Stuk 206 I                                                                                           Delft, 12 november 2007.

20331730

 

Onderwerp: Besluit op het verzoek om vergoeding van planschade van de heer en mevrouw G.C. Bergsma en B.J.O.M. Oude Groen, Geerweg 112.

 

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

1.         Inleiding en inhoud planschadeverzoek

Op 30 augustus 2005 hebben de heer G.C. Bergsma en mevrouw B.J.O.M. Oude Groen (hierna: aanvragers) een verzoek ingediend om planschade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).

Aanvragers stellen schade te lijden als gevolg van een vrijstelling ex artikel 19 WRO voor de Paardenmarkt 1. Zij stellen dat zij hierdoor onder andere inkijk, verlies van vrij uitzicht en vermindering van bezonning hebben ondervonden. Verder zou er sprake zijn van toename van geluidhinder en verkeersoverlast, alsmede aantasting van het karakter ("de stijl").

 

2.         Juridisch kader

Per 1 september 2005 is een nieuwe wettelijke planschaderegeling van kracht geworden. Omdat het verzoek is ingediend voor 1 september 2005 is het oude artikel 49 WRO van toepassing.

Op grond van artikel 49 van de WRO kent de gemeenteraad aan belanghebbende die, ten gevolge van bepalingen van het bestemmingsplan dan wel door verleende vrijstellingen als onder meer bedoeld in artikel 19 van de WRO, schade lijdt of zal lijden welke niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan een vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Het moet gaan om schade ten gevolge van rechtmatige en rechtsgeldige planologische besluiten, waardoor een planologische rechtstoestand wordt gewijzigd.

Bij de beoordeling van schadeverzoeken ex artikel 49 WRO moet een vergelijking worden gemaakt tussen de schadeveroorzakende maatregel, namelijk de verleende vrijstelling ex artikel 19 WRO, en het voorheen geldende planologische regime bestemmingsplan “Komplan 1976”.

Op basis daarvan moet eerst worden onderzocht of sprake is van een planologisch nadeel. Daartoe moeten de bouw- en gebruiksmogelijkheden van beide regimes worden vergeleken, waarbij niet de feitelijke situatie van belang is, maar de situatie die het bestemmingsplan in theorie mogelijk maakt.

Op 19 december 2002 heeft de gemeenteraad van Delft de Planschadeverordening 2002 vastgesteld. Deze verordening bepaalt welke procedurevoorschriften er binnen de gemeente Delft voor de behandeling van verzoeken om planschade als bedoeld in artikel 49 WRO in acht moeten worden genomen.


Stuk 206 I                                                                                           pag. 2.

 

 

3.         Verloop procedure

Op 30 augustus 2005 heeft aanvrager een verzoek om planschade ingediend (bijlage 1).

Op 2 januari 2006 heeft de gemeenteraad het verzoek om planschade om advies voorgelegd aan het onafhankelijk in planschadezaken gespecialiseerde bureau Oranjewoud (bijlage 2). Bij schrijven van 2 januari 2006 zijn de onderstaande stukken als bijlage gevoegd:

 

Oranjewoud heeft op 5 april 2006 een bezoek gebracht aan aanvragers en hun in de gelegenheid gesteld het verzoek mondeling toe te lichten. Eveneens is de betreffende onroerende zaak in- en uitwendig bezichtigd en is de nabije omgeving opgenomen.

De gemeente heeft Oranjewoud eveneens op 5 april 2006 een mondelinge toelichting gegeven op het verzoek. Op 18 september 2006 heeft Oranjewoud een advies uitgebracht aan de gemeenteraad (bijlage 3). Op 13 oktober 2006 heeft de gemeente aanvragers in de gelegenheid gesteld op dit advies te reageren. Van deze mogelijkheid hebben aanvragers geen gebruik gemaakt.

 

4.         Beoordeling verzoek om planschade

 

Ontvankelijkheid

Aanvragers waren ten tijde van het verlenen van de vrijstelling op 18 juli 2003, eigenaar van het pand aan de Geerweg 112.

Gelet op artikel 49 WRO en artikel 3 van de Planschadeverordening 2002 zijn aanvragers ontvankelijk in hun verzoek om planschade.

 

Inhoudelijke beoordeling

Aanvragers stellen schade te ondervinden door het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 18 juli 2003, waarbij met toepassing van artikel 19 WRO vrijstelling is verleend van het geldende bestemmingsplan ten behoeve van de bouw c.q. verbouw van onder meer een woonzorgcomplex aan de Paardenmarkt 1. Voormeld vrijstellingsbesluit heeft volgens aanvragers geleid tot een waardevermindering van de woning Geerweg 112. Ten tijde van de verkoop van de woning per 22 december 2003 had volgens aanvragers de verkoopprijs10 procent of hoger kunnen liggen. Als schadeveroorzakende factoren worden in de aanvraag genoemd vermindering van bezonning, verlies van vrij uitzicht, aantasting van het karakter ("de stijl") van de omgeving en toename van inkijk, geluidhinder en verkeersoverlast.


Stuk 206 I                                                                                           pag. 3.

 

 

De nieuwe planologische situatie verschilt van het oude planologische regime in zoverre dat op het perceel Paardenmarkt 1 een zorgfunctie is geïntroduceerd, waar die voorheen niet, althans niet expliciet, was toegestaan. In deze verandering als zodanig ligt, bezien vanuit de positie van de aanvragers, geen nadeel besloten. De ruimtelijke implicaties zijn niet wezenlijk anders, in elk geval niet storender, dan die van de uiteenlopende functies die reeds op basis van het bestemmingsplan Komplan 1976 waren toegestaan.

Het volume van het gebouwencomplex dat door middel van de vrijstelling mogelijk is gemaakt, is het volume van de gebouwen die op basis van het vigerende regime zijn toegestaan niet veel te boven gegaan. Daarmee ligt, in planologische zin, een significante intensivering van het gebruik (met als afgeleide bijvoorbeeld een toename van geluid- en/of verkeershinder) niet voor de hand. Ook voor wat betreft de wijziging van de situering en van de hoogte van de gebouwen doet zich niet in betekende mate een achteruitgang voor. De toetreding van zon en licht in het vroegere pand van aanvragers wordt niet of nauwelijks meer belemmerd dan in het geval de bouwmogelijkheden van het bestemmingsplan Komplan 1976.

Ook voor het overige is de nieuwe planologische situatie niet als een voor aanvragers nadelige ontwikkeling aan te merken. Door Oranjewoud wordt geadviseerd het door aanvragers ingediende verzoek af te wijzen. Wij kunnen ons vinden in het advies van dit bureau.

 

Aanvragers zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk op het advies te reageren. Aanvragers hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

 

Onder verwijzing naar het advies van Oranjewoud, dat integraal onderdeel uitmaakt van dit besluit, stellen wij u voor het verzoek om planschade af te wijzen.

 

Hoogachtend,

 

Het college van burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

mr. drs. G.A.A. Verkerk             ,burgemeester.

 

 

mr. drs. H.G.L.M. Camps                      ,secretaris.


Stuk 206 II       

20331730

 

 

De raad der gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 16 oktober 2007;

 

gelet op artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Planschadeverordening 2002;

 

b e s l u i t :

 

het door de heer en mevrouw G.C. Bergsma en B.J.O.M. Oude Groen ingediende planschadeverzoek af te wijzen.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 november 2007.

 

 

 

                                                                       ,burgemeester.

 

 

 

                                                                       ,griffier.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kunnen binnen 6 weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de gemeenteraad van Delft, p/a Postbus 78, 2600 ME Delft.