Stuk 7 I Delft,
8 januari 2007.
20183449
Onderwerp: Besluit op het
verzoek om vergoeding van planschade van de heer B.B. de Boer
Aan de gemeenteraad.
Geachte dames en heren,
1. Inleiding
en inhoud planschadeverzoek
Op 31 augustus 2005 heeft de heer B.B. de Boer
(hierna: aanvrager) een verzoek ingediend om planschade als bedoeld in artikel
49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
Aanvrager stelt schade te leiden als gevolg van het
onherroepelijk worden van het bestemmingsplan "Zuidpoort", meer
specifiek door de daarin opgenomen bouwmogelijkheden ten aanzien van de
zogenoemde velden 9 en 12. Ook de in het bestemmingsplan opgenomen bepaling
over het aantal te realiseren parkeerplaatsen op veld 12 heeft volgens
aanvrager aan de waardedaling van zijn woning bijgedragen.
2. Juridisch
kader
Per 1 september 2005 is een nieuwe wettelijke
planschaderegeling van kracht geworden. Omdat het verzoek is ingediend voor 1
september 2005 is het oude artikel 49 WRO van toepassing.
Op grond van artikel 49 van de WRO kent de
gemeenteraad aan belanghebbende die, ten gevolge van bepalingen van het
bestemmingsplan dan wel door verleende vrijstellingen als onder meer bedoeld in
artikel 19 van de WRO, schade lijdt of zal lijden welke niet of niet geheel te
zijnen laste behoort te blijven en waarvan een vergoeding niet of niet
voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, op zijn verzoek
een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Het moet gaan om schade
ten gevolge van rechtmatige en rechtsgeldige planologische besluiten, waardoor
een planologische rechtstoestand wordt gewijzigd.
Bij de beoordeling van schadeverzoeken ex artikel
49 WRO moet een vergelijking worden gemaakt tussen de elkaar opvolgende
planologische regimes, in dit geval bestemmingsplan “IIA In de Veste”
(goedgekeurd op 5 mei 1976) en bestemmingsplan “Zuidpoort” (onherroepelijk
sinds 16 juli 2003). Op basis daarvan moet eerst worden onderzocht of sprake is
van een planologisch nadeel. Daartoe moeten de bouw- en gebruiksmogelijkheden
van beide bestemmingsplannen worden vergeleken, waarbij niet de feitelijke
situatie van belang is, maar de situatie die het bestemmingsplan in theorie
mogelijk maakt.
Op 19 december 2002 heeft de gemeenteraad van Delft
de Planschadeverordening 2002 vastgesteld. Deze verordening bepaalt welke
procedurevoorschriften er binnen de gemeente Delft voor de behandeling van
verzoeken om planschade als bedoeld in artikel 49 WRO in acht moeten worden
genomen.
3. Verloop
procedure
Op 31 augustus 2005 heeft aanvrager een verzoek om
planschade ingediend (bijlage 1). De aanvraag is ingekomen op 31 augustus 2005.
Op 24 november 2005 heeft de gemeenteraad het verzoek om planschade om advies
voorgelegd aan het onafhankelijk in planschadezaken gespecialiseerde bureau
Oranjewoud (bijlage 2).
Stuk 7 I pag.
2.
Bij het verzoek om advies zijn de onderstaande
stukken als bijlage gevoegd:
Bij schrijven van 9 mei 2006 heeft de gemeente deze
informatie aangevuld met:
Oranjewoud heeft op 12 december 2005 een bezoek
gebracht aan aanvrager en hem in de gelegenheid gesteld het verzoek mondeling
toe te lichten. Eveneens is de betreffende onroerende zaak in- en uitwendig
bezichtigd en is de nabije omgeving opgenomen.
De gemeente heeft Oranjewoud op 9 december 2005 een
mondelinge toelichting gegeven op het verzoek. Op 27 februari 2006 heeft
Oranjewoud een concept advies uitgebracht aan de gemeenteraad. Oranjewoud heeft
op 22 juni 2006 een definitief advies uitgebracht, dat inhoudelijk overeenkomt
met het eerder uitgebracht concept advies (bijlage 3). Op 30 juni 2006 heeft de
gemeente aanvrager in de gelegenheid gesteld op dit advies te reageren. Van
deze mogelijkheid heeft aanvrager geen gebruik gemaakt.
4. Beoordeling
verzoek om planschade
Aanvrager was ten tijde van de inwerkingtreding van
de nieuwe planologisch regeling, op of omstreeks 26 maart 2002, eigenaar van
het pand aan de Ezelsveldlaan 121.
Gelet op artikel 49 WRO en artikel 3 van de
Planschadeverordening 2002 is aanvrager ontvankelijk in zijn verzoek om
planschade.
Aanvrager stelt dat hij schade leidt als gevolg van
het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan "Zuidpoort", meer
specifiek door de daarin opgenomen bouwmogelijkheden ten aanzien van de
zogenoemde velden 9 en 12. Ook een in het bestemmingsplan opgenomen bepaling
over het aantal te realiseren parkeerplaatsen op veld 12 heeft volgens aanvrager
aan de waardedaling van zijn woning bijgedragen.
Vanwege de in het nieuwe plan neergelegde
bouwmogelijkheden op de velden 9 en 12 gaat weliswaar het uitzicht en de
privacy er enigszins op achteruit. Deze achteruitgang, die op zichzelf beperkt
is vanwege het feit dat de woonkamer en de loggia van de woning van aanvrager
hoofdzakelijk op het zuidoosten zijn georiënteerd, wordt volledig gecompenseerd
door de omstandigheid dat de bouwmogelijkheden op het aan veld 12 grenzende
terrein van het Arbeidsbureau, een terrein dat op kleine afstand van de woning
van aanvrager ligt en dus voor wat betreft de aspecten uitzicht en privacy
minstens zo belangrijk moet worden geacht, zijn teruggedrongen. Voorheen kon
dit terrein geheel worden bebouwd tot een hoogte van 18 meter, nu is bebouwing
tot een hoogte van 16 meter mogelijk op uitsluitend het gedeelte dat als
bebouwingsvlak is aangeduid.
Stuk 7 I pag.
3.
De in het bestemmingsplan "Zuidpoort"
opgenomen bepaling over het op veld 12 te realiseren aantal parkeerplaatsen zal
niet leiden tot parkeerproblemen of althans tot minder parkeergelegenheid. Het
oude bestemmingsplan liet een inrichting toe waarbij op veld 12 geen enkele
parkeerplaats tot stand zou komen, zodat wat dit betreft niet van een
achteruitgang kan worden gesproken. Ook voor het overige is het bestemmingsplan
"Zuidpoort" niet als een voor aanvrager nadelige ontwikkeling aan te
merken. Door Oranjewoud wordt geadviseerd het door aanvrager ingediende verzoek
af te wijzen.
Aanvrager
is in de gelegenheid gesteld schriftelijk op het advies te reageren. Aanvrager
heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
Wij zien geen aanleiding om het advies van
Oranjewoud niet over te nemen.
Onder verwijzing naar dit advies dat integraal
onderdeel uitmaakt van dit besluit stellen wij u voor het verzoek om planschade
af te wijzen.
Hoogachtend,
Het college van burgemeester en wethouders van
Delft,
mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
mr. drs. H.G.L.M.
Camps ,secretaris.
Stuk 7 II
20183449
De raad der gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het college van 12
december 2006
gelet op artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening en de Planschadeverordening 2002
b e s l u i t:
het door de heer B.B. de Boer ingediende
planschadeverzoek af te wijzen.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 25 januari 2007.
,burgemeester.
,griffier.