Stuk 31 I Delft,
5 februari 2007.
20195591
Onderwerp: Besluit op het
verzoek om planschade van R.W. de Vries en J.L.M. van Hoogdalem
Aan de gemeenteraad.
Geachte dames en heren,
1. Inleiding en inhoud planschadeverzoek
Op 30 augustus 2005 is door R.W. de Vries en J.L.M. van
Hoogdalem een verzoek ingediend om planschade als bedoeld in artikel 49 van de
Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Aanvragers stellen schade te lijden als
gevolg van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan "Noordwest,
deelgebied 1", meer specifiek door de daarin opgenomen bouwmogelijkheden
ten aanzien van het aan de Van Gaalenlaan naast het pand met huisnummer 6
gelegen perceel dat direct aan hun achterperceel grenst.
2.Juridisch kader
Per 1 september 2005 is een nieuwe wettelijke
planschaderegeling van kracht geworden. Omdat het verzoek is ingediend voor 1
september 2005 is het oude recht van toepassing. Op grond van artikel 49 (oud)
van de WRO kent de gemeenteraad aan belanghebbende die, ten gevolge van bepalingen
van het bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden en welke niet of niet geheel
te zijnen laste behoort te blijven en waarvan een vergoeding niet of niet
voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, op zijn verzoek
een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Het moet gaan om schade
ten gevolge van rechtmatige en rechtsgeldige planologische besluiten, waardoor
een planologische rechtstoestand wordt gewijzigd.
Bij de beoordeling van schadeverzoeken ex artikel 49 WRO moet
een vergelijking worden gemaakt tussen de elkaar opvolgende planologische
regimes, in dit geval bestemmingsplan "St. Olofsstraat e.o."
(goedgekeurd op 22 september 1987) en bestemmingsplan "Noordwest,
deelgebied 1" (goedgekeurd september 2003). Op basis daarvan moet eerst
worden onderzocht of sprake is van een planologische nadeel. Daartoe moeten de
bouw- en gebruiksmogelijkheden van beide bestemmingsplannen worden vergeleken
waarbij niet de feitelijke situatie van belang is, maar de situatie die het bestemmingsplan
in theorie mogelijk maakt.
Op 19 december 2002 heeft de gemeenteraad van Delft de
Planschadeverordening 2002 vastgesteld. Deze verordening bepaalt welke
procedurevoorschriften er binnen de gemeente Delft voor de behandeling van
verzoeken om planschade als bedoeld in artikel 49 WRO in acht moeten worden
genomen.
Stuk 31 I pag.
2.
3. Verloop procedure
Op 30 augustus 2005 hebben de heer R.W. de Vries en mevrouw
J.L.M. van Hoogdalem, een verzoek om planschade ingediend (bijlage 1). De aanvraag
is eveneens ingekomen op 30 augustus 2005.
Op 24 november 2005 is het verzoek om planschade om advies
voorgelegd aan het onafhankelijk in planschadezaken gespecialiseerde bureau
Oranjewoud. Bij het verzoek om planschade zijn de onderstaande stukken als
bijlage toegevoegd:
Oranjewoud heeft op 24 januari 2006 een bezoek gebracht aan
aanvragers en hun in de gelegenheid gesteld het verzoek mondeling toe te
lichten. Eveneens is de betreffende onroerende zaak in- en uitwendig bezichtigd
en is de nabije omgeving opgenomen.
De
gemeente heeft Oranjewoud op 9 december 2005 een mondelinge toelichting gegeven
op het verzoek.
Oranjewoud heeft op 29 juni 2006 een definitief advies
uitgebracht (bijlage 2). Naar aanleiding hiervan is een concept-raadsvoorstel
opgesteld. Op 13 juli 2006 heeft de gemeente aanvrager in de gelegenheid
gesteld op dit advies te reageren. Van deze mogelijkheid heeft aanvrager op 29
september 2006 gebruik gemaakt (bijlage 3).
4.
Beoordeling verzoek om planschade.
Ontvankelijkheid
Belanghebbenden waren ten tijde van het onherroepelijk
worden van het planologische regime eigenaar van de betrokken onroerende zaak,
kadastraal bekend gemeente Delft, sectie F, nummers 2985, groot 1a en 48 ca.
Artikel 49 WRO (oud) verbindt geen termijn aan de mogelijkheid tot het indienen
van planschadeverzoeken.
Gelet op artikel 49 WRO en artikel 3 van de
Planschadeverordening 2002 zijn aanvragers ontvankelijk in het verzoek om
planschade.
De heer De Vries en mevrouw Van Hoogdalem stellen dat zij
schade lijden als gevolg van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan
"Noordwest, deelgebied 1", meer specifiek door de daarin opgenomen
bouwmogelijkheden ten aanzien van het aan de Van Gaalenlaan naast het pand met
huisnummer 6 gelegen perceel dat direct aan hun achterperceel grenst. Het
verzoek om planschade is om advies voorgelegd aan het onafhankelijk in
planschadezaken gespecialiseerde bureau Oranjewoud
Stuk 31 I
pag. 3.
Samenvattend is het oordeel van Oranjewoud dat de
ruimtelijke ontwikkelingen de planologische positie van belanghebbenden niet
hebben verslechterd. Er is weliswaar sprake van een zekere mate van verruiming
van de bouwmogelijkheden aan de achterkant van het object, echter het object
wordt voor een belangrijk deel (nagenoeg de gehele begane grond) bedrijfsmatig
gebruikt. Het object ontleent zijn hoogste waarde aan de (ongewijzigde)
bedrijfsmatige mogelijkheden en niet aan de ondergeschikte woonfunctie. Daarbij
speelt mede een rol, dat de woonkamer aan de voorzijde van het pand ligt; in
zoverre hoeft geen rekening te worden gehouden met een verlies van uitzicht,
privacyaantasting of anderszins een vermindering van woongenot. Vanuit de
keuken en de aan de achterzijde van het pand gesitueerde vertrekken op de tweede verdieping bestaat
wel zicht op (en mogelijkerwijs inkijk vanuit) de locatie ten aanzien waarvan
de bouwmogelijkheden zijn verruimd. Het voert echter te ver, hierin een
wezenlijke vermindering van woongenot te zien, in die zin dat er consequenties
kunnen zijn voor de waarde van het object.
Door Oranjewoud wordt geadviseerd het door de heer De Vries
en mevrouw Van Hoogdalem ingediende verzoek af te wijzen.Wij kunnen ons vinden
in het advies van het bureau.
Bij brief van 29 september 2006 heeft de gemachtigde van de
heer R.W. de Vries en mevrouw J.L.M. van Hoogdalem gereageerd op het advies en
het concept-raadsbesluit.
Aanvrager vindt het niet terecht dat dezelfde wijzigingen
die voor het perceel Spoorsingel 59 leiden tot een waardevermindering van €
10.000 voor het perceel Spoorsingel 58 niet tot een waardevermindering leiden.
Daarbij worden – kort samengevat – de volgende argumenten gebruikt:
Stuk 31 I pag.
4.
Er is geen reden om naar aanleiding van de zienswijze het
advies niet over te nemen.
Onder verwijzing naar dit advies dat integraal onderdeel
uitmaakt van dit besluit stellen wij u voor het verzoek af te wijzen.
Hoogachtend,
Het college van burgemeester en wethouders van Delft,
mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
mr. drs. H.G.L.M. Camps ,secretaris.
Stuk 31 II
20195591
De raad der gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het college van 9 januari 2007;
gelet op artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en
de Planschadeverordening 2002
met inachtneming van het advies van de commissie Ruimtelijke
Ordening;
B e s l u i t:
het door de heer R.W. de Vries en mevrouw J.L.M. van
Hoogdalem ingediende planschadeverzoek af te wijzen,
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22
februari 2007.
,burgemeester.
,griffier.
Belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht
kunnen binnen 6 weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd
bezwaarschrift indienen bij de gemeenteraad van Delft, p/a Postbus 78, 2600
ME Delft.