Stuk 4 I Delft,
12 januari 2007.
20183476
Onderwerp: Besluit op het verzoek om vergoeding van
planschade van de heer D. van Seters en mevrouw K. Schäfer
Aan de gemeenteraad.
Geachte dames en heren,
1. Inleiding
en inhoud planschadeverzoek
Op 31 augustus 2005 hebben de heer D. van Seters en
mevrouw K. Schäfer (hierna: aanvragers) een verzoek ingediend om planschade als
bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
Aanvragers stellen schade te lijden als gevolg van het
onherroepelijk worden van het bestemmingsplan "Zuidpoort", meer
specifiek door de daarin opgenomen bouwmogelijkheden ten aanzien van de
zogenoemde velden 9 en 12. Ook de in het bestemmingsplan opgenomen bepaling
over het aantal te realiseren parkeerplaatsen op veld 12 heeft volgens
aanvragers aan de waardedaling van hun woning bijgedragen.
2. Juridisch
kader
Per 1 september 2005 is een nieuwe wettelijke
planschaderegeling van kracht geworden. Omdat het verzoek is ingediend voor 1
september 2005 is het oude artikel 49 WRO van toepassing.
Op grond van artikel 49 van de WRO kent de
gemeenteraad aan belanghebbende die, ten gevolg van bepalingen van het
bestemmingsplan dan wel door verleende vrijstellingen als onder meer bedoeld in
artikel 19 van de WRO, schade lijdt of zal lijden welke niet of niet geheel te
zijnen laste behoort te blijven en waarvan een vergoeding niet of niet
voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, op zijn verzoek
een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Het moet gaan om schade
ten gevolge van rechtmatige en rechtsgeldige planologische besluiten, waardoor
een planologische rechtstoestand wordt gewijzigd.
Bij de beoordeling van schadeverzoeken ex artikel
49 WRO moet een vergelijking worden gemaakt tussen de elkaar opvolgende
planologische regimes, in dit geval bestemmingsplan “IIA In de Veste
(goedgekeurd op 5 mei 1976) en bestemmingsplan “Zuidpoort” (onherroepelijk
sinds 16 juli 2003). Op basis daarvan moet eerst worden onderzocht of sprake is
van een planologisch nadeel. Daartoe moeten de bouw- en gebruiksmogelijkheden
van beide bestemmingsplannen worden vergeleken, waarbij niet de feitelijke
situatie van belang is, maar de situatie die het bestemmingsplan in theorie
mogelijk maakt.
Op 19 december 2002 heeft de gemeenteraad van Delft
de Planschadeverordening 2002 vastgesteld. Deze verordening bepaalt welke
procedurevoorschriften er binnen de gemeente Delft voor de behandeling van
verzoeken om planschade als bedoeld in artikel 49 WRO in acht moeten worden
genomen.
3. Verloop
procedure
Op 31 augustus 2005 hebben aanvragers een verzoek
om planschade ingediend (bijlage 1). De aanvraag is ingekomen op 31 augustus
2005. Op 29 september 2005 heeft de gemeenteraad het verzoek om planschade om
advies voorgelegd aan het onafhankelijk in planschadezaken gespecialiseerde
bureau Oranjewoud (bijlage 2).
Stuk 4 I pag.
2.
Bij het verzoek om planschade zijn de onderstaande
stukken als bijlage gevoegd:
Bij schrijven van 8 mei 2006 heeft de gemeente deze
informatie aangevuld met:
·
het Masterplan Zuidpoort uit 1990
·
de nota Beslispunten Zuidpoort uit 1991
·
Plan van aanpak Zuidpoort uit 1995
·
Het schetsplan Zuidpoort uit 1997
Oranjewoud heeft op 24 januari 2006 een bezoek
gebracht aan aanvragers en hun in de gelegenheid gesteld het verzoek mondeling
toe te lichten. Eveneens is de betreffende onroerende zaak in- en uitwendig
bezichtigd en is de nabije omgeving opgenomen.
De gemeente heeft Oranjewoud op 9 december 2005 een
mondelinge toelichting gegeven op het verzoek. Op 27 februari 2006 heeft
Oranjewoud een concept advies uitgebracht aan de gemeenteraad strekkende tot
uitbetaling van planschade omdat de schade door aanvrager ten tijde van de
aankoop niet was voorzien[1].
In reactie op het concept advies heeft de gemeente aanvullende informatie
verstrekt aan het adviesbureau.
Oranjewoud heeft op 22 juni 2006 op basis van de
aanvullende informatie een definitief advies uitgebracht, waarin in
tegenstelling tot het concept advies is geoordeeld dat de schade wel voorzienbaar was en daarom niet
voor vergoeding in aanmerking komt (bijlage 3). Op 30 juni 2006 heeft de
gemeente aanvragers in de gelegenheid gesteld op dit advies te reageren.
Van deze mogelijkheid hebben aanvragers op 23 juli respectievelijk 30 oktober
2006 gebruik gemaakt (bijlage 4).
4. Beoordeling
verzoek om planschade
Aanvragers waren ten tijde van de inwerkingtreding
van de nieuwe planologisch regeling, op 26 maart 2002, eigenaren van het pand
aan de Ezelsveldlaan 119.
Gelet op artikel 49 WRO en artikel 3 van de
Planschadeverordening 2002 zijn aanvragers ontvankelijk in hun verzoek om
planschade.
Aanvragers stellen dat zij schade lijden als gevolg
van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan "Zuidpoort",
meer specifiek door de daarin opgenomen bouwmogelijkheden ten aanzien van de
zogenoemde velden 9 en 12. Ook de in het bestemmingsplan opgenomen bepaling
over het aantal te realiseren parkeerplaatsen op veld 12 heeft volgens
aanvragers aan de waardedaling van hun woning bijgedragen.
Stuk 4 I pag. 3.
Vanwege de in het nieuwe plan neergelegde
bouwmogelijkheden op velden 9 en 12 gaat het uitzicht vanaf het dakterras en in
mindere mate vanuit de keuken van de woning van aanvragers op de historische
binnenstad van Delft verloren. Onder vigeur van het oude bestemmingsplan kon
dit uitzicht nauwelijks worden ingeperkt. In zoverre heeft zich een
planologische verslechtering voorgedaan. Deze verslechtering wordt maar ten
dele gecompenseerd door de omstandigheid dat de bouwmogelijkheden op het aan
veld 12 grenzende terrein van het Arbeidsbureau zijn teruggedrongen. Voorheen
kon dit terrein geheel worden bebouwd tot een hoogte van 18 meter, nu is
bebouwing tot een hoogte van 16 meter mogelijk op uitsluitend het gedeelte dat
als bebouwingsvlak is aangeduid.
Voor het overige is het bestemmingsplan
"Zuidpoort" niet als een voor aanvragers nadelige ontwikkeling aan te
merken.
5. Toekenning
schade
Om te kunnen beoordelen of de schade ook voor
vergoeding in aanmerking komt, dient onderzocht te worden in hoeverre er sprake
is van omstandigheden op grond waarvan de schade geheel of gedeeltelijk voor
rekening van aanvragers dient te blijven.
Indien de schade bij aankoop van de woning door de
koper was te voorzien, dan komt de schade voor rekening van de aanvragers.
Schade is onder meer te voorzien als uit openbare documenten blijkt dat de
gemeente voornemens is de betreffende omgeving te gaan ontwikkelen.
Oranjewoud is van oordeel dat de plannen voor het
gebied Zuidpoort ten tijde van de aankoop van de woning door aanvragers waren
te voorzien. Zij baseert haar oordeel op het onderstaande.
Een eerste aanzet voor de planvorming in het gebied
Zuidpoort is in het op 15 december 1983 vastgestelde structuurplan voor de
gemeente Delft gegeven. Als uitvloeisel hiervan is in januari 1990 het
Masterplan Zuidpoort Delft verschenen. Enige tijd later, op 20 december 1991,
is de nota “Beslispunten Zuidpoort” gepresenteerd. De stedenbouwkundige opzet
is nadien nog herhaaldelijk aangepast en verder uitgewerkt, ondermeer in het “Plan
van aanpak Zuidpoort” van 20 maart 1995 en het “Schetsplan Zuidpoort” van
oktober 1997, maar er is niet meer afgeweken van het voornemen om op de velden
9 en 12 gebouwen te realiseren die fors hoger zijn dan wat er op grond van het
toenmalige bestemmingsplan was toegestaan.
Te meer daar er sinds 1990 voor het gebied
Zuidpoort opeenvolgende voorbereidingsbesluiten zijn genomen, moet worden
geconcludeerd dat aanvragers op het moment dat zij overgingen tot aankoop van
de onroerende zaak in kwestie (op 3 respectievelijk 6 december 1996) rekening
hadden kunnen en moeten houden met bouwhoogten, zoals die later door middel van
het bestemmingsplan “Zuidpoort” mogelijk zijn gemaakt. Gelet op het
bovenstaande was de planologische verslechtering door aanvragers te voorzien.
Oranjewoud meent dat aanvragers derhalve het risico
van een voor hen nadelige planologische wijziging aanvaard hebben en de uit de
wijziging voortvloeiende schade redelijkerwijs geheel voor hun rekening dient
te blijven.
Oranjewoud adviseert daarom het door aanvragers
ingediende verzoek af te wijzen.
Stuk 4 I pag.
4.
Aanvragers zijn in de gelegenheid gesteld
schriftelijk op het advies te reageren. Dit hebben aanvragers gedaan bij
brieven van 23 juli respectievelijk 30 oktober 2006.
Kort samengevat komt de zienswijze van aanvragers
op het volgende neer.
Bij de beoordeling van planschade moet een
vergelijking worden gemaakt met de maximum mogelijkheden van het voorgaande
planologische regime. Het maximum is in dit geval niet het parkeerterrein, maar
zijn de mogelijkheden zoals die voor velden 9 en 12 in het bestemmingsplan ”IIA
In de Veste” zijn opgenomen. Dat vrijstelling is verleend voor een
parkeerplaats en dat het terrein als zodanig was ingericht doet voor de
planologische vergelijking derhalve niet ter zake.
Aanvragers geven niet aan waarom zij van mening
zijn dat volgens het bestemmingsplan ‘IIA in de Veste’ een gebouw van 18 m hoog
pas op 27 m van het erf van het Museumhof mocht worden opgericht.
Waarschijnlijk wordt verwezen naar het voorschrift ‘indien deze gronden grenzen
aan gronden bestemd voor erf mag geen deel van de bebouwing hoger zijn dan de
helft van de afstand tot de grens van het bestemmingsgebied vermeerderd met
4,50 meter of de hoogte op die grens van de bestaande bebouwing’. Deze bepaling
slaat niet op het huidige ‘erf’ van aanvragers maar op de bestemmingen volgens
de plankaart uit 1975. Het bestemmingsvlak ter hoogte van het CWI-gebouw grenst
in dit plan nergens aan gronden met de bestemming erf; de omliggende
bestemmingen zijn ‘Straat’ (voor de
Nieuwe Laan) en ‘Groen of water’. De hoogtebeperkende
bepaling is daarom niet van toepassing.
Oranjewoud geeft ons inziens het verschil tussen de
planologische regimes correct weer.
Het feit dat aanvragers zoals zij aangeven, de
informatie omtrent de ontwikkelingen in het Zuidpoortgebied destijds niet heeft
kunnen achterhalen, kan de gemeente niet tegengeworpen worden. De aanvragers
zijn zelf verantwoordelijk voor onderzoek naar mogelijke ontwikkelingen.
Zo is op 22 juni 1988 een uitgebreid artikel
gepubliceerd in de Delftse Post, waarin wordt aangekondigd: ODF presenteert
eigen plan voor Zuidpoort. In de Delftse Post van 16 maart 1990 is omtrent het
Masterplan Zuidpoort Delft een krantenartikel geplaatst. De Beslispunten
Zuidpoort zijn gepresenteerd in het
stadhuis op 20 december 1990, wat is gepubliceerd in
Stuk 4 I pag.
5.
de Delftse Post van 19 december 1990. Er heeft op
28 januari 1991 een informatiemiddag over deze beslispunten gehouden. Op 28
maart 1991 heeft er besluitvorming door de raad plaatsgevonden. Dit is
gepubliceerd in de Delftse Post van 10 april 1991. Op 6 oktober 1992 heeft er
een forumdiscussie plaatsgevonden over de planvorming in het Zuidpoortgebied.
Het Plan van aanpak Zuidpoort heeft van 1 mei 1995 t/m 26 mei 1995 ter inzage
gelegen. Op 18 mei 1995is er in de Stadskrant een artikel gepubliceerd, waarin
de hoorzitting is aangekondigd en de inspraak is aangegeven. Het Schetsplan
Zuidpoort heeft er visie gelegen van 26 november t/m 26 december 1997. Op 8
december 1997 heeft een inspraakavond plaatsgevonden. Op 27 november is een
inspraakavond gepubliceerd in de stadskrant.
De gemeente heeft niet kunnen voorzien dat de Raad
van State in de periode tussen aanvraag advies en het uitbrengen van het advies
een uitspraak zou doen die aanvullende eisen zou gaan stellen aan het aantonen
van voorzienbaarheid van ontwikkelingen. Wij menen zorgvuldig te hebben
gehandeld door na bekendmaking van het concept advies aanvullende informatie te
verstrekken die zou kunnen leiden tot een advies dat recht zou doen aan de
werkelijke situatie. Wij hebben met die aanvullende informatie immers kunnen
aantonen dat in de situatie van de Zuidpoort wel degelijk sprake is geweest van
voorzienbaarheid.
Gelet op het bovenstaande zien wij geen aanleiding
om het advies van Oranjewoud niet over te nemen.
Onder verwijzing naar dit advies dat integraal
onderdeel uitmaakt van dit besluit stellen wij u voor het verzoek om planschade
af te wijzen.
Hoogachtend,
Het college van burgemeester en wethouders van
Delft,
mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
mr. drs. H.G.L.M.
Camps ,secretaris.
Stuk 4 II
20183476
De raad der gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het college van 12
december 2006;
gelet op artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening en de Planschadeverordening 2002;
b e s l u i t:
het door de heer D. van Seters en mevrouw K.
Schäfer ingediende planschadeverzoek af te wijzen.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 25 januari 2007.
,burgemeester.
,griffier.
Belanghebbenden in de zin van de Algemene wet
bestuursrecht kunnen binnen 6 weken na bekendmaking van dit besluit een
gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de gemeenteraad van Delft, p/a Postbus
78, 2600 ME Delft.
[1] In de periode tussen het
verzoek om advies en het uitbrengen van advies heeft de Raad van State bepaald
dat de aanwezigheid van een ongemotiveerd voorbereidingsbesluit niet langer
beschouwd kon worden als grondslag voor “voorzienbaarheid” van mogelijke
ontwikkelingen. De gemeente had aanvankelijk alleen de reeks
voorbereidingsbesluiten voor het Zuidpoortgebied verstrekt aan het adviesbureau
als motivering voor de voorzienbaarheid. Bij schrijven van 8 mei 2006 is aan
het adviesbureau kenbaar gemaakt dat de ontwikkelingen in het Zuidpoortgebied
voorzienbaar waren op basis van tal van andere openbare documenten.