Stuk 2 I                                                                                   Delft, 8 januari 2007.

20183348

 

Onderwerp:        Besluit op het verzoek om vergoeding van planschade van N. Mienis, Spoorsingel 60.

 

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

1. Inleiding en inhoud planschadeverzoek

Op 30 augustus 2005 is door N. Mienis een verzoek ingediend om planschade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Aanvrager stelt schade te leiden als gevolg van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan "Noordwest, deelgebied 1", meer specifiek door de daarin opgenomen bouwmogelijkheden ten aanzien van het aan de Van Gaalenlaan naast het pand met huisnummer 6 gelegen perceel dat direct aan de achtertuin van het pand Spoorsingel 60 grenst.

 

2.Juridisch kader

Per 1 september 2005 is een nieuwe wettelijke planschaderegeling van kracht geworden. Omdat het verzoek is ingediend voor 1 september 2005 is het oude recht van toepassing. Op grond van het oude artikel 49 van de WRO kent de gemeenteraad aan belanghebbende die, ten gevolge van bepalingen van het bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden en welke niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan een vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Het moet gaan om schade ten gevolge van rechtmatige en rechtsgeldige planologische besluiten, waardoor een planologische rechtstoestand wordt gewijzigd.

 

Bij de beoordeling van schadeverzoeken ex artikel 49 WRO moet een vergelijking worden gemaakt tussen de elkaar opvolgende planologische regimes, in dit geval bestemmingsplan "St. Olofsstraat e.o." (goedgekeurd op 22 september 1987) en bestemmingsplan "Noordwest, deelgebied 1" (goedgekeurd september 2003). Op basis daarvan moet eerst worden onderzocht of sprake is van een planologische nadeel. Daartoe moeten de bouw- en gebruiksmogelijkheden van beide bestemmingsplannen worden vergeleken waarbij niet de feitelijke situatie van belang is, maar de situatie die het bestemmingsplan in theorie mogelijk maakt.

 

Op 19 december 2002 heeft de gemeenteraad van Delft de Planschadeverordening 2002 vastgesteld. Deze verordening bepaalt welke procedurevoorschriften er binnen de gemeente Delft voor de behandeling van verzoeken om planschade als bedoeld in artikel 49 WRO (oud) in acht moeten worden genomen.


Stuk 2 I                                                                       pag. 2.

 

 

3. Verloop procedure

Op 30 augustus 2005 heeft mevrouw N. Mienis, een verzoek om planschade ingediend (bijlage 1). De aanvraag is eveneens ingekomen op 30 augustus 2005.

Op 24 november 2005 heeft de gemeenteraad het verzoek om planschade om advies voorgelegd aan het onafhankelijk in planschadezaken gespecialiseerde bureau Oranjewoud (bijlage 2). Bij het verzoek om planschade zijn de onderstaande stukken als bijlage toegevoegd:

 

Oranjewoud heeft op 24 januari 2006 een bezoek gebracht aan aanvrager en haar in de gelegenheid gesteld het verzoek mondeling toe te lichten. Eveneens is de betreffende onroerende zaak in- en uitwendig bezichtigd en is de nabije omgeving opgenomen.

De gemeente heeft Oranjewoud op 9 december 2005 een mondelinge toelichting gegeven op het verzoek.

Oranjewoud heeft op 29 juni 2006 een definitief advies uitgebracht (bijlage 3). Bij brief van 13 juli 2006 is het advies met een bijbehorend concept-raadsvoorstel verstuurd naar de gemachtigde van mevrouw Mienis. Bij brief van 29 september, ontvangen 2 oktober 2006, heeft gemachtigde gereageerd op deze stukken (bijlage 4).

 

4. Beoordeling verzoek om planschade.

 

Ontvankelijkheid

Belanghebbende was ten tijde van het onherroepelijk worden van de planologische wijziging eigenaar van de betrokken onroerende zaak, kadastraal bekend gemeente Delft, sectie F, nummer 1857, groot 2a en 28 ca. De WRO verbindt geen termijn aan de mogelijkheid tot het indienen van planschadeverzoeken.

Gelet op artikel 49 WRO en artikel 3 van de Planschadeverordening 2002 zijn aanvragers ontvankelijk in het verzoek om planschade.

 

Inhoudelijke beoordeling

Mevrouw Mienis stelt dat zij schade leidt als gevolg van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan “Noordwest, deelgebied 1”, meer specifiek door de daarin opgenomen bouwmogelijkheden ten aanzien van het aan de Van Gaalenlaan naast het pand met huisnummer 6 gelegen perceel dat direct aan de achtertuin van het pand Spoorsingel 60 grenst.

 


Stuk 2 I                                                                       pag. 3.

 

Samenvattend is het oordeel van Oranjewoud dat de ruimtelijke ontwikkelingen de planologische positie van belanghebbende niet hebben verslechterd. Realisering van de in het nieuwe plan opgenomen bouwmogelijkheden zal, in aanmerking genomen dat de bouwmogelijkheden schuin achter en deels ook direct achter de achtertuin weliswaar enigermate zijn toegenomen, maar dat voor het overige direct achter de achtertuin sprake is van een forse vermindering van de bouwmogelijkheden, per saldo niet gepaard gaan met een aantasting van het uitzicht of een verslechtering voor wat betreft privacy, bezonning en de toetreding van licht.

Ook voor het overige is het nieuwe bestemmingsplan niet als een voor de eigenares van het pand Spoorsingel 60 nadelige ontwikkeling aan te merken. Bij de mondelinge behandeling is als waardeverminderend aspect nog genoemd het verlies van de achteringang. Tot voor kort werd een gedeelte van het perceel sectie F, nummer 7548, als achterom gebruikt. Het vervallen van deze mogelijkheid kan echter niet aan de planologische wijziging worden toegeschreven. De voorheen voor het gehele buurperceel geldende bestemming "Tuin" bood immers evenmin de garantie dat het gebruik als achterom, dat niet privaatrechtelijk is vastgelegd, kon worden gehandhaafd.

Door Oranjewoud wordt geadviseerd het door mevrouw Mienis ingediende verzoek af te wijzen. Wij kunnen ons vinden in het advies van het bureau.

 

Zienswijze op advies

Bij brief van 29 september 2006 heeft de gemachtigde van mevrouw Mienis gereageerd op het advies en het concept-raadsbesluit.

 

Aanvrager vindt het niet terecht dat dezelfde wijzigingen die voor het perceel Spoorsingel 59 leiden tot een waardevermindering van € 10.000 voor het perceel Spoorsingel 60 tot een waardevermindering van niets leiden. De positieve effecten ten gevolge van de bestemming Tuin wegen niet op tegen de negatieve effecten voortvloeiend uit de bestemming ‘Woondoeleinden’. Daarbij worden – kort samengevat – de volgende argumenten gebruikt:

 

1.         Aanvrager vraagt om de vrijstelling ex artikel 19 lid 3 WRO van het college van 8 februari 2006 voor de bouw van een woning op het betreffende perceel aan de Van Gaalenlaan tussen nrs 4 en 6 ook te betrekken bij het planschadeverzoek. Als gevolg hiervan zou aanvrager in een nog ongunstiger situatie komen, omdat de achtergevel van de woning de bouwgrens, voortvloeiend uit de bestemming ‘Woondoeleinden’, met 0,8 m overschrijdt.

2.         Oranjewoud zou ten onrechte voorbijgaan aan de negatieve invloed van de gewijzigde planologische maatregelen op de privacy van aanvrager, met name als gevolg van het dakterras op de uitbouw van de nieuwe woning. Het advies zou alleen aandacht besteden aan de bouwmogelijkheden en niet aan de gebruiksmogelijkheden van de nieuwe bebouwingsmogelijkheden

3.         De negatieve gevolgen voor wat betreft de lichtinval zouden door Oranjewoud worden ondergewaardeerd.

4.         De opgerichte bebouwing heeft negatieve gevolgen voor de geluidsweerkaatsing.

 

Beantwoording zienswijze

 

Het verschil tussen de beoordeling van het verzoek om planschade voor de percelen Spoorsingel 59 en 60 zit voornamelijk in de forse vermindering van de bouwmogelijkheden achter de achtertuin van Spoorsingel 60, waardoor er per saldo geen sprake is van een planologische verslechtering. In het geval van Spoorsingel 59 is er geen sprake van als gevolg van de planologische verandering optredende voordelen, die de nadelen geheel of gedeeltelijk compenseren.


Stuk 2 I                                                                        pag. 4.

 

 

1.         Het besluit van 8 februari 2006 waarnaar aanvrager verwijst betreft een binnenplanse vrijstelling ex artikel 15 WRO. Deze vrijstelling vormt volgens artikel 49 WRO geen grondslag voor toekenning van planschade.

2.         In tegenstelling tot wat aanvrager beweert zijn bij het advies niet alleen de bouw- maar ook de gebruiksmogelijkheden bekeken. Dit blijkt uit de inleiding van de paragraaf ‘Planologische vergelijking’ op pagina 9 van het rapport. Ook het aspect privacy wordt expliciet genoemd bij de planologische vergelijking.

3.         Oranjewoud besteedt ook aandacht aan het aspect bezonning en de toetreding van licht. De bouwmogelijkheden schuin achter en deels ook direct achter de achtertuin zijn weliswaar enigermate toegenomen, maar voor het overige is direct achter de achtertuin sprake van een forse vermindering van de bouwmogelijkheden. Naar het oordeel van het adviesbureau betekent dit per saldo geen achteruitgang voor wat betreft bezonning en de toetreding van licht.

4.         Hetzelfde geldt voor de eventuele gevolgen voor de geluidsweerkaatsing. De geluidsweerkaatsing hangt direct samen met de bouwmogelijkheden op het achterliggende perceel. Nu de veranderde bouwmogelijkheden per saldo geen verslechtering opleveren is ook geen reden om aan te nemen dat er sprake is van een grotere geluidsweerkaatsing dan het geval zou zijn bij een maximale invulling van het voorgaande planologische regime.

 

Conclusie

Er is geen reden om naar aanleiding van de zienswijze het advies niet over te nemen.

 

Onder verwijzing naar dit advies dat integraal onderdeel uitmaakt van dit besluit stellen wij u voor het verzoek af te wijzen.

 

Hoogachtend,

 

Het college van burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

 

mr. drs. G.A.A. Verkerk                        ,burgemeester.

 

 

 

mr. drs. H.G.L.M. Camps                                  ,secretaris.

 


Stuk 2 II

 

 

 

De raad der gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 12 december 2006;

 

gelet op artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Planschadeverordening 2002

 

met inachtneming van het advies van de commissie Ruimtelijke Ordening;

 

B e s l u i t:

 

het door de mevrouw N. Mienis ingediende planschadeverzoek wegens verslechtering van de planologische situatie ter plaatse van Spoorsingel 60 af te wijzen,

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 januari 2007.

 

 

 

,burgemeester.

 

 

 

,griffier.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kunnen binnen 6 weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de gemeenteraad van Delft, p/a Postbus 78, 2600 ME  Delft.