Met een woning wordt gelijk gesteld een woonkeet, woonwagen
of logiesverblijf.
In het achtste lid
wordt na het woord asbest een punt gezet en vervalt het vervolg van de zin.
In het negende lid vervalt na het woord ‘verplicht’ het
vervolg van deze zin en komt daarvoor in de plaats: de voorschriften, bedoeld
in het achtste lid alsmede de voorschriften die bij of krachtens de artikelen 7
en 8 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 zijn gesteld, in acht te nemen.
Artikel 8.2.2 Overige
uitzonderingen op het vereiste van sloopvergunning
I Motivering
Voor het verwijderen van beglazingskit dat is verwerkt in de
constructie van (tuinbouw) kassen is geen sloopvergunning meer vereist
ingevolge artikel 4, tweede lid, onder c juncto artikel 10, letter b van het Asbestverwijderingsbesluit
2005 voor zover dit verwijderen gebeurt in het kader van de uitoefening van een
beroep of bedrijf. Voorts is artikel 8.3.6 overbodig geworden (zie aldaar). In
het verleden werd beglazingskit aangeduid als voegkit.
Artikel 10, letter b juncto artikel 4, eerste en tweede lid
geeft voorts aanleiding tot een hernieuwde redactie van het onderhavige
artikel.
II Wijziging in de
bouwverordening
De tekst van dit artikel wordt vervangen door:
In afwijking van artikel 8.1.1, eerste lid, is voorts geen
sloopvergunning vereist, indien het slopen, voor zover dat betrekking heeft op
asbest, uitsluitend bestaat uit het in het kader van de uitoefening van een
beroep of bedrijf geheel of gedeeltelijk verwijderen van:
Artikel 8.3.3 Plichten van de houder van de
sloopvergunning
I Motivering
Artikel 10, letters k, l, m en n van het
Asbestverwijderingsbesluit 2005 bevatten erplichtingen voor de houder van de sloopvergunning.
Het gestelde onder letter m leidt tot een wijziging van het vierde lid. Het
gestelde onder letter n leidt tot een nieuw lid.
Het derde lid vervalt omdat de inhoud hiervan thans is
opgenomen in artikel 5 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005. Het vervallen
van het derde lid leidt tot het vernummeren van de daarop volgende leden.
II Wijziging in de
bouwverordening
Het derde lid vervalt.
Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid en de tekst
wordt vervangen door:
‘3. De houder van de
sloopvergunning stelt ten minste één week voorafgaande aan de aanvang van het
slopen, burgemeester en wethouders schriftelijk op de hoogte van de data en
tijdstippen waarop het slopen, voorzover dat betrekking heeft op asbest, zal
plaatsvinden.’
Een nieuw vierde lid luidt:
‘4. De houder van de sloopvergunning stuurt binnen twee
weken na de uitvoering van de werkzaamheden burgemeester en wethouders een
afschrift van de resultaten van de eindbeoordeling, bedoeld in artikel 9,
eerste lid van het Asbestverwijderingsbesluit 2005.’
Artikel 8.3.5 Wijze
van slopen, verpakken en opslaan van asbest
I Motivering
Artikel 7 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 voorziet
in de voorschriften voor de wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest
voorzover dit gebeurt anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Voor het beroepsmatig of bedrijfsmatig verrichten van deze
handelingen gelden regels op basis van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de
desbetreffende certificering.
Voor degenen die anders dan in de uitoefening van een beroep
of bedrijf een handeling als hiervoor bedoeld verrichten, geeft artikel 8 van
het Asbestverwijderingsbesluit 2005 een vergelijkbare verplichting. Van de
bevoegdheid om op grond van het tweede lid van artikel 8 een ministeriële
regeling te doen uitgaan heeft de minister van VROM geen gebruik gemaakt en is
evenmin een aanvang gemaakt om dit binnen afzienbare tijd alsnog te doen.
Van artikel 8.3.5 worden vooralsnog het eerste en het tweede
lid gehandhaafd. Indien de minister op grond van het tweede lid van artikel 8
van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 regels stelt, treden vanwege de
verhouding hogere en lagere regelgeving vanzelf deze bepalingen van de
bouwverordening buiten werking.
II Wijziging in de
bouwverordening
De leden 3 tot en met
7 van artikel 8.3.5 vervallen
Artikel 8.3.6
Plichten ten aanzien van de sloop van tuinbouwkassen
I Motivering
Voor de sloop van een (tuinbouw)kas is geen sloopvergunning
meer vereist, voor zover dit slopen plaatsvindt in het kader van de uitoefening
van een beroep of bedrijf. Voor deze bedrijven gelden regels op basis van het
Arbeidsomstandighedenbesluit en de desbetreffende certificering. Zie voorts de
motivering bij artikel 8.2.2. Het bepaalde in artikel 8.3.6 is overbodig
geworden.
II Wijziging in de
bouwverordening
De tekst van artikel
8.3.6 komt te luiden: Vervallen
Artikel
10.3 Overdragen vergunningen
I. Motivering
De wijziging in de verordening wordt doorgevoerd, omdat de
splitsingsvergunning niet meer wordt geregeld via artikel 124 van de Woningwet,
maar door artikel 33 van de Huisvestingswet. De wijziging in de toelichting is
doorgevoerd, omdat de verwachte toevoeging van een extra artikel aan de
Woningwet niet heeft plaatsgevonden.
II. Wijziging in de
bouwverordening
In artikel 10.3 vervalt in de eerste volzin ‘de
splitsingsvergunning als bedoeld in artikel 124 Woningwet,’ .
Artikel
12.1 Strafbare
feiten
I. Motivering
Artikel 11 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 geeft aan
dat en welke overtredingen in de bouwverordening dienen te worden aangemerkt
als strafbare feiten als bedoeld in artikel 110, tweede lid, van de Woningwet.
Artikel 6.2.3 is vervallen. Het kapstokartikel 6.4.1 dat in de tiende serie van
wijzigingen is toegevoegd dient alsnog als strafbaar feit in artikel 12.1 te
worden opgenomen. Aldus wordt artikel 12.1 in verband hiermede gewijzigd.
II. Wijziging in de
bouwverordening
Voor de bestaande tekst wordt het lidnummer 1 geplaatst.
In de opsomming van artikelnummers in het eerste lid
vervalt: ‘6.2.3,’ en ‘8.3.5,’.
Voeg in de opsomming van artikelnummers na ‘6.3.2,’ toe:
6.4.1,.
Toegevoegd wordt een nieuw tweede lid, luidende:
2. Overtreding van de in het eerste lid genoemde artikelen
8.1.1, eerste lid, 8.2.1, negende en tiende lid, 8.3.1, 8.3.2, 8.3.3, 8.3.4,
8.4.1, geldt een strafbaar feit als bedoeld in artikel 110, tweede lid van de
Woningwet.
Artikel
12.4 Overgangsbepaling (aanvragen om)
gebruiksvergunning
I. Motivering
De verwijzing naar niet langer bestaande artikelen in de
Brandbeveiligingsverordening komt te vervallen in het eerste en vierde lid.
II. Wijziging in de
bouwverordening
In artikel 12.4 vervalt het eerste lid.
Het tweede lid wordt vernummerd tot: 1.
Het derde lid wordt vernummerd tot: 2.
In het derde lid komt ‘, aanschrijving’ te vervallen.
Het vierde lid vervalt.
Bijlage
3 Gebruikseisen
voor bouwwerken
Artikel
3 Installaties
voor verwarming en kookdoeleinden
Artikel
8 Brandmeldinstallatie
I. Motivering
De
artikeltekst wordt aangepast om de tekst in overeenstemming te brengen met
artikel 2.6.4. lid 3. Het moet duidelijk zijn dat het hier gaat om een
certificaat als bedoeld in de Regeling Brandmeldinstallaties 2002, of
gelijkwaardig.
De wijziging in de toelichting heeft zowel betrekking op een
redactionele omissie, als op het vervallen van de eis dat de beheerder in het
gebouw aanwezig is.
Daarnaast
wordt de toelichting uitgebreid met een extra verwijzing naar artikel 10.6.
Artikel 10.6 bepaalt namelijk dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om
rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen,
voornormen, praktijkrichtlijnen of andere voorschriften waarnaar in de
verordening of in de bijlage bij de verordening wordt verwezen. Wanneer
certificeringsregelingen worden vernieuwd, kunnen burgemeester en wethouders
akkoord gaan met toepassing van de vernieuwde regeling.
II. Wijziging in de bijlage bij de
bouwverordening
Vervang in artikel 8 de zinsnede ‘dat is verleend door een
door burgemeester en wethouders aanvaarde instelling.’ door:
als bedoeld in de Regeling Brandmeldinstallaties 2002 van
het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) in Den Haag, dan
wel een certificaat waarvan een door burgemeester en wethouders erkende, ter
zake kundige, onafhankelijke onderzoeksinstelling in een schriftelijke
verklaring heeft aangetoond dat dit certificaat ten minste gelijkwaardig is aan
een certificaat als bedoeld in de vorengenoemde Regeling Brandmeldinstallaties
2002.
Artikel
10 Automatische brandblusinstallatie
I. Motivering
Dit artikel wordt gewijzigd, omdat burgemeester en
wethouders geen bevoegdheden hebben ten aanzien van de erkenning van
certificeringsinstellingen. Zij hebben wel de bevoegdheid voor te schrijven dat
met betrekking tot het gebruik van de automatische brandblusinstallatie te allen
tijde een geldig certificaat moet kunnen worden overgelegd.
De eerste wijziging in de toelichting bij dit artikel houdt
verband met een redactionele omissie. In de bij de
tiende serie wijzigingen opgenomen nieuwe toelichting op artikel 10 van bijlage
3 hebben de tweede en de vijfde alinea betrekking op hetzelfde onderwerp. De
vijfde alinea was bedoeld als een verbetering van de tekst in de tweede alinea.
Destijds is verzuimd de tweede alinea te schrappen, toen de vijfde alinea werd
toegevoegd.
N.B. deze redactionele
omissie is sinds 11 april 2005 opgenomen op www.vng.nl
onder Bouwregelgeving/model-bouwverordening als correctie op de 10e
serie wijzigingen. Mogelijk is deze wijziging in de toelichting reeds
doorgevoerd bij de vaststelling van de 10e serie wijzigingen van uw
bouwverordening.
De tweede wijziging in de toelichting wordt opgenomen om de
ruimte die dit artikel biedt om gemeentelijk beleid op dit onderdeel te
formuleren te benadrukken.
II. Wijziging in de bijlage bij de
bouwverordening
Artikel 10 komt te luiden:
Met
betrekking tot het gebruik van de automatische brandblusinstallatie moet te
allen tijde een geldig certificaat kunnen worden overgelegd, dat door
burgemeester en wethouders wordt aanvaard. Burgemeester en wethouders
aanvaarden altijd een geldig certificaat indien dit certificaat afkomstig is
van een certificeringsinstelling die terzake is erkend door de Raad voor
Accreditatie.
Artikel
11 Brandslanghaspels en de
bijbehorende pompinstallatie
I. Motivering
De wijziging heeft betrekking op het vermelden van een
bestaande norm.
II. Wijziging in de
bijlage van de bouwverordening
Voeg in het tweede lid na ‘pompinstallaties’ toe: conform
NEN-EN 671-3, uitgave 2000.
Artikel 14 Gasflessen
I. Motivering
Dit
artikel vervalt, omdat de eisen voor gasflessen zijn opgenomen in bijlage 5 bij
deze verordening, die is aangepast aan de vereisten op grond van de Wet
milieubeheer.
II. Wijziging in de bijlage van de
bouwverordening
De tekst
van artikel 14 komt te luiden: Vervallen.
Artikel
24 Opslag van goederen in rookvrije
vluchtroutes
I. Motivering
De wijziging betreft een aanpassing van de tekst omdat het
nooit de bedoeling is geweest dat in elke rookvrije vluchtroute aanwezige
materialen moeten voldoen aan de eisen die voor constructie-onderdelen worden
gesteld in afdeling 2.12 en 2.15 van het Bouwbesluit.
II. Wijziging in de
bijlage van de bouwverordening
De tekst van artikel 24 komt te luiden:
De opslag van goederen is niet toegestaan in:
a. rookvrije vluchtroutes van slaapgebouwen
(woonfunctie, logiesfunctie, celfunctie, gezondheidszorgfunctie);
b. brand- en rookvrije vluchtroutes van
niet-slaapgebouwen (bijeenkomstfunctie, industriefunctie,
kantoorfunctie, onderwijsfunctie, sportfunctie, winkelfunctie, overige gebruiksfunctie).
Bijlage 4 Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de
niet-gemeenschappelijke ruimten in woonfuncties
Artikel
1 Uitgangen en vluchtwegen
I. Motivering
De wijziging in het eerste lid van dit artikel heeft betrekking
op de uitsluiting van de woonfunctie en de celfunctie bij de toepassing van dit
artikel. Een woonfunctie moet afgesloten kunnen worden met een sleutel om
inbraak te voorkomen. Een celfunctie moet vanwege de aard van de functie met
een sleutel afgesloten kunnen worden. De hoogte-eis uit het derde lid wordt
overgeheveld naar de toelichting om productinnovaties niet te belemmeren en
waar nodig maatwerk te kunnen leveren. In de toelichting op het derde lid wordt
een verwijzing opgenomen naar een ontwerp-norm. Er wordt een nieuw vierde lid
met toelichting toegevoegd, dat is geactualiseerd en overgeheveld van bijlage 2
van de toelichting.
II. Wijziging in de bijlage bij de
bouwverordening
Artikel 1, eerste lid komt te luiden:
Een deur
in de vluchtroute wordt, bij aanwezigheid van personen in het bouwwerk, zodanig
gesloten, dat de deur in geval van calamiteit ten behoeve van deze personen van
binnen uit onmiddellijk over de minimaal vereiste breedte kan worden geopend
zonder dat hiertoe gebruik moet worden gemaakt van een sleutel of een ander los
voorwerp. Deze eis geldt niet voor de toegangsdeur van een woonfunctie, een
celfunctie of een vergelijkbare gebruiksfunctie als de celfunctie.
Artikel 1, derde lid, onderdeel b, komt te luiden:
Een sluiting waarvan de bedieningsinrichting bestaat uit een
op de deur, in de vluchtrichting gezien, aangebrachte voorziening, waarbij de
deur opengaat door een lichte druk tegen deze voorziening (panieksluiting).
Voeg na het derde lid een nieuw lid toe:
4. Aan de tegen de vluchtrichting in gekeerde zijde van een
nooddeur in een uitwendige scheidingsconstructie wordt een opschrift
aangebracht volgens NEN 3011, uitgave 2004. Het opschrift luidt: “NOODDEUR
VRIJHOUDEN”.
Artikel 9 Brandvoortplantingsklasse
van plaatmateriaal
I.
Motivering
Het
artikel wordt toegevoegd, omdat het is vervallen als voorbeeldvoorwaarde in
artikel 4 lid b in bijlage 2 van de toelichting. Door het artikel onder te
brengen in bijlage 4 krijgt het rechtstreekse werking. Formeel is dit een
verzwaring van de eisen. Het artikel levert een zodanige vergroting van het
veiligheidsniveau, met relatief weinig consequenties voor de praktijk, dat dit
aanvaardbaar wordt geacht.
De eis
aan de brandvoortplantingsklasse wordt gewijzigd naar klasse 4, zodat dit in overeenstemming
is met de eisen die voor constructieonderdelen worden gesteld in het
Bouwbesluit en met de eisen voor versiering in artikel 2 van bijlage 4 van de
bouwverordening.
II. Wijziging in de bijlage bij de bouwverordening
Na de
toelichting op artikel 8 wordt een nieuw artikel 9 ingevoegd, dat luidt:
Artikel 9 Brandvoortplantingsklasse
van plaatmateriaal
Hout, hardboard, triplex, multiplex, spaanplaat
en kunststof plaatmateriaal in buitenwanden, scheidingswanden of plafonds van
stands, podia, kramen etc. die in gebouwen zijn gelegen, wordt uitsluitend
toegepast onder de voorwaarden dat
a. het materiaal ten
minste 3,5 mm dik is en
b.
het materiaal kan worden ingedeeld in klasse 4 als bedoeld in NEN 6065,
uitgave 1991 en NEN 6065/A1, uitgave 1997.
Artikel
10 Glas
I. Motivering
Het
artikel wordt toegevoegd omdat het is vervallen als voorbeeldvoorwaarde in
artikel 4 lid c en d in bijlage 2 van de toelichting. Door het artikel onder te
brengen in bijlage 4 krijgt het rechtstreekse werking. Formeel is dit een
verzwaring van de eisen. Het artikel levert een zodanige vergroting van het
veiligheidsniveau, met relatief weinig consequenties voor de praktijk, dat dit
aanvaardbaar wordt geacht. In de praktijk is gebleken dat het toepassen van
glas als versiering aan plafonds een veilige inzet van de hulpdiensten in
gevaar brengt. Daarom is dit artikel uitgebreid ten opzichte van de vervallen
voorbeeldvoorwaarde.
II. Wijziging in
de bijlage bij de bouwverordening
Na de toelichting op artikel 9 wordt een nieuw
artikel 10 ingevoegd, dat luidt:
Artikel 10 Glas
Glas als versiering en/of bekleding aan plafonds en wanden
dan wel in plafonds van stands podia, kramen etc. of in buitenwanden en
scheidingswanden tussen stands podia, kramen etc.
wordt uitsluitend toegepast onder de voorwaarde dat het
glas als veiligheidsglas wordt aangemerkt of dat het glas is voorzien van een
ingegoten kruiswapening met een maximale maaswijdte van 16 mm.
Artikel 11 Textiel in horizontale toepassing
I.
Motivering
Het
artikel wordt toegevoegd omdat het is vervallen als voorbeeldvoorwaarde in
artikel 4 lid e en f in bijlage 2 van de toelichting. Door het artikel onder te
brengen in bijlage 4 krijgt het rechtstreekse werking. Formeel is dit een
verzwaring van de eisen. Het artikel levert een zodanige vergroting van het
veiligheidsniveau, met relatief weinig consequenties voor de praktijk, dat dit
aanvaardbaar wordt geacht.
II.
Wijziging in de bijlage van de bouwverordening
Na de toelichting op artikel 10 wordt een nieuw
artikel 11 ingevoegd, dat luidt:
Artikel 11 Textiel in
horizontale toepassing
Textiel in horizontale toepassing bij stands,
podia, kramen etc. wordt uitsluitend toegepast onder de voorwaarden dat het
textiel onderspannen is met metaaldraad op een onderlinge afstand van ten hoogste
0,35 meter of dat het textiel onderspannen is
met metaaldraad in twee richtingen met een maaswijdte van ten hoogste
0,70 meter
Artikel 12 Toepassing van kunststof foliemateriaal,
behangpapier, crêpepapier of fotopapier
I.Motivering
Het
artikel wordt toegevoegd omdat het is vervallen als voorbeeldvoorwaarde in
artikel 4 lid g en i in bijlage 2 van de toelichting. Door het artikel onder te
brengen in bijlage 4 krijgt het rechtstreekse werking. Formeel is dit een
verzwaring van de eisen. Het artikel levert een zodanige vergroting van het
veiligheidsniveau, met relatief weinig consequenties voor de praktijk, dat dit
aanvaardbaar wordt geacht.
II.Wijziging
in de bijlage van de bouwverordening
Na de
toelichting op artikel 11 wordt een nieuw artikel 12 ingevoegd, dat luidt:
Artikel 12 Toepassing van
kunststof foliemateriaal, behangpapier, crêpepapier of fotopapier
Kunststof foliemateriaal, behangpapier,
crêpepapier en fotopapier in stands, podia, kramen etc. wordt geplakt op een
ondergrond van onbrandbaar materiaal, board, triplex, multiplex, spaanplaat,
hout of glas en verwerkt volgens het gestelde in artikel 9 en 10 van bijlage 4
van de bouwverordening.
Bijlage
5 Toegestane
hoeveelheid brandgevaarlijke stoffen
I. Motivering
Bijlage 5 wordt volledig herzien ter aansluiting bij de
huidige milieuwetgeving overeenkomstig het gewijzigde artikel 6.2.2 MBV.
II. Wijziging in de bijlage van de bouwverordening
Het opschrift, de tekst en tabellen van bijlage 5 worden
vervangen door:
Bijlage
5 Opslag brandgevaarlijke stoffen
Bijlage behorend bij artikel 6.2.2
Tabel 6.2.2 Opslag
brandgevaarlijke stoffen
ADR-klasse |
Omschrijving |
Verpakkinggroep |
Toegestane
maximum hoeveelheid in kg of l[1] |
2 UN 1950 Spuitbussen & UN 2037 Houders, klein, gas |
gassen
zoals propaan, zuurstof, stikstof, argon, kooldioxide, acyteleen, aerosolen
(spuitbussen) |
n.v.t. |
50 |
3 |
brandbare
vloeistoffen zoals bepaalde oplosmiddelen en aceton |
II |
25 |
3 excl.
dieselolie, gasolie of lichte stookolie met een vlampunt tussen 61°C en 100°C |
brandbare
vloeistoffen zoals terpetine en bepaalde inkten |
III |
50 |
4.1,
4.2, 4.3 |
4.1:
brandbare vaste stoffen, zelfontledende vaste stoffen en vaste ontplofbare
stoffen in niet explosieve toestand zoals wrijvingslucifers, zwavel en
metaalpoeders 4.2: voor
zelfontbranding vatbare stoffen zoals fosfor (wit of geel) en diethylzink 4.3:
stoffen die in contact met water brandbare gassen ontwikkelen zoals
magnesiumpoeder, natrium en calciumcarbonaat |
II en III |
50 |
5.1 |
brandbevorderende
stoffen zoals waterstofperoxide |
II en III |
50 |
5.2 |
organische
peroxiden zoals dicymyl peroxide en di-propionyl peroxide |
n.v.t. |
1 |
2 gasflessen |
|
n.v.t |
115 liter
waterinhoud |
3 dieselolie,
gasolie of lichte stookolie met een vlampunt tussen 61°C en 100°C |
|
III |
1.000 liter |
Op grond van artikel 6.2.2 is het in beginsel verboden een
stof die in bijlage 5 is aangemerkt, aanwezig te hebben in, op of nabij een
bouwwerk. Hierop worden echter uitzonderingen gemaakt. De uitzonderingen maken
het mogelijk om deze stoffen in beperkte voorraad aanwezig te hebben. Hierbij
moet gedacht worden aan ‘huishoudelijk gebruik’. De grenzen die in bijlage 5
zijn aangegeven zijn afgestemd op de ondergrenzen die in de Wet Milieubeheer
worden gesteld.
Bijlage
6 Opslag
brandgevaarlijke stoffen
I. Motivering
Deze wijziging houdt verband met de wijzigingen van artikel
6.2.2 MBV en bijlage 5. Bijlage 5 is
zodanig gewijzigd dat daarin op grond van artikel 6.2.2 MBV eisen zijn gesteld
aan de soort opslag, de maximale hoeveelheid van de stof en de wijze van
opslag. Een opsplitsing in twee
bijlagen is niet langer noodzakelijk.
II. Wijziging in de bijlage van de verordening
De tekst van bijlage
6 komt te luiden: Vervallen.
Bijlage
8 Checklist voor de visuele inspectie
van woningen en daarmee vergelijkbare bouwwerken
op de aanwezigheid van asbest
I. Motivering
Deze wijziging houdt verband met de wijziging van artikel
8.1.2 MBV als gevolg van de inwerkingtreding van het Asbestverwijderingsbesluit
2005 op 1 maart 2006. Inhoudelijk keert deze bijlage terug als bijlage 10 bij
de toelichting op de verordening in de vorm van een handreiking voor visuele
inspectie op aanwezigheid van asbest als hulpmiddel bij de uitvoering van
hoofdstuk 8.
II. Wijziging in de bijlage van de verordening
De tekst van bijlage 8 komt te luiden: Vervallen.
Bijlage
10 Tabel 2.6.1 behorende bij artikel
2.6.1 (brandmeldinstallaties)
I.
Motivering
Deze wijziging is opgenomen in verband met een redactionele
omissie in de tabel onder gezondheidsfunctie. De term ‘gezondheidsfunctie voor
niet aan bed gebonden patiënten’ wordt vervangen door ‘overige
gezondheidszorgfunctie’. Deze wijziging heeft inhoudelijk geen consequenties.
Daarnaast is in het verlengde van de gewijzigde toelichting op artikel 2.6.1
duidelijker gedefinieerd wanneer een gebouw ‘aanroepbaar’ is.
II. Wijziging in de bijlage van de verordening
Vervang tabel 2.6.1 door:
|
Leden van Toepassing |
Grenswaarden |
Omvang van bewaking |
|||||||||
|
Aanwezigheid |
Omvang
van de bewaking |
Kwaliteit |
Hoogte
hoogste vloer (m) |
Gebruiksoppervlakte (m2) |
Aantal
verblijfsruimten bestemd voor bezoekers |
Aantal
bouwlagen |
Niet automatisch |
Gedeeltelijk |
Volledig |
Doormelding |
|
|
Artikel |
2.6.2 |
2.6.3 |
2.6.4 |
2.6.2 |
2.6.2 |
2.6.2 |
2.6.2 |
2.6.3 |
2.6.3 |
2.6.3 |
2.6.3 |
|
Lid |
|
|
|
1a |
1b |
1c |
1d |
1a |
1b |
1c |
2 |
1 |
Woonfunctie |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Woonfunctie niet van een woonwagen |
* |
* |
* |
- |
500 |
- |
- |
- |
- |
* |
* |
|
Woonfunctie bestemd voor minder
zelfredzame personen in combinatie met permanent toezicht |
* |
* |
* |
- |
1 |
- |
- |
- |
- |
* |
* |
|
Woonfunctie bestemd voor minder zelfredzame personen zonder permanent
toezicht |
* |
* |
* |
- |
1 |
- |
- |
- |
* |
- |
* |
|
Overig woonfunctie |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
2 |
Bijeenkomstfunctie |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijeenkomstfunctie voor het
aanschouwen van sport |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
|
Bijeenkomstfunctie voor de
opvang van kinderen jonger dan 4 jaar. |
* |
* |
* |
- |
200 |
- |
- |
- |
- |
* |
* |
* |
* |
* |
2,4 |
- |
- |
- |
- |
- |
* |
* |
||
|
Overige bijeenkomstfunctie |
* |
* |
* |
- |
500 |
- |
- |
* |
- |
- |
- |
- |
250 |
- |
1 |
* |
- |
- |
- |
|||||
- |
- |
- |
2 |
* |
- |
- |
- |
|||||
- |
1000 |
1 |
- |
- |
* |
- |
* |
|||||
- |
5000 |
- |
- |
- |
- |
* |
* |
|||||
5<13 |
- |
1 |
- |
- |
* |
- |
* |
|||||
13<50 |
- |
- |
- |
- |
* |
- |
* |
|||||
50<70 |
- |
- |
- |
- |
- |
* |
* |
|||||
3 |
Celfunctie |
* |
* |
* |
- |
1 |
- |
- |
- |
- |
* |
* |
4 |
Gezondheidszorgfunctie |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Gezondheidszorgfunctie voor aan
bed gebonden patiënten |
* |
* |
* |
- |
1 |
- |
- |
- |
- |
* |
* |
|
Overige gezondheidszorgfunctie |
* |
* |
* |
- |
500 |
- |
- |
* |
- |
- |
- |
- |
250 |
- |
1 |
* |
- |
- |
- |
|||||
- |
- |
- |
2 |
* |
- |
- |
- |
|||||
20<50 |
- |
- |
- |
* |
- |
- |
* |
|||||
50<70 |
- |
- |
- |
- |
* |
- |
* |
|||||
5 |
Industriefunctie |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Lichte industriefunctie |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
|
Overige industriefunctie |
* |
* |
* |
- |
1000 |
- |
- |
* |
- |
- |
- |
- |
500 |
- |
1 |
* |
- |
- |
- |
|||||
- |
- |
- |
2 |
* |
- |
- |
- |
|||||
20 |
- |
- |
- |
* |
- |
- |
* |
|||||
6 |
Kantoorfunctie |
* |
* |
* |
- |
500 |
- |
- |
* |
- |
- |
- |
- |
250 |
- |
1 |
* |
- |
- |
- |
|||||
- |
- |
- |
2 |
* |
- |
- |
- |
|||||
20<50 |
- |
- |
- |
* |
- |
- |
* |
|||||
50<70 |
- |
- |
- |
- |
* |
- |
* |
|||||
7 |
Logiesfunctie |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Logiesgebouw |
* |
* |
* |
- |
- |
- |
1 |
* |
- |
- |
- |
5 |
- |
- |
- |
- |
- |
* |
* |
|||||
- |
250 |
- |
- |
- |
- |
* |
* |
|||||
|
Overige logiesfunctie |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
|
Leden van
toepassing |
Grenswaarden |
Omvang van bewaking |
|||||||||||||
|
Aanwezigheid |
Omvang
van de bewaking |
Kwaliteit |
Hoogte
hoogste vloer (m) |
Gebruiksoppervlakte (m2) |
Aantal
verblijfsruimten bestemd voor bezoekers |
Aantal
bouwlagen |
Niet automatisch |
Gedeeltelijk |
Volledig |
Doormelding |
|||||
|
Artikel |
2.6.2 |
2.6.3 |
2.6.4 |
2.6.2 |
2.6.2 |
2.6.2 |
2.6.2 |
2.6.3 |
2.6.3 |
2.6.3 |
2.6.3 |
||||
|
Lid |
|
|
|
1a |
1b |
1c |
1d |
1a |
1b |
1c |
2 |
||||
8 |
Onderwijsfunctie |
* |
* |
* |
- |
500 |
- |
- |
* |
- |
- |
- |
||||
- |
250 |
- |
1 |
* |
- |
- |
- |
|||||||||
- |
- |
- |
2 |
* |
- |
- |
- |
|||||||||
20<50 |
- |
- |
- |
* |
- |
- |
* |
|||||||||
50<70 |
- |
- |
- |
- |
* |
- |
* |
|||||||||
9 |
Sportfunctie |
* |
* |
* |
- |
1000 |
- |
- |
* |
- |
- |
- |
||||
- |
500 |
- |
1 |
* |
- |
- |
- |
|||||||||
- |
- |
- |
2 |
* |
- |
- |
- |
|||||||||
20<50 |
- |
- |
- |
- |
* |
- |
* |
|||||||||
50<70 |
- |
- |
- |
- |
- |
* |
* |
|||||||||
10 |
Winkelfunctie |
* |
* |
* |
- |
1000 |
- |
- |
* |
- |
- |
- |
||||
- |
500 |
- |
1 |
* |
- |
- |
- |
|||||||||
- |
- |
- |
2 |
* |
- |
- |
- |
|||||||||
<13 |
5000 |
- |
- |
* |
- |
- |
* |
|||||||||
<13 |
10000 |
- |
- |
|
* |
- |
* |
|||||||||
13<50 |
1000 |
- |
- |
* |
- |
- |
* |
|||||||||
13<50 |
5000 |
- |
- |
- |
* |
- |
* |
|||||||||
13<50 |
10000 |
- |
- |
- |
- |
* |
* |
|||||||||
50<70 |
- |
- |
- |
- |
- |
* |
* |
|||||||||
11 |
Overige gebruiksfunctie |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||
|
Besloten overige gebruiksfunctie
voor het stallen van motorvoertuigen |
* |
* |
* |
- |
1000 |
- |
- |
- |
- |
* |
- |
||||
- |
2500 |
- |
- |
- |
- |
* |
* |
|||||||||
- |
- |
- |
1 |
* |
- |
- |
- |
|||||||||
|
Overige gebruiksfunctie voor het
personenvervoer |
* |
* |
* |
|
1000 |
- |
- |
* |
- |
- |
- |
||||
|
|
|
|
|
|
- |
- |
1 |
* |
- |
- |
- |
||||
|
|
|
|
|
|
2500 |
- |
- |
- |
* |
- |
* |
||||
|
|
|
|
|
13 |
- |
- |
- |
- |
* |
- |
* |
||||
|
Andere overige gebruiksfunctie |
* |
* |
* |
F |
F |
- |
- |
* |
* |
* |
* |
||||
12 |
Bouwwerk geen gebouw zijnde |
* |
* |
* |
F |
F |
- |
- |
* |
* |
* |
* |
||||
Artikel
6 Verbod voor open vuur en vuurwerk
I. Motivering
In verband met de aanpassing van de structuur van deze
bijlage vervalt dit artikel. De inhoud van het artikel wordt opgenomen als
voorbeeld in de toelichting bij artikel 6.4.1.
Artikel
7 Bewaking en controle
I. Motivering
Dit artikel vervalt in verband met de aanpassing van de
structuur van deze bijlage. In het kader van gelijkwaardigheid moet de
gebouweigenaar of gebruiker vragen of het instellen van een brandwacht tot de
mogelijkheden behoort. De brandweer beoordeelt de betreffende situatie en stelt
(tegen vergoeding) een brandwacht ter beschikking.
Artikel
8 Ventilatie en werkzaamheden
I. Motivering
In verband met de aanpassing van de structuur van deze
bijlage vervalt dit artikel. De inhoud van dit artikel is opgenomen in artikel
3 van bijlage 3.
Artikel
9 Brandbare, brandbevorderende en bij
brand gevaar opleverende stoffen
I. Motivering
In verband met de aanpassing van de structuur van deze
bijlage vervalt dit artikel. De inhoud van dit artikel wordt geregeld in de te
wijzigen bijlage 5 en 6.
Artikel
10 Opstellingsplannen
I. Motivering
Dit artikel vervalt in verband met de aanpassing van de
structuur van deze bijlage. De inhoud van dit artikel is met het oog op een
veilige opstelling opgenomen in artikel 6 van bijlage 4. In de nieuwe tekst van
bijlage 2 bij de toelichting wordt een opstellingsplan als voorbeeld opgenomen.
Artikel
11 Afval
I. Motivering
In verband met de aanpassing van de structuur van deze
bijlage vervalt dit artikel. De inhoud van het artikel wordt opgenomen als
voorbeeld in de toelichting bij artikel 6.4.1.
Artikel
12 Doorlopend toezicht
I. Motivering
Dit artikel vervalt in verband met de aanpassing van de
structuur van bijlage 2. De inhoud van dit artikel is als visie opgenomen in de
nieuwe tekst van bijlage 2 bij de toelichting.
Artikel
13 Brandveiligheidsinstructie en
ontruimingsplan uitgaande van de bestaande interne organisatie
I. Motivering
Dit artikel vervalt in verband met de aanpassing van de
structuur van bijlage 2. Een ontruimingsplan wordt reeds vereist op grond van
artikel 6.1.1 en artikel 9 van bijlage 3 van de MBV, artikel 15 Arbowet en
Afdeling 4 van het Arbobesluit.
Artikel
14 Openingstijden
I. Motivering
Dit artikel vervalt in verband met de aanpassing van de
structuur van bijlage 2. Er is voorts geen directe relatie met brandveiligheid.