Stuk 38 I Delft,
5 februari 2007.
20212059
Onderwerp: Besluit
op het verzoek om vergoeding van planschade van de heer F.C.M. Dessens,
Ezelsveldlaan 83.
Aan de
gemeenteraad.
Geachte dames en
heren,
1. Inleiding en inhoud
planschadeverzoek
Op 31 augustus 2005
heeft de heer F.C.M. Dessens (hierna: aanvrager) een verzoek ingediend om
planschade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
(hierna: WRO).
Aanvrager stelt schade te leiden als gevolg van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan “Zuidpoort”, meer specifiek door de daarin opgenomen bouwmogelijkheden ten aanzien van de zogenoemde velden 10 en 9.
2. Juridisch kader
Per 1 september 2005 is
een nieuwe wettelijke planschaderegeling van kracht geworden. Omdat het verzoek
is ingediend voor 1 september 2005 is het oude artikel 49 WRO van toepassing.
Op grond van
artikel 49 van de WRO kent de gemeenteraad aan belanghebbende die, ten gevolge
van bepalingen van het bestemmingsplan dan wel door verleende vrijstellingen als
onder meer bedoeld in artikel 19 van de WRO, schade lijdt of zal lijden welke
niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan een
vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is
verzekerd, op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding
toe. Het moet gaan om schade ten gevolge van rechtmatige en rechtsgeldige
planologische besluiten, waardoor een planologische rechtstoestand wordt
gewijzigd.
Bij de beoordeling
van schadeverzoeken ex artikel 49 WRO moet een vergelijking worden gemaakt
tussen de elkaar opvolgende planologische regimes, in dit geval bestemmingsplan
“IIA In de Veste” (goedgekeurd op 5 mei 1976) en bestemmingsplan “Zuidpoort”
(onherroepelijk sinds 16 juli 2003). Op basis daarvan moet eerst worden
onderzocht of sprake is van een planologisch nadeel. Daartoe moeten de bouw- en
gebruiksmogelijkheden van beide bestemmingsplannen worden vergeleken, waarbij
niet de feitelijke situatie van belang is, maar de situatie die het bestemmingsplan
in theorie mogelijk maakt.
Op 19 december 2002
heeft de gemeenteraad van Delft de Planschadeverordening 2002 vastgesteld. Deze
verordening bepaalt welke procedurevoorschriften er binnen de gemeente Delft
voor de behandeling van verzoeken om planschade als bedoeld in artikel 49 WRO
in acht moeten worden genomen.
Stuk 38 I pag. 2.
3. Verloop procedure
Op 31 augustus 2005
heeft aanvrager een verzoek om planschade ingediend (bijlage 1). De aanvraag is
ingekomen op 31 augustus 2005. Op 24 november 2005 heeft de gemeenteraad het
verzoek om planschade om advies voorgelegd aan het onafhankelijk in
planschadezaken gespecialiseerde bureau Oranjewoud (bijlage 2). Bij het verzoek
om advies zijn de onderstaande stukken als bijlage gevoegd:
· verzoek om vergoeding van planschade;
· nadere informatie omtrent de locatie;
· foto’s van de locatie;
· een uitsnede van de plankaart van het structuurplan Delft 1983;
· de toelichting en voorschriften van het bestemmingsplan “IIA in de Veste” (1976) met het daarbij behorende vaststellingsbesluit en goedkeuringsbesluit;
· het bestemmingsplan “Zuidpoort”, inclusief plankaart en met het bijbehorende vaststellingsbesluit;
· voorbereidingsbesluiten voor het gebied Zuidpoort;
Bij schrijven van 8
mei 2006 heeft de gemeente deze informatie aangevuld met:
·
het Masterplan
Zuidpoort uit 1990;
·
de nota
Beslispunten Zuidpoort uit 1991;
·
Plan van
aanpak Zuidpoort uit 1995;
·
Het schetsplan
Zuidpoort uit 1997
Oranjewoud heeft op
24 januari 2006 een bezoek gebracht aan aanvrager en hem in de gelegenheid
gesteld het verzoek mondeling toe te lichten. Eveneens is de betreffende
onroerende zaak in- en uitwendig bezichtigd en is de nabije omgeving opgenomen.
De gemeente heeft
Oranjewoud op 9 december 2005 een mondelinge toelichting gegeven op het
verzoek. Op 27 februari 2006 heeft Oranjewoud een concept advies uitgebracht
aan de gemeenteraad.
Oranjewoud heeft op
22 juni 2006 een definitief advies uitgebracht dat inhoudelijk overeenkomt met
het eerder uitgebrachte concept advies (bijlage 3). Op 30 juni 2006 heeft de
gemeente aanvrager in de gelegenheid gesteld op dit advies te reageren. Van
deze mogelijkheid heeft aanvrager geen gebruik gemaakt.
4. Beoordeling verzoek om planschade
Aanvrager was tijde
van de inwerkingtreding van de nieuwe planologisch regeling, op 26 maart 2002,
eigenaar van het pand een de Ezelsveldlaan 83.
Gelet op artikel 49
WRO en artikel 3 van de Planschadeverordening 2002 is aanvrager ontvankelijk in
zijn verzoek om planschade.
Aanvrager stelt schade te leiden als gevolg van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan “Zuidpoort”, meer specifiek door de daarin opgenomen bouwmogelijkheden ten aanzien van de zogenoemde velden 10 en 9.
Stuk 38 I pag. 3.
De in het nieuwe plan neergelegde bouwmogelijkheden op de velden 10 en 9 kunnen in een zekere mate leiden tot een verandering van het uitzicht vanuit de woning van aanvrager en tot een andere situatie wat betreft privacy. Van een achteruitgang is echter geen sprake. Daarbij is in aanmerking genomen dat, vanuit de woning van aanvrager beschouwd, de bebouwing op veld 10 voor een belangrijk deel aan het oog wordt onttrokken door de veel dichterbij gelegen bebouwing van het Techniek Museum. De verstorende invloed van de bebouwing op veld 9 is, door de zijdelingse ligging ten opzichte van de woning, sowieso vrij gering. Ook voor het overige is het bestemmingsplan “Zuidpoort” niet als een voor aanvrager nadelige ontwikkeling aan te merken.
Bij een strikte benadering overeenkomstig het beginsel “maximale invulling” zou een planologische vergelijking zelfs leiden tot de conclusie dat aanvrager in een voordeliger positie is gebracht. Dan zou namelijk als uitgangspunt gelden dat direct ten westen van de woning van aanvrager, daar waar nu het Techniek Museum staat, de realisering van een gebouw tot de mogelijkheden behoorde met over de volle breedte een hoogte van 18 meter. De in het nieuwe plan gelegde bestemming met een maximale bouwhoogte van 11 meter is in vergelijking hiermee zeer gunstig.
Al met al is de aanvrager door de bepalingen van het bestemmingsplan “Zuidpoort” niet in een planologisch nadeliger positie komen te verkeren.
Samenvattend is het
oordeel van Oranjewoud dat de ruimtelijke ontwikkelingen de planologische
positie van aanvrager niet hebben verslechterd.
Door Oranjewoud
wordt geadviseerd het door aanvrager ingediende verzoek af te wijzen. Wij
kunnen ons vinden in het advies van het bureau.
Onder verwijzing
naar dit advies dat integraal onderdeel uitmaakt van dit besluit stellen wij u
voor het verzoek om planschade af te wijzen.
Hoogachtend,
Het college van
burgemeester en wethouders van Delft,
mr. drs. G.A.A.
Verkerk ,burgemeester.
mr. drs. H.G.L.M. Camps ,secretaris.
Stuk 38 II
20212059
De raad der gemeente
Delft;
gelezen het
voorstel van het college van 23 januari 2007;
gelet op artikel 49
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Planschadeverordening 2002;
b e s l u i t:
het door de heer
F.C.M. Dessens ingediende planschadeverzoek af te wijzen.
Aldus vastgesteld
in de openbare raadsvergadering van 22 februari 2007.
,burgemeester.
,griffier.