Discussienota

Invoering nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening

Gemeente Delft


projectnr. 1907 - 180353

6 maart 2008


Opdrachtgever

Gemeente Delft

Postbus 340

2600 AH  Delft



datum vrijgave

 

beschrijving revisie

 

goedkeuring

 

vrijgave

6 maart 2008

 

discussienota

 

ing. P. Kennes

 

drs. R. van Dongen

 


Inhoud                                                                                                                Blz.

 

1                      Inleiding  2

1.1                   Aanleiding en doel 2

1.2                   Totstandkomingproces  2

1.3                   Leeswijzer 2

2                      Huidige R.O.-praktijk  3

2.1                   Ruimtelijk instrumentarium   3

2.1.1                 Ontwikkelingsvisie  3

2.1.2                 Bestemmingsplannen  3

2.1.3                 Vrijstellingen ex artikel 19 WRO   3

2.1.4                 Ontwikkelingsvisie en Gebiedsvisie  4

2.1.5                 Planschade  5

2.2                   Grondexploitatie  5

3                      Nieuwe Wro (inclusief Grexwet) 6

3.1                   Nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) 6

3.1.1                 Uitgangspunten  6

3.1.2                 Veranderingen voor de gemeente  6

3.2                   Structuurvisie  7

3.2.1                 Uitgangspunten  7

3.2.2                 Overwegingen en consequenties voor Delft 7

3.3                   Bestemmingsplan/ beheersverordening  8

3.3.1                 Bestemmingsplan  8

3.3.2                 Beheersverordening  9

3.3.3                 Overwegingen en consequenties voor Delft 10

3.4                   Projectbesluit 11

3.4.1                 Verschillen bestemmingsplan en projectbesluit 12

3.4.2                 Projectbesluit of postzegelplan  13

3.4.3                 Overwegingen en consequenties voor Delft 13

3.5                   Ontheffingen: gevallen van geringe planologische betekenis  14

3.5.1                 Overwegingen en consequenties voor Delft 14

3.6                   Grondexploitatiewet 15

3.6.1                 Privaatrechtelijke spoor 15

3.6.2                 Publiekrechtelijk spoor 16

3.6.3                 Overwegingen en consequenties voor Delft 16

4                      Samenvatting  17

4.1                   Verplichtingen  17

4.2                   Keuzes  17

4.3                   Procesbeschrijving  18

 


1Inleiding

1.1Aanleiding en doel

Op 1 juli 2008 treedt de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking, waarin tevens de Grondexploitatiewet is opgenomen. De invoering van deze nieuwe wetgeving heeft grote consequenties voor de gemeentelijke organisatie en daarmee ook voor het project Actualiseren en Uniformeren van Bestemmingsplannen (AUB).

 

De gemeente Delft voert momenteel het project AUB uit. Het project heeft een looptijd van 5 jaar (2004-2009). Het doel is om alle, bij aanvang van het project circa 120, bestemmingsplannen van de gemeente Delft te actualiseren op basis van uniforme voorschriften en uitgangspunten. Daartoe heeft de gemeente in april 2004 het "Handboek Bestemmingsplannen 2004" vastgesteld. Op 20 december 2007 is een geactualiseerde versie van het handboek vastgesteld. 

 

Vanwege de komende inwerkingtreding van de Wro is de gemeente gestart met een implementatietraject om de gemeentelijke organisatie voor te bereiden op de nieuwe wetgeving en deze te verankeren in de gemeentelijke procedures en processen. Uiteindelijk wordt aan de raad een Plan van Aanpak voorgelegd over de invoering van de nieuwe WRO in Delft, waarin de noodzakelijke acties zijn beschreven, gekoppeld aan een tijdsplanning en de verschillende betrokken afdelingen.

1.2Totstandkomingproces

Om te komen tot dit Plan van Aanpak is de volgende procedure opgezet. Allereerst vindt een inventarisatie plaats van de huidige beleidsdocumenten en de werkwijze van de gemeente Delft. Dit gebeurt enerzijds door een bureaustudie en anderzijds door interviews met vertegenwoordigers van verschillende afdelingen. De resultaten van de inventarisatiefase zijn verwoord in voorliggende discussienota.

 

In deze nota zijn de gevolgen weergegeven van de nieuwe Wro voor de bestaande gemeentelijke aanpak, met name voor het lopende AUB-project. In de nota worden ook de keuzemogelijkheden beschreven welke u als gemeente heeft bij de implementatie van de nieuwe Wro. Van de verschillende implementatiemogelijkheden beschrijven we tevens de voor- en nadelen voor de gemeentelijke proces- en productvoering.

 

De bespreking van deze discussienota resulteert in het uiteindelijke Plan van Aanpak.

1.3Leeswijzer

In voorliggende discussienota is in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het aanwezige en gebruikte ruimtelijk instrumentarium van de gemeente Delft. In hoofdstuk 3 zijn de nieuwe Wet op de ruimtelijk ordening en de Grondexploitatiewet kort beschreven en de consequenties voor de Delftse praktijk. Hoofdstuk 4 bevat een overzicht van de te maken beleidskeuzes.

 


2Huidige R.O.-praktijk

In dit hoofdstuk wordt de huidige R.O.-praktijk van de gemeente Delft beschreven, welke instrumenten zijn aanwezig en op welke wijze worden deze toegepast. Dit is gebeurd aan de hand van de inventarisatie van aangeleverde stukken en de gevoerde interviews.

2.1Ruimtelijk instrumentarium

2.1.1Ontwikkelingsvisie

De gemeente Delft beschikt over een "Ontwikkelingsvisie 2025" van december 1998 voor het gehele gemeentelijk grondgebied. De Ontwikkelingsvisie heeft niet de status van een gemeentelijke structuurplan, omdat die niet volgens de in de huidige WRO voorgeschreven procedure tot stand is gekomen.

 

De Ontwikkelingsvisie 2025 is niet actueel. Dit heeft onder andere tot gevolg dat de gemeente Delft in regionale discussies niet beschikt over een integraal document en daarmee op relatieve achterstand staat bij de meeste omringende gemeenten die wel over een dergelijke visie beschikken. Daarnaast stellen de afzonderlijke beleidssectoren binnen Delft separate toekomstvisies op, waarvan de onderlinge afstemming niet is geborgd.

 

Momenteel is een ruimtelijke structuurvisie in voorbereiding, waarvan de kick-off eind maart 2008 is voorzien. In deze structuurvisie zullen alle beleidssectoren van Delft een inbreng hebben. Tevens wordt in deze visie aandacht besteedt aan de (financiële) mogelijkheden die de Wro toekent aan de structuurvisie. De ruimtelijke structuurvisie wordt ingebracht in de integrale Stadsvisie die in de loop van 2009 volgens het coalitieakkoord zal worden vastgesteld.

 

Overigens is de ontwikkeling van Delft vastgelegd in het Regionale Structuurplan van Stadsregio Haaglanden, dat begin 2002 werd vastgesteld. Een herziening van dit Regionale Structuurplan wordt volgens planning in april 2008 vastgesteld. De bevoegdheid tot het opstellen van een structuurplan ligt bij de stadsregio. Op basis van het overgangsrecht blijft deze visie van kracht totdat Delft een structuurvisie heeft opgesteld.

2.1.2Bestemmingsplannen

Voor het gemeentelijk grondgebied stelt de gemeente momenteel gedetailleerde conserverende bestemmingsplannen op. Hiervoor is het project "Actualiseren en Uniformeren Bestemmingsplannen (AUB)" in het leven geroepen. Volgens de huidige planning worden begin 2010 de laatste bestemmingsplannen van dit project vastgesteld, zodat dan een geactualiseerd en uniform planologisch regime in de gehele gemeente van kracht is.

 

In de bestemmingsplannen worden in beginsel géén nieuwe ontwikkelingslocaties opgenomen. Het doel van het AUB is namelijk, zoals hierboven reeds aangegeven, een geactualiseerd en uniform planologisch regime voor de gehele gemeente Delft. Dat wil niet zeggen dat nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk zijn. Voor wenselijke, goed onderbouwde ontwikkelingen zijn vrijstellingsprocedures beschikbaar (zie hierna bij Vrijstellingsprocedures). Daarmee heeft de gemeente een onderhandelingspositie, omdat zonder medewerking van de gemeente de vrijstelling niet verleend kan worden.

 

Voor het project AUB is een afzonderlijke projectgroep ingesteld. Ieder bestemmingsplan wordt aangemerkt als een deelproject dat start met een projectdocument. Ieder deelproject heeft een afzonderlijk projectteam, waarin alle beleidssectoren zijn vertegenwoordigd.

 

2.1.3Vrijstellingen ex artikel 19 WRO

In het document "Ketenproces Bouwinitiatieven" is vastgelegd op welke wijze binnen de organisatie van Delft dient omgegaan te worden met bouwinitiatieven. Registratie vindt plaats door het Bouw Advies Overleg (BAO). Volledigheidshalve wordt voor een verdere toelichting verwezen naar dit document.

 

Bouwplannen komen in principe binnen bij en worden getoetst aan het vigerende bestemmingsplan. Indien er sprake is van strijdigheid worden  de verschillende beleidssectoren gevraagd om advies of medewerking kan worden verleend. Bij positieve adviezen wordt een ruimtelijke onderbouwing of ontwikkelingsplan opgesteld,, waarbij de inbreng van verschillende beleidssectoren wordt gevraagd. Na vaststelling van de ontwikkelingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen volgt de juridisch-planologische procedure van de vrijstellingen (artikel 19 WRO) en de eventueel noodzakelijke verdediging bij de rechtbank.

 

Uit de interviews komt naar voren dat de huidige werkwijze bij vrijstellingsprocedures leidt tot tijdrovende en arbeidsintensieve procedures.  Er zijn betrekkelijk veel Ontwikkelingsplannen, die alle de procedure langs de raad volgen. Recentelijk is een bescheiden wijziging van deze regeling door de raad goedgekeurd. De invoering van de nieuwe wetgeving biedt mogelijkheden om dit verder op te pakken.

2.1.3.1Ontwikkelingsplannen (artikel 19.1 of 19.2 WRO)

Nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt met zogenoemde Ontwikkelingsplannen. Dit zijn uitgebreide ruimtelijke onderbouwingen met een grote afwijking van het bestemmingsplan. De Ontwikkelingsplannen hebben de vorm en inhoud van een bestemmingsplantoelichting. Ontwikkelingsplannen worden juridisch-planologisch mogelijk gemaakt door middel van een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 of 2 WRO. Na bestuurlijke besluitvorming worden de Ontwikkelingsplannen overgenomen in een bestemmingsplan.

 

Ontwikkelingsplannen worden vastgesteld door de raad. De daarbij behorende vrijstelling wordt verleend door het college van B&W.

 

Voor zover een Ontwikkelingsplan een vrijstelling ex artikel 19, lid 1 betreft, is de raad op grond van de huidige wet daartoe bevoegd en kan hij deze bevoegdheid aan zich houden. Voor zover het een vrijstelling ex artikel 19, lid 2 betreft, vormt de in Delft gevolgde procedure een - bewuste - afwijking van de bevoegdheidsverdeling zoals die thans is opgenomen in de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Immers, de artikel 19, lid 2-bevoegheid is in de wet gegeven aan het college van burgemeester en wethouders.

2.1.3.2Ruimtelijke onderbouwingen (artikel 19.1 of 19.2 WRO)

Voor geringe afwijkingen van het bestemmingsplan wordt een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. In de nota "Evaluatie beleid Ontwikkelingsplannen" is bepaald wat wordt verstaan onder een "geringe afwijking". Ruimtelijke onderbouwingen worden vastgesteld door B&W en ter kennisname aangeboden aan de raad. Ook deze ontwikkelingen worden juridisch-planologisch mogelijk gemaakt door middel van een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO.

2.1.3.3"Woninguitbreidingen”

Ten aanzien van de vrijstellingsmogelijkheden ex artikel 19 lid 3 WRO juncto artikel 20 BRO heeft de gemeente Delft een eigen beleid ontwikkeld: de zogenaamde "woninguitbreidingen". Dit is een lijst met bouwmogelijkheden voor bestaande woningen. Aan (bouw)initiatieven die hier aan voldoen wordt medewerking verleend. Aan (bouw)initiatieven die hier niet aan voldoen wordt (in principe) géén medewerking verleend.

 

De "woninguitbreidingen" zijn opgenomen in het Handboek bestemmingsplannen 2007. In nieuwe bestemmingsplannen worden bouwmogelijkheden die in overeenstemming zijn met de lijst van de "woninguitbreidingen" bij recht mogelijk gemaakt met een directe bouwtitel of met een binnenplanse vrijstelling. Deze "woninguitbreidingen" zijn eind 2007 opgenomen in het handboek, waardoor verschillende reeds geactualiseerde bestemmingsplannen deze uitgebreidere bouwmogelijkheden niet mogelijk maken. Hier wordt voorgesteld om met een partiële herziening of paraplubestemmingsplan al deze plannen te actualiseren, zodat in één keer een vergelijkbaar planologisch regime geldt voor de bestaande stedelijke woongebieden van de gemeente.

2.1.4Ontwikkelingsvisie en Gebiedsvisie

Ontwikkelingsvisies zijn bedoeld om de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van een locatie te verkennen en maatschappelijk en politiek draagvlak te creëren. Een Ontwikkelingsvisie is in Delft niet verplicht. Van geval tot geval wordt bezien of een dergelijk document moet worden opgesteld, of dat direct met een Ontwikkelingsplan kan worden gestart. De ontwikkelingsvisies worden ter behandeling aangeboden aan de raadscommissie en vastgesteld door B&W.

 

Een Gebiedsvisie is bedoeld om de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van een groter gebied te verkennen en om maatschappelijk en politiek draagvlak te creëren. Gebiedsvisies hebben een globaal karakter en bieden een kader voor het ontwikkelen van een gebied. De tot op heden gemaakte gebiedsvisies zijn vastgesteld door de raad, maar dat is niet voorgeschreven in een procedurebesluit.

 

Ontwikkelingsvisies en Gebiedsvisies worden in Delft incidenteel toegepast en komen integraal tot stand, dat wil zeggen dat niet alleen vanuit het oogpunt van de ruimtelijke ordening naar het gebied wordt gekeken, maar dat ook de relevante sectorale belangen in beeld worden gebracht.

 

De Ontwikkelingsvisie en Gebiedsvisie zijn instrumenten die Delft ontwikkeld heeft, maar die niet als zodanig geregeld zijn in de huidige Wet op de Ruimtelijke Ordening. Indien gewenst kunnen deze instrumenten gebruikt blijven worden als verkennend en voorbereidend document voor een ontwikkeling. Ze hebben echter geen status onder de nieuwe Wro (bijv. als structuurvisie).

 

2.1.5Planschade

Instrumenten zoals baatbelasting en de exploitatieverordening worden in de Delftse praktijk zelden of nooit toegepast om kostenposten bij een ontwikkeling op ontwikkelende partijen te verhalen.

 

Wel beschikt Delft over een Exploitatieverordening 2002 en een Regeling Planschade 2005. Dit is een regeling die aanvullende procedureregels stelt voor die gevallen waarin om toepassing van artikel 49 WRO wordt gevraagd. Het bevoegd gezag om planschade toe te kennen is het college, waarbij een drempelbedrag van € 300,00 is ingesteld. Tevens geldt een verjaringstermijn van 5 jaar voor het indienen van planschadeverzoeken.

 

Verder is in de Regeling Planschade 2005 opgenomen dat de gemeente het recht heeft om met een verzoeker van een herziening of een vrijstelling van een bestemmingsplan overeen te komen dat hij de kosten van planschade aan de gemeente compenseert.

 

In de huidige Delftse situatie wordt niet altijd gebruik gemaakt van de mogelijkheid om planschadeverhaal in de beginfase van een project met de marktpartij in een overeenkomst te regelen. Soms is dit onderdeel van het onderhandelingsproces, waarbij de gemeente het planschaderisico voor haar rekening neemt. In de huidige situatie is niet structureel geregeld of planschades daarbij uit projectmiddelen of algemene middelen worden gedekt.

 

De noodzaak om hierin structurele verbetering te brengen wordt nadrukkelijk gevoeld. De invoering van de nieuwe wetgeving biedt hiervoor goede aanknopingspunten.

 

2.2                                                Grondexploitatie

Bestuursrechtelijke instrumenten zoals baatbelasting en de exploitatieverordening worden in de Delftse praktijk zelden of nooit toegepast om kostenposten bij een ontwikkeling op ontwikkelende partijen te verhalen. De gemeente geeft bij kostenverhaal de voorkeur aan het instrument van de exploitatieovereenkomst krachtens de Exploitatieverordening Delft 2002. De bevoegdheid te besluiten tot het aangaan van exploitatieovereenkomsten ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Het is echter mogelijk dat een exploitatie-overeenkomst van zodanig belang is, dat de raad moet worden ingelicht.

 

De nieuwe Wro biedt, zoals blijkt uit paragraaf 3.6 van dit stuk, de gemeente een goede basis om contracten tussen de gemeente en ontwikkelende partijen financieel goed af te dichten.


3Nieuwe Wro (inclusief Grexwet)

In dit hoofdstuk wordt een kort overzicht gegeven van de nieuwe Wro inclusief de consequenties die dit heeft/kan hebben voor de gemeente Delft.

Tevens wordt stilgestaan bij de Grexwet en de mogelijkheden die deze wet voor de gemeente Delft biedt. Daarbij wordt ook aangegeven welke keuzes dit vraagt.

3.1       Nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro)

3.1.1Uitgangspunten

Met de Wro wordt gestreefd naar een samenhangend pakket van regels voor de ruimtelijke ordening. De wet biedt een nieuw stelsel om beleid voor een duurzame leefomgeving mogelijk te maken en te normeren. Het is de bedoeling dat de Wro bijdraagt aan vereenvoudiging en versnelling van procedures en beroepsprocedures. Zo wordt de duur van de formele fase van de bestemmingsplanprocedure gehalveerd, vooral door het vervallen van de goedkeuringsbevoegdheid door gedeputeerde staten.

De uitgangspunten van de nieuwe Wro zijn minder regels, decentraal wat kan en uitvoerings-/ontwikkelingsgericht, scheiden van beleid en regelgeving.

 

Bovenstaande uitgangspunten moeten uiteindelijk leiden tot een vereenvoudiging van het besluitvormingsproces in de ruimtelijke ordening met inachtneming van belangrijke onderwerpen als rechtszekerheid en democratie. De nieuwe Wro zorgt voor een duidelijke taakverdeling, waarbij sprake is van een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden over de verschillende overheden. Daarmee kan iedere bestuurslaag zich optimaal focussen en inzetten op de toebedeelde taakvelden.

3.1.2Veranderingen voor de gemeente

De nieuwe Wro heeft een doorwerking op de verschillende beleids- en overheidsniveaus. Onderstaand is een opsomming opgenomen van gevolgen van de nieuwe Wro welke (in)directe gevolgen hebben voor de gemeente Delft:

·         Elke gemeente stelt één of meerdere structuurvisies op voor het gehele grondgebied, waarin de hoofdpunten van het ruimtelijk beleid en de uitvoering daarvan zijn beschreven;

·         Elke gemeente stelt voor het gehele grondgebied één of meerdere bestemmingsplannen vast;

·         Bestemmingsplannen worden niet langer goedgekeurd door de provincie;

·         Voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien, kan de gemeente kiezen om een beheersverordening op te stellen (vastleggen bestaande situatie);

·         De provinciale en rijksstructuurvisies hebben geen juridische binding voor het gemeentebestuur;

·         Provincie en Rijk geven aan welke provinciale en nationale belangen (via provinciale verordeningen respectievelijk Algemene Maatregel van Bestuur) doorwerken richting de gemeente; zolang deze regels niet in een bestemmingsplan zijn vertaald, gelden zij als voorbereidingsbesluiten;

·         Provincie en Rijk kunnen tijdens de bestemmingsplanprocedure zienswijzen indienen of een aanwijzing geven en bij de Raad van State beroep instellen tegen vastgestelde bestemmingsplannen;

·         Op basis van Code Interbestuurlijke Verhoudingen is het noodzakelijk met diverse partijen (provincie, waterschap etc) te overleggen over alle RO-plannen voordat het de procedure in kan;

·         Elke gemeente moet ten minste eens in de 10 jaar de geldende bestemmingsplannen en beheersverordeningen actualiseren. Onder omstandigheden kan dit door het nemen van een verlengingsbesluit;

·         Om bepaalde projecten voortvarend aan te kunnen pakken, kan gebruik gemaakt worden van het projectbesluit (vervanging van huidige artikel 19-vrijstelling), maar dit kent risico's;

·         Het projectbesluit moet gevolgd worden door aanpassing van het bestemmingsplan c.q. aanpassing van de beheersverordening op straffe van legessanctie.

 

De nieuwe Wro biedt de gemeente de volgende kansen.

·         De gemeente krijgt meer beleidsruimte met een grotere eigen verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheden voor gemeenten, provincies en rijk bij ruimtelijke ontwikkeling zijn voortaan duidelijker geregeld en de daarvoor benodigde ruimtelijke spelregels zijn vereenvoudigd.

·         In de nieuwe wet is een duidelijk onderscheid gemaakt tussen normstelling (structuurvisie), beleid en de (juridische) uitvoering daarvan. Voordeel is een kortere en eenvoudigere procedure, waarbij partijen sneller kunnen inspelen op nieuwe kansen en mogelijkheden. De juridische uitwerking wordt geregeld in het bestemmingsplan, projectbesluit of de beheersverordening.

·         De gemeente wordt verplicht een Structuurvisie voor het gemeentelijk grondgebied op te stellen. Daardoor wordt het noodzakelijk om periodiek de integrale ruimtelijke neerslag van het gemeentelijk beleid te onderzoeken en vast te leggen.

·         Verbetering van interne samenwerking. Grondbeleid en ruimtelijk beleid moeten vanaf het begin van de planvorming gelijk oplopen. De Wro biedt de gemeente de nodige instrumenten om grondbeleid en ruimtelijk beleid vroegtijdig te integreren.

·         Overheden kunnen beter inspelen op actuele ontwikkelingen en beter afspraken maken (en vastleggen) met ontwikkelende partijen (kwaliteit, kortere procedure, kostenverhaal).

3.2Structuurvisie

3.2.1Uitgangspunten

In de Wro stellen rijk, provincies en gemeenten straks (verplicht) een structuurvisie op. Dit is een strategisch beleidsdocument over de ruimtelijke ontwikkelingen in een bepaald gebied. Een structuurvisie komt in de plaats van de planologische kernbeslissing (rijk), het streekplan (provincie) en het structuurplan (gemeente/stadsgewest). De structuurvisie bindt overigens alleen het orgaan dat het heeft opgesteld.

 

Beleidsdoelen uit de structuurvisie worden gerealiseerd in een bestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt in principe opgesteld door de gemeente. Vinden rijk en provincie dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor een bepaalde ontwikkeling of gebied, dan kunnen ze zelf het bestemmingsplan vaststellen. Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op gemeentegrensoverschrijdende projecten zoals provinciale of rijkswegen, of regionale bedrijventerreinen.

 

De gemeenteraad moet voor het hele grondgebied een structuurvisie vaststellen, waarin het ruimtelijk ontwikkelingsbeeld voor de gemeente, de hoofdlijnen van het beleid en de wijze waarop dit gerealiseerd zal worden, zijn opgenomen. In de structuurvisie kan worden aangegeven hoe het beleid in normen wordt omgezet. Dit kan bijvoorbeeld door op te nemen dat voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien, een beheersverordening zal worden gemaakt. Verder bevat de structuurvisie een uitvoeringsprogramma.

 

Er is geen procedure voorgeschreven op basis van de Wro, tenzij de inspraakverordening van toepassing is. Binnen de gemeente Delft is een inspraakverordening van toepassing (Inspraak- en participatieverordening Gemeente Delft) en zal de daarin voorgeschreven procedure gevolgd moeten worden. Op basis van deze verordening is Afdeling 3.4 Awb van toepassing, indien door het bestuursorgaan géén andere inspraakprocedure is vastgesteld. In de nieuwe Wro is niet aangegeven wat de geldigheidstermijn is van een structuurvisie, dus kan deze zolang als de gemeente dat wil gelden. Het ontbreken van een structuurvisie heeft consequenties voor de vereveningsmogelijkheden van kosten. Bestaande structuurplannen kunnen in de nieuwe Wro structuurvisies worden (en zo onder het overgangsrecht komen), maar kunnen niet voor verevening in het kader van het kostenverhaal dienen.

 

Ten slotte is van groot belang dat de structuurvisie gebruikt kan worden in het kader van de grondexploitatie. Bovenplanse kosten kunnen worden aangewezen die ten laste van een fonds kunnen worden gebracht. Op basis van een structuurvisie kunnen via exploitatieovereenkomsten financiële bijdragen aan bovenplanse ruimtelijke ontwikkelingen worden gevraagd (verevening). Die ruimtelijke ontwikkelingen moeten dan wel in de visie zijn opgenomen. Daarnaast kunnen op basis van de structuurvisie ook voorkeursrechten worden gevestigd.

3.2.2Overwegingen en consequenties voor Delft

o        Een mogelijk nadeel van een structuurvisie is dat marktpartijen over de 'schouder' van de gemeente kunnen mee kijken en zo van te voren een (grond)positie kunnen innemen. In principe biedt de wet echter voldoende mogelijkheden om hier invulling aan te kunnen geven (Grexwet en Wvg).

·         Verplichtingen:

o        Opstellen van één of meerdere structuurvisies

·         Keuzes:

o        Een structuurvisie, met daarin

§         Aangeven gebieden zonder ruimtelijke ontwikkelingen, indien keuze voor beheersverordening wordt gemaakt.

§         Bepalen ruimtelijke ontwikkelingen (met bovenplans kostenverhaalmogelijkheid).

3.3Bestemmingsplan/ beheersverordening

Voor het hele grondgebied van een gemeente dient een actuele planologische regeling te gelden. Dit kan een bestemmingsplan zijn of een beheersverordening. Zowel een bestemmingsplan als een beheersverordening kunnen uitsluitend door de gemeenteraad worden vastgesteld.

3.3.1Bestemmingsplan

Voor die gebieden waar géén beheersverordening wordt vastgesteld (zie volgende paragraaf) dient een bestemmingsplan te worden vastgesteld. Dit is een verplichting voor het gemeentelijk grondgebied. In de Wro wordt de positie en de inhoud van een bestemmingsplan niet wezenlijk veranderd ten opzichte van de huidige situatie, deze wordt juist versterkt.

 

Een bestemmingsplan dient namelijk binnen een periode van 10 jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, opnieuw te worden vastgesteld. Als een gemeente van mening is dat zich in de voorgaande 10 jaar geen nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan, dan kan het bestemmingsplan nog steeds actueel zijn (ook afhankelijk van sectorale wetgeving). Het plan kan dan voor nog eens 10 jaar worden verlengd. De bezwaar- en beroepsprocedure conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is op dit verlengingsbesluit van toepassing.

Wordt een bestemmingsplan niet binnen 10 jaar opnieuw vastgesteld of verlengd, dan kunnen geen rechten (zoals leges) meer geheven worden voor verleende diensten (bijv. bouwvergunningen) verband houdend met het desbetreffende bestemmingsplan. Dit betekent overigens niet dat gemeenten geen bouwvergunningen meer kunnen verlenen, alleen de kosten daarvan kunnen niet in rekening worden gebracht.

 

Daarnaast wordt digitalisering van bestemmingsplannen verplicht (evenals alle andere ruimtelijke plannen).

 

De reikwijdte van het bestemmingsplan is tevens verruimd. In een bestemmingsplan kunnen (milieu)kwaliteitseisen, locatie-eisen voor woningbouw en eisen voor detailhandelbranches worden gesteld en kunnen moderniseringsgebieden worden aangewezen. De verantwoording van de gemaakte keuzes wordt opgenomen in de plantoelichting.

 

De juridisch-planologische vorm van het bestemmingsplan is ook niet vastgelegd. Een bestemmingsplan kan gedetailleerd zijn, globaal met uitwerkingsplicht, plan met wijzigingsbevoegdheden, postzegelbestemmingsplan, globaal met exploitatieplan, maar ook mengvormen hiervan.

 

De opzet en indeling van de bestemmingsplanvoorschriften en -plankaarten is wel vastgelegd. Dit wordt weergegeven in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008), die zijn verankering vindt in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Ook aan de toelichting zijn eisen verbonden in het nieuwe Bro.

 

In het bestemmingsplan kan flexibiliteit worden ingebouwd door het opnemen van nadere eisen, ontheffingen, uitwerkingen en wijzigingsbevoegdheden. Iedereen kan bij een ontwerpbestemmingsplan een zienswijze indienen. Ook rijk en provincie. Tegen een vastgesteld bestemmingsplan staat rechtstreeks beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS), maar alleen voor belanghebbenden.

 

De procedure voor de totstandkoming van het bestemmingsplan is in de Wro zelf geregeld. In de wet wordt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard. Dit houdt in dat het ontwerpbesluit gedurende een periode van 6 weken ter inzage wordt gelegd ten behoeve van het indienen van zienswijzen door een ieder. Na de vaststelling van het bestemmingsplan kan een belanghebbende die een zienswijze heeft ingediend, binnen 6 weken beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De totstandkomingprocedure kan aanzienlijk korter zijn dan onder de huidige WRO omdat niet in alle gevallen overleg noodzakelijk is en de goedkeuringsfase van de provincie is komen te vervallen.

3.3.2Beheersverordening

Voor gebieden waar geen ruimtelijke relevante veranderingen in het planologisch toegestane gebruik van gronden, opstallen alsmede bouwkundige wijzigingen van bouwwerken zijn voorzien kan een beheersverordening worden vastgesteld. Hiermee wordt het bestaand gebruik beschermd en gehandhaafd. Een beheersverordening heeft dezelfde looptijd als een bestemmingsplan, namelijk 10 jaar. Na afloop van die periode moet het herzien worden als de gemeente de bevoegdheid tot het invorderen van leges wil behouden. De beheersverordening bestaat net als een bestemmingsplan uit gebiedsaanduidingen en voorschriften, maar omdat de verordening een algemeen bindend voorschrift is, kan hij niet rechtstreeks op een bestuursrechtelijke manier aangevochten worden. Alleen indirect, bijvoorbeeld via een beroep tegen een bouwvergunning of tegen de weigering om een bestemmingsplan vast te stellen of via de civielrechtelijke weg is er juridisch iets tegen deze planvorm in te brengen. Bij inwerkingtreding van de verordening vervalt het bestemmingsplan automatisch en hier kan ook niet meer op worden teruggevallen.

 

Er is sprake van een lastig in te schatten risico ten aanzien van de indirecte bestuursrechtelijke beroepsmogelijkheden en de civielrechtelijke weg. Via de indirecte beroepsmogelijkheden kan worden bepaald dat de verordening onverbindend is. Verder is de civiele rechter niet bekend op het gebied van de Ruimtelijke Ordening. Dit heeft als nadeel dat de uitkomst en de consequentie van de rechtsgang zeer onduidelijk is. Omdat het bestemmingsplan automatisch vervalt als een beheersverordening in werking treedt, zou dit kunnen betekenen dat voor een bepaald gebied geen regeling zou gelden als de beheersverordening via de indirecte bestuurrechtelijke procedure of bij de civiele rechter onderuit wordt gehaald.

 

Belangrijk aandachtspunt is wat onder het bestaand gebruik wordt verstaan. Als er in het gebied nog geen bestemmingsplan geldt of de gemeenteraad hiervoor bewust kiest, moet het feitelijk gebruik worden vastgelegd (gedetailleerd onderzoek en inventarisatie naar het plangebied is daarbij noodzakelijk). In dat laatste geval is mogelijke planschade een aandachtspunt als planologische mogelijkheden worden beperkt of komen te vervallen. Als wel een bestemmingsplan geldt, kan onder bestaand gebruik ook het planologisch toegestane gebruik worden verstaan (ongeacht of het al gerealiseerd is of niet). Het bestaand gebruik hoeft dus niet heel gedetailleerd vastgelegd te worden. Het gaat om de planologische functie. Illegaal gebruik wordt niet door de beheersverordening beschermd.

 

In de nieuwe Wro en het ontwerp-Bro zijn geen bepalingen opgenomen omtrent de totstandkoming van een beheersverordening. Zo’n verordening komt tot stand op de wijze zoals alle gemeentelijke verordeningen tot stand komen. De beheersverordening wordt opgesteld volgens de procedure zoals geregeld in afdeling 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht en 139 Gemeentewet, waarbij geen (rechtstreeks) bezwaar of beroep mogelijk is. Dit betekent dat het ontwerpbesluit omtrent de beheersverordening voor 6 weken ter visie wordt gelegd, zodat iedereen hiertegen zienswijzen kan indienen. Hierna wordt de uiteindelijke beheersverordening - met inachtneming van de zienswijzen - vastgesteld door de gemeenteraad en bekendgemaakt. Niet verplicht, doch het kan wenselijk zijn dat bewoners en gebruikers van de gebieden waarvoor een beheersverordening wordt opgesteld, reeds bij het opstellen van het ontwerpbesluit worden betrokken. Alsdan zal er een inspraakprocedure moeten worden vastgesteld.

 

Indien een burger het niet eens is met een beheersverordening, bijvoorbeeld omdat hij een verandering in het planologisch regime wenselijk acht, kan hij overigens een aanvraag om een bestemmingsplan of een projectbesluit indienen. Tegen een afwijzing van zo’n aanvraag bestaat, zoals hierboven reeds vermeld, weer wel een beroepsmogelijkheid.

 

Aangezien de beheersverordening alleen de bestaande (planologische) situatie vastlegt, kan voordeel behaald worden doordat geen ruimtelijke onderbouwing hoeft te worden gegeven en dat derhalve geen gebieds- en milieuonderzoeken noodzakelijk zijn, zoals een natuurtoets of een archeologisch onderzoek.

 

Indien in deze gebieden toch een ruimtelijke ontwikkeling gewenst is, kan alsnog een projectbesluit worden genomen dat echter tijdig weer vertaald moet worden in een bestemmingsplan of beheersverordening.

3.3.3Overwegingen en consequenties voor Delft

Een van de belangrijkste keuzes is die tussen de Beheersverordening en het Bestemmingsplan. Het is in theorie mogelijk om per 1 juli aanstaande het huidige project AUB te staken en te kiezen voor het gemeentebreed toepassen van de nieuwe planfiguur van de beheersverordening. Aangezien in Delft al in hoofdzaak consoliderend wordt bestemd, is de stap naar de beheersverordening niet onlogisch.

 

Naar verwachting zal het opstellen van een beheersverordening goedkoper zijn dan het opstellen van een bestemmingsplan, maar dit is ook weer grotendeels afhankelijk van welke eisen aan de beheersverordening zullen worden gesteld. In principe zijn geen gebieds- en milieuonderzoeken noodzakelijk, omdat geen goede ruimtelijke onderbouwing hoeft te worden gegeven, maar wel dient een uitgebreide inventarisatie plaats te vinden van de huidige situatie. Daarnaast lijkt het ongewenst om de bewoners en gebruikers van deze plangebieden pas bij het ontwerpbesluit van de verordening te raadplegen.

 

Het zal bovendien enige jaren duren voordat landelijk meer bekend is over de feitelijke werking, de voor- en nadelen en de risico’s van dit nieuwe instrument. Volgens de huidige planning is het project AUB eind 2009 nagenoeg afgerond en is voor de gehele gemeente Delft een actueel en uniform planologisch regime vastgesteld.

 

Daarnaast is de gemeente Delft momenteel ambtelijk en bestuurlijk bekend met (het opstellen van) bestemmingsplannen en de bijbehorende procedurestappen. Dit in tegenstelling tot de beheersverordening. Daarom wordt geadviseerd het AUB eerst af te ronden en na afronding te bezien of in de toekomst een beheersverordening voor Delft wenselijk is.

 

·         Aandachtspunten

o        Volgens de huidige planning is het project AUB eind 2009 nagenoeg afgerond en is voor de gehele gemeente Delft een actueel en uniform planologisch regime vastgesteld

o        Een actueel planologisch regime is per 1 juli 2013 een voorwaarde voor het in rekening kunnen brengen van leges

·          Verplichtingen:

o        Tijdig vaststellen van een bestemmingsplan of beheersverordening voor gehele grondgebied

§         Sanctie is het niet kunnen vorderen van leges

o        Actueel houden van bestemmingsplannen of beheersverordeningen (niet ouder dan 10 jaar)

§         Mogelijkheid tot verlenging is alleen bij bestemmingsplannen aanwezig

o        Bestemmingsplannen conform de in het Bro opgenomen SVBP2008 op te stellen, biedt goede kapstok voor opstellen van Delftse standaarden

o        Bij inpassingsplannen (bestemmingsplannen van hogere overheden) zal de gemeente een zienswijze moeten indienen als zij het (op onderdelen) niet met een plan eens is. Anders staat de gemeente voor de rest van de procedure/ontwikkeling juridisch buiten spel. Inpassingsplannen worden toegezonden op basis van artikel 3.8 onder b Wro.

·         Keuzes:

o        Vanaf 1 juli invoeren van beheersverordening of eerst afronden van AUB met bestemmingsplannen

§         Als gekozen wordt voor de beheersverordening is een uitgebreide inventarisatie noodzakelijk

o        Discussie om voor heikele problemen (bijvoorbeeld 380 kV) bewust geen bestemmingsplan op te stellen en dit vanwege provinciaal belang door provincie te laten doen.

§         Goede afstemming is daarbij noodzakelijk met naburige gemeenten

o        "Woninguitbreidingen", zoals opgenomen in het aangepaste Handboek bestemmingsplannen 2007, met één raadsbesluit (partiële herziening of paraplubestemmingsplan) voor het gehele grondgebied te regelen

òf voor de gebieden waarvoor reeds een bestemmingsplan is vastgesteld voordat het Handboek bestemmingsplannen 2007 gold per aanvraag door het college laten regelen

§         Hierin dient de in het nieuwe Bro opgenomen "Gevallen van geringe planologische betekenis" te worden betrokken

3.4Projectbesluit

Het projectbesluit komt volgens de wetgever in de plaats van de zelfstandige projectprocedure uit de huidige WRO (artikel 19) en biedt de mogelijkheid om de bestemmingsplanprocedure gefaseerd te doorlopen. Een projectbesluit kan worden gebruikt als het bestemmingsplan een bepaalde ontwikkeling of een bepaald project niet toestaat en de gemeente deze ontwikkeling toch mogelijk wil maken, zonder meteen het  bestemmingsplan te hoeven aanpassen. In een projectbesluit moeten de belangrijkste elementen van het project worden beschreven en een goede ruimtelijke onderbouwing is vereist. Hieraan zijn vrijwel dezelfde eisen gesteld als voor de toelichting bij een bestemmingsplan. Een en ander is vastgelegd in het nieuwe Bro.

 

Realisatie van een project kan voortvarend ter hand worden genomen. Regeling van bijvoorbeeld de beheersaspecten van het betreffende project volgt later bij de aanpassing van het bestemmingsplan. Omdat de actualiteit van bestemmingsplannen van groot belang is, moet het projectbesluit altijd gevolgd worden door een aanpassing van het bestemmingsplan. Deze aanpassing van het bestemmingsplan moet gebeuren binnen 1 jaar nadat het projectbesluit onherroepelijk is geworden. Deze termijn kan voor bepaalde gevallen worden verlengd tot 3 jaar als er een bestemmingsplanherziening voor het gebied op stapel staat en tot 5 jaar als meerdere projecten moeten worden ingepast.

 

De procedure van het projectbesluit is nagenoeg hetzelfde als bij het bestemmingsplan, maar tegen het projectbesluit staat wel beroep in twee instanties open. In de wet wordt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard. Dit houdt in dat het ontwerpbesluit gedurende een periode van 6 weken ter inzage wordt gelegd ten behoeve van het indienen van zienswijzen door een ieder. Na de vaststelling van het projectbesluit kan een belanghebbende die een zienswijze heeft ingediend, binnen 6 weken beroep instellen bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

 

Dit betekent een extra beroepsmogelijkheid in vergelijking met het bestemmingsplan. De ontwikkeling uit het projectbesluit staat niet meer open voor zienswijzen in het 'opvolgende' bestemmingsplan.

 

Zolang het bestemmingsplan niet is aangepast, kunnen geen leges worden geheven voor door de gemeente verleende diensten (bijv. bouwvergunningen) die betrekking hebben op het projectbesluit. Indien het ontwerpbestemmingsplan niet tijdig ter inzage wordt gelegd en vervolgens wordt vastgesteld, dan vervalt bovendien de bevoegdheid om leges te heffen. Ook in gebieden waar een beheersverordening geldt kan een projectbesluit worden toegepast. Het projectbesluit kan hier worden gevolgd door een gewijzigde verordening of door een bestemmingsplan. Dit dient dan wel tijdig gedaan te worden.

 

In het schema op de volgende pagina zijn puntsgewijs de 3 ruimtelijke planvormen kort samengevat op de thema's procedure, inhoud, voor- en nadelen en risico's.


 


Bestemmingsplan (BP)

Beheersverordening (BV)

Projectbesluit (PB)

Procedure

 

-    voorontwerp volgens inspraakverordening (4wkn), niet verplicht

-    ontwerp volgens 3.4. Awb (6 wkn)

-    zienswijze bij raad over ontwerp-BP

-    beroep BP bij AbRS

-    totale proceduretijd exclusief opstellen en procedure voorontwerp, bestuurlijke procedures en beroep ca. 26 wkn

-    ontwerpbesluit voor 6 weken ter visie volgens inspraakverordening

-    besluit tot vaststelling verordening door raad

-    geen bezwaar en beroep

-    evt. bezwaar en beroep bij civiele rechter en via andere rechtsvormen bij de bestuursrechter

-    ontwerpbesluit volgens 3.4 Awb (6wkn)

-    zienswijze bij raad

-    beroep bij rechtbank

-    hoger beroep bij AbRS

-    totale proceduretijd exclusief opstellen ontwerpbesluit, bestuurlijke procedures en beroep in twee instanties ca. 24 wkn

Inhoud

 

-    voorschriften (nWro: regels)

-    plankaart (nWro: geometrische plaatsbepaling)

-    toelichting (goede ruimtelijke onderbouwing)

-    kaart met huidige situatie

-    evt. regels

-    regeling t.o.v. planologische situatie

-    voorschriften (regels)

-    kaart (geometrische plaatsbepaling)

-    goede ruimtelijke onderbouwing

Voordelen

 

-    bekend juridisch document (AUB)

-    helder toetsingskader

-    directe titel voor innen leges

-    mogelijkheid tot opname van kwaliteits- en locatie-eisen

-    geen vervolgprocedure

-    bestaat mogelijkheid tot verlenging

-    in plaats van BP

-    kan goedkoper dan BP

-    geen onderzoeken noodzakelijk in kader van goede ruimtelijke onderbouwing

-    bestaat mogelijkheid tot verlenging

-    bevoegdheid kan worden gedelegeerd aan B&W, waardoor de doorlooptijd procedures verkort

 

Nadelen

 

-    bevoegdheid bij raad(proceduretijd)

-    onderzoek nodig voor onderbouwing

 

-    vorm en inhoud vooralsnog onbekend

 

-    weinig tijdwinst t.o.v. BP

-    zelfde inhoud als BP

-    dient opgevolgd te worden door BP of BV

-    leges pas na BP of BV

Risico's

 

- bij niet tijdig laten actualiseren/herzien, vervalt de mogelijkheid tot vorderen van leges

-    onbekend juridisch document

-    uitkomst indirecte bestuurs- en civiele beroepsgang onbekend

-    bij niet tijdig laten opvolgen door BP of BV vervalt mogelijkheid tot vorderen van leges

3.4.1Verschillen bestemmingsplan en projectbesluit

De procedures voor bestemmingsplan en projectbesluit komen in grote lijnen overeen, maar er is bij het projectbesluit een aantal bijzonderheden die van betekenis zijn bij de keuze tussen het inzetten van het instrument bestemmingsplan of het instrument projectbesluit. Volledigheidshalve worden de bedoelde bijzonderheden een projectbesluit hieronder kort beschreven.

 

·         Een projectbesluit is een besluit dat inhoudt dat voor de verwezenlijking van een project, dat een of meer bouwwerken, werken geen gebouwen zijnde of werkzaamheden of het daarbij behorende gebruik kan omvatten en dat afwijkt van het vigerende bestemmingsplan, dit bestemmingsplan buiten toepassing blijft.

·         Indien wordt gekozen voor het projectbesluit zal in beginsel binnen 1 jaar nadat het projectbesluit onherroepelijk is geworden, een bestemmingsplan, uitwerkingsplan of beheersverordening, overeenkomstig dat projectbesluit ter inzage gelegd dienen te worden (extra werklast).

·         Zienswijzen op een ontwerpbestemmingsplan (of uitwerkingsplan, of beheersverordening) kunnen geen betrekking hebben op dat deel van het bestemmingsplan dat zijn grondslag vindt in een eerder genomen projectbesluit.

·         Bij het projectbesluit kan beroep in twee instanties plaatsvinden. Daarvoor gelden de wettelijke Awb termijnen, die echter termijnen van orde zijn.

·         Een projectbesluit wordt een zelfstandige toetsingsgrond voor bouwvergunningen. Daarom moet bij een projectbesluit goed worden aangegeven welke onderdelen van het bestemmingsplan blijven gelden en welke niet. 

·         De bevoegdheid tot het invorderen van leges, die verband houden met het projectbesluit worden opgeschort totdat het bestemmingsplan (of uitwerkingsplan, beheersverordening), waarin het project is ingepast, is vastgesteld. De bevoegdheid tot het invorderen van leges vervalt indien het bestemmingsplan niet binnen 6 maanden na het verstrijken van de gestelde termijnen is vastgesteld. Bijkomend nadeel hierbij is de rentesituatie en het feit dat indien een ontwikkelaar failliet gaat in de tussenliggende periode geen leges kunnen worden geïnd. Dit kan ondervangen worden door bijvoorbeeld een bankgarantie te eisen/regelen.

·         Bij gebruikmaking van projectbesluiten is de boekhouding/ invorderen van leges een belangrijk aandachtspunt, zeker indien gebruik gemaakt wordt van de uitstelmogelijkheid van 3 of 5 jaar.

·         Bevoegdheid tot vaststellen van bestemmingsplan ligt altijd bij raad. Bevoegdheid tot vaststellen van projectbesluit kan gedelegeerd worden aan B&W.

 

3.4.2Projectbesluit of postzegelplan

Geadviseerd wordt om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken met een postzegelbestemmingsplan. De procedure die gevolgd moet worden voor een projectbesluit is namelijk zowel inhoudelijk als formeel nagenoeg hetzelfde als voor een heel bestemmingsplan.

Kiezen voor een projectbesluit betekent dat  binnen 1 jaar weer een bestemmingsplan moet worden aangepast of opgesteld. Het lijkt dan beter direct een nieuw bestemmingsplan op te stellen.

 

Overwogen kan worden om een lijst van gevallen vast te stellen die niet de behandeling nodig hebben van de raad en vaak als hamerstuk worden behandeld. Dergelijke kleinschalige projecten kunnen dan via een projectbesluit worden mogelijk gemaakt en na een jaar in een bestemmingsplan opgenomen worden. In alle andere gevallen zal het nemen van een projectbesluit neerkomen op het verrichten van dubbel werk en het lopen van het risico dat de leges niet geïnd kunnen worden, zonder dat dit een snellere procedure oplevert. Dit is geen wenselijke situatie.

 

Om voor nieuwe ontwikkelingen een vergelijkbare doorlooptijd van de procedures te verkrijgen als met een ontwikkelingsplan/ vrijstelling artikel 19 WRO wordt geadviseerd te kiezen voor het opstellen van een postzegelbestemmingsplan en geen voorontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen. Dit is in lijn met de bedoeling van de huidige WRO en de nieuwe Wro. Hiervoor dient dan wel het Handboek bestemmingsplannen 2007 te worden aangepast. Bij de periodieke (eens in de 10 jaar) actualisering van de bestemmingsplannen zullen deze postzegelplannen dan weer worden verwerkt in het bestemmingsplan voor het grotere gebied.

3.4.3Overwegingen en consequenties voor Delft

·         Aandachtspunten

o        Nieuwe ontwikkelingen kunnen niet meer met een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO worden geregeld

§         Het Ontwikkelingsplan en de Ruimtelijke Onderbouwing komen te vervallen

o         In het overgangsrecht van de nieuwe Wro is opgenomen dat vrijstellingsverzoeken die ingediend zijn vóór 1 juli 2008, moeten worden afgehandeld op basis van de oude WRO en dus op basis van de huidige systematiek van Delft

·         Verplichtingen

o        Voor nieuwe ontwikkelingen na 1 juli 2008 dient een nieuwe procedure vastgesteld te worden: postzegelplan en/of projectbesluit

·         Keuzes

o        Voor nieuwe ontwikkelingen na 1 juli 2008 wordt een postzegelbestemmingsplan of een projectbesluit vastgesteld

§         In de lijn van de nieuwe Wro geen voorontwerpbestemmingsplan opstellen voor postzegelbestemmingsplannen

§         Gevallen benoemen die kunnen worden gedelegeerd aan het College van B&W en die via een projectbesluit mogelijk kunnen worden gemaakt

 

 

3.5Ontheffingen: gevallen van geringe planologische betekenis

Naast de instrumenten bestemmingsplannen, beheersverordeningen en projectbesluiten kent de nieuwe Wro nog de mogelijkheid van ontheffingen. Deze zijn vergelijkbaar met de huidige vrijstellingen ex artikel 19 lid 3 WRO (de zogenaamde 'kruimelgevallen'). Daarnaast bekijkt de wetgever momenteel of ook bepaalde situaties uit de huidige artikel 19 lid 2 WRO-regeling opgenomen kunnen worden onder deze AMvB.

 

In artikel 3:23 van de nieuwe Wro is opgenomen dat B&W ontheffing kunnen verlenen ten behoeve van bij of krachtens AMvB aan te geven gevallen van het bestemmingsplan. Dit zijn de zogenoemde "Gevallen van geringe planologische betekenis". Deze ontheffingen hoeven niet in een bestemmingsplan opgenomen te worden, de mogelijkheid volgt uit de wet, en de invulling volgt uit het Bro (de AMvB). De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend en aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

 

In artikel 3.24 Wro is de procedure voorgeschreven. De voorbereiding gaat via afdeling 3.4 Awb, wat inhoudt dat het ontwerpbesluit voor een periode van 6 weken ter visie wordt gelegd. Volgens de wettoelichting duurt de huidige artikel 19, lid 3 WRO-procedure 8-18 weken, een ontheffing zal 4-14 weken duren.

 

De wetgever heeft deze bevoegdheid uitdrukkelijk aan B&W toegekend, aangezien het 'gevallen van geringe planologische betekenis' zijn. Dit past meer binnen de rol van B&W dan binnen de kaderstellende rol van de raad. Hier is sprake van een gewijzigde situatie ten opzichte van de huidige. Dit kan namelijk betekenen dat een deel van de situaties waarvoor nu Ontwikkelingsplannen door de raad worden vastgesteld, onder de nieuwe Wro onder de bevoegdheid van B&W komt.

 

Door de wetgever is de keuze al gemaakt ten aanzien van kleine ontwikkelingen met de "Gevallen van geringe planologische betekenis". De wetgever heeft hiermee invulling gegeven aan de bevoegdheden van B&W in het kader van nieuwe ontwikkelingen. De kaderstellende rol van de raad is toegedicht aan de structuurvisie en het bestemmingsplan. Deze zogenoemde kruimelgevallen worden in de wet een bevoegdheid van B&W.

 

Op het moment dat de gemeente Delft ervoor kiest om met een partiële herziening of paraplubestemmingsplan de huidige vrijstellingen ex artikel 19.3 WRO (en woninguitbreidingen) in de bestemmingsplannen op te nemen, dan vervalt de procedurerol van BWT hierbij. In die situaties hoeft BWT uitsluitend de gebonden beschikkingen af te geven. Indien de "Gevallen van geringe  planologische betekenis" niet in de partiële herziening of paraplubestemmingsplan worden geregeld, dan bestaat de mogelijkheid van ontheffing op basis van de nieuwe Wro en Bro. Dat vergt een ontheffingsprocedure, die (net als in de huidige praktijk) wel door BWT gedaan kan worden.

 

Bekeken kan worden of deze 'gevallen van geringe planologische betekenis' met de partiële herziening voor de "Woninguitbreidingen" meegenomen moeten worden of dat het een buitenplanse vrijstellingsbevoegdheid blijft.

 

3.5.1Overwegingen en consequenties voor Delft

·         Aandachtspunten

o        De lijst van planologische kruimelgevallen wordt in de nieuwe Wro gewijzigd

o        De wetgever is nog aan het onderzoeken in hoeverre een aantal van de huidige artikel 19 lid 2 gevallen onder de nieuwe planologische kruimelgevallen geschaard kunnen worden

o        In het overgangsrecht van de nieuwe Wro is opgenomen dat vrijstellingsverzoeken artikel 19 lid 3 WRO die ingediend zijn vóór 1 juli 2008, moeten worden afgehandeld op basis van de oude WRO en dus op basis van de huidige systematiek van Delft

·         Verplichtingen

o        Voor gevallen van geringe planologische betekenis na 1 juli 2008 dient een ontheffing door B&W te worden verleend.

·         Keuzes

o        Net als in paragraaf 3.3.3; bekijken of (een deel van) de gewijzigde gevallen van geringe planologische betekenis  (kruimelgevallen) met een partiële herziening/paraplubestemmingsplan voor de "Woninguitbreidingen" wordt meegenomen

 

3.6Grondexploitatiewet

De Grondexploitatiewet (Grexwet) is een onderdeel van de nieuwe Wro (artikel 6.12 t/m 6.25). Deze wet is van toepassing bij de (her)ontwikkeling van bouwlocaties door marktpartijen en vormt de basis voor contracten tussen de gemeente en deze partijen. Aspecten die op basis van de Grondexploitatiewet kunnen worden geregeld en vastgelegd, hebben onder andere betrekking op kwaliteitseisen, exploitatiekosten en kostenverdeling.

 

De nieuwe Wet biedt daarmee, in tegenstelling tot de huidige wetgeving, bijvoorbeeld de mogelijkheid om gronden aan te wijzen voor sociale woningbouw en vrije kavels. Daarnaast bevat de Wet betere regelingen voor het financiële aspect bij locatieontwikkeling, zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid om kosten van bovenwijkse voorzieningen door de marktpartijen te laten meefinancieren.

 

De Grexwet heeft de volgende doelen:

·         Verhalen van alle kosten van ontwikkelingen;

·         Aanpakken van zogenaamde free-riders;

·         Verevenen van kosten;

·         Stellen van locatie-eisen;

·         Stellen van eisen aan de openbare voorzieningen.

 

Onder de Grexwet blijft voor wat betreft het kostenverhaal het huidige tweesporig stelsel (privaatrechtelijk en publiekrechtelijk spoor) bestaan. Naast het aanbevolen privaatrechtelijke spoor biedt het publiekrechtelijk spoor een achtervang (exploitatieplan). Belangrijk is dat het kostenverhaal in het hele plan moet zijn afgedekt door eigendom, exploitatieovereenkomst(en) of exploitatieplan.

3.6.1Privaatrechtelijke spoor

In het privaatrechtelijke spoor is sprake van de exploitatieovereenkomst. Voorafgaand aan de ontwikkeling wordt op basis van wederzijdse vrijwilligheid een overeenkomst gesloten. Verschil is dat de privaatrechtelijke overeenkomst niet meer op basis van exploitatieverordening gaat, maar op basis van de Grexwet. De exploitatieverordening dient voor nieuwe gevallen buiten toepassing verklaard te worden en het is mogelijk om met een nieuwe verordening procedurevoorschriften te regelen. Voor plannen die voor de inwerkingtreding van de Grexwet in procedure zijn gebracht blijft de oude exploitatieverordening van kracht. Ook mag winstafroming worden overeengekomen.

 

In het privaatrechtelijke spoor zijn 2 soorten overeenkomsten: anterieure en posterieure overeenkomsten. Anterieure overeenkomsten zijn exploitatieovereenkomsten die worden gesloten voordat er een exploitatieplan wordt gemaakt of in geval er helemaal geen exploitatieplan wordt gemaakt. Posterieure overeenkomst zijn exploitatieovereenkomsten  die na vaststelling van het exploitatieplan worden gesloten. Belangrijke voorwaarde daarbij is dat deze overeenkomst dan niet mag afwijken van het exploitatieplan.

3.6.2Publiekrechtelijk spoor

Lukt het de gemeente niet om met (een van) de ontwikkelaar(s) in het bestemmingsplan­gebied een exploitatieovereenkomst te sluiten, dan moet de gemeente gelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan vaststellen.

 

Het exploitatieplan bestaat uit een kaart van het exploitatiegebied en een omschrijving van de werkzaamheden, bouw- en woonrijp maken. Het plangebied van het exploitatieplan mag daarbij niet groter zijn dan dat van het bestemmingsplan. Daarnaast wordt een exploitatieopzet opgenomen en eventueel een kaart van het voorgenomen grondgebruik en een Programma van Eisen (dit voor de locatie-eisen zoals bedoeld in artikel 6.13). Het nieuwe Bro zal een limitatieve lijst bevatten van kostensoorten die opgenomen mogen worden in de exploitatieopzet en dus verrekend mogen worden. Een voorbeeld van deze lijst uit het concept Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is als bijlage 2 bijgevoegd

 

Ten aanzien van de locatie-eisen wordt nog opgemerkt dat ten behoeve van de uitvoerbaarheid een bestemmingsplan eisen mag bevatten met betrekking tot sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of particulier opdrachtgeverschap (artikel 3.1.2 lid 1 Bro). Deze locatie-eisen moeten met een percentage in het bestemmingsplan zijn opgenomen, anders kunnen deze niet worden opgenomen in het exploitatieplan en eventueel tot op kavelniveau worden uitgewerkt.

 

De gemeente moet betaling van een exploitatiebijdrage opleggen in een voorschrift bij de bouwvergunning. Verevening van kosten vindt derhalve pas plaats bij afgifte van de bouwvergunning. Bij niet betalen kan de gemeente de bouw stilleggen, bij dwangbevel invorderen of de bouwvergunning intrekken.

 

Een exploitatieplan hoeft niet te worden opgesteld:

·         als het kostenverhaal anderszins verzekerd is (door gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure exploitatieovereenkomst), én;

·         het bepalen van het exploitatietijdvak of een fasering niet nodig is, én;

·         het stellen van eisen of regels met betrekking tot werken of werkzaamheden of een uitwerking daarvan niet nodig is.

 

De procedure van het exploitatieplan is vastgelegd in afdeling 3.4 Awb. Tegen het ontwerpbesluit kunnen zienswijzen worden ingediend en in een latere fase staat ook beroep open. De vaststelling van het exploitatieplan dient gelijktijdig te worden genomen met het bestemmingsplan of met het projectbesluit waarop het betrekking heeft en daarnaast dient het exploitatieplan jaarlijks te worden herzien.

3.6.3Overwegingen en consequenties voor Delft

·         Aandachtspunten

o        Duidelijkheid scheppen wie ambtelijk verantwoordelijk is voor een tijdige exploitatieberekening c.q. exploitatieplan

o        De Wro biedt de gemeente de nodige instrumenten om grondbeleid en ruimtelijk beleid vroegtijdig te integreren.

·         Verplichtingen

o        Voor alle nieuwe ontwikkelingen dient het kostenverhaal te zijn afgedekt

o        Privaatrechtelijk spoor: posterieure overeenkomsten mogen niet afwijken van publiekrechtelijk exploitatieplan

·         Keuzes

o        Wel of niet inzetten op primair de anterieure privaatrechtelijke overeenkomsten met ontwikkelende partijen en het exploitatieplan incidenteel als "stok achter de deur" om onwelwillende marktpartijen (zgn. ‘freeriders’) mee te laten betalen

 


4Samenvatting 

4.1Verplichtingen

De belangrijkste verplichtingen die voortvloeien uit de nieuwe wetgeving zijn:

·         het opstellen van een ruimtelijke structuurvisie

·         het tijdig vaststellen en actueel houden van bestemmingsplannen of beheersverordening voor gehele grondgebied

·         bestemmingsplannen dienen conform de in het Bro opgenomen SVBP2008 te worden opgesteld

·         bij inpassingsplannen (bestemmingsplannen van hogere overheden) zal de gemeente een zienswijze moeten indienen als zij het (op onderdelen) niet met een plan eens is

·         vrijstellingsprocedures kunnen niet meer met een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO worden geregeld. Het Ontwikkelingsplan en de Ruimtelijke Onderbouw komen te vervallen

·         "Gevallen van geringe planologische betekenis" (kruimelgevallen) worden in de wet een bevoegdheid van B&W

·         Voor vrijwel alle nieuwe ontwikkelingen dient een exploitatieplan te worden opgesteld indien de gemeente de kosten wil verhalen.

·         Posterieure overeenkomsten mogen niet afwijken van publiekrechtelijk exploitatieplan

 

4.2Keuzes

a.          Een structuurvisie, met daarin

§                         Aangeven gebieden zonder ruimtelijke ontwikkelingen, indien keuze voor beheersverordening wordt gemaakt.

§                         Bepalen ruimtelijke ontwikkelingen (met bovenplans kostenverhaalmogelijkheid).

 

b.          Vanaf 1 juli invoeren van beheersverordening of eerst afronden van AUB met bestemmingsplannen

§                         Als gekozen wordt voor de beheersverordening is een meer uitgebreide inventarisatie noodzakelijk

c.          Discussie om voor heikele problemen (bijvoorbeeld 380 kV) bewust geen bestemmingsplan op te stellen en dit vanwege provinciaal belang door provincie te laten doen.

§                         Goede afstemming is daarbij noodzakelijk met naburige gemeenten

d.          " Woninguitbreidingen", zoals opgenomen in het aangepaste Handboek bestemmingsplannen 2007, met één raadsbesluit (partiële herziening of paraplubestemmingsplan) voor het gehele grondgebied te regelen

òf

voor de gebieden waarvoor reeds een bestemmingsplan is vastgesteld voordat het Handboek bestemmingsplannen 2007 gold per aanvraag door het college laten regelen

§         Hierin dient de in het nieuwe Bro opgenomen "Gevallen van geringe planologische betekenis" te worden betrokken

 

e.          Voor nieuwe ontwikkelingen dan wel verzoeken na 1 juli 2008 een postzegelbestemmingsplan of een projectbesluit vaststellen

§                         Bij keuze voor postzegelbestemmingsplannen in de lijn van de nieuwe Wro geen voorontwerpbestemmingsplan opstellen voor postzegelbestemmingsplannen

§                         Bij keuze voor projectbesluit gevallen benoemen die kunnen worden gedelegeerd aan het College van B&W en die via een projectbesluit mogelijk kunnen worden gemaakt

 

f.            Wel of niet inzetten op primair de anterieure privaatrechtelijke overeenkomsten met ontwikkelende partijen en het exploitatieplan incidenteel als "stok achter de deur" om onwelwillende marktpartijen (zgn. ‘freeriders’) mee te laten betalen

 

4.3Procesbeschrijving

Het implementatietraject om de gemeentelijke organisatie voor te bereiden op de nieuwe regels van de Wro wordt bestuurlijk met deze discussienota gestart. De input uit de organisatie alsmede het bestuur wordt gebruikt als breed gedragen platform voor het opstellen van een Plan van Aanpak. In dit plan worden de noodzakelijke acties beschreven, gekoppeld aan een tijdsplanning en de verschillende betrokken afdelingen. De tijdsplanning is als bijlage 3 bijgevoegd.

 

 

Bij de noodzakelijke acties moet men onder andere denken aan de volgende (nog niet uitputtende) opsomming

·         Opstellen Ruimtelijke Structuurvisie

·         Handboek Bestemmingsplannen 2007 aanpassen aan de in het Bro opgenomen SVBP2008.

·         Inspraakverordening aanpassen aan procedures bestemmingsplan en/of beheersverordening.

·         Als te zijner tijd gekozen wordt voor de beheersverordening is een uitgebreide inventarisatie noodzakelijk.

·         "Woninguitbreidingen", zoals opgenomen in het aangepaste Handboek bestemmingsplannen 2007, met een partiële herziening of paraplubestemmingsplan voor het gehele grondgebied in één keer te regelen in de vorm van een parapluplan dan wel een partiële herziening. Hierin wordt de in het nieuwe Bro opgenomen "Gevallen van geringe planologische betekenis" betrokken.

·         Handleiding voorbereidingsbesluiten aanpassen

·         Beleidsnota 19 lid 3 WRO vervangen

·         Actiepuntenlijst administratieve afhandeling Ontwikkelingsplannen vervangen

·         Actiepuntenlijst administratieve afhandeling ruimtelijke onderbouwingen vervangen

·         Beleid Ontwikkelingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen vervangen

·         Opstellen standaard procedure en indeling anterieure en posterieure overeenkomsten in het privaatrechtelijke spoor

·         Opstellen standaard procedure en indeling exploitatieplan

·         Gemeentelijk planschadebeleid aanpassen.

·         Aanpassen Exploitatieverordening Delft 2002 (inclusief toelichting)

·         Aanpassen Regeling Planschade 2005

·         Waarborgen goede boekhouding t.b.v. kostenverhaal.

·         In beeld brengen personele consequenties en dekking van de verandering in de werkzaamheden van de ambtelijke organisatie


Bijlage 1 :         Geraadpleegde literatuur

 

 

·         Beleidsnota 19 lid 3 WRO

 

·         Handboek Bestemmingsplannen 2007

 

·         Handleiding voorbereidingsbesluiten

 

·         Het juiste voorstel op de juiste plaats, gemeente Delft

 

·         Ontwikkelingsvisie Delft 2005, gemeente Delft, december 1998

 

·         Overzicht raad planvormen RO en procedures, gemeente Delft

 

·         Raadsvoorstel implementatie en evaluatie

 

·         Efficiency procedures 20071203

 

·         Exploitatieverordening Delft 2002

 

·         Regeling planschade 2005

 

·         Actiepuntenlijst administratieve afhandeling Ontwikkelingsplannen

 

·         Actiepuntenlijst administratieve afhandeling ruimtelijke onderbouwingen

 

·         Ketenproces Bouwinitiatieven

 

 

 


Bijlage 2 :      Lijst kostensoorten

 

·         de waarde van de gronden in het exploitatiegebied;

·         de waarde van de opstallen die in verband met de exploitatie van de gronden niet gehandhaafd kunnen worden;

·         de kosten van het vrijmaken van de gronden in het exploitatiegebied van persoonlijke rechten en lasten, eigendom, bezit of beperkt recht en zakelijke lasten;

·         de kosten van sloop, verwijdering en verplaatsing van opstallen, obstakels, funderingen, kabels en leidingen in het exploitatiegebied.

·         de kosten van het verrichten van onderzoek, waaronder in ieder geval begrepen grondmechanisch en milieukundig bodemonderzoek, akoestisch onderzoek, ander milieukundig onderzoek, archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek;

·         de kosten van bodemsanering, het dempen van oppervlaktewateren, het verrichten van grondwerken, met inbegrip van het egaliseren, ophogen en afgraven;

·         de kosten van de aanleg van voorzieningen in een exploitatiegebied;

·         de kosten van maatregelen, plannen, besluiten en rechtshandelingen met betrekking tot gronden, opstallen, activiteiten en rechten in het exploitatiegebied, waaronder mede begrepen het beperken van milieuhygiënische contouren en externe veiligheidscontouren;

·         de kosten van de noodzakelijke compensatie van in het exploitatiegebied verloren gegane natuurwaarden, groenvoorzieningen en watervoorzieningen;

·         de kosten van voorbereiding, ontwikkeling, beheer en toezicht verband houdende met de aanleg van de voorzieningen en werken,;

·         de kosten van het opstellen van gemeentelijke ruimtelijke plannen ten behoeve van het exploitatiegebied;

·         de kosten van het opzetten en begeleiden van gemeentelijke ontwerpcompetities en prijsvragen voor het stedebouwkundig ontwerp van de locatie, en de kosten van vergoedingen voor deelname aan de prijsvraag;

·         de kosten van andere door het gemeentelijk apparaat of in opdracht van de gemeente te verrichten werkzaamheden, voor zover deze werkzaamheden rechtstreeks verband houden met de in dit besluit bedoelde voorzieningen, werken, maatregelen en werkzaamheden;

·         de kosten van tijdelijk beheer van de door of vanwege de gemeente verworven gronden, verminderd met de uit het tijdelijk beheer te verwachten opbrengsten;

·         de kosten van tegemoetkoming van schade;

·          niet-terugvorderbare BTW, niet gecompenseerde compensabele BTW,of andere niet-terugvorderbare belastingen, over de kostenelementen;

·         rente van geïnvesteerde kapitalen en overige lasten, verminderd met renteopbrengsten.

 

 


Bijlage 3 :      Tijdsplanning
   Bijlage 3 :      Tijdsplanning