Stuk 5 I                                                                                   Delft, 8 januari 2006.

20183728

 

Onderwerp: Besluit op het verzoek om vergoeding van planschade van de heer F.X.M. Kok

 

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

1.         Inleiding en inhoud planschadeverzoek

Op 31 augustus 2005 heeft de heer F.X.M. kok  (hierna: aanvrager) een verzoek ingediend om planschade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO). Aanvrager stelt schade te lijden en als gevolg van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan "Zuidpoort", meer specifiek door de daarin opgenomen bouwmogelijkheden ten aanzien van de zogenoemde velden 9 en 12.

 

2.         Juridisch kader

Per 1 september 2005 is een nieuwe wettelijke planschaderegeling van kracht geworden. Omdat het verzoek is ingediend voor 1 september 2005 is het oude artikel 49 WRO van toepassing.

Op grond van artikel 49 van de WRO kent de gemeenteraad aan belanghebbende die, ten gevolge van bepalingen van het bestemmingsplan dan wel door verleende vrijstellingen als onder meer bedoeld in artikel 19 van de WRO, schade lijdt of zal lijden welke niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan een vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Het moet gaan om schade ten gevolge van rechtmatige en rechtsgeldige planologische besluiten, waardoor een planologische rechtstoestand wordt gewijzigd.

Bij de beoordeling van schadeverzoeken ex artikel 49 WRO moet een vergelijking worden gemaakt tussen de elkaar opvolgende planologische regimes, in dit geval bestemmingsplan “IIA In de Veste (goedgekeurd op 5 mei 1976) en bestemmingsplan “Zuidpoort” (onherroepelijk sinds 16 juli 2003). Op basis daarvan moet eerst worden onderzocht of sprake is van een planologisch nadeel. Daartoe moeten de bouw- en gebruiksmogelijkheden van beide bestemmingsplannen worden vergeleken, waarbij niet de feitelijke situatie van belang is, maar de situatie die het bestemmingsplan in theorie mogelijk maakt.

Op 19 december 2002 heeft de gemeenteraad van Delft de Planschadeverordening 2002 vastgesteld. Deze verordening bepaalt welke procedurevoorschriften er binnen de gemeente Delft voor de behandeling van verzoeken om planschade als bedoeld in artikel 49 WRO in acht moeten worden genomen.

 

3.         Verloop procedure

Op 31 augustus 2005 heeft aanvrager een verzoek om planschade ingediend (bijlage 1). De aanvraag is ingekomen op 31 augustus 2005. Op 24 november 2005 heeft de gemeenteraad het verzoek om planschade om advies voorgelegd aan het onafhankelijk in planschadezaken gespecialiseerde bureau Oranjewoud (bijlage 2).


Stuk 5 I                                                                       pag. 2.

 

 

Bij het verzoek om advies zijn de onderstaande stukken als bijlage gevoegd:

·         verzoek om vergoeding van planschade;

·         nadere informatie omtrent de locatie;

·         foto’s van de locatie;

·         uitsnede uit het structuurplan Delft 1983;

·         de toelichting en voorschriften van het bestemmingsplan “IIA In de Veste” (1976) met het daarbij behorende vaststellingsbesluit en goedkeuringsbesluit;

·         het bestemmingsplan “Zuidpoort”, inclusief plankaart en met het bijbehorende vaststellingsbesluit;

·         voorbereidingsbesluiten voor het gebied Zuidpoort.

 

Bij schrijven van 8 mei 2006 heeft de gemeente deze informatie aangevuld met:

·         het Masterplan Zuidpoort uit 1990;

·         de nota Beslispunten Zuidpoort uit 1991;

·         Plan van aanpak Zuidpoort uit 1995;

·         Het schetsplan Zuidpoort uit 1997.

 

Oranjewoud heeft op 9 december 2005 een bezoek gebracht aan aanvraagster en haar in de gelegenheid gesteld het verzoek mondeling toe te lichten. Eveneens is de betreffende onroerende zaak in- en uitwendig bezichtigd en is de nabije omgeving opgenomen.

De gemeente heeft Oranjewoud op 9 december 2005 een mondelinge toelichting gegeven op het verzoek.

Op 27 februari 2006 heeft Oranjewoud een concept advies uitgebracht aan de gemeenteraad. Oranjewoud heeft op 22 juni 2006 een definitief advies uitgebracht dat inhoudelijk overeenkomt met het eerder uitgebracht concept advies (bijlage 3).

Op 30 juni 2006 heeft de gemeente aanvrager in de gelegenheid gesteld op dit advies te reageren. Van deze mogelijkheid heeft aanvrager op 12 augustus 2006 gebruik gemaakt (bijlage 4).

 

4.         Beoordeling verzoek om planschade

Ontvankelijkheid

Aanvrager was ten tijde van de inwerkingtreding van de nieuwe planologisch regeling, op of omstreeks 26 maart 2002, eigenaar van het pand Kanaalweg 5a.

Gelet op artikel 49 WRO en artikel 3 van de Planschadeverordening 2002 is aanvrager ontvankelijk in zijn verzoek om planschade.

 

Inhoudelijke beoordeling

Aanvrager stelt dat hij schade leidt als gevolg van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan "Zuidpoort", meer specifiek door de daarin opgenomen bouwmogelijkheden ten aanzien van de zogenoemde velden 9 en 12.

 

Gezien de grote afstanden tussen de woning van aanvrager en de geprojecteerde hoogbouw op de velden 9 en 12 en voorts onder meer in aanmerking genomen dat het overgrote deel van de mogelijk gemaakte bebouwing aan het oog zal worden onttrokken door de bestaande bebouwing van het appartementencomplex Museumhof en het Arbeidsbureau, zal het bestemmingsplan "Zuidpoort" niet in betekenende mate leiden tot een ander uitzicht. Ook overigens zijn er geen veranderingen aanwijsbaar die voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van het object van aanvrager significant kunnen worden geacht.


Stuk 5 I                                                                       pag. 3.

 

 

Samenvattend is het oordeel van Oranjewoud dat aanvrager door de bepalingen van het bestemmingsplan “Zuidpoort” niet in een planologisch nadeliger positie is komen te verkeren.

 

Door Oranjewoud wordt geadviseerd het door aanvrager ingediende verzoek af te wijzen. Wij kunnen ons vinden in het advies van het bureau.

 

Aanvrager is in de gelegenheid gesteld schriftelijk op het advies te reageren. Dit heeft aanvrager gedaan bij brief van 12 augustus 2006.

 

Het eerste bezwaar van aanvrager op het rapport heeft betrekking op de stelling dat het bestemmingsplan “Zuidpoort” niet in betekende mate leidt tot een ander uitzicht vanuit zijn pand. Het uitzicht is volgens aanvrager ingrijpend veranderd door de nieuwe bebouwing van maar liefst 19 meter hoog (zes verdiepingen). Volgens aanvrager is de stelling uit het rapport, dat het overgrote deel van de nieuwe bebouwing aan het oog wordt onttrokken door de bestaande bebouwing van het Museumhof en het Arbeidsbureau en dat daardoor zijn uitzicht niet verandert, feitelijk onjuist.

 

Het tweede bezwaar van aanvrager is dat hij wel degelijk in een planologisch nadeliger positie is komen te verkeren. Aanvragers uitzicht is wel degelijk ingrijpend gewijzigd door het nieuwe bestemmingsplan en daardoor is volgens hem planschade ontstaan. Volgens aanvrager is het advies van Oranjewoud op dit punt niet objectief en niet onderbouwd.

 

Het betreft hier de beoordeling van een verandering van uitzicht in het kader van een planschadeverzoek. Bij het vaststellen van planschade dient te worden geabstraheerd van de persoonlijke perceptie van verzoeker. Het gaat erom hoe de markt voor onroerende zaken reageert op eventuele planologische veranderingen. Niet wordt bestreden dat er wijzigingen optreden in het uitzicht vanuit de woning van aanvrager. Van belang is dat de kleinste afstand tussen de woning van aanvrager en de nieuwe bebouwing 125 meter is en de bebouwing op veld 9 en 12, gezien vanuit de woning van aanvrager, deels recht achter, deels schuin achter het Museumhof en het CWI-gebouw is geprojecteerd. Naar ons oordeel is dit voldoende onderbouwing voor de conclusie van het rapport dat het bestemmingsplan “Zuidpoort” niet in betekenende mate leidt of zal leiden tot een ander uitzicht. 

 

De reacties van aanvrager op het rapport van Oranjewoud hebben niet geleid tot een wijziging van de overweging en/of conclusies uit de opgestelde rapportage.

 

Onder verwijzing naar dit advies dat integraal onderdeel uitmaakt van dit besluit stellen wij u voor het verzoek om planschade af te wijzen.

 

Hoogachtend,

 

Het college van burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

mr. drs. G.A.A. Verkerk             ,  burgemeester.

 

 

mr. drs. H.G.L.M. Camps                      , secretaris.

 

 


Stuk 5 II

20183728

 

 

De raad der gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 12 december 2006;

 

gelet op artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Planschadeverordening 2002

 

b e s l u i t:

 

het door de heer F.X.M. Kok ingediende planschadeverzoek af te wijzen.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 januari 2007.

 

 

 

                                                           ,burgemeester.

 

 

 

                                                           ,griffier.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kunnen binnen 6 weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de gemeenteraad van Delft, p/a Postbus 78, 2600 ME Delft.