Stuk 36 I Delft,
5 februari 2007.
20209206
Onderwerp: Besluit op het verzoek om vergoeding van
planschade van de heer F.C. de Witte, Ezelsveldlaan 79
Aan de gemeenteraad.
Geachte dames en heren,
1. Inleiding
en inhoud planschadeverzoek
Op 31 augustus 2005 heeft de heer F.C. de Witte
(hierna: aanvrager) een verzoek ingediend om planschade als bedoeld in artikel
49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
Aanvrager stelt schade te leiden als gevolg van het
onherroepelijk worden van het bestemmingsplan “Zuidpoort”, meer specifiek door
de daarin opgenomen bouwmogelijkheden ten aanzien van het zogenoemde veld 9.
2. Juridisch
kader
Per 1 september 2005 is een nieuwe wettelijke
planschaderegeling van kracht geworden. Omdat het verzoek is ingediend voor 1
september 2005 is het oude artikel 49 WRO van toepassing.
Op grond van artikel 49 van de WRO kent de
gemeenteraad aan belanghebbende die, ten gevolge van bepalingen van het
bestemmingsplan dan wel door verleende vrijstellingen als onder meer bedoeld in
artikel 19 van de WRO, schade lijdt of zal lijden welke niet of niet geheel te
zijnen laste behoort te blijven en waarvan een vergoeding niet of niet
voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, op zijn verzoek
een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Het moet gaan om schade
ten gevolge van rechtmatige en rechtsgeldige planologische besluiten, waardoor
een planologische rechtstoestand wordt gewijzigd.
Bij de beoordeling van schadeverzoeken ex artikel
49 WRO moet een vergelijking worden gemaakt tussen de elkaar opvolgende
planologische regimes, in dit geval bestemmingsplan “IIA In de Veste”
(goedgekeurd op 5 mei 1976) en bestemmingsplan “Zuidpoort” (onherroepelijk
sinds 16 juli 2003). Op basis daarvan moet eerst worden onderzocht of sprake is
van een planologisch nadeel. Daartoe moeten de bouw- en gebruiksmogelijkheden
van beide bestemmingsplannen worden vergeleken, waarbij niet de feitelijke
situatie van belang is, maar de situatie die het bestemmingsplan in theorie
mogelijk maakt.
Op 19 december 2002 heeft de gemeenteraad van Delft
de Planschadeverordening 2002 vastgesteld. Deze verordening bepaalt welke
procedurevoorschriften er binnen de gemeente Delft voor de behandeling van
verzoeken om planschade als bedoeld in artikel 49 WRO in acht moeten worden
genomen.
Stuk 36 I pag.
2.
3. Verloop
procedure
Op 29 augustus 2005 heeft aanvrager een verzoek om
planschade ingediend (bijlage 1). De aanvraag is ingekomen op 31 augustus 2005.
Op 24 november 2005 heeft de gemeenteraad het verzoek om planschade om advies
voorgelegd aan het onafhankelijk in planschadezaken gespecialiseerde bureau
Oranjewoud (bijlage 2). Bij het verzoek om advies zijn de onderstaande stukken
als bijlage gevoegd:
·
verzoek om vergoeding van planschade;
·
nadere informatie omtrent de locatie;
·
foto’s van de locatie;
·
een uitsnede van de plankaart van het structuurplan
Delft 1983;
·
de toelichting en voorschriften van het
bestemmingsplan “IIA In de Veste” (1976) met het daarbij behorende vaststellingsbesluit
en goedkeuringsbesluit;
·
het bestemmingsplan “Zuidpoort”, inclusief
plankaart en met het bijbehorende vaststellingsbesluit;
·
voorbereidingsbesluiten voor het gebied Zuidpoort;
Bij schrijven van 8 mei 2006 heeft de gemeente deze
informatie aangevuld met:
·
het Masterplan Zuidpoort uit 1990
·
de nota Beslispunten Zuidpoort uit 1991
·
plan van aanpak Zuidpoort uit 1995
·
het schetsplan Zuidpoort uit 1997
Oranjewoud heeft op 24 januari 2006 een bezoek
gebracht aan aanvrager en diens partner mevrouw E.A.M. Leijtens en hen in de
gelegenheid gesteld het verzoek mondeling toe te lichten. Eveneens is de
betreffende onroerende zaak in- en uitwendig bezichtigd en is de nabije
omgeving opgenomen.
De gemeente heeft Oranjewoud op 9 december 2005 een
mondelinge toelichting gegeven op het verzoek. Op 27 februari 2006 heeft
Oranjewoud een concept advies uitgebracht aan de gemeenteraad strekkende tot
uitbetaling van planschade, omdat de schade door aanvrager ten tijde van de
aankoop niet was voorzien[1].
Oranjewoud heeft op 22 juni 2006 op basis van de
aanvullende informatie een definitief advies uitgebracht, waarin in
tegenstelling tot het concept advies is geoordeeld dat de schade wel
voorzienbaar was en daarom niet voor vergoeding in aanmerking komt (bijlage 3).
Op 30 juni 2006 heeft de gemeente aanvrager in de gelegenheid gesteld op dit
advies te reageren. Van deze mogelijkheid heeft aanvrager gebruik gemaakt op 25
juli 2006 en 22 september 2006.
4. Beoordeling
verzoek om planschade
Aanvrager was ten tijde van de inwerkingtreding van
de nieuwe planologisch regeling, op 26 maart 2002, eigenaar van het pand aan de
Ezelsveldlaan 79. Gelet op artikel 49 WRO en artikel 3 van de
Planschadeverordening 2002 is aanvrager ontvankelijk in zijn verzoek om
planschade.
Stuk 36 I pag.
3.
Aanvrager stelt dat hij schade leidt als gevolg van
het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan “Zuidpoort”, meer specifiek
door de daarin opgenomen bouwmogelijkheden ten aanzien van het zogenoemde veld
9.
Vanwege de in het nieuwe plan neergelegd
bouwmogelijkheden op veld 9 gaat het riante uitzicht vanuit de woonkamer/keuken
va de woning van aanvrager op de historische binnenstand van Delft verloren.
Vanaf het dakterras van de woning zal nog over de bebouwing op velden kunnen
worden heengekeken, maar ook daar zal sprake zijn van een flinke aantasting van
het uitzicht.
De mogelijke bebouwing op veld 9 gaat, gelet op de
woonfunctie, met de nodige inkijk in de woning van aanvrager gepaard, terwijl
in de vroegere planologische situatie inkijk vanuit de desbetreffende
richtingen onmogelijk was. Er moet tevens rekening worden gehouden met een
aanzienlijke beperking van de privacy.
Vanwege de consequenties voor de aspecten uitzicht
en privacy tezamen, heeft zich een forse planologische verslechtering
voorgedaan. Voor het overige is het bestemmingsplan “Zuidpoort” niet als een
voor aanvrager nadelige ontwikkeling aan te merken.
5. Toekenning
schade
Er dient gekeken te worden of de schade ook voor
vergoeding in aanmerking komt. Hierbij wordt onderzocht in hoeverre er sprake
is van omstandigheden op grond waarvan de schade geheel of gedeeltelijk voor
rekening van aanvrager dient te blijven.
Een eerste aanzet voor de planvorming in het gebied
Zuidpoort is in het op 15 december 1983 vastgestelde structuurplan voor de
gemeente Delft gegeven. Als uitvloeisel hiervan is in januari 1990 het
Masterplan Zuidpoort Delft verschenen.
Enige tijd later, op 20 december 1991, is de nota
“Beslispunten Zuidpoort” gepresenteerd. De stedenbouwkundige opzet is nadien
nog herhaaldelijk aangepast en verder uitgewerkt, ondermeer in het “Plan van
aanpak Zuidpoort” van 20 maart 1995 en het “Schetsplan Zuidpoort” van oktober
1997, maar er is niet meer afgeweken van het voornemen om op veld 9 gebouwen te
realiseren die fors hoger zijn dan wat er op grond van het toenmalige
bestemmingsplan was toegestaan.
Te meer daar er sinds 1990 voor het gebied
Zuidpoort opeenvolgende voorbereidingsbesluiten zijn genomen, moet worden
geconcludeerd dat aanvrager op het moment dat hij overging tot aankoop van de
onroerende zaak in kwestie (op 10 april 1995) rekening had kunnen en moeten
houden met bouwhoogten, zoals die later door middel van het bestemmingsplan
“Zuidpoort” mogelijk zijn gemaakt. De planologische verslechtering was derhalve
voorzien.
Onder verwijzing van het advies van Oranjewoud van
22 juni 2006 concluderen wij dat er sprake is van voorzienbaarheid.
Samenvattend is het oordeel van Oranjewoud derhalve
het risico van een voor hem nadelige planologische wijziging heeft aanvaard en
de uit de wijziging voortvloeiende schade redelijkerwijs geheel voor zijn
rekening dient te blijven. Door Oranjewoud wordt geadviseerd het door aanvrager
ingediende verzoek af te wijzen. Wij kunnen ons vinden in het advies van het
bureau.
Stuk 36 I pag.
4.
Aanvrager is in de gelegenheid gesteld schriftelijk
op het advies te reageren. Dit heeft aanvrager gedaan bij brieven van 25 juli
respectievelijk 22 september 2006.
Kort samengevat voert aanvrager in zijn zienswijzen
aan:
Het feit dat aanvrager zoals hij aangeeft, de
informatie omtrent de ontwikkelingen in het Zuidpoortgebied destijds niet heeft
kunnen achterhalen, kan de gemeente niet tegengeworpen worden. De aanvrager is
zelf verantwoordelijk voor onderzoek naar mogelijke ontwikkelingen.
Zo is op 22 juni 1988 een uitgebreid artikel
gepubliceerd in de Delftse Post, waarin wordt aangekondigd: ODF presenteert
eigen plan voor Zuidpoort. In de Delftse Post van 16 maart 1990 is omtrent het
Masterplan Zuidpoort Delft een krantenartikel geplaatst. De Beslispunten
Zuidpoort zijn gepresenteerd in het stadhuis op 20 december 1990, wat is
gepubliceerd in de Delftse Post van 19 december 1990. Er heeft op 28 januari
1991 een informatiemiddag over deze beslispunten gehouden. Op 28 maart 1991
heeft er besluitvorming door de raad plaatsgevonden. Dit is gepubliceerd in de
Delftse Post van 10 april 1991. Op 6 oktober 1992 heeft er een forumdiscussie
plaatsgevonden over de planvorming in het Zuidpoortgebied. Het Plan van aanpak
Zuidpoort heeft van 1 mei 1995 t/m 26 mei 1995 ter inzage gelegen. Op 18 mei 1995
is er in de Stadskrant een artikel gepubliceerd, waarin de hoorzitting is
aangekondigd en de inspraak is aangegeven. Het Schetsplan Zuidpoort heeft ter
visie gelegen van 26 november t/m 26 december 1997. Op 8 december 1997 heeft
een inspraakavond plaatsgevonden. Op 27 november is een inspraakavond
gepubliceerd in de stadskrant.
De gemeente heeft niet kunnen voorzien dat de Raad
van State in de periode tussen aanvraag advies en het uitbrengen van het advies
een uitspraak zou doen die aanvullende eisen zou gaan stellen aan het aantonen
van voorzienbaarheid van ontwikkelingen. Wij menen zorgvuldig te hebben
gehandeld door na bekendmaking van het concept advies aanvullende informatie te
verstrekken die zou kunnen leiden tot een advies dat recht zou doen aan de
werkelijke situatie. Wij hebben met die aanvullende informatie immers kunnen
aantonen dat in de situatie van de Zuidpoort wel degelijk sprake is geweest van
voorzienbaarheid.
Stuk 36 I pag.
5.
De reacties van aanvrager op het rapport van Oranjewoud
hebben niet geleid tot een wijziging van de overweging en/of conclusies uit de
opgestelde rapportage.
Onder verwijzing naar dit advies, dat integraal
onderdeel uitmaakt van dit besluit, stellen wij u voor het verzoek om
planschade af te wijzen.
Hoogachtend,
Het college van burgemeester en wethouders van
Delft,
mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
mr. drs. H.G.L.M.
Camps ,secretaris.
Stuk 36 II
20209206
De raad der gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het college van 23 januari
2007;
gelet op artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening en de Planschadeverordening 2002;
b e s l u i t:
het door de heer F.C. de Witte ingediende
planschadeverzoek af te wijzen.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 22 februari 2007.
,burgemeester.
,griffier.
[1] In de periode tussen het
verzoek om advies en het uitbrengen van advies heeft de Raad van State bepaald
dat de aanwezigheid van een ongemotiveerd voorbereidingsbesluit niet langer
beschouwd kon worden als grondslag voor “voorzienbaarheid” van mogelijke
ontwikkelingen. De gemeente had aanvankelijk alleen de reeks
voorbereidingsbesluiten voor het Zuidpoortgebied verstrekt aan het adviesbureau
als motivering voor de voorzienbaarheid. Bij schrijven van 8 mei 2006 is aan het
adviesbureau kenbaar gemaakt dat de ontwikkelingen in het Zuidpoortgebied
voorzienbaar waren op basis van tal van andere openbare documenten.