Stuk 34 I Delft,
5 februari 2007.
20220235
Onderwerp: Besluit op het verzoek om vergoeding van
planschade van de heer A.R. Ubels en mevrouw J.M.F. Kuypers, Van
Renswoudestraat 8.
Aan de gemeenteraad.
Geachte dames en heren,
1. Inleiding
en inhoud planschadeverzoek
Op 30 augustus 2005 is door de heer A.R. Ubels en
mevrouw J.M.F. Kuypers (hierna: aanvragers) een verzoek ingediend om planschade
als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
Aanvragers stellen schade te leiden als gevolg van
de twee tijdelijke vrijstellingen ex. artikel 17 van de WRO, die zijn
verleend ten behoeve van de opvang van daklozen en verslaafden aan het pand
Oostsingel 76. Er wordt zowel planschade gevraagd voor de legalisatie door
middel van de vrijstelling als voor de eerder bestaande illegale situatie.
Aanvragers stellen dat deze schade bestaat uit
verminderd woon- en werkgenot. Dit verminderde woongenot vloeit voort uit de
overlast die wordt veroorzaakt door de cliënten van de Stichting Over de Brug
in de woonomgeving van aanvragers.
2. Juridisch
kader
Per 1 september 2005 is een nieuwe wettelijke
planschaderegeling van kracht geworden. Omdat het verzoek is ingediend voor 1
september 2005 is het oude artikel 49 WRO van toepassing.
Op grond van artikel 49 van de WRO kent de
gemeenteraad aan een belanghebbende die, ten gevolge van bepalingen van het
bestemmingsplan dan wel door verleende vrijstellingen als onder meer bedoeld in
artikel 17 van de WRO, schade lijdt of zal lijden welke niet of niet geheel te
zijnen laste behoort te blijven en waarvan een vergoeding niet of niet
voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, op zijn verzoek
een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Het moet gaan om schade
ten gevolge van rechtmatige en rechtsgeldige planologische besluiten, waardoor
een planologische rechtstoestand wordt gewijzigd.
Bij de beoordeling van schadeverzoeken ex artikel
49 WRO moet een vergelijking worden gemaakt tussen de elkaar opvolgende
planologische regimes, in dit geval het bestemmingsplan “Gedeeltelijke
herziening Uitbredingsplan Bieslandse Bovenpolder” (goedgekeurd op 20 juli 1954
en niet lang nadien onherroepelijk geworden) en de vrijstelling ex. artikel 17
WRO verleend op 8 augustus 2002 (onherroepelijk sinds 17 december 2004). Deze
tijdelijke vrijstelling is in februari 2005 geëindigd. Gelet op het verstrijken
van de termijn van deze vrijstelling is op 20 juli 2005 besloten om de
vrijstelling te verlengen voor de periode van tweeëneenhalf jaar. Deze laatste
vrijstelling is nog niet onherroepelijk geworden. Uit vaste jurisprudentie
blijkt dat op een planschadeverzoek pas kan worden beslist na de datum van
onherroepelijk worden van het schadeveroorzakende besluit (zie ABRvS 15 januari
2003, LJN AF2900 en ABRvS 15 januari 2003, LJN AF 2905). Voor
zover het verzoek om planschade betrekking heeft op de vrijstelling van 20 juli
2005 is het planschadeverzoek derhalve aangehouden.
Stuk 34 I pag.
2.
Voor de tijdelijke vrijstelling verleend op 8
augustus 2002 moet worden onderzocht of sprake is van een planologisch nadeel.
Daartoe moeten de bouw- en gebruiksmogelijkheden van beide bestemmingsplannen
worden vergeleken, waarbij niet de feitelijke situatie van belang is, maar de
situatie die het bestemmingsplan in theorie mogelijk maakt.
Op 19 december 2002 heeft de gemeenteraad van Delft
de Planschadeverordening 2002 vastgesteld. Deze verordening bepaalt welke
procedurevoorschriften er binnen de gemeente Delft voor de behandeling van
verzoeken om planschade als bedoeld in artikel 49 WRO in acht moeten worden
genomen.
3. Verloop
procedure
Op 30 augustus 2005 hebben aanvragers een verzoek
om planschade ingediend. Op 8 november 2005 hebben aanvragers het daartoe door
de gemeenteraad vastgestelde aanvraagformulier ingediend (zie bijlage). De
aanvraag is ingekomen op 30 augustus 2005. Op 31 maart 2006 heeft de
gemeenteraad het verzoek om planschade om advies voorgelegd aan het
onafhankelijk in planschadezaken gespecialiseerde bureau Oranjewoud (zie bijlage).
Oranjewoud heeft op 17 augustus 2006 een bezoek
gebracht aan aanvragers en hen in de gelegenheid gesteld het verzoek mondeling
toe te lichten.
De gemeente heeft Oranjewoud op 17 augustus 2006
een mondelinge toelichting gegeven op het verzoek.
Oranjewoud heeft op 18 september 2006 een advies
uitgebracht aan de gemeenteraad (zie bijlage). Op 18 september 2006 heeft de
gemeente aanvragers in de gelegenheid gesteld op dit advies te reageren. Van
deze mogelijkheid hebben aanvragers op 9 oktober 2006 gebruik gemaakt (zie
bijlage). Op 23 oktober 2006 heeft Oranjewoud een definitief advies
uitgebracht.
4. Beoordeling
verzoek om planschade
Aanvragers waren ten tijde van de inwerkingtreding
van de nieuwe planologisch regeling, op 8 augustus 2002, eigenaren van het pand
aan de Van Renswoudestraat 8. Gelet op artikel 49 WRO en artikel 3 van de
Planschadeverordening 2002 zijn aanvragers ontvankelijk in hun verzoek om
planschade.
Stuk
34 I pag.
3.
Hoewel
het te begrijpen valt dat aanvragers zich hierdoor benadeeld voelen, betreft
het hier gedragingen die niet aan de planologische maatregel zijn toe te
rekenen. Volgens jurisprudentie biedt artikel 49 WRO geen grondslag voor de
vergoeding van schade die het gevolg is van het niet naleven door betrokkenen
van de voor hen geldende voorschriften, noch van schade ten gevolge van
mogelijke uitwassen van het gedrag van betrokkenen.
Op
grond van het bovenstaande is Oranjewoud van mening dat aanvragers door zowel
het vrijstellingsbesluit van 8 augustus 2002 als het vrijstellingsbesluit van
20 juli 2005 niet in een planologisch nadeliger positie zijn komen te verkeren.
De
reactie van aanvragers op het rapport van Oranjewoud hebben niet geleid tot een
wijziging van de overweging en/of conclusies uit de opgestelde rapportage.
Samenvattend
is het oordeel van Oranjewoud derhalve dat zowel het vrijstellingsbesluit van 8
augustus als het vrijstellingsbesluit van 20 juli 2005 niet in een planologisch
nadeliger positie is komen te verkeren. Wij kunnen ons vinden in het advies van
het bureau voor zover deze betrekking heeft op het vrijstellingsbesluit van 8
augustus 2002. In afwijking van het advies van het bureau zijn wij echter van
oordeel dat het planschadeverzoek voor zover dit betrekking heeft op het
vrijstellingsbesluit van 20 juli 2005 aangehouden moet worden gelaten, omdat
dit vrijstellingsbesluit nog niet onherroepelijk is geworden.
Bovendien is het pand Oostsingel 76 sedert 1990 in
gebruik als opvangcentrum voor drugsverslaafden en daklozen. Het
vrijstellingsbesluit ex. artikel 17 WRO is in eerste instantie genomen voor een
tijdelijke periode van 2,5 jaar. Dit vrijstellingsbesluit is eenmalig verlengd
op 20 juli 2005. Bij het nemen van het eerste vrijstellingsbesluit is overwogen
dat na jarenlang gedogen niet op korte termijn tot sluiting van de stichting
kon worden overgegaan, omdat dit tot een aantal problemen in bijvoorbeeld de
binnenstad zou leiden.
Deze tijdelijke vrijstelling is dus het logische
vervolg geweest op het jarenlang gedogen van de vestiging Stichting Over de
Brug op deze locatie. Verder was ten tijde van de tijdelijke vrijstelling een
procedure ter voorbereiding van de verplaatsing van de Stichting naar een
andere locatie in gang gezet. Deze factoren leiden ertoe dat er bij aanvragers
geen verwachtingen waren gecreëerd door de gemeente omtrent een plotseling
optreden door haar tegen de Stichting door middel van handhaving.
Onder verwijzing naar het advies van Oranjewoud,
dat integraal onderdeel uitmaakt van dit besluit, stellen wij voor te besluiten
tot afwijzing van het verzoek om planschade voor wat betreft het
vrijstellingsbesluit van 8 augustus 2002.
Voor wat betreft het verzoek om planschade dat
betrekking heeft op het vrijstellingsbesluit van 20 juli 2005 stellen wij u
voor te besluiten om dit aan te houden. Op grond van vaste jurisprudentie moet
geconcludeerd worden dat, omdat het vrijstellingsbesluit nog niet
onherroepelijk is geworden, niet op dit deel van het verzoek kan worden
besloten.
Hoogachtend,
Het college van burgemeester en wethouders van
Delft,
mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
mr. drs. H.G.L.M. Camps ,secretaris.
Stuk 34 II
20220235
De raad der gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het college van 23 januari
2007;
gelet op artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening en de Planschadeverordening 2002
b e s l u i t:
het door de heer A.R. Ubels en mevrouw J.M.F.
Kuypers ingediende planschadeverzoek af te wijzen en het gedeelte dat
betrekking heeft op het vrijstellingsbesluit van 20 juli 2005 aan te houden.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 22 februari 2007.
,burgemeester.
,griffier.
Belanghebbenden in de zin van de Algemene wet
bestuursrecht kunnen binnen 6 weken na bekendmaking van dit besluit een
gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de gemeenteraad van Delft, p/a Postbus
78, 2600 ME Delft.