30 March 2000

Bijlage - DMZ rapportage 2e kwartaal 1999
 


lijst ingekomen stukken

 

DMZ

RAPPORTAGE 2E KWARTAAL 1999

t.b.v. de commissie Werk, Zorg & Onderwijs

versie: definitief

 

Inhoudsopgave.

1. Activering

2. Ontwikkeling cliëntaantallen en werkvoorraden

3. Wet Voorzieningen Gehandicapten

4. Bijzondere Bijstand

5. Periodieke bijstand

 

 

 

Activering.

In deze paragraaf worden achtereenvolgens de resultaten behandeld van de uitvoering van de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW) en de Individuele Trajectbemiddeling (ITB tot en met het 2e kwartaal 1999.

 

WIW.

 

Tabel 1.1: ontwikkeling van het aantal WIW-werknemers.

Doelstelling

Realisatie t/m 2e kwartaal

1999

Aantal

in %

Aantal WIW-werknemers in dienst begin

252

Instroom: nieuwe dienstbetrekkingen

110

44

40.0 %

Uitstroom: beëindigde dienstbetrekkingen

50

31

62,0 %

Aantal WIW-werknemers in dienst per ultimo

310

265

85,5 %

Er is een taakstelling geformuleerd van 310 werknemers, die uiterlijk op 31 december 1999 in dienst van Stichting Werkplan zouden moeten zijn. Deze taakstelling is gebaseerd op de maximale subsidiemogelijkheden, die het ministerie aan ons toekent. Het streven is er daarom op gericht de potentiele subsidiemogelijkheden maximaal te benutten.

Ten opzichte van het aantal werknemers op 1 januari 1999, zou dit een uitbreiding betekenen van 58 extra werknemers. Er is uiteraard ook sprake van een uitstroom uit de WIW, waardoor er sprake moet zijn van een fors nieuwe instroom in 1999. Per 1 juli 1999 was het werknemersaantal 265. De instroom blijft relatief achter. Daarom wordt in het tweede halfjaar een extra actie georganiseerd, teneinde de taakstelling toch zoveel mogelijk te realiseren.

Het aantal van 310 is overigens niet geheel absoluut. Een en ander is afhankelijk van de werkloosheidsduur van de in dienst genomen werknemers, omdat dit de exacte subsidie bepaalt. Op 1 oktober zal in dit kader een meer definitieve taakstelling kunnen worden geformuleerd, aan de hand van het werknemersbestand op dat moment.

De positieve uitstroomdoelstelling vanuit de WIW blijft enigszins achter bij de doelstelling..

 

 

Tabel 1.2: specificatie van de uitstroom van WIW-ers.

Realisatie t/m 2e kwartaal

Aantal

in %

Uitstroom naar:

Niet-gesubsidieerde arbeid

13

41,9 %

Gesubsidieerde arbeid

8

25,8 %

Ontslag

5

16,1 %

Overige

5

16.1 %

Totale uitstroom

31

100,0 %

 

ITB.

De jaartaakstellingen van de ITB- organisatie hebben in het tweede kwartaal ter discussie gestaan, als gevolg van bezuinigingen van het RBA op de personeelsformatie. Als gevolg hiervan zijn de oorspronkelijke taakstellingen in neerwaartse zin bijgesteld. Deze gegevens worden in de derde kwartaalrapportage uitgebreid in de tabellen verwerkt.

Over het eerste halfjaar zijn vanuit de ITB- organisatie toch 161 DMZ- clienten uitgeplaatst naar werk. Dit blijft enigszins achter bij de oorspronkelijke taakstelling, maar loopt met de nieuwe taakstelling goed in de pas.

 

 

Ten aanzien van het aantal nieuwe trajecten, dat met DMZ- klanten dient te worden aangegaan is een resultaat bereikt van in totaal 247 klanten. Dat is 44 % ten opzichte van de oude taakstelling. Ten opzichte van de gewijzigde taakstelling is een resultaat bereikt van 57 %. Ook dat loopt daarom goed in de pas.

 

 

Tabel 1.3 aantal nieuwe gestarte trajecten en nieuwe plaatsingen ITB.

Doelstelling

realisatie t/m 2e kwartaal

1999

Aantal

in %

aantal nieuwe trajecten

met DMZ-clienten fase 2

94

82

87,2 %

met DMZ-clienten fase 3

462

165

35,7 %

totaal nieuwe trajecten

556

247

44,4 %

aantal plaatsingen van DMZ-cliënten

389

161

41,4 %

aantal plaatsingen in % van nieuwe trajecten

70%

65 %

terug naar boven

 

2. ontwikkeling cliëntaantallen en werkvoorraden.

2.1 cliëntaantallen.

Het aantal cliënten is in het 2e kwartaal opnieuw gedaald. Het tempo van de daling lijkt bovendien iets te versnellen. Dit blijkt ook uit de lijn in onderstaande grafiek die het gemiddelde aantal cliënten over de afgelopen twaalf maanden aangeeft.

 

Sinds maart j.l. kunnen uit SDMS ook statistische gegevens over in- en uitstroom van het aantal cliënten worden verkregen. Aangezien beëindigingsonderzoeken volgens de wet nog tot 3 maanden na de laatste uitkeringsdatum kunnen worden afgerond, zijn de gegevens over maart en april nu betrouwbaar. In deze maanden werden 91 periodieke uitkeringen beëindigd en 74 nieuwe uitkeringen gestart. In de komende tijd zal de ‘databank’ van in- en uitstroom verder moeten worden opgebouwd.

 

werkvoorraden levensonderhoud, bijzondere bijstand en mutaties.

Tabel 2.1: ontwikkeling werkvoorraden levensonderhoud, bijzondere bijstand en mutaties.

 

eind mrt

eind juni

norm.

ouder dan 8 weken

Werkvoorraden

31-3-99

30-6-99

voorraad

mrt

juni

Aanvragen levensonderhoud

163

121

91

29

28

Aanvragen bijz. bijstand

636

468

374

170

148

Mutaties

339

347

496

109

90

 

In de rapportage over het 1e kwartaal werd de verwachting uitgesproken dat werkvoorraden en doorlooptijden zich in het 2e kwartaal zouden stabiliseren. In de praktijk zijn de werkvoorraden echter gedaald. Dit geldt zowel voor aanvragen levensonderhoud als bijzondere bijstand.

Een verklaring voor de daling ligt in de lagere instroom. In het 2e kwartaal werden ca. 20 % minder aanvragen levensonderhoud en bijzondere bijstand ingediend dat in de 1e drie maanden van het jaar. Bovendien lag ook het ziekteverzuim in de sector Uitkeringen enkele procenten lager dan in het 1e kwartaal. Dit is overigens een normale ontwikkeling, omdat het ziekteverzuim in herfst en winter altijd hoger ligt dan in voorjaar en zomer.

 

 

De verlaging van de voorraden wordt nog niet zichtbaar in een verkorting van de doorlooptijden. In het 2e kwartaal kostte de afhandeling van een aanvraag levensonderhoud ruim 5 weken. Voor de bijzondere bijstand was dat ruim 6 weken. Dit is nog aanzienlijk hoger dan de intern gehanteerde norm van 4 weken.

Nu het verbetertraject per 1 juli j.l. is afgerond, komt er meer ruimte om werkvoorraden en doorlooptijden verder te verlagen.

 

2.3 overige werkvoorraden.

In overige werkvoorraden hebben zich - ten opzichte van de vorige rapportage – geen belangrijke mutaties voorgedaan. De werkvoorraad beslagzaken vertoont de sterkste fluctuaties, omdat deze vaak in bulk worden aangeleverd.

Tabel 2.2: werkvoorraden Ioaw/z.

eind mrt

eind juni

ouder

31-3-99

30-06-99

8 wkn

Ioaw/z intake / mutaties/herodz

38

35

1

 

Tabel 2.3: overige werkvoorraden.

eind mrt

eind juni

norm.

31-3-99

30-06-99

voorraad

Beëindigingsonderzoeken

109

101

100

Herberekeningen

38

26

100

Beslagzaken

76

57

50

 

 

2.4. heronderzoeken.

Tabel 2.4 produktie heronderzoeken.

aantallen

Geplande produktie

2.996

Waarvan afgewerkt (a)

2.969

Eindvoorraad

27

 

Bij de start van de heronderzoeken (juni 1998) moesten ca. 3.000 dossiers worden afgewerkt. Op enkele tientallen dossiers na is dit omvangrijke project per 1 juli j.l. – de afloopdatum van het verbetertraject – volgens plan afgerond.

De 27 dossiers die op 1 juli j.l. nog openstonden, bevonden zich in de beslisfase en zijn in de maand juli definitief afgewerkt. Over de afloop van het verbetertraject wordt u in een afzonderlijke rapportage nader geïnformeerd.

terug naar boven

 

3. Wet Voorzieningen Gehandicapten.

Tabel 3.1: werkvoorraden en ingediende aanvragen tot en met juli 1999.

werkvoorraden

Aanvragen in 1999

31-3-99

31-7-99

Ingediend

afgehand.

Woonvoorzieningen

348

425

588

427

Rolstoelen

213

250

421

336

Vervoersvoorzieningen

284

410

861

689

Totaal

845

1.085

1.870

1.452

 

Per eind mei j.l. is het WVG-systeem vervangen door een pakket van een andere leverancier. Dit hield verband met het feit dat het oude systeem niet millennium-proof kon worden gemaakt. Helaas is de conversie niet zonder problemen verlopen waardoor het ‘herstel’ van de data in het systeem de nodige tijd en energie gekost heeft. Uiteindelijk heeft op de voorraad een correctie plaatsgevonden van 31 stuks.

De conversie van het automatiseringssysteem is één van een aantal problemen in de bedrijfsvoering van het specialistenteam. Hierover is in de ‘reguliere’ marap reeds gerapporteerd. De problemen hebben er wel toe geleid dat de werkvoorraad in de laatste maanden aanzienlijk is gestegen. In de marap worden voorstellen gedaan om deze ontwikkeling ongedaan te maken.

 

Ook in het 2e kwartaal van 1999 – in deze rapportage in verband met de conversie-problemen aangevuld met de maand juli – blijkt het aantal ingediende aanvragen lager dan in dezelfde periode van vorig jaar. De trend van een daling in de aanvragen zet daarmee verder door en is nu ook vertaald in de financiële prognoses, zoals opgenomen in onderstaande tabel.

 

Tabel 3.2: aangegane verplichtingen WVG in tot en met juli 1999.

kosten t/m juli

 

jaar 1999

 

realisatie

Bedragen x ƒ 1.000

Realisatie

Budget

+/-

Prognose

Budget

+/-

1998

 

 

 

 

 

 

 

 

Apparaatskosten

1.020

1.020

0

1.750

1.661

-89

1.462

Verstrekkingen

Woonvoorzieningen

1.008

1.070

62

1.713

1.835

122

2.451

Rolstoelen

919

560

-359

1.678

840

-838

2.462

Vervoersvoorzieningen

2.437

3.061

624

3.504

4.770

1.265

4.709

Subtot. Verstrekkingen

4.364

4.691

327

6.896

7.445

549

9.622

Kosten advisering

Woonvoorzieningen

93

128

35

178

193

15

157

Rolstoelen & vervoer

142

265

123

275

398

123

529

Subtot. Advisering

235

393

159

453

590

137

686

Totaal

5.619

6.104

486

9.099

9.696

597

11.770

 

De kosten tot en met juli blijven ruim binnen de begroting, ondanks het feit dat de bezuinigingen op een aantal onderdelen (nog) niet worden gerealiseerd. Het besparingsverlies wordt per saldo geneutraliseerd door de dalende trend in het aantal aanvragen.

Tabel 3.2 vermeldt het taakstellende WVG-budget voor DMZ en SO van ƒ 9.696.000. Inmiddels is binnen de Gemeente Delft voor de uitvoering van de WVG ƒ 9.989.500 beschikbaar. (zie voor de opbouw van dit bedrag de nota financiële stand van zaken WVG die ongeveer gelijktijdig met deze rapportage verschijnt.) Het voor Delft beschikbare bedrag is onder andere verhoogd door extra middelen vanuit het Rijk. Deze toevoegingen zijn (nog) niet vertaald naar taakstellende budgetten. Als het taakstellende budget van tabel 3.2 bij de rekening 1999 niet wordt overschreden, ontstaat een voordeel dat in principe kan worden toegevoegd aan de vereveningsreserve WVG.

In de prognose is voorts rekening gehouden met hogere apparaatskosten in verband met de herstructurering van het specialistenteam. Hierover is in de marap gerapporteerd.

In het 2e kwartaal zijn de kosten van scootmobielen alsnog overgeheveld van de rolstoelvoorzieningen naar de vervoersvoorzieningen. In verband hiermee is het jaarbudget voor rolstoelvoorzieningen met

de huidige prognose voor de kosten scootmobielen (ad. ƒ 1,2 mln) verlaagd. Uiteraard is dit budget toegevoegd aan de vervoersvoorzieningen. Voorts is in het budget van de vervoersvoorzieningen eerdere besluitvorming over het ouderenvervoer verwerkt: het nieuwe budget uit de herbezinningsnota ad. ƒ 37.500 is wegens overheveling van het ouderenvervoer naar de Stadstax verhoogd tot ƒ 68.500.

De kosten van rolstoelen zijn – ondanks het feit dat de scootmobielen zijn overgeheveld naar de vervoersvoorzieningen – veel hoger dan op basis van het 1e kwartaal mocht worden verwacht. Dit heeft twee oorzaken:

  • in de rapportage over het 1e kwartaal zijn de kosten rolstoelen te laag opgenomen omdat abusievelijk de faktuur over de maand maart niet was meegenomen;
  • het contract met Hartingbank is nog niet in werking getreden. De consequentie hiervan is dat nog steeds de ‘oude’ prijzen worden betaald. Het is de bedoeling dat dit met terugwerkende kracht tot 1 april j.l. nog wordt gecorrigeerd. Onderhandelingen hierover met de Hartingbank en de oude leverancier Zorglease zijn gaande. De verlaging van de kosten van rolstoelen die hieruit resulteert, is dan ook nog niet in de cijfers verwerkt. Deze toelichting geldt overigens ook voor de scootmobielen.

 In een separate nota wordt u een toelichting gegeven op de stand van zaken met betrekking tot de bezuinigingsmaatregelen uit de Herbezinningsnota WVG. In het onderstaande worden de kosten van de WVG nader gespecificeerd in enkele tabellen. Daarbij wordt volstaan met een korte toelichting op de gepresenteerde cijfers.

 

Tabel 3.3: overzicht kosten woonvoorzieningen

Bedragen x ƒ 1.000

t/m juli 1999

prognose 1999

jaar 1998

Bedrag

bedrag

aantal

Bedrag

Toegekende woningaanpassingen

tot ƒ 2.000

fl 322.986

fl 535.000

183

fl. 162.000

tussen ƒ 2.000 en ƒ 15.000

332.471

570.000

172

1.124.000

boven ƒ 15.000

31

713.000

Onderhoud, keuringen, reparaties

88.441

155.000

167

100.000

Verhuiskostenregelingen

256.000

438.000

115

345.000

Roerende zaken

8.413

15.000

3

6.000

Totaal

 

1.008.312

1.713.000

671

2.451.000

Budget

 

1.223.333

1.835.000

2.475.000

Verschil

 

215.022

122.000

24.000

 

In verband met de overgang naar het nieuwe geautomatiseerde syteem zijn over de actuele rapportageperiode geen betrouwbare aantallen beschikbaar. De aantallen-kolom is daarom in deze rapportage niet opgenomen (dit zal in de volgende rapportage weer hersteld zijn).

 

Tabel 3.4: aangepaste woningen in Delft.

Aantal

stand per 1 januari 1999

789

nieuw aangepaste woningen in 1999

44

stand per 30 juni

 

 

833

Vrijgekomen woningen in 1999

 

22

Waarvan toegekend aan gehandicapten

12

Waarvan toegekend aan overigen

2

Waarvan nog niet toegekend

8

 

De dienst SO houdt informatie bij over de aantallen aangepaste woningen in Delft. In het 2e kwartaal zijn er geen nieuwe aangepaste woningen aan het bestand toegevoegd. Wel zijn er in deze periode 11 aangepaste woningen vrij gekomen. Dit zijn er evenveel als in het 1e kwartaal.

 

Tabel 3.5: overzicht kosten vervoersvoorzieningen.

Bedragen x ƒ 1.000

t/m juli 1999

Prognose 1999

Aantal

Bedrag

aantal

bedrag

Verstrekkingen forfaitair bedrag

1774

668.361

1774

668.361

Volledige taxikostenvergoedingen

161

408.975

200

460.455

Vergoedingen bovenlokaal vervoer

0

0

30

45.000

Bruikleenauto's

9

54.073

9

92.696

Stadstax

zone 1

83010

526.100

142303

901.886

zone 2

2584

30.933

4430

53.028

Ouderenvervoer

1827

50.828

3132

87.134

Scootmobielen

349

697.504

355

1.195.721

Totaal

 

 

2.436.774

 

3.504.281

Budget

 

3.060.984

4.769.500

Verschil

 

624.210

1.265.219

 

Zoals boven reeds opgemerkt, zijn de kosten van scootmobielen nu alsnog opgenomen onder de vervoersvoorzieningen.

 

 

 

Tabel 3.6 WVG: aantallen en kosten van toegekende scootmobielen

Aantal

Bedrag p mnd

bedrag t/m juli

Scootmobielen in omloop per 1 januari 1999

335

100.500

-

nieuw toegekend

32

7.040

-

Ingetrokken

18

3.000

-

Scootmobielen in omloop per 31 juli 1999

349

104.540

697.504

In de kosten van scootmobielen zijn nog steeds de prijzen verwerkt van het ‘oude’ contract. Zoals boven aangegeven zullen de kosten dus uiteindelijk lager uitvallen. Hoeveel is nog niet bekend maar een eerste schatting is dat de prijs tussen 10 en 15 % lager zal uitvallen.

 

Tabel 3.7 WVG: resultaten van uitgevoerde heronderzoeken

Bedragen x ƒ 1.000

aantal

bedrag

Voorzieningen ongewijzigd

229

-

Voorzieningen gewijzigd (incl. nieuwe aanvraag)

27

+13.650

Voorzieningen ingetrokken

27

-/- 18.847

Uit de tabel blijkt dat uit de tot nu toe uitgevoerde heronderzoeken per saldo een besparing van f 5.200 op de uitstaande voorzieningen is gerealiseerd. Dit moet echter nog gecorrigeerd worden voor de kosten voor inhuur van extra personeel, welke voor de rapportageperiode f 21.300 bedragen. Als hiermee rekening wordt gehouden, hebben de heronderzoeken dus nog geen besparing opgeleverd.

 

 

 

 

Tabel 3.8 WVG: Indicering: aantallen en kosten van advisering

aantallen

bedragen

Bedragen x ƒ 1.000

realisatie

prognose

realisatie

prognose

Besparing door adviezen eigen consulenten

333

660

¦ 43.730

¦ 102.289

Externe adviezen (aantallen en kosten)

Woonvoorzieningen

306

587

92.911

178.231

Rolstoelen en vervoer

412

799

141.712

274.825

 

De adviezen van eigen consulenten leveren besparingen op vanwege lagere uitgaven voor externe adviezen; de besparingen worden gecorrigeerd voor de kosten voor begeleiding door externe deskundigen, alsmede voor de kosten voor inhuur van extra personeel en scholing van het eigen personeel. Het jaarbudget vanuit de herbezinningsnota bedraagt hiervoor resp. f 70.000 en f 30.000. Van het budget voor inhuur is f 3.500 in de rapportage periode besteed.

 

4. bijzondere bijstand.

 

Tabel 4.1: ontwikkeling aantallen verstrekkingen bijzondere bijstand in 1999.

verstrekkingen tot en met juni

prognose

realisatie

1999

1998

+/-

1999

1998

Bijzondere Bijstand:

- eenmalig

1.573

1.679

-106

3.187

3.187

- periodiek

632

621

11

870

870

Subtotaal

2.205

2.300

-95

4.057

4.057

Armoedebeleid

753

1.240

-487

2.376

2.376

Totaal

2.958

3.540

-582

6.433

6.433

 

Het aantal verstrekkingen is in het 1e halfjaar van 1999 met 4 % gedaald ten opzichte van dezelfde periode van vorig jaar. Dit is opmerkelijk omdat het aantal afgehandelde aanvragen over dezelfde periode licht is gestegen. Het lijkt erop dat er wat ‘strenger’ wordt beslist dan in het verleden. Dit hangt mogelijk samen met het feit dat in de 2e helft 1997 – toen de achterstanden moesten worden weggewerkt – sprake was van een tijdelijke vereenvoudiging van de aanvraagprocedure bijzondere bijstand. Hoewel deze tijdelijke maatregel in de 1e helft van 1998 formeel niet meer geldig was, is er waarschijnlijk sprake geweest van een geleidelijke ontwikkeling waarbij aanvragen minder snel worden gehonoreerd.

 

Tabel 4.2: ontwikkeling uitgaven bijzondere bijstand in 1999.

Uitgaven t/m juni

jaar 1999

realisatie

Bedragen x fl 1.000,-

Realisatie

budget

+/-

Prognose

budget

+/-

1998

Verstrekkingen:

Bijzondere Bijstand

-1.694

-2.165

471

-4.000

-4.330

330

-4.001

Armoedebeleid

-483

-500

17

-1.000

-1.000

0

-1.281

Bijzondere posten

-15

-67

32

-134

-134

0

-62

Totaal uitgaven

-2.192

-2.732

540

-5.134

-5.464

0

-5.344

Inkomsten:

Terugvordering & verhaal

572

500

72

1.100

1.000

0

1.188

 

Waar de verstrekkingen in het 1e halfjaar met 4 % zijn gedaald ten opzichte van dezelfde periode in 1998, zijn de verstrekte bedragen zelfs met 19 % gedaald. Dit is een bedrag van ca. ƒ 4 ton.

De daling is geheel toe te schrijven aan de categoriën voorzieningen in verband met wonen en directe levensbehoeften. Dit zijn ook de categoriën waarin de hoogste bedragen per aanvraag worden verstrekt. Een nadere toelichting op de uitgavenontwikkeling treft u aan in het vervolg van dit hoofdstuk.

De prognose voor de uitgaven bijzondere bijstand is verlaagd naar het uitgavenniveau van 1998. Dat is ruim ƒ 3 ton lager dan het in 1999 beschikbare budget. In de prognose is rekening gehouden met een mogelijk ‘inhaaleffect’ in de 2e helft van het jaar in verband met een verdere verlaging van de hoge werkvoorraden van de 1e maanden van dit jaar.

Bij de uitgaven in het kader van het armoedebeleid wordt het effect zichtbaar van het ingestelde plafond van ƒ 1.000 bij de witgoedregeling. De uitgaven waren in het 2e kwartaal veel lager dan het 2e kwartaal van 1998. De verwachting is dat uitgaven voor heel 1999 aanzienlijk lager zullen uitvallen dan vorig jaar. Hier is echter in het budget al rekening mee gehouden.

De inkomsten uit terugvordering en verhaal zijn marginaal lager dan vorig jaar, maar lopen nog aanzienlijk voor op het budget. De prognose is dan ook verhoogd naar ƒ 1,1 mln.

Als de huidige ontwikkeling verder doorzet, zal op de bijzondere bijstand in 1999 een voordeel ontstaan van enkele tonnen.

4.1. bijzondere bijstand; ontwikkelingen van het aantal verstrekkingen exclusief armoedebeleid

Het aantal verstrekkingen bijzondere bijstand is ten opzichte van het eerste halfjaar van 1998 met 95 afgenomen. Dit betekent een daling van het aantal verstrekkingen met 4%.

Een daling van het aantal verstrekkingen deed zich met name voor in de rubrieken directe levensbehoeften (toeslagen e.d.); de voorzieningen in verband met wonen (verhuis- en inrichtingskosten en woonkostentoeslagen) en de rubriek overig.

In de rubrieken voorzieningen in verband met opvang, uitstroom en medische dienstverlening is er sprake van de stijging. Opvallend is de duidelijke toename van het aantal verstrekkingen (toename 41%) gericht op uitstroom.

In de onderstaande figuur wordt u een gerubriceerd overzicht geboden van het aantal verstrekkingen gedurende het eerste halfjaar van 1997 tot en met 1999, exclusief het armoedebeleid.

 

Figuur 4.1. aantal verstrekkingen bijzondere bijstand eerste halfjaar 1997 tot en met 1999

 

1 directe levensbehoeften

6 financiele transacties

2 voorz. Ivm huishouden

7 uitstroom

3 voorz. Ivm wonen

8 medische dienstverlening

4 voorz. Ivm opvang

9 overig

5 maatschappelijk verkeer

 

 

Van het totaal aantal verstrekkingen werden er 442 verstrekkingen gedaan aan personen ouder dan 65 jaar. Dit is 20% van het totaal aantal verstrekkingen.

 

4.2. Uitgaven bijzondere bijstand, exclusief armoedebeleid

De uitgaven bijzondere bijstand zijn gedaald met 18%. Ten opzichte van het eerste halfjaar van 1998 is een bedrag van ¦ 373.945,-.

Een daling van de uitgaven vond plaats binnen de rubrieken overig; directe levensbehoeften en voorzieningen in verband met wonen. De bedragen die binnen rubrieken worden verstrekt zijn relatief groot, zodat een geringe daling van het aantal verstrekkingen een groter effect heeft op de daling van de uitgaven.

Opvallend is de daling van ¦ 189.000,- naar ¦ 123.000,- van de toeslagen die verstrekt worden als aanvulling op de norm voor zelfstandig wonende jongeren.

Een duidelijke stijging vond plaats binnen de rubriek verstrekkingen in verband met uitstroom.

Een mogelijke verklaring van de daling van de uitgaven ligt in het feit dat nu de achterstanden (met name in de tweede helft van 1997) zijn weggewerkt er meer aandacht wordt besteed aan de rechtmatigheid en de noodzaak van een verstrekking bijzondere bijstand. In 1997 was er sprake van een vereenvoudiging van de aanvraagprocedure bijzondere bijstand. Hoewel deze tijdelijke maatregel in 1998 formeel niet meer aan de orde was, is er sprake van een geleidelijke ontwikkeling waarbij aanvragen minder snel gehonoreerd worden.

Een andere mogelijke verklaring is de daling van het aantal uitkeringsgerechtigden. Dit is niet alleen bij de DMZ het geval, maar is een landelijke trend.

Nagegaan is ook of de daling van het aantal verstrekkingen voor verhuis- en inrichtingskosten gepaard is gegaan met een daling van de instroom van nieuwkomers (met name statushouders). Dit blijkt niet het geval. De instroom van nieuwkomers is gedurende dit eerste halfjaar ongeveer gelijk aan de instroom in het eerste halfjaar van 1998.

In het onderstaande overzicht wordt u een gerubriceerd overzicht geboden van de uitgaven bijzondere bijstand van het eerste halfjaar van 1997, 1998 en 1999.

 

Figuur 4.2. Uitgaven bijzondere bijstand eerste halfjaar 1997, 1998 en 1999.

 

 

1 directe levensbehoeften

6 financiele transacties

2 voorz. Ivm huishouden

7 uitstroom

3 voorz. Ivm wonen

8 medische dienstverlening

4 voorz. Ivm opvang

9 overig

5 maatschappelijk verkeer

 

4.3 Armoedebeleid: categoriale verstrekkingen

Sinds 1-7-1997 zijn twee categoriale regelingen te onderscheiden: de witgoedregeling en de regeling voor bijkomende studiekosten. Daarnaast heeft Delft ook een noodfonds in het kader van de schuldhulpverlening.

a. de witgoedregeling

Deze regeling maakt het voor belanghebbenden, die gedurende langere tijd aangewezen zijn op een minimuminkomen mogelijk om een aantal duurzame gebruiksgoederen aan te schaffen. Als een belanghebbende voldoet aan de criteria wordt de bijstand verstrekt als gift. In totaal kan voor een viertal goederen, eenmaal per 8 jaar per gebruiksgoed, bijzondere bijstand worden verleend.

Met ingang van 1 maart 1999 zijn de verstrekkingen in het kader van deze regeling gebonden aan een maximum van ¦ 1000,- per jaar.

In de onderstaande tabel wordt u een overzicht geboden van de uitgaven in het eerste halfjaar van 1997, 1998 en 1999.

 

Tabel 1. Uitgaven armoedebeleid eerste halfjaar 1998 en 1999

Soort verstrekking

1998

1999

Koelkast

114.559

89.124

Wasmachine

229.824

224.699

Stofzuiger

49.693

50.739

Televisie

115.069

113.974

Totaal

509.146

478.537

 

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de uitgaven in het kader van het armoedebeleid met een bedrag van ¦ 30.609,- zijn afgenomen. Dit betekent een daling van de uitgaven met 6%.

Het aantal verstrekkingen is ten opzichte van 1998 gedaald met 5%. In de onderstaande tabel vindt u een overzicht.

 

Tabel 2. Verstrekkingen witgoedregeling eerste halfjaar 1998 en 1999

Soort verstrekking

1998

1999

Koelkast

204

159

Wasmachine

232

229

Stofzuiger

163

168

Televisie

188

189

Totaal

787

745

 

De eerste effecten van de beperking van de uitgaven binnen de witgoedregeling beginnen zichtbaar te worden. De verwachting is dat de komende kwartalen de effecten verder zichtbaar worden.

Inmiddels zijn sinds de invoering van de witgoedregeling per 1-7-1997 8 kwartalen verstreken. In het onderstaand overzicht wordt u een overzicht geboden van het gemiddeld aantal verstrekkingen per gebruiksgoed per kwartaal.

In dit zelfde overzicht worden de aantallen verstrekkingen gepresenteerd over het tweede kwartaal van 1999.

Uit het overzicht blijkt dat het aantal verstrekkingen witgoed in het tweede kwartaal van 1999 gedaald is ten opzichte van het kwartaalgemiddelde. Waarschijnlijk is dit een gevolg van de beperkende maatregelen die zijn ingevoerd per 1 maart 1999.

 

Tabel 3; gemiddeld aantal verstrekkingen sinds 1-7-1997 en het aantal verstrekkingen in het tweede kwartaal 1999.

Soort verstrekking

Gemiddeld per kwartaal

2-de kwartaal 1999

Koelkast

103

50

Wasmachine

123

95

Stofzuiger

89

56

Televisie

103

64

Totaal

418

265

 

b. de regeling voor bijkomende studiekosten

Dit betreft een regeling voor ouders met een minimuminkomen die kinderen hebben die het voortgezet onderwijs bezoeken. Deze vorm van bijstandsverlening vindt zoveel mogelijk ambtshalve plaats. Uitbetaling vindt in principe plaats voor het begin van het schooljaar.

Voor ouders die niet bekend zijn bij de DMZ geldt dat zij een aanvraag in kunnen dienen.

De betalingen voor deze bijkomende studiekostenregeling hebben niet plaatsgevonden in het tweede kwartaal en zijn dus nog niet in deze nota verwerkt. De betalingen in het kader van deze regeling hebben plaatsgevonden begin juli. In de volgende rapportage zal hierover nader worden gerapporteerd.

In de onderstaande tabel wordt u een overzicht geboden van de uitgaven gedurende het eerste halfjaar.

 

Tabel 4 Uitgaven bijkomende studiekosten eerste halfjaar 1999

Soort verstrekking

Bedrag

Aantal

Bijkomende studiekosten 12 jarigen

600,00

2

Bijkomende studiekosten 13-17 jarigen

3.900,00

6

Totaal

4.500,00

8

 

c. noodfonds schuldhulpverlening

De budgetwinkel heeft een noodfonds om in ernstige gevallen een oplossing te bieden bij ernstige schuldproblemen. Voor het begrotingsjaar 1999 is de omvang van dit fonds teruggebracht van

¦ 104.000,- naar ¦ 25.000,-. De verwachting is dat door invoering van de Wet schuldsanering natuurlijke personen en door betere afspraken met de coöperaties en Delfland het aantal problematische schuldsituaties waarin direct hulp moet worden geboden afneemt.

In het eerste halfjaar van 1999 werden uit dit fonds 9 verstrekkingen gedaan. Hiermee was een bedrag gemoeid van ¦ 12.920,-.

In de onderstaande tabel wordt u een overzicht geboden van de uitgaven en verstrekkingen van het noodfonds sinds 1997.

 

Tabel 5: aantal verstrekkingen noodfonds schuldhulpverlening gedurende het eerste kwartaal van 1997, 1998 en 1999

 

1997

1998

1999

Aantal verstrekkingen

25

21

9

Uitgaven

73.838

54.482

12.920

 

Uit het bovenstaande overzicht blijkt dat het beroep op het noodfonds is afgenomen.

De bedragen die uit het noodfonds worden verstrekt zijn over het algemeen leningen die door belanghebbenden moeten worden terugbetaald. Aan terugbetalingen in verband met eerder verstrekte leningen werd in het eerste kwartaal een bedrag ontvangen van ¦ 19.363,-.

 

 

4.4. Terugbetalingen leenbijstand

In de begroting is een bedrag aan terugbetalingen opgenomen van ¦ 1.000.000,-. Gedurende het eerste halfjaar is aan terugbetalingen een bedrag van ¦ 572.000,- geboekt. De prognose voor 1999 is op dit punt aangepast. Geprognosticeerd wordt dat in 1999 een bedrag van 1,1 miljoen gulden zal worden ontvangen.

 

4.5. Bijzondere posten binnen de bijzondere bijstand

Binnen de bijzondere bijstand zijn nog enkele bijzondere posten opgenomen. Voor deze posten is voor 1999 in totaal een bedrag begroot van ¦ 134.000,-. In het eerste halfjaar van 1999 is hiervan een bedrag uitgegeven van ¦ 15.210,-

In het onderstaande overzicht worden de uitgaven weergegeven.

 

Tabel 6: uitgaven bijzondere posten eerste halfjaar 1999

Begrotingspost

Begroot

Gerealiseerd

Voorlichting

26.000

0

Kinderopvang

26.000

15.201

Werkervaringsplaatsen

27.000

0

Scholing

55.000

0

TOTAAL

134.000

15.201

 

In de vorige kwartaalrapportages werd aangegeven dat de terugkerende overschotten binnen de bijzondere posten aanleiding zijn om hieruit enkele projecten te financieren. Omtrent deze projecten zult u in de Nota activering, welke in het najaar wordt aangeboden, nader worden geïnformeerd

 

4.6. Conclusie

Ten opzichte van het eerste halfjaar van 1999 is er sprake van een daling van de uitgaven en het aantal verstrekkingen bijzondere bijstand. De verwachting is dat over geheel 1999 er sprake zal zijn van een onderbesteding. Dit maakt verdere intensivering van het beleid inzake de bijzondere bijstand mogelijk.

terug naar boven

5. periodieke bijstand.

In de volgende tabel wordt inzicht gegeven in de verstrekkingen aan periodieke bijstand per regeling.

 

Tabel 5.1: verstrekte bedragen per regeling 1e kwartaal 1999.

2e kwartaal

2e kw.

1999

x ƒ 1000

realisatie

begroot

+/-

1998

Prognose

Begroot

+/-

1998

Abw

38.211

42.864

-4.653

39.416

76.481

79.360

-2.879

76.481

Ioaw

1.429

1.479

-50

1.121

2.738

2.738

0

2.253

Ioaz

80

90

-10

103

301

180

121

301

BZ

248

403

-155

267

752

806

-54

752

Totaal

39.968

44.836

-4.868

40.907

80.272

83.084

-2.812

79.786

 

De verstrekte bedragen zijn lager dan het budget en ook lager dan vorig jaar. Naar verwachting zal aan het eind van het jaar per saldo dan ook een voordeel ontstaan, waarvan 10 % aan de gemeente Delft toevalt. Volgens de huidige verwachting is dat zo’n drie ton.

De inkomsten uit terugvordering en verhaal lopen nog steeds achter bij de begroting, zoals blijkt uit tabel 4.2.

 

Tabel 5.2 ontvangsten uit terugvordering en verhaal tot en met het 2e kwartaal 1999.

2e kwartaal

2e kw.

1999

x ƒ 1000

Realisatie

begroot

+/-

1998

Prognose

Begroot

+/-

1998

Abw

1.667

2.333

-666

1.976

3.400

4.666

-1.266

3.570

Ioaw

5

38

-33

6

20

75

-55

17

Ioaz

0

1

-1

0

1

1

0

2

BZ

179

199

-20

219

397

397

0

479

Totaal

1.851

2.570

-719

2.201

3.818

5.139

-1.321

4.067

 

In de 1e kwartaalrapportage is reeds gemeld dat de tegenvallende inkomsten een nadelig effect hebben op de gemeentelijke begroting. Als de prognose in tabel 4.2 bewaarheid wordt ontstaat voor Delft een nadeel op de begroting van ruim ƒ 3 ton. Dit wordt echter grotendeels gecompenseerd door het verwachte voordeel op de verstrekkingen (zie boven).

In de 1e kwartaalrapportage is voor het achterblijven van de inkomsten reeds de inwerkingtreding van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen genoemd. De afdeling Invordering ontvangt nog steeds aanmerkelijk meer verzoeken van schuldhulpverleningsinstanties tot afboeking van schulden van hun cliënten.

Voorts vertonen de vorderingen op de uitvoeringsinstanties (uvi’s) een sterk dalende lijn. Personen die bij een uvi een aanvraag voor een uitkering hadden ingediend (WW, ZW of WAO) kregen – in afwachting op een definitieve beschikking – vaak een bijstandsuitkering. Als deze cliënt vervolgens met terugwerkende kracht recht bleek te hebben op een uitkering via de uvi, kon de bijstandsuitkering over deze periode worden teruggevorderd. Hiertoe stelde de DMZ een vordering in op de uvi. Inmiddels hebben de uvi’s zelf een voorschotbeleid ontwikkeld, waardoor deze cliënten – in afwachting van hun beschikking – geen bijstand meer ontvangen.

terug naar boven