30 March 2000

Nota - Beleidsplan Abw 2000
 


naar agenda

 

Geacht college,

Op grond van artikel 118 van de Algemene bijstandswet (Abw) stelt de gemeente jaarlijks een beleidsplan en beleidsverslag vast. Deze beleidscyclus staat niet los van andere gemeentelijke beleidstrajecten.

Voor 2000 zijn vooral de nota’s inzake activering en armoedebeleid die in het najaar van 1999 aangeboden worden van belang.

In het kader van deze beleidstrajecten zijn uitgangspunten geformuleerd die evenveel gelding hebben voor het Abw-beleid:

  • Maatregelen moeten activering in de breedste zin van het woord stimuleren. Dit betekent niet alleen gericht op werk, maar ook op tegengaan van sociaal isolement.
  • Voorzieningen moeten zo specifiek mogelijk gericht zijn, maar daarbinnen bereikbaar voor de gehele doelgroep
  • Bij vorming en uitvoering van het beleid moet samenwerking gezocht worden met partners binnen de gemeentelijke organisatie c.q. de stad.

In dit Beleidsplan Abw 2000 komen achtereenvolgens aan de orde de uitvoering Abw (par. 1), inkomensvoorziening/toeslagenbeleid (par. 2), werk (par. 3), armoedebeleid en het tegengaan van maatschappelijk isolement (par. 4) en bevordering van de rechtmatige en doelmatige uitvoering (par. 5). In paragraaf 6 wordt ingegaan op klantenparticipatie en in paragraaf 7 op communicatie.

Als bijlagen zijn bijgevoegd:

  • beleidsverslag Abw 1998;
  • heronderzoeksplan 2000;
  • evaluatie wet boeten en maatregelen.

1. Uitvoering Abw

Medio 1999 is het verbetertraject met succes afgesloten. Voor 2000 zijn de inspanningen gericht op verdere kwaliteitsverbetering. Streven is kwaliteitsverbetering als een steeds voortdurend proces in te bouwen in de organisatie, en deze te ontwikkelen tot een lerende organisatie. Hiertoe is een plan van aanpak opgesteld, met als einddoelstelling ISO-certificering in 2002.

In 2000 worden hiertoe de volgende stappen gezet:

  • Werkwijze beslissers/inzet seniors bij coaching, begeleiding, preventieve en repressieve kwaliteitszorg op de bureaus van de sector Uitkeringen
  • Verdere ontwikkeling project Planning & Normering. De in dit kader in 1999 ontwikkelde normeringssystematiek wordt zodanig geoperationaliseerd dat deze kan dienen als sturingsinstrument
  • Aanpassen automatisering/verbeteren management- en beleidsinformatie. De systematische beschikbaarheid van kwantitatieve informatie is tot op heden nog onvoldoende. Dit wordt ook geconstateerd in verschillende onderzoeken die door het Rijksconsulentschap werden uitgevoerd in Delft. Gedurende 1999 hebben verschillende initiatieven plaatsgevonden om de systematische beschikbaarheid van kwantitatieve informatie te verbeteren. In 2000 worden deze inspanningen voortgezet en op elkaar afgestemd. In dit kader wordt een toepassing ontwikkeld die de informatie, opgeslagen in de DMZ-systemen geautomatiseerd ontsluit.

2. Inkomensvoorziening/toeslagenbeleid

Volgens planning zou de financieringssystematiek van de Abw met ingang van 1 januari 2000 ingrijpend gewijzigd worden. In het bestuurlijk overleg tussen rijk en VNG eind juni jongstleden is overeengekomen dat alle maatregelen rondom de financiering van de Abw en de vorming van het fonds werk & inkomen verder uitgesteld worden naar 1 januari 2001. U bent hierover in september jongstleden schriftelijk geïnformeerd.

In de loop van 2000 worden de financiële en eventuele andere consequenties van de nieuwe systematiek in kaart gebracht. Zo nodig zal ter voorbereiding op de invoering van de nieuwe systematiek de Delftse bijstandsverordening aangepast worden.

3. Werk

In het najaar van 1999 wordt een beleidsvisie op een sluitende activeringsaanpak gepresenteerd. Deze aanpak is te karakteriseren als:

  • Sluitend - met iedere werkloze uitkeringsgerechtigde worden afspraken gemaakt richting werk of het voorkomen van maatschappelijke uitsluiting;
  • Interactief - er wordt samengewerkt met bedrijven en instellingen in de stad en de klanten van de DMZ;
  • Integraal - doelstellingen uit verschillende beleidsvelden worden met elkaar afgestemd zodat doelmatigheid en doeltreffendeheid van het activeringsbeleid verhoogd kunnen worden.

Zoals uit het beleidsverslag 1998 blijkt was in 1998 ongeveer de helft van het klantenbestand ingedeeld in fase 4. De verwachting is dat dit aandeel inmiddels verder gestegen is.

In de nieuwe aanpak verschuift het accent dan ook naar ontwikkeling van nieuwe instrumenten, gericht op fase 4-klanten. Aan de andere kant wordt samenwerking gezocht met werkgevers en andere partners op de arbeidsmarkt om meer mensen aan het werk te krijgen.

In 2000 en verder worden de acties die naar aanleiding van deze beleidsvisie geformuleerd zijn verder uitgewerkt en geïmplementeerd.

3.1. Taakstelling inkoop Arbeidsvoorziening

In 2000 wordt de verplichte winkelnering bij Arbeidsvoorziening voor de inkoop van trajecten afgeschaft.

De omvang van het beschikbare budget voor 2000 is nog niet bekend. Naar aanleiding hiervan worden naar verwachting in eind 1999 afspraken gemaakt met Arbeidsvoorziening over taakstelling en prijs. Hierover wordt u aanvullend geïnformeerd.

3.2. CWI/instroombeperking

In het huidige CWI-Delft wordt de instroombeperking van DMZ-klanten al concreet vormgegeven.

In de eerste plaats doordat met iedere nieuwe kansrijke klant (fase 1) in het eerste gesprek afspraken gemaakt worden over de stappen die hij of zij op de zeer korte termijn zet om aan de slag te komen, voordat een uitkering aangevraagd wordt. Met klanten die drie maanden een uitkering hebben wordt vervolgens een gesprek gevoerd dat activerend en controlerend van aard is.

Daarnaast zijn sinds september 1999 enkele uitzendbureaus met een spreekuur vertegenwoordigd in het CWI. Klanten van het CWI kunnen zo direct doorverwezen worden naar de dienstverlening door deze uitzendbureaus.

In het kader van de vorming van de publieksdienst wordt ten slotte onderzocht op welke wijze de dienstverlening van het CWI afgestemd moet worden met de dienstverlening van de gemeente. Streven hierbij is, het CWI op één of andere wijze binnen de publieksdienst te huisvesten.

3.3. Incentive

In 1998 kreeg het experiment persoonsgebonden budget zijn beslag. Bij de evaluatie van het experiment (zie notitie D9900539) werd afgesproken dat een eventueel nieuw experiment ingebed zou worden in nieuwe voorstellen in het kader van het nieuw te formuleren incentivebeleid.

In de armoedenota worden voorstellen gedaan voor een nieuw incentivebeleid.

3.4. Kinderopvang

Kinderopvang is een belangrijke randvoorwaarde om tot een sluitende aanpak te kunnen komen. Er moet niet alleen voldoende kinderopvang zijn, deze moet ook kwalitatief goed, op maat, flexibel en snel inzetbaar zijn.

Ook voor 2000 wordt maximaal gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders (regeling kao) biedt. De subsidieregeling voor 2000 is nog niet beschikbaar. De verwachting is echter dat ± 25 à 30 volledige kindplaatsen ingekocht kunnen worden.

Tevens wordt in samenwerking met de dienst WOC verder gezocht naar mogelijkheden om de beschikbare reguliere kinderopvang in te zetten voor de doelgroep van de DMZ. In de loop van 2000 worden de voorstellen concreet uitgewerkt.

3.5. Wet Rea

Voor 2000 is een budget beschikbaar van ƒ 373.552,- voor activiteiten in het kader van de wet Reïntegratie arbeidsgehandicapten. Het bestaande beleid is vastgesteld voor 1998 en 1999. Eind 1999 wordt u geïnformeerd over de resultaten van deze eerste twwe jaar. Op basis van de ervaringen wordt het beleid voor 2000 en verder nader ingevuld.

3.6. Bijstandsbesluit zelfstandigen

In 2000 wordt het bijstandsbesluit zelfstandigen (Bbz) gewijzigd. Daardoor krijgen startende zelfstandigen meer mogelijkheden. Zo kan er een hoger bedrag geleend worden en is het mogelijk over een langere periode een uitkering voor levensonderhoud te verstrekken.

In het kader van de activeringsnota wordt in 2000 het startersbeleid uitgewerkt. Hierbij worden ook reeds lopende projecten in de stad, zoals bijvoorbeeld de activiteiten van de stichting Agneta, betrokken.

4. Armoedebestrijding en tegengaan maatschappelijk isolement

Zoals eerder in deze nota gemeld loopt er een afzonderlijk beleidstraject in het kader van het activerend armoedebeleid. Najaar 1999 wordt een nota gepresenteerd waarin de uitgangspunten voor dit beleid geformuleerd worden.

Daarnaast worden in 2000 ontwikkelingen verwacht op het terrein van de DelftActiefPas en de collectieve ziektekostenverzekering.

4.1. Activerend armoedebeleid

In het kader van het armoedebeleid worden voorstellen gedaan op twee vlakken:

  • Maatregelen ter verbetering van de samenhang in de sociale infrastructuur;
  • Concrete regelingen ter verbetering van de inkomenspositie van belanghebbenden.

Daarbij wordt uitgebreid aandacht besteed aan het fenomeen van de armoedeval: Wanneer iemand iets meer dan het minimum gaat verdienen verliest hij het recht op verschillende inkomensafhankelijke regelingen waardoor er per saldo sprake is van een inkomensachteruitgang, hetgeen een belemmering voor werkaanvaarding kan zijn.

In de loop van 2000 worden de voorstellen concreet uitgewerkt.

4.2. DelftActiefPas

Eind 1999 worden de eerste resultaten van het haalbaarheidsonderzoek naar een DelftActiefPas gepresenteerd. De verwachting is dat in het eerste kwartaal van 2000 besluitvorming kan plaatsvinden over het al dan niet verder ontwikkelen van een pas.

4.3. Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering

Conform de besluitvorming in 1998 zijn in 1999 voorbereidingen getroffen voor invoering van een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering. De verwachting is dat in december 1999 definitieve besluitvorming kan plaatsvinden, zodat een eventuele regeling per 1 maart 2000 ingevoerd kan worden.

5. Bevordering van rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet

De bevordering van een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet start bij kwaliteit van het uitvoeringsproces. Zoals in paragraaf 2 uiteengezet werd, worden de komende jaren belangrijke investeringen gepleegd om de kwaliteit van het proces verder te verbeteren.

In het onderstaande wordt op enkele specifieke aspecten ingegaan

5.1. Verificatie

Gegevens die door de belanghebbende worden overgelegd in het kader van aan aanvraag of heronderzoek worden door de DMZ geverifieerd. De wijze waarop dit dient te gebeuren is vastgelegd in een verificatieplan.

Het huidige verificatieplan is eind 1998 vastgesteld. Onlangs is het op enkele punten aangepast (stuk D992699). Voorgesteld wordt, het huidige verificatieplan ook in 2000 ongewijzigd toe te passen.


5.2. Heronderzoeken

Als bijlage bij dit beleidsplan is het Heronderzoeksplan 2000 gevoegd. Ten opzichte van het Heronderzoeksplan 1998/1999 bevat het enkele kleine wijzigingen.

In het oude Heronderzoeksplan was voor de frequentie van het rechtmatigheidsonderzoek geen uitzondering gemaakt voor fase 1-klanten. Dit had tot gevolg dat formeel alle fase 1-klanten na een half jaar en daarna iedere drie maanden een rechtmatigheidsonderzoek moesten krijgen. De termijn voor het rechtmatigheidsonderzoek voor fase 1-klanten is nu gesteld op 1 jaar.

Met ingang van 1 mei 1999 is de landelijke richtlijn passende arbeid ook voor mensen van 57 ½ jaar en ouder van toepassing geworden. Voor belanghebbenden die na genoemde datum de leeftijd van 57 ½ bereikt hebben geldt dat zij ingeschreven moeten zijn bij het arbeidsbureau. Wanneer hen werk wordt aangeboden dat als passend gekwalificeerd kan worden, dienen zij dit te accepteren. Zij hoeven echter niet zelf actief te solliciteren. Voor deze groep wordt de heronderzoeksfrequentie van het doelmatigheidsonderzoek gekoppeld aan het van toepassing zijnde arbeidsmarktprofiel.

Voor belanghebbenden die op 1 mei 1999 al 57 ½ waren blijft de ontheffing van de arbeidsplicht bestaan. Bij deze groep wordt geen doelmatigheidsonderzoek uitgevoerd.

Vanaf 1999 wordt het doelmatigheidsonderzoek voor groepen klanten uit hoofdgroep 2 (fase 2 en 3 van arbeidsvoorziening) uitgevoerd door activering. Op deze manier kan een rechtstreekse koppeling gemaakt worden met lopende trajecten en heeft de klant één contactpersoon.

5.3. Wet boeten en maatregelen

De Wet boeten, maatregelen, terug- en invordering sociale zekerheid (Wbm) is op 1 juli 1997 van kracht geworden. Over de gevolgen van deze wet voor de uitvoering, met name de afhandeling van bezwaar- en beroepschriften, bent u al eerder geïnformeerd. Een eerste algemene evaluatie is als bijlage bij het beleidsverslag Abw 1998 gevoegd.

Sinds 1 januari 1999 heeft de gemeente de mogelijkheid gekregen in bepaalde gevallen te volstaan met het geven van een waarschuwing. Sinds 1 juni 1999 maakt de gemeente gebruik van deze mogelijkheid. Ook in 2000 wordt dit beleid ongewijzigd voortgezet.

5.4. Fraudebeleid

Het fraudebeleid is neergelegd in een fraudebeleidsplan. Het huidige plan beslaat de periode 1996-2000. In 2000 wordt er een nieuw fraudebeleidsplan vastgesteld.

6. Klantenparticipatie

In Delft wordt gestreefd naar optimale inbreng van bewoners van de stad bij vorming en uitwerking van het beleid en het aanbod van diensten.

Dit komt tot uitdrukking bij de ontwikkeling van het cluster publiekszaken, dat zo gebouwd wordt dat de wensen en behoeften van de klant optimaal bediend kunnen worden en nieuwe producten ontwikkeld worden op basis van de ervaringen aan het loket.

Ook in het wijkgericht werken komt deze tendens naar voren: bewoners meer invloed geven op de inzet van middelen in hun wijk.

Ten slotte doet de gemeente steeds meer ervaring op met interactieve beleidsontwikkeling. Participatie als logisch en onmisbaar onderdeel van het beleidsproces, met als doel de kwaliteit van het beleid te verbeteren.

In de Algemene bijstandswet is een bepaling opgenomen dat gemeenten in hun beleidsplannen invulling moeten geven aan klantenparticipatie in het kader van de Abw. In de wet voorzieningen gehandicapten wordt een vergelijkbare verplichting opgenomen.

Ter invulling van deze verplichting wordt u tegelijk op korte termijn een notitie aangeboden. Inzet in deze notitie is om het contact met de bestaande belangenorganisaties verenigd in het Samenwerkingsverband Sociale Zekerheid Delft (SSZD) verder te formaliseren en te professionaliseren. Daarnaast wordt voorgesteld om een panel in te richten, bestaande uit klanten van de DMZ. Dit panel zal vooral gericht zijn op kwaliteitsverbetering van de uitvoering.

Ten slotte is een klantentevredenheidsonderzoek bij de sector Uitkeringen in ontwikkeling. De resultaten van dit onderzoek worden in de loop van 2000 verwacht. De uitkomsten van dit onderzoek dienen als nul-meting. In de komende jaren zal een dergelijk onderzoek regelmatig herhaald worden, zodat het een rol kan spelen bij de kwaliteitsverbetering van de dienstverlening.

7. Communicatie

Voor 2000 staan enkele grote projecten op stapel. Het gaat om de collectieve ziektekostenverzekering, de DelftActiefpas, het armoedebeleid en het beleid inzake activering. Communicatie is bij deze projecten een onmisbaar onderdeel bij de implementatie.

Per project wordt de communicatie bij de planning betrokken en in het draaiboek voor implementatie opgenomen.

8. Voorstel

Voorgesteld wordt:

1. In te stemmen met het beleidsplan Abw 2000 en de onderliggende stukken:

  • Beleidsverslag Abw 1998
  • Heronderzoeksplan 2000

2. Het beleidsplan Abw 2000 en de onderliggende stukken voor advies aan te bieden aan de commissie werk, zorg en onderwijs en ter vaststelling aan de gemeenteraad.

 

Delft, 4 november 1999

J.H. van Doodewaard

Hoofd sector sociaal beheer a.i.

terug naar boven