Stuk 3 I Delft,
8 januari 2007.
20186315
Onderwerp: Besluit op het
verzoek om vergoeding van planschade van de heer P.J. Wolbink
Aan de gemeenteraad.
Geachte dames en heren,
1. Inleiding
en inhoud planschadeverzoek
Op 29 augustus 2005 heeft de heer P.J. Wolbink
(hierna: aanvrager) een verzoek ingediend om planschade als bedoeld in artikel
49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
Aanvrager stelt schade te lijden als gevolg van het
onherroepelijk worden van het bestemmingsplan “Zuidpoort”, meer specifiek door
de daarin opgenomen bouwmogelijkheden ten aanzien van de zogenoemde velden 9 en
12.
2. Juridisch
kader
Per 1 september 2005 is een nieuwe wettelijke
planschaderegeling van kracht geworden. Omdat het verzoek is ingediend voor 1
september 2005 is het oude artikel 49 WRO van toepassing.
Op grond van artikel 49 van de WRO kent de
gemeenteraad aan belanghebbende die, ten gevolge van bepalingen van het
bestemmingsplan dan wel door verleende vrijstellingen als onder meer bedoeld in
artikel 19 van de WRO, schade lijdt of zal lijden welke niet of niet geheel te
zijnen laste behoort te blijven en waarvan een vergoeding niet of niet
voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, op zijn verzoek
een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Het moet gaan om schade
ten gevolge van rechtmatige en rechtsgeldige planologische besluiten, waardoor
een planologische rechtstoestand wordt gewijzigd.
Bij de beoordeling van schadeverzoeken ex artikel
49 WRO moet een vergelijking worden gemaakt tussen de elkaar opvolgende
planologische regimes, in dit geval bestemmingsplan “IIA In de Veste”
(goedgekeurd op 5 mei 1976) en bestemmingsplan “Zuidpoort” (onherroepelijk
sinds 16 juli 2003). Op basis daarvan moet eerst worden onderzocht of sprake is
van een planologisch nadeel. Daartoe moeten de bouw- en gebruiksmogelijkheden
van beide bestemmingsplannen worden vergeleken, waarbij niet de feitelijke
situatie van belang is, maar de situatie die het bestemmingsplan in theorie
mogelijk maakt.
Op 19 december 2002 heeft de gemeenteraad van Delft
de Planschadeverordening 2002 vastgesteld. Deze verordening bepaalt welke
procedurevoorschriften er binnen de gemeente Delft voor de behandeling van
verzoeken om planschade als bedoeld in artikel 49 WRO in acht moeten worden
genomen.
Stuk 3 I pag.
2.
3. Verloop
procedure
Op 29 augustus heeft aanvrager een verzoek om
planschade ingediend (bijlage 1). De aanvraag is ingekomen op 8 september 2005.
Op 24 november 2005 heeft de gemeenteraad het verzoek om planschade om advies
voorgelegd aan het onafhankelijk in planschadezaken gespecialiseerde bureau
Oranjewoud (bijlage 2).
Bij het verzoek om advies zijn de onderstaande
stukken als bijlage gevoegd:
·
verzoek om vergoeding van planschade;
·
nadere informatie omtrent de locatie;
·
foto’s van de locatie;
·
de toelichting en voorschriften van het
bestemmingsplan “IIA In de Veste” (1976) met het daarbij behorende
vaststellingsbesluit en goedkeuringsbesluit;
·
het bestemmingsplan “Zuidpoort”, inclusief plankaart
en met het bijbehorende vaststellingsbesluit;
·
voorbereidingsbesluiten voor het gebied Zuidpoort.
Bij schrijven van 8 mei 2006 heeft de gemeente deze
informatie aangevuld met:
·
het Masterplan Zuidpoort uit 1990;
·
de nota Beslispunten Zuidpoort uit 1991;
·
Plan van aanpak Zuidpoort uit 1995;
·
Het schetsplan Zuidpoort uit 1997.
Oranjewoud heeft op 24 januari 2006 een bezoek
gebracht aan aanvrager en hem in de gelegenheid gesteld het verzoek mondeling
toe te lichten. Eveneens is de betreffende onroerende zaak in- en uitwendig
bezichtigd en is de nabije omgeving opgenomen.
De gemeente heeft Oranjewoud op 9 december 2005 een
mondelinge toelichting gegeven op het verzoek. Op 27 februari 2006 heeft
Oranjewoud een concept advies uitgebracht aan de gemeenteraad strekkende tot
uitbetaling van planschade omdat de schade door aanvrager ten tijde van de
aankoop niet was voorzien[1].
In reactie op het concept advies heeft de gemeente aanvullende informatie
verstrekt aan het adviesbureau.
Oranjewoud heeft op 22 juni 2006 op basis van de
aanvullende informatie een definitief advies uitgebracht waarin in
tegenstelling tot het concept advies is geoordeeld dat de schade wel voorzienbaar was en daarom niet
voor vergoeding in aanmerking komt (bijlage 3). Op 30 juni 2006 heeft de
gemeente aanvrager in de gelegenheid gesteld op dit advies te reageren. Van
deze mogelijkheid heeft aanvrager op 19 september 2006 gebruik gemaakt (bijlage
4).
4. Beoordeling
verzoek om planschade
Aanvrager was ten tijde van de inwerkingtreding van
de nieuwe planologisch regeling, op 26 maart 2002, eigenaar van het pand aan de
Ezelsveldlaan 115.
Gelet op artikel 49 WRO en artikel 3 van de
Planschadeverordening 2002 is aanvrager ontvankelijk in zijn verzoek om
planschade.
Stuk 3 I pag. 3.
Aanvrager stelt dat hij schade lijdt als gevolg van
het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan “Zuidpoort”, meer specifiek
door de daarin opgenomen bouwmogelijkheden op de zogenoemde velden 9 en 12.
Vanwege de in het nieuwe plan neergelegde
bouwmogelijkheden op veld 9 moet er weliswaar rekening mee worden gehouden dat
het riante uitzicht vanuit de woonkamer van de woning van aanvrager op de
historische binnenstand van Delft, een uitzicht dat onder vigeur van het oude
bestemmingsplan nauwelijks had kunnen worden ingeperkt, geheel verloren zal
gaan. Ook het uitzicht in noordwestelijke richting, vanaf de beide dakterrassen
zal flink worden aangetast.
De mogelijke bebouwing op veld 9 gaat, gelet op de
woonfunctie, met de nodige inkijk in de woning van aanvrager gepaard, terwijl
in de vroegere planologische situatie inkijk vanuit de desbetreffende
richtingen onmogelijk was. Er moet tevens rekening worden gehouden met een
aanzienlijke beperking van de privacy.
Vanwege de consequenties voor de aspecten uitzicht
en privacy tezamen, heeft zich een forse planologische verslechtering
voorgedaan.
De in het bestemmingsplan opgenomen
bouwmogelijkheden voor veld 12 brengen met zich mee dat het uitzicht, in
noordoostelijke richting, vanaf het laagste dakterras van de woning van
aanvrager, enigermate wordt ingeperkt. Er is echter geen sprake van een grote
achteruitgang. Bovendien wordt de achteruitgang deels gecompenseerd door de
omstandigheid dat de bouwmogelijkheden op het aan veld 12 grenzende terrein van
het Arbeidsbureau zijn teruggedrongen. Voorheen kon dit terrein geheel worden
bebouwd tot een hoogte van 18 meter, nu is bebouwing tot een hoogte van 16
meter mogelijk op uitsluitend het gedeelte dat als bebouwingsvlak is aangeduid.
Voor het overige is het bestemmingsplan “Zuidpoort”
niet als voor aanvrager nadelige ontwikkeling aan te merken.
5. Toekenning
schade
Er dient gekeken te worden of de schade ook voor
vergoeding in aanmerking komt. Hierbij wordt onderzocht in hoeverre er sprake
is van omstandigheden op grond waarvan de schade geheel of gedeeltelijk voor
rekening van aanvrager dient te blijven.
Een eerste aanzet voor de planvorming in het gebied
Zuidpoort is in het op 15 december 1983 vastgestelde structuurplan voor de
gemeente Delft gegeven. Als uitvloeisel hiervan is in januari 1990 het
Masterplan Zuidpoort Delft verschenen.
Enige tijd later, op 20 december 1991, is de nota
“Beslispunten Zuidpoort” gepresenteerd. De stedenbouwkundige opzet is nadien
nog herhaaldelijk aangepast en verder uitgewerkt, ondermeer in het “Plan van
aanpak Zuidpoort” van 20 maart 1995 en het “Schetsplan Zuidpoort” van oktober
1997, maar er is niet meer afgeweken van het voornemen om op velden 9 en 12
gebouwen te realiseren die fors hoger zijn dan wat er op grond van het
toenmalige bestemmingsplan was toegestaan.
Te meer daar er sinds 1990 voor het gebied
Zuidpoort opeenvolgende voorbereidingsbesluiten zijn genomen, moet worden
geconcludeerd dat aanvrager op het moment dat hij overging tot aankoop van de
onroerende zaak in kwestie (op 2 juni 1995) rekening had kunnen en moeten
houden met bouwhoogten zoals die later door middel van het bestemmingsplan
“Zuidpoort” mogelijk zijn gemaakt. De planologische verslechtering was derhalve
door hem te voorzien.
Stuk 3 I pag.
4.
Onder verwijzing naar het advies van Oranjewoud van
22 juni 2006 concluderen wij dat er wel sprake is van voorzienbaarheid.
Samenvattend is het oordeel van Oranjewoud dat
aanvrager derhalve het risico van een voor hem nadelige planologische wijziging
heeft aanvaard en de uit de wijziging voortvloeiende schade redelijkerwijs
geheel voor zijn rekening dient te blijven. Door Oranjewoud wordt geadviseerd
het door aanvrager ingediende verzoek af te wijzen. Wij kunnen ons vinden in
het advies van het bureau.
Aanvrager is in de gelegenheid gesteld schriftelijk
op het advies te reageren. Dit heeft aanvrager gedaan bij brief van 19
september 2006.
Kort samengevat komt de zienswijze van aanvrager op
het volgende neer.
Stuk 3 I pag.
5.
Wij kunnen ons vinden in de stelling van aanvrager
dat de afhandeling van zijn verzoek relatief lang heeft geduurd. Wij hebben
echter niet kunnen voorzien dat de Raad van State in de periode tussen aanvraag
advies en het uitbrengen van het advies een uitspraak zou doen die aanvullende
eisen zou gaan stellen aan het aantonen van voorzienbaarheid van
ontwikkelingen. Wij menen zorgvuldig te hebben gehandeld door na bekendmaking
van het concept advies aanvullende informatie te verstekken die zou kunnen
leiden tot een advies dat recht zou doen aan de werkelijke situatie. Wij hebben
met die aanvullende informatie immers kunnen aantonen dat in de situatie van de
Zuidpoort wel degelijk sprake is geweest van voorzienbaarheid. Nu er volgens
het advies geen sprake is van vergoedbaarheid van de schade, hoeft deze conform
de planschadeverordening ook niet te worden getaxeerd.
Bij de beoordeling van planschade moet een
vergelijking worden gemaakt met de maximale mogelijkheden van het voorgaande
planologische regime. Het maximum is in dit geval niet het parkeerterrein, maar
de mogelijkheden zoals die voor velden 9 en 12 in het bestemmingsplan ”IIA In
de Veste” zijn opgenomen. Dat vrijstelling is verleend voor een parkeerplaats
en dat het terrein als zodanig was ingericht doet voor de planologische
vergelijking derhalve niet ter zake.
Aanvrager geeft niet aan waarom hij van mening is
dat volgens het bestemmingsplan ‘IIA in de Veste’ een gebouw van 18 m hoog pas
op 27 m van het erf van het Museumhof mocht worden opgericht. Waarschijnlijk wordt verwezen naar het
voorschrift ‘indien deze gronden grenzen aan gronden bestemd voor erf mag geen
deel van de bebouwing hoger zijn dan de helft van de afstand tot de grens van
het bestemmingsgebied vermeerderd met 4.50 meter of de hoogte op die grens van
de bestaande bebouwing’. Deze bepaling slaat niet op het huidige ‘erf’ van
aanvragers maar op de bestemmingen volgens de plankaart uit 1975. Het
bestemmingsvlak ter hoogte van het CWI-gebouw grenst in dit plan nergens aan gronden
met de bestemming erf; de omliggende bestemmingen zijn ‘Straat’ (voor de Nieuwe Laan) en ‘Groen of
water’. De hoogtebeperkende bepaling is
daarom niet van toepassing.
Oranjewoud geeft ons inziens het verschil tussen de
planologische regimes correct weer.
Het feit dat aanvrager zoals hij aangeeft de
informatie omtrent de ontwikkelingen in het Zuidpoortgebied niet heeft kunnen
achterhalen kan de gemeente niet tegengeworpen worden. De aanvrager is zelf
verantwoordelijk voor onderzoek naar mogelijke ontwikkelingen.
Zo is op 22 juni 1988 een uitgebreid artikel
gepubliceerd in de Delftse Post, waarin wordt aangekondigd: ODF presenteert
eigen plan voor Zuidpoort. In de Delftse Post van 16 maart 1990 is omtrent het
Masterplan Zuidpoort Delft een krantenartikel geplaatst. De Beslispunten
Zuidpoort zijn gepresenteerd in het
stadhuis op 20 december 1990, wat is gepubliceerd in de Delftse Post van 19
december 1990. Er heeft op 28 januari 1991 een informatiemiddag over deze
beslispunten gehouden. Op 28 maart 1991 heeft er besluitvorming door de raad
plaatsgevonden. Dit is gepubliceerd in de Delftse Post van 10 april 1991. Op 6
oktober 1992 heeft er een forumdiscussie plaatsgevonden over de planvorming in
het Zuidpoortgebied. Het Plan van aanpak Zuidpoort heeft van 1 mei 1995 t/m 26
mei 1995 ter inzage gelegen. Op 18 mei 1995is er in de Stadskrant een artikel
gepubliceerd, waarin de hoorzitting is aangekondigd en de inspraak is
aangegeven. Het Schetsplan Zuidpoort heeft er visie gelegen van 26 november t/m
26 december 1997. Op 8 december 1997 heeft een inspraakavond plaatsgevonden. Op
27 november is een inspraakavond gepubliceerd in de stadskrant.
Stuk 3 I pag.
6.
De reacties van aanvrager op het rapport van
Oranjewoud hebben niet geleid tot een wijziging van de overweging en/of
conclusies uit de opgestelde rapportage.
Onder verwijzing naar dit advies dat integraal
onderdeel uitmaakt van dit besluit stellen wij u voor het verzoek om planschade
af te wijzen.
Hoogachtend,
Het college van burgemeester en wethouders van
Delft,
mr. drs. G.A.A. Verkerk , burgemeester.
mr. drs. H.G.L.M.
Camps , secretaris.
Stuk 3 II
20186315
De raad der gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het college van 12
december 2006;
gelet op artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening en de Planschadeverordening 2002;
b e s l u i t:
het door de heer P.J. Wolbink ingediende
planschadeverzoek af te wijzen.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 25 januari 2007.
,burgemeester.
,griffier.
Belanghebbenden in de zin van de Algemene wet
bestuursrecht kunnen binnen 6 weken na bekendmaking van dit besluit een
gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de gemeenteraad van Delft, p/a Postbus
78, 2600 ME Delft.
[1] In de periode tussen het
verzoek om advies en het uitbrengen van advies heeft de Raad van State bepaald
dat de aanwezigheid van een ongemotiveerd voorbereidingsbesluit niet langer
beschouwd kon worden als grondslag voor “voorzienbaarheid” van mogelijke ontwikkelingen.
De gemeente had aanvankelijk alleen de reeks voorbereidingsbesluiten voor het
Zuidpoort gebied verstrekt aan het adviesbureau als motivering voor de
voorzienbaarheid. Bij schrijven van 8 mei 2006 is aan het adviesbureau kenbaar
gemaakt dat de ontwikkelingen in het Zuidpoort gebied voorzienbaar waren op
basis van tal van andere openbare documenten.