§ 1. Waarom een kaderbrief.
Het onderwijsbeleidsplan
Kerend tij loopt tot eind dit jaar.
In Delft is het de gewoonte om niet midden in een school-/cursusjaar over te
gaan tot beleidsverandering.Dit heeft tot gevolg, dat de effecten van Kerend
tij doorlopen tot 1 augustus 2001.
De ontwikkeling van een nieuw
onderwijsbeleidsplan wil de gemeente graag aanpakken vanuit een regiserende rol
met betrokkenheid van alle Delftse burgers, die belang hebben bij het
onderwijsbeleid: schoolbesturen, uitvoerend onderwijsveld en de klanten.
Al met al een zeer
ingewikkeld en uitgebreid netwerk van instellingen, besturen, inspraakorganen
van diverse denominaties (openbaar en bijzonder) in gedifferentieerde
onderwijssoorten (basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs).
In dat geheel moeten ook de
posities die de diverse bestuurlijke organen te vervullen hebben nauwlettend in
het oog gehouden worden. De gemeenteraad is eindverantwoordelijk voor het
lokale onderwijsbeleid. De schoolbesturen zijn dat voor het onderwijsbeleid in
hun scholen.
LOKABEL, het
samenwerkingsverband van schoolbesturen heeft door het op consensus gerichte
overleg daarom een zwaar besluitvormend advies
in het geheel. Daarnaast is het van eminent belang, dat de stem van het
uitvoerend veld en de klanten nadrukkelijk wordt gehoord.
Een kaderbrief is een
uitstekend startpunt om dit proces op ordentelijke wijze in gang te zetten.
Door de kaderbrief vooraf
door de gemeenteraad te laten vaststellen kan de raad in een vroegtijdig
stadium mede sturing geven aan de hoofdlijnen van het eigen gemeentelijk
onderwijsbeleid.
In het vervolg van deze
notitie zal inzicht worden gegeven in hoofdontwikkelingen in het Delftse
onderwijs- en welzijnsbeleid en het rijksonderwijsbeleid.
Ook zal de actuele situatie
met betrekking tot de onderwijsfinanciën in beeld gebracht worden.
De nota zal inhoudelijk
worden afgesloten in paragraaf 4 met
door de gemeenteraad van Delft vast te stellen uitgangspunten en hoofdlijnen
voor de ontwikkeling van een toekomstig beleid.
Dit na een advies van het
bestuurlijk onderwijsoverleg Lokabel.
De lezer, die deze Kaderbrief
snel wil doornemen, wordt geadviseerd de paragrafen 4 en 5 te lezen, waardoor
op eenvoudige wijze kennisgenomen kan worden van de hoofdlijnen en
uitgangspunten en in te zetten middelen ,die worden meegegeven aan de
ontwikkeling van een onderwijsbeleidsplan voor de periode 2001 - 2004.
§ 2. Delfts
Onderwijsbeleid.
2.1.
Algemeen
In en vooral na1997, tijdens
de werking van het onderwijsbeleidsplan Kerend tij heeft de vormgeving van
Lokaal Onderwijsbeleid zijn beslag gekregen.
Een groot aantal
beleidsaspecten is inclusief middelen en bevoegdheden van het rijk naar het
lokale grondvlak gedecentraliseerd. Het betreft:
- het huisvestingsbeleid;
- het gemeentelijk onderwijs
achterstandsbeleid;
- het beleid voor het onderwijs in
allochtone levende talen (OALT);
- het beleid inzake schoolbegeleiding.
In totaal is er vanuit het
Rijk een bedrag van ca 16 miljoen aan
middelen overgedragen naar de gemeente Delft via het gemeentefonds.
De gemeente Delft heeft de
bevoegdheden en middelen voor de hiervoor genoemde beleidsvelden overgedragen
gekregen op basis van een wettelijke opdracht tot het voeren van op
overeenstemming gericht overleg met de Delftse schoolbesturen.
Het consensus-model, dat op
deze wijze is ontstaan, heeft geen vrijblijvend karakter. Als schoolbesturen
denken, dat de vrijheid van onderwijs in het geding is of dat er sprake is van
ongelijke behandeling kunnen zij een beroep doen op de Onderwijsraad.
Sedert 1998 is het overleg
met de lokale besturen dan ook vastgelegd in een Verordening.
Het overlegorgaan LOKABEL
komt vier keer per jaar bijeen.
Onder LOKABEL zijn
werkgroepen actief op de deelgebieden:
- Zorg
- en achterstandsbeleid;
- Onderwijsbeleid;
- ICT-beleid;
- Huisvestingsbeleid.
In het schooljaar 1999 - 2000
is deze overlegstructuur volledig operationeel geworden.
Door het
decentralisatiebeleid van de rijksoverheid is het gemeentelijk onderwijsbeleid
van karakter veranderd.Er is sprake van een taak- en rolverschuiving bij de
gemeenten.
Was de gemeente Delft tot
1997 vooral uitvoerder van taken
in medebewind, nu draagt de gemeente in toenemende mate primaire beleidsverantwoordelijkheid voor de hiervoor genoemde
deelgebieden.
2.2. Gemeentelijke
visie op lokaal onderwijsbeleid.
2.2.1.
Terugblik
De gemeente Delft voert al
over een groot aantal jaren een eigen beleid. De beleidsplannen t Kan Verkeeren (1989-1992), Voor top en
takel (1993- 1996) en Kerend tij (1997- 2000) laten zich als volgt karakteriseren:
1.
Het beleid wordt vormgegeven op
basis van samenwerking en overeenstemming met de andere school- en
instellingsbesturen. De wettelijke voorschriften, sedert 1997, van het voeren
van op overeenstemming gericht overleg betekende voor Delft dan ook geen
fundamentele beleidswijziging. Wel is de overlegstructuur aangepast en
geactualiseerd.
2.
Tot Kerend tij is het beleid vooral aanvullend op
het rijksbeleid: de gemeente geeft extra taakrealisatie, extra vakonderwijs,
extra middelen voor achterstandenbeleid.
Specifieke Delftse inkleuring is zichtbaar
in de grote aandacht voor:
Þ zorgbeleid ; koppeling van GOA-beleid en WSNS-beleid
en beleid Voortijdig Schoolverlaten;
Þ bewegingsonderwijs;
Þ schoolzwemmen;
Þ kunstzinnige vorming;
Þ logopedie;
Þ natuur- en milieueducatie.
3.
Het hoofdaccent in het beleid
werd, gelet op de omvang van de subsidiebedragen gelegd bij extra beleid voor:
·
kwetsbare groepen:
migranten, vroegtijdige schoolverlaters, zorgleerlingen, etc.;
·
primair onderwijs en
primaire educatie: veel extra aandacht voor onderwijs aan leerlingen van 4 - 12
jaar;
·
het verwerven van een
startkwalificatie;
·
tegengaan van voortijdig
schoolverlaten;
·
Nederlandse
taalverwerving;
·
professionalisering van
de organisatie. (taakrealisatie,
schoolbegeleiding,
aanvullend
beleid op scholing en
vorming).
In
het vigerende onderwijsbeleidsplan Kerend tij is zorgbeleid het centrale
thema
met als hoofddoelstellingen het nastreven van samenwerking en
kwaliteitsverhoging.
4.
In Kerend tij, dat onder een
bezuinigingstaakstelling tot stand kwam is getracht met kleine stappen het
beleid meer te verschuiven richting het voortgezet onderwijs en de
Volwasseneneducatie.
2.2.2.
Kerend tij een overgangsplan.
Geheel in overeenstemming met
de naam, kan Kerend tij getypeerd worden als een overgangsplan. De nieuwe
verantwoordelijkheden voor de gemeenten zijn wettelijk bekend, maar nog geen
gemeengoed. Ook de overlegstructuur moet nog ontwikkeld worden in
overeenstemming met de wettelijke voorschriften. In de -nog lopende- periode
van Kerend tij zijn een groot aantal vernieuwingen tot stand gebracht:
·
de overlegstructuur is
middels een Verordening tot stand gebracht. Sinds twee jaar werken de besturen
samen binnen LOKABEL . Het beleid wordt voorbereid in werkgroepen.
·
de
huisvestingsverordening is opgesteld .Inmiddels is via een landelijke evaluatie deze decentralisatie als zeer
positief geëvalueerd.
·
het GOA-beleid is sedert
1998 de opvolger van het Onderwijsvoorangs-gebiedenbeleid.
·
er is een wettelijk
kader voor onderwijs in allochtone levende talen, dat veel invoeringsproblemen
ondervindt. Een Delftse behoefte-inventarisatie onder belanghebbende
doelgroepen is vrijwel afgerond, zodat in 2000 - 2001 nieuw beleid gemaakt kan
gaan worden.
Door de gemeentelijke reorganisatie
van maart 2000 is het beleidsterrein Volwassenen-educatie buiten het
beleidskader van het Lokaal Onderwijsbeleid gebracht . Dat maakt nu deel uit
van het activerings- en werkgelegenheidsbeleid, dat wordt uitgevoerd via de
Publieksdienst.
2.2.3.
Het Delfts Onderwijsachterstandenbeleid.
In de nota Nieuwe
kansen in het Delftse gemeentelijk
onderwijs is het Delftse onderwijs achterstandenplan van 1998 tot 2002
beschreven. Het Gemeentelijk Onderwijs-achterstandenbeleid richt zich op
leerlingen uit risicogroepen. De schoolbegeleidingsdienst (Onderwijs Advies)
voert het achterstandenbeleid uit De
aandachtsvelden zijn verspreid over de voorschoolse periode, primair onderwijs
en voortgezet onderwijs. De volgende speerpunten zijn in het plan geformuleerd:
·
het verbeteren van
lees-, taal- en rekenprestaties van leerlingen op deelnemende scholen voor
primair onderwijs;
·
het verminderen van het
percentage leerlingen dat bij het verwerven van de basisvaardigheden
achterstanden oploopt;
·
adequate opvang van
anderstalige leerlingen in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs;
eerste opvang via de centrale opvang;
·
het ondersteunen van
ouders van kinderen in de peuter- en basisschoolleeftijd met oudercursussen;
·
het in samenwerking met
anderen uitvoeren van activiteiten die gericht zijn op sociale, emotionele en
creatieve ontwikkeling;
·
voorkomen en bestrijden
van voortijdig schoolverlaten;
·
afstemming tussen
onderwijs, jeugdhulpverlening, welzijnsinstellingen en schoolmaatschappelijk
werk (zorgteams).
Het beleid wordt vertaald in
activiteitenplannen op schoolniveau.
Prioriteit, vertaald in
activiteiten en middelen, wordt gegeven aan het beleid in het primair
onderwijs.
Evaluaties van het
achterstandenbeleid: Het Delfts Onderwijsbeleid in Beeld en de eigen
evaluatie van GOA leveren het volgende
beeld op.
Het terugdringen van het
percentage leerlingen met achterstanden in basisvaardigheden lukt volgens 50 %
van de GOA scholen goed. De resultaten van de afgenomen toetsen van GOA-scholen
geven samengevat de volgende informatie. Bij rekenen, technisch lezen, spelling
en rekenen wordt gemiddeld gepresteerd (vergelijkbaar met landelijke gemiddelden). Bij het onderdeel begrijpend lezen
wordt onder het landelijk gemiddelde gescoord.
De opvang van leerlingen, die
korter dan een jaar in Nederland zijn, is in het primair en voortgezet
onderwijs gerealiseerd. De eerste gegevens over de uitstroom-resultaten worden
in september 2000 uitgebracht.
De oudercursussen, worden
voor de ouders in de groepen 3 t/m 8 georganiseerd. Ruim 50% van de ouders
neemt deel, de cursus wordt door de ouders met goed gewaardeerd.
De verlengde schooldag is
niet meer weg te denken uit het GOA-beleid. Afgelopen schooljaar zijn 28
cursussen op zeven locaties verzorgd. Ook hier levert de evaluatie een positief
beeld op.
Het schoolmaatschappelijk
werk is in het voorjaar van 1999 op vier scholen gestart. Het
schoolmaatschappelijk werk maakt onderdeel uit van de zorgteams op de
basisscholen. Vanaf september 2000 wordt het schoolmaatschappelijk werk op de
GOA-scholen uitgebreid.
In het voorgezet onderwijs
participeert (financieel en bestuurlijk) het GOA in het Regionaal Centrum voor
voortijdige Schoolverlaters de Wissel
GOA coördineert de
huiswerkbegeleiding aan leerlingen in het voortgezet onderwijs.
Er worden door vrijwilligers
jaarlijks 160 leerlingen begeleid. Ook hier serieuze plannen om de
huiswerkbegeleiding op alle scholen van voortgezet onderwijs in het komend
schooljaar te organiseren.
2.2.4
Samenwerking van de samenwerkingsverbanden.
In Delft bestaan twee
samenwerkingsverbanden Weer samen naar school (WSNS). Eén openbaar/algemeen
bijzonder samenwerkingsverband en één rooms katholiek /protestants christelijk
verband.
In 1998 zijn op basis van een
Rapportage afspraken gemaakt tussen de samenwerkinsgverbanden over de
relaties die deze verbanden met elkaar in de toekomst willen aangaan.
De gemeente Delft is er veel
aangelegen om tot een zo nauw mogelijke samenwerking van de verbanden te komen.
Dit op beleidsmatige gronden, vooral vanwege de integratie van het zorg- en
achterstandsbeleid in een Delfts kansenbeleid.
De gemeente Delft faciliteert
de zorgfunctie dan ook sterk, o.a. met extra taakfaciliteiten voor de scholen
en de coördinatoren.
In 1999 is onder leiding van
onderwijsAdvies (procesmanager) en de coördinatoren van de WSNS-verbanden een
inhoudelijk beleidstraject van start gegaan. Ook de GOA-coördinator neemt
daaraan deel.
Het beleid staat in het licht
van een voorgenomen nauwe samenwerking in 2003. Dan wordt een besluit genomen
over het al dan niet samenvoegen van de beide verbanden.
Daarop vooruitlopend vindt
beleidsafstemming plaats, zodat koers en ontwikkelingen in de
samenwerkingsverbanden parallel verloopt:
- gelijke inrichting qua samenstelling,
functie PCL (Permanente commissie
leerlingenzorg);
- afstemming in
zorgbeleid: inhoud en capaciteit leerlingenzorg, procedures
en
registratie.
De gemeente Delft wil dit in
gang gezette beleid in de nieuwe beleidsperiode krachtig blijven steunen en verder
helpen ontwikkelen.
Daarbij hoort de nadere
afstemming met het inmiddels ingestelde VO-SVO samenwerkingsverband, dat wel
één Delfts zorgplatform voor het voortgezet onderwijs is.
Verder zal in de
zorgstructuur , conform de bedoelingen van de wetgever een accent gelegd moeten
worden op:
- versterking van het zorgbeleid in de
scholen (professionalisering, verzwaring
Interne begeleiders (IB)-functie;
- één loket voor ouders en kinderen.
Ook zal in de toekomst in
toenemende mate aandacht gegeven moeten worden aan de , niet voorziene,
neveneffecten van het WSNS-beleid: o.a. de ongewenste groei van zmok -en
zmlk-onderwijs (zie ook bijlage 1).
Voor Delft geldt dat
wachtlijsten in ieder geval onacceptabel zijn en dat er naar gestreefd moet
worden, dat voorzieningen zo dicht als mogelijk bij de kinderen moeten worden
gebracht.
2.2.5 De
visie op het Delfts onderwijsbeleid in een zich ontwikkelend perspectief.
De elementen voor een
toekomstig Delfts onderwijsbeleid
kunnen ontleend worden aan het collegeprogramma Grensoverschrijdend. In het
licht van deze kaderbrief willen wij stilstaan bij de passages in het
collegeprogramma over:
·
onderwijs;
·
leefbaarheid;
·
kennisstad.
Onderwijs
Het college wil de grote
beleidsvrijheid, die de gemeente op onderwijsgebied heeft gekregen maximaal
benutten om een stevig lokaal onderwijsbeleid neer te zetten.
Daarin krijgt de vormgeving
van een lokaal zorg- en achterstandsbeleid hoge prioriteit:
het voorkomen van
achterstanden vereist een brede aanpak, die al voorschools begint, veel
aandacht geeft aan taalproblemen, opvoedingsproblemen meeneemt, ouders betrekt
bij het onderwijs van de kinderen, spijbelen krachtig aanpakt en alternatieve
leerwegen bedenkt voor uitvallers.
Het college spreekt zich
verder nadrukkelijk uit over de realisering van een Vensterschool:
een plek, waar gewoon
onderwijs, opvoedingsondersteuning, jeugdhulpverlening, buurtorganisaties en
politie samenwerken, juist ook buiten de schooltijd.
Leefbaarheid
Het college gaat investeren
in de leefbaarheid van Delft. De aanpak richt zich op de wijken. In de
wijkaanpak gaan fysiek en sociaal beheer samen.
De wijkaanpak is een
belangrijke pijler van dit college. De kern van de aanpak is dat bewoners,
instellingen en gemeenten voor de wijken een visie ontwikkelen.
Deze visie wordt neergelegd
in een wijkplan, waarin de themas welzijn, leefbaarheid, herstructurering,
wonen, werk, gezondheid en veiligheid aan de orde komen.
Om dit wijkplan te kunnen
opstellen is het essentieel de harde sectoren (ruimtelijke ordening,
volkshuisvesting, verkeer, economie en werk ) te koppelen aan de zachte
sectoren (welzijn, veiligheid, onderwijs, sport, cultuur zorg en sociaal
beleid).
De bedoeling is maatwerk.
Delft wordt ingedeeld in 7 wijken, waaronder de binnenstad als centrum van de
stad een bijzondere wijk is.
Met de wijkaanpak streeft het
gemeentebestuur een integratie van fysiek en sociaal beheer èn van beheer en
ontwikkeling van stedelijk beleid en wijkbeleid na, dat bewoners, bedrijven en
instellingen wensen.
Zon samenwerking kan in het
geval van nieuwbouw leiden tot combinaties van instellingen. Een voorbeeld
daarvan is het Vensterschoolprogramma.
In het kader van wijkgericht
werken wordt verder nog opgemerkt:
Kinderen en jongeren krijgen
een eigen plek in de wijkaanpak. Voor kinderen betekent dit, dat op veel
plaatsen in de stad een stukje openbare ruimte moet worden teruggewonnen om
ruimte te krijgen voor spelen.
Een onderdeel van een
wijkplan kan gaan over het creëren van nieuwe banen in de wijk. Dat kan o.a.
door voorzieningen aan te bieden en door geld vrij te maken voor werk in zorg
en onderwijs.
Delft Kennisstad.
Dit wordt de leidende
strategie van het college genoemd. In zijn aard is het een extern gerichte
visie.
Samenwerking van
kennispartners is een eerste vereiste voor succes. Daarom zullen in de komende
jaren samenwerkingsvarianten worden opgezet of verder uitgebouwd.
In dit perspectief is er
gewerkte aan een Delftse ICT Afspraak. Het zogenaamde DIA-platform heeft zich
ontwikkeld van afstemmings-en discussieplatform tot een officiële werkgroep
onder LOKABEL.
2.3.
Evaluatie van het Delfts Onderwijsbeleid.
2.3.1.
De GOA-monitor.
De resultaten van de
leerlingen op de GOA-scholen worden al vanaf 1993 vastgelegd. Deze resultaten
geven veel informatie, voor de scholen, ouders, leerkrachten en voor de
evaluatie van het gevoerde beleid. Ook wordt er veel aandacht gegeven aan de
evaluatie van de GOA-activiteiten, zoals oudercursus, huiswerkbegeleiding.
De monitoring richt zich nu
op de prestaties van de leerlingen in de periode van de basisschool. Er is
echter geen zicht op de prestaties en schoolloopbaan van de leerlingen in het
voortgezet onderwijs.
De aanbeveling voor een nieuw
onderwijsbeleidsplan wordt dan ook, dat de monitoring van leerlingen, die in
het onderwijs risico lopen moet uitgebreid worden naar de voor- en
vroegschoolse periode en het voortgezet onderwijs. In de voor en vroegschoolse
periode gaat het om inzicht te krijgen hoeveel ouders en leerlingen bereikt
worden. Welke positieve ontwikkelingen maken de kinderen door. Voor de
basisschool geldt dat er gegevens over de schoolloopbaan en verwijzing naar het
voortgezet onderwijs worden vastgelegd. In het voortgezet onderwijs is van
belang hoe de schoolloopbaan van deze leerlingen verloopt( zittenblijven,
andere vorm van onderwijs, slagen voor een diploma)
2.3.1. Evaluatie van
het Delftse onderwijsbeleid Delfts Onderwijsbeleid in beeld.
Recent is het Delftse
onderwijsbeleid door het ITS uit Nijmegen geëvalueerd.
Het rapport Delfts onderwijsbeleid
in beeld. Is in bezit van de schoolbesturen.
In bijlage 3 treft U een
samenvattend overzicht van het onderzoek en de resultaten aan.
Hierna volgt een beknopte
samenvatting van de hoofdpunten.
Faciliteiten.
Alle gebieden waarop de
gemeente scholen extra faciliteiten biedt, worden hogelijk gewaardeerd.
Zorgbeleid, GOA, extra taakrealisatie en extra formatie voor bewegingsonderwijs
zijn zaken, die een waardevolle aanbieding bieden.
Alleen over het belang van
zwemonderwijs in relatie tot de school, bestaat twijfel bij de deelnemende
scholen.
De extra gemeentelijke
formatie voor taakrealisatie wordt conform de bedoeling het meest ingezet voor
zorgbeleid. Daarnaast wordt dit ook gespendeerd aan personeelsbeleid en de
onvermijdelijk lijkende beheer en administratie. Een exclusieve besteding van
de extra formatie voor zorgbeleid is niet gebleken, maar het is niet uit te
sluiten, dat de andere activiteiten daar indirect een bijdrage leveren.
Ondersteuning.
Ook het geboden
dienstverleningspalet wordt door de scholen geapprecieerd en voldoende tot ruim
voldoende bevonden. De begeleiding van OnderwijsAdvies wordt op onderdelen als
goedgekwalificeerd. Het ICT-begeleidingsaanbod van OnderwijsAdvies komt
minder goed uit de beoordeling.
De kwaliteit van de
dienstverlening door de Papaver is minder geworden. Er lijkt hier echter eerder sprake van een overmachtssituatie bij
de Papaver, dan van een structureel gegeven.
Logopedie wordt zeer
belangrijk gevonden, de kwaliteit is ruim voldoende.
De afdeling kunstzinnige
vorming van de VAK scoort hoog in het primair onderwijs en voldoende in het
voortgezet onderwijs. Respondenten uit de laatste groep ervaren, dat de
kwaliteit van kunstzinnige vorming is verbeterd. Vermoedelijk door de invoering
van het Cultuurtraject.
Rol van de gemeente.
Het primair onderwijs
waardeert de gemeente in de rol van regisseur van lokaal onderwijsbeleid en als
stimulator van samenwerking tussen partijen. Gemiddeld krijgt de gemeente bijna
een zeven.
De respondenten uit het
voortgezet onderwijs vertonen een wat grillig antwoordpatroon. Wellicht speelt
hierbij een rol, dat rectoren meer dan leraren, zicht hebben op wat de gemeente
Delft voor het onderwijs wil betekenen.
Betekenis van de visie en de gehouden
evaluatie voor het toekomstig Delfts onderwijsbeleid:
1. Het zorgbeleid als integratie van zorg-en
achterstandsbeleid verdient voortzetting in een
Delfts Kansenbeleid
2. De voorschoolse periode zal prioriteit moeten krijgen
in het GOA-beleid. Daar moeten dreigende achterstanden al worden opgepakt.
3. Grotere aandacht is nodig voor taalverwerving voor
alle leeftijdsgroepen (centrale opvang, doorlopende taalleerlijn).
4. De integratie van de samenwerkingsverbanden WSNS wordt
nagestreefd.
5. In het kader van de individuele leerlingenzorg wordt
de ontwikkeling van één Delfts onderwijs zorgloket uitgewerkt.
6. Nader onderzoek vindt plaats naar noodzaak en
mogelijkheid van een Delftse zmok-voorziening.
7. De monitor zal sterk uitgebreid moeten worden;
Voorschoolse periode,leerresultaten van risico leerlingen in het voortgezet
onderwiijs, deelname van achterstandsgroepen aan het voortgezet onderwijs
8. Een sluitende aanpak is
nodig om schooluitval tegen te gaan en het verwerven van een
startkwalificatie mogelijk
te maken.
9. Ontwikkeling van de brede
school in relatie met wijkgericht werken moet krachtig ter hand
genomen worden.
10.Scholen en ouders moet meer ondersteuning geboden worden bij het
oplossen van
opvoedingsvraagstukken,
sociaal-emotionele problemen en gezondheidskundige vragen.
§ 3. Gegevens
en trends
3.1. Algemeen.
Voordat we hierna specifiek in zullen gaan op de
beleidsaspecten, die het onderwijsbeleid aangaan is het gewenst in algemene zin
enkele maatschappelijke ontwikkelingen en trends te signaleren, die onze
samenleving als geheel raken en dus hun effecten hebben of zullen krijgen op
het onderwijs.
Wij stippen aan:
- de
demografische veranderingen;
- arbeidparticipatie van ouders en immigratie;
- technologische ontwikkelingen o.a. de
automatisering en informatisering.
3.1.1. De demografische ontwikkeling.
Algemeen.
De gemeente Delft telde op 1
januari 1999 95.276 inwoners.
De bevolking zal naar
verwachting blijven toenemen tot 1 januari 2002 tot 96.775 inwoners.
Daarna zal de bevolking
langzaam afnemen tot 96.050 op 1
januari 2005.
De grootste
bevolkingstoenames zijn te verwachten in:
de Binnenstad (+ 631), de Vrijenban/Delftse Hout (+ 574) en Voorhof (+ 403) .
De grootste bevolkingsafnames
zijn te verwachten in Tanthof-Oost/Abtswoude (- 412) en Voordijkshoorn (- 360).
Buitenlandse afkomst en minderheden.
In Delft woonden op 1 januari
1999 7091 personen met een
niet-Nederlandse nationaliteit, verdeeld over 134 nationaliteiten. Ten opzichte
van 1 januari 1998 is dat een toename van
11%.
De afkomst van een persoon is
bepaald op de combinatie van nationaliteit en geboorteland.
Op 1 januari 1999 wonen 18.718 personen van buitenlandse afkomst
in Delft, dat is bijna 20% van de Delftse bevolking.
De grootste concentraties van
personen van buitenlandse afkomst komen voor in Voorhof en Buitenhof met
respectievelijk 33% en 29%.
Concentraties van personen
met een buitenlandse afkomst zijn ook waargenomen in de leeftijdsopbouw. In de
leeftijdsgroep van 0-14 jarigen is 30% van de personen van buitenlandse
afkomst.
De Vereniging van Nederlandse
Gemeenten hanteert een splitsing in buitenlandse afkomst tussen andere rijke
landen en minderheden. Op basis van deze splitsing waren er in Delft 4157 personen afkomstig uit andere
landen en 14.561 minderheden. Bij de
minderheden zijn de personen van Turkse en Surinaamse afkomst het sterkst
vertegenwoordigd, met respectievelijk 2033
en 1851 personen. Ook zijn de
aantallen Indonesiërs (1.147),
Irakezen (1.005), Marokkanen ((797), Antillianen/Arubanen (647) en Iraniërs (623) noemenswaardig.
Ten opzichte van 1 januari
1998 is het aantal minderheden toegenomen met 9%. De toename was het grootst
bij Afganen, Irakezen en Somaliërs.
Huishoudens.
Op 1 januari 1999 is het
aantal huishoudens in Delft geraamd op 50.455
huishoudens. Bij deze raming zijn inwonende alleenstaanden beschouwd als
1-persoonshuishoudens. Van alle huishoudens bestaat 51% uit
1-persoonshuishoudens, 27% uit 2-persoonshuishoudens en 22% uit 3- of
meerpersoonshuishoudens. Het aantal 1-persoons huishoudens is in verhouding het
grootst in de Binnenstad met 70%. Maar ook in Vrijenban, Hof van Delft, Voorhof
en Wippolder bestaat meer dan de helft van de huishoudens uit
1-persoonshuishoudens.Het aantal 3-en meer persoonshuishoudens is met 45% het
grootst in Tanthof-West. Met de raming is ook het aantal éénoudergezinnen
bepaald: 2460
Ontwikkelingen van het leerlingen aantal (zie ook
bijlage 1.)
De leerlingenaantallen in het
primair onderwijs en speciaal onderwijs zijn vrijwel stabiel.
De verhoudingen tussen de
diverse denominaties zijn redelijk vast.
In het voortgezet onderwijs
zien wij een groei bij het St. Stanislascollege.
Ten opzichte van 1999 is de
prognose voor het basisonderwijs in de beleidsplanperiode een daling van 2%.
Ook in het voortgezet onderwijs is er sprake van een daling van het
leerlingenaantal van 3% voor Delft.
In het voortgezet onderwijs
moet anders dan in het basisonderwijs wel rekening gehouden worden met een
groei als gevolg van woningbouw in de Vinexlocaties: Ypenburg, Delfgauw en
Wateringse Veld.
Als er geen eigen afdelingen
of scholen voor voortgezet onderwijs komen in de Vinex-locaties, dan moet
rekening gehouden worden met een groei van 15 % ten opzichte van 1999. Een
groei, die zich het sterkst zal manifesteren in het rooms katholiek onderwijs:
20% groei ten opzichte van
1999.
Volgens opgave uit de
Goa-evaluatie bedraagt:
het totaal aantal
risico-leerlingen in het basisonderwijs in Delft 1.473, dat is 55% van het
aantal leerlingen, dat een GOA-school bezoekt.
In de wegingsfactor 1,25 telt
Delft 668 leerlingen.
In de wegingsfactor 1,9
bedraagt het leerlingenaantal: 805.
Een ander opvallend gegeven
met betrekking tot ontwikkelingen van het leerlingen-aantal komt uit de
evaluatie van het Delfts onderwijsbeleid (zie bijlage 1).
Er valt een grote stijging vast te stellen in het speciaal onderwijs
. Over de periode 1997 - 1999 een vermeerdering van 21%, met name in de
categorie zeer moeilijk lerende kinderen.
Een laatste vermeldenswaardig
gegeven komt eveneens uit de evaluatie van het Delfts onderwijsbeleid en heeft
betrekking op de verdeling van leerlingen basisonderwijs per herkomstland naar
richting.
Daaruit blijkt, dat deze
categorie leerlingen niet evenredig over de verschillende schoolbesturen is
verdeeld.
Naar denominatie gezien
blijkt, dat het openbaar onderwijs en het protestants christelijk onderwijs
deze leerlingen opnemen. Het rooms
katholiek en algemeen bijzonder onderwijs blijven daarin achter.
Demografische ontwikkelingen en de
betekenis daarvan voor het Delftse onderwijsbeleid
1. De ontwikkeling van het leerlingen-aantal en de bouw
van onderwijsvoorzieningen in de Vinex-locaties zal nauwgezet gevolgd moeten
worden. Het al dan niet bouwen van onderwijsvoorzieningen heeft consequenties
voor met name het huisvestingsbeleid in het voortgezet onderwijs.
2. Als we letten op de continue toename van leerlingen
van buitenlandse afkomst en minderheden, dan zullen de investeringen in de
Centrale Opvang moeten worden gecontinueerd cq. uitgebreid.
3. De stijging van het leerlingen-aantal in het speciaal
onderwijs (zmlk) zal consequenties hebben voor het voorzieningenbeleid. Volgens
eerste verkenningen van de afdeling onderwijs is de groei in het zmok-onderwijs
navenant en zal onderzoek gedaan moeten worden naar de mogelijkheden voor het
tot stand brengen van een Delftse school of afdeling voor zeer moeilijk
opvoedbare kinderen.
3.1.2. Maatschappelijke ontwikkelingen.
Hierna zullen een aantal
maatschappelijke ontwikkelingen kort worden aangeduid. Het betreft
ontwikkelingen, waarvan het de moeite waard lijkt deze te betrekken bij het
denken over een nieuw onderwijsbeleidsplan.
Individualisering.
Met de term
individualisering wordt verwezen naar een ontwikkeling waarbij het individu
en niet langer het gezin, of de sociale groep als de basiseenheid van de
samenleving wordt gezien.
In de voorbij periode is er
sprake geweest van een tweetal verzelfstandigingsprocessen.
In de eerste plaats deed zich
een proces voor, waarbij het gezin geleidelijk losmaakte uit het bredere
familieverband. Ook bindingen met de buurt en met sociale of
levensbeschouwelijke groep werden minder.
De laatste jaren doet zich
een tweede ontwikkeling voor, namelijk één van individualisering binnen het
gezin.
Ouders en kinderen eisen
binnen het gezin in toenemende mate ruimte voor individuele ontplooiing en een
eigen leefstijl.Tegelijkertijd stellen zij steeds hogere eisen aan de kwaliteit
van de onderlinge relaties.
Autonomie en sociaal gevoel
zijn opvoedingsdoelen, die door de hedendaagse Nederlandse ouders zeer
belangrijk gevonden worden. Sommige ouders schieten daarbij enigszins door en
laten hun kinderen veel te vroeg los; omgekeerd komt het ook voor, dat kinderen
zich thuis via hun eigen leefregels gaan gedragen: ze gaan bijvoorbeeld naar
school als ze daar zin in hebben of komen thuis op tijdstippen als het hen
uitkomt.
In het onderwijs klinken
positieve en negatieve aspecten van de individualiseringstendensen door.
In toenemende mate wordt
getracht meer individuele werkwijzen te hanteren. De roep om adaptief
onderwijs is groot. In het Studiehuis moeten leerlingen leren zelfstandig te
werken, ze leren eigen verantwoordelijkheid dragen voor hun ontwikkeling.
Tegelijkertijd worden scholen
ook gezien, als voorzieningen die de sociale integratie zouden moeten
bevorderen; als centra in de buurt, waar ouders elkaar ontmoeten en waar ze
geïnformeerd en geholpen kunnen worden. Aan kinderen moeten op school
elementaire sociale vaardigheden worden bijgebracht zoals rekening houden met
elkaar.
Toenemende arbeidsparticipatie van ouders in het licht
van een 24-uurs economie.
Door de toenemende
arbeidsparticipatie van beide ouders is er een maatschappelijke vraag ontstaan
naar een sluitende dagindeling voor kinderen.
Dit geldt binnen het
standaard gezin. In Delft voldoet 80% van de huishoudens niet aan de definitie
van het standaardgezin. Het aantal twee-persoonshuishoudens, waaronder een
ouder met kind begrepen kan worden bedraagt bijna 30%. Ook in deze huishoudens
bestaat er behoefte aan een combinatie van kinderopvang, onderwijs en
buitenschoolse activiteiten.
Immigrantie.
Scholen kregen de afgelopen
jaren te maken met groeiende aantallen allochtone leerlingen.
Het percentage kinderen van
allochtone herkomst nam vooral in de grote steden sterk toe. In de vier grote
steden varieert het aandeel allochtone leerlingen van 40% tot meer dan 50%.
Delft wordt daar ook mee
geconfronteerd, zij het niet in de mate als in de vier grote steden.
Maar Delft benadert de
instroom wel: 30% van de 0-14-jarige kinderen is van allochtone herkomst.
De veranderende
leerlingenpopulatie gaat gepaard met een toenemende heterogeniteit in
ontwikkelings- en opvoedingsachtergronden van leerlingen.
Veel allochtone leerlingen
komen met een aanzienlijke taal- en ontwikkelingsachterstand de school binnen.
Allochtone ouders zijn heel vaak laag opgeleid en kunnen hun kinderen
nauwelijks begeleiden of ondersteunen bij het schoolwerk. Zij hebben vaak ook
andere verwachtingen van de school dan autochtone ouders.
Van scholen wordt verwacht,
dat zij deze achterstanden zoveel mogelijk wegwerken en een bijdrage leveren
aan de integratie van deze kinderen in de Nederlandse samenleving.
Maatschappelijke ontwikkelingen en de
betekenis daarvan voor het Delftse onderwijsbeleid.
1. Als het de opdracht van de school is een bijdrage te
leveren aan de ontwikkelingskansen van kinderen, en aan de sociale integratie
van kinderen en jongeren in hun omgeving: in het gezin, op school, in de buurt
en wijdere omgeving en arbeid, dan mag van de school een bijdrage verwacht
worden aan het versterken van de gemeenschapszin.
2. Vanwege individualisering en toenemende
arbeidsparticipatie van de ouders valt waar te nemen, dat veel ouders het niet
eenvoudig vinden om hun kinderen op te voeden.
Van de
school mag verwacht worden, dat zij geholpen door de overheid en bondgenoten de
ouders behulpzaam is bij het opvoeden van hun kinderen. Van de school kan
worden gevraagd de lacunes op te vullen, die ouders of specifieke groepen
ouders in de opvoeding van hun kinderen veroorzaken. Dit kan uiteenlopen van
ontbijten op school tot het aanbieden van huiswerkbegeleiding of het opzetten
van een aanvullend project voor sport en cultuur of een project voor
criminaliteitspreventie.
Het
Vensterschoolprogramma zoals dat op initiatief van de gemeente in ontwikkeling
wordt gebracht is voor de hiervoor benoemde consequenties een richtinggevend
perspectief.
3.1.3. Technologische
ontwikkelingen
Van nieuwe technologische
ontwikkelingen heeft de informatie- en communicatietechnologie een grote en in
belang toenemende invloed op het onderwijs. Die invloed wordt zichtbaar in
nieuwe eisen en verwachtingen, die ouders en leerlingen aan de school stellen.
Omgaan met computers en
informatiekunde zijn nieuwe kerndoelen voor respectievelijk het basisonderwijs
en de basisvorming.
Deze technologische ontwikkelingen
zijn er mede debet aan, dat er een verschuiving plaatsvindt in de
onderwijsdoelstellingen die te typeren valt als een accentverlegging van kennis
naar vaardigheden.
Verder is de ontwikkeling van
het Studiehuis, dat zelfstandig leren door de leerling centraal stelt, een
ontwikkeling, die niet los gezien kan worden van beschikbaarheid en gebruik van
moderne informatie- en communicatietechnologie.
Deze ontwikkelingen sluiten
nauw aan bij de strategische keuze, die de gemeente Delft al in 1995 heeft
gemaakt om zich als kennisstad te gaan ontwikkelen.Als onderdeel van dit
profiel is in 1997 onder de naam Kennisinfrastructuur (KIS) een strategie
ontwikkeld voor de eigen ICT-ontwikkeling.
In 1998 heeft de gemeenteraad
de uitgangspunten voor een kennisorganisatie vastgesteld.
Kennisstad, kennisorganisatie
en kennisinfrastructuur vormen een strategisch drieluik.
Het Delftse onderwijs heeft
zich via het DIA-platform bij deze ontwikkeling aangesloten.
Het DIA-platform is een
officiële werkgroep onder Lokabel met vertegenwoordiging van de Delftse
schoolbesturen, de vakteams Onderwijs en ICT van de gemeente Delft, Onderwijs
Advies, de bibliotheek en TU Delft. Doelstelling van DIA (Delftse ICT Afspraak)
is ervoor zorgdragen dat de Delftse onderwijsinstellingen beschikken over
moderne ICT-voorzieningen en deze snel en efficiënt kunnen inzetten.
Uitgangspunt hierbij is dat de technische aspecten verbonden aan de
ICT-implementatie zoveel mogelijk uit handen van de scholen worden genomen,
zodat deze zich kunnen concentreren op de educatieve inzet van ICT. Hiervoor
wordt een gezamenlijke standaard ontwikkeld voor de ICT-basisvoorzieningen, die
de scholen technische, organisatorische en financiële voordelen moet opleveren.
De verdere ontwikkeling van
het Delfste ICT-onderwijsbeleid heeft een forse impuls gekregen door de
beschikbaarstelling van een budget van 10 miljoen vanuit de EZH-gelden voor
het project Scholen voor de toekomst (waaronder 6 ICT-deelprojecten vallen).
Hiermee kan het Delftse
ICT-onderwijsbeleid aansluiten op de kennisstrategie van Delft Kennisstad.
Technologische ontwikkeling en de
betekenis daarvan voor het Delftse onderwijsbeleid.
.Als we Scholen voor de toekomst belangrijk vinden, dan dient ICT,
maar ook techniek, meer opgenomen te worden in het onderwijsprogramma. En dient
de infrastructuur daarvoor ter beschikking te komen.
3.2. Ontwikkelingen
in het landelijk onderwijsbeleid
3.2.1.
De nota Sterke instellingen, verantwoordelijke overheid.
De bewindslieden Hermans en
Adelmund van Paars II leggen in de beleidsbrief bij de onderwijsbegroting 2000
hun visie op de onderwijsontwikkeling voor de komende periode neer. Hun brief
richt zich op het totale terrein van onderwijs van primair onderwijs tot
wetenschappelijk onderwijs.
Voor een nieuw
onderwijsbeleidsplan is het interessant kennis te nemen van een aantal van hun
gedachten, die inmiddels Kamerbreed worden onderschreven.
De rijksoverheid wil het
zelfsturend vermogen van de instellingen gaan versterken. Dit om de hoge
kwaliteit van het onderwijsaanbod in Nederland te kunnen handhaven of nog
verder te optimaliseren. Dit kwalitatief hoogwaardige aanbod moet in principe
voor een ieder toegankelijk zijn.
Daarom positioneert de
rijksoverheid de school midden in de samenleving. Het is niet de bedoeling, dat
de school alle problemen zelf oplost. De bewindslieden pleiten in dit kader
voor:
samenspel van partijen, voor
bestuurlijke netwerkvorming en in het verlengde daarvan voor ontkokerd denken
en ontschotting van budgetten.
Scholen moeten zich
ontwikkelen tot bewegelijke instellingen.
Als specifieke
aandachtsvelden voor toekomstig beleid worden benoemd:
Kwaliteitsbeleid.
Dit begrip komt in de brief
als eerste aan bod. Om kwaliteitswaarborgen te kunnen geven, moeten er
kwaliteitsnormen komen en een kwaliteitsstrategie. Scholen moeten
verantwoording afleggen over het door hen te voeren kwaliteitsbeleid. In dit
kader past de nieuwe rol van de rijksoverheid, waarbij scholen nauwgezet in
beeld gebracht worden en er publieke verantwoording plaatsvindt van het
aangetroffen beleid in de scholen.
Van de overheid mag het onderwijs ondersteuning verwachten om dit beleid te
kunnen voeren. In samenhang zal de rijksoverheid zich inzetten voor : aandacht
voor leraren, kleinere klassen, goede huisvesting en informatie- en
communicatietechnologie. Ook ouderparticipatie wordt als element van het
kwaliteitsbeleid benoemd.
Publiek Ondernemerschap.
Aan scholen wordt
nadrukkelijk gevraagd een actieve
bijdrage te leveren aan de oplossing van maatschappelijke problemen. In dit
kader wordt met name het veiligheidsbeleid en een anti-vandalismebeleid
genoemd.
De bewindslieden zijn er zich
van bewust, dat dit een cultuuromslag in de scholen betekent.
Ook, dat zij zelf in de
regelgeving meer ruimte zullen moeten gaan bieden.
In nauwe samenhang daarmee
ziet het rijk het onderwijs in de samenleving gepositioneerd gegeven de
aanduiding: Onderwijs in de samenleving.
De samenleving in het onderwijs.
Startkwalificatie.
Als het aan de bewindslieden
ligt, komt er een Levenslang recht
op het kunnen behalen van een beroepskwalificatie. Daartoe bepleiten zij
alternatieve leerwegen, ook binnen de leerplicht noemen zij de mogelijkheden
tot het kunnen behalen van trainingscredits,
die bij voldoende
beschikbaarheid op een langere termijn tot een kwalificatie leiden.
Leerrechten, maar ook alternatieven in de leerplichtwet zullen daarvoor in
wetgeving geregeld moeten worden.
Daarbij wordt ook gedacht aan
trajecten, die zich op het snijvlak van onderwijs en arbeidsmarkt bevinden.
Arbeidsmarkt en verantwoordelijk onderwijs personeel.
In de beleidsbrief wordt
geconstateerd, dat de kwaliteit van het onderwijs bedreigd wordt door een
gebrekkige personeelsvoorziening.
De onderwijsarbeidsmarkt moet
veel opener worden.
Daarom wil men, dat:
·
de mogelijkheden om
vanuit een arbeidsegment naar het onderwijs toe te stromen veel groter worden;
·
de bevoegdheidseisen
versoepelen;
·
de mogelijkheden van
werken en leren meer kunnen worden gecombineerd;
·
de
combinatiemogelijkheden van een deeltijdbaan binnen het onderwijs en daar
buiten worden vergroot.
Het
onderwijs-arbeidsmarktprobleem vereist samenwerking en inspanning van alle
verantwoordelijken: scholen en rijksoverheid.
In de brief wordt geen rol
genoemd voor de lagere overheid: i.c. de gemeente.
Op de grenzen van publiek en privaat.
Dit onderdeel is het meest
omstreden gebleken uit de brief van Hermans en Adelmund.
Volgens de bewindslieden
moeten de mogelijkheden voor burgers en bedrijven om uit eigen middelen geld
aan lesmogelijkheden uit te geven, worden vergroot.Daarbij wordt gedacht aan
aanvullende dienstverlening, zoals toetsafname, coaching, remedial teaching,
voorschools onderwijs etc.
.
Het is de taak van de
rijksoverheid om de sociale effecten van het samenspel tussen
overheidsfinanciën en private financiën te bewaken.
De overheid kan regulerend
optreden; zie de gewichtenregeling en de inkomensafhankelijke
studiefinanciering.
Verder moet er een nieuwe
visie komen op
·
sponsoring
·
vrijwillige
ouderbijdragen
·
en op door scholen te
leveren betaalde diensten aan ouders. Er moet ruimte voor deze ontwikkelingen
komen, maar zij mogen de toegankelijkheid van het publieke onderwijs op basis
van gelijke kansen voor een ieder niet aantasten.
Maatschappelijke diversiteit: gevolgen en
oplossingsrichting.
De diversiteit in onze
samenleving neemt toe. Het standaard gezin heeft plaats gemaakt voor een
variatie aan samenlevingsvormen en levensstijlen. De partners werken vaak
allebei, maar niet altijd van negen tot vijf.
De komst van immigranten in
de afgelopen decennia brengt niet alleen een grote variatie aan culturele en
etnische achtergronden met zich mee, maar uit zich bijvoorbeeld ook in de
variatie aan gesproken talen en beleden religies
Onderwijsinstellingen van
hoog tot laag moeten leren een heterogene populatie op aansprakelijke wijze te
bedienen.
De druk op scholen, vooral
van primair en voortgezet onderwijs neemt daardoor enorm toe. Steeds vaker
wordt verlangd dat ze meer doen voor kinderen (en hun ouders) door lesgeven.
Deze ontwikkelingen leiden
tot een discussie over de taakbreedte van de school en die van de leraar.
De brede school- of
vensterschool-ontwikkeling kan een oplossingsrichting betekenen in deze
problematiek. Inbedding in een hecht maatschappelijk netwerk, moet de school
ruimte bieden om zich te kunnen richten op haar kapitaal: les geven/onderwijs
geven.
Bewindslieden denken dat er
grote verbeteringen te behalen zijn in netwerken van: kinderopvang, voor- en
vroegschoolse programmas, Nederlandse taal; tussenschoolse en naschoolse
opvang.
Deze ontwikkelingen
onderstrepen ook dat schooltijden kunnen verschuiven. En de discussie moet
leiden tot langere en niet kortere openingstijden van de school.
Maar de brede school is
niet het enige antwoord op de culturele diversiteit. Andere oplossingen die
worden verkend of al worden ingevoerd zijn:
·
het organiseren van
doorlopende ontwikkelingslijn van landen vanaf het consultatiebureau tot en met
het voortgezet onderwijs;
·
de ontwikkeling van het
voorschoolse taalonderwijs aan kinderen, die niet in het Nederlands worden
opgevoed;
·
gestructureerd
taalonderwijs in het Nederlands in de eerste groepen van het primair onderwijs;
·
invoering in de scholen
van effectieve methoden voor het leren van Nederlands als tweede taal;
·
invoering van effectieve
methoden voor het aanleren van het Nederlands aan zij-instromers in het
onderwijs.
In dit kader valt veel lering
te trekken uit projecten die in het kader van het Grote Stedenbeleid
succesvol blijken:
·
Rotterdamse KEA-project;
·
Actieplan Zwarte
scholen.
Open bestel door ICT en internationalisering.
De invloed van informatie- en
communicatietechnologie zal een omwenteling te weeg brengen op alle terreinen
van het maatschappelijke leven.
Het onderwijs zal een
cruciale bijdrage moeten leveren om te zorgen dat alle burgers daar actief aan
kunnen deelnemen.
Wat ICT voor onderwijs zal
betekenen, zal in de praktijk blijken. Werkende weg zullen vragen beantwoord
moeten worden:
Zijn we op de goede weg?
Worden de mogelijkheden goed benut? Hebben we voldoende geïnvesteerd?
Deze vragen gaan niet alleen
het onderwijs zelf aan. De samenleving het bedrijfsleven en maatschappelijke
organisaties doe daar aan mee. De rijksoverheid heeft in dit kader grote
bedragen, structureel voor onderwijs beschikbaar gesteld. (Zie Onderwijs on
line. Verbindingen naar de Toekomst.)
Ook van de
internationalisering zijn de gevolgen zichtbaar in het onderwijs. Curricula
veranderen door de internationalisering ICT en internationale oriëntatie.
3.2.2. Landelijke
evalauatie Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid.
In december 1999 is landelijk
het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid (GOA-beleid) door het Sociaal en
Cultureel Planbueau (SCP) onderzocht.Dit onderzoek moet in het licht gezien
worden van het recent ingezette vernieuwde onderwijsbeleid van de rijksoverheid.
Achterliggende gedachte bij
deze beleidsoperatie is, dat het niveau van de gemeente (en wellicht daarbinnen
nog van wijk of buurt) de aangewezen schaal is voor bestrijding van de
onderwijsachterstandsproblematiek.
Lokaal onderwijsbeleid zou
verder leiden tot meer samenhang en tot meer samenwerking op lokaal niveau.
Het SCP-onderzoek wil ten
behoeve van een succesvolle beleidsimplementatie de ontwikkeling van de start
af volgen en eventuele knelpunten in het traject vroegtijdig signaleren. Het
onderzoek laat zich omschrijven als een nul-meeting.
Voor toekomstige metingen
heeft het SCP een typologie van het onderwijsachterstandsbeleid ontworpen,
waarin het mogelijk is gemeenten te typeren op grond van inhoudelijke en
bestuurlijk-organisatorische beleidsaspecten.
De typologie bevat
categorieën:
1.
minimaal/startend,
2.
extern voorbereid,
3.
doelen centraal,
4.
specifiek en integraal.
Het Delfts GOA-beleid valt in
de vierde categorie: specifiek en integraal. Delft bezet deze plaats met
andere gemeenten, die een langdurige ervaring met onderwijsachterstanden hebben
via het gebiedenbeleid. (OVB-gemeenten).
Deze gemeenten:
·
hebben een zichtbare
voorsprong ten opzichte van startende gemeenten;
·
beschikken allen over
een GOA-plan, met specifieke doelstellingen, die over het algemeen nog weinig
concreet zijn uitgewerkt. In de eerste plaats betreft dit een aantal
doelstellingen uit het LandelijkBeleids Kader (LBK), maar ook een aantal
specifiek eigen gemeentelijke doelstellingen. Voor Delft betreft dit de
oudercursussen en huiswerkgroepen en de Centrale Opvang;
·
beschikken over een
GOA-coördinator. Uit het SCP-onderzoek blijkt, dat de beschikbaarheid van zon
functionaris de slagvaardigheid en de integraliteit van beleid enorm vergroot;
·
werken meer integraal;
·
zetten eigen middelen in
voor het voeren van een achterstandsbeleid, naast de doeluitkering van het rijk
en de gewichtengelden, die naar de scholen gaan.
Ondanks deze positieve
constateringen vallen uit het SCP-onderzoek ook een aantal wijze lessen te
trekken, die bij de toekomstige beleidsontwikkeling zeker opgepakt zullen
moeten worden:
1. De
doelstellingen van het GOA-beleid vragen om nog meer maatwerk. Daarbinnen dient op alle en niet op enkele
doelstellingen van het LBK ingezet te worden. In de gemeente Delft zal extra
gelet moeten worden op:
·
de voor- en
vroegschoolse educatie:
Kinderen
uit etnische minderheidsgroepen beginnen ten opzichte van autochtone kinderen al met een achterstand
aan het onderwijs. Die achterstand wordt in de basisschool en in het voortgezet
onderwijs niet of nauwelijks weggewerkt. Het bestrijden van eenmaal ontstane
achterstanden is ingewikkeld, en daarom is het niet meer dan logisch dat de
aandacht steeds meer verschuift naar preventie oftewel naar de voor- en vroegschoolse periode.
·
beheersing van de Nederlandse Taal:
*
ontwikkeling
longitudinaal NT2-plan, van kinderopvang tot en met basiseducatie;
*
NT2-stimulering
oudkomers (moeders);
*
deskundigheidsbevordering.
·
evenredige deelname aan het onderwijs.
Deze doelstelling wordt landelijk als een zwak punt in het beleid
onderkend. Lokale initiatieven zullen ontwikkeld moeten worden om de deelname
van doelgroepen-leerlingen aan vormen van voortgezet, secundair
beroepsonderwijs en hoger onderwijs meer overeen te laten stemmen met die van
niet - doelsgroepleerlingen met overeenkomstige capaciteiten.
·
monitoring (
zie hierna onder punt 2).
2. Evaluatie en monitoring.
Het ontbreken van een
evaluatie en monitoringsysteem ervaart het SCP als een groot manco in het
gedecentraliseerde onderwijsachterstandenbeleid. Hoewel Delft zich deze kritiek
niet behoeft aan te trekken, Delft monitort al sedert 1993, zal er toch sprake
zijn van een andere opzet van de monitor.
Elke gemeente heeft de
wettelijke opdracht om een monitoringsysteem te ontwikkelen, waarin tenminste
de deelname van (doelgroep)-leerlingen aan de diverse vormen van onderwijs, de
verwijzing naar het speciaal onderwijs en het verzuim en de uitval worden
geregistreerd.
Dit, aldus het SCP, met het
uiteindelijke doel vast te stellen wat de langere termijn effecten van beleid
zijn. Dat kan alleen op basis van informatie en analyse van gegevens op
verschillende niveaus: het landelijk niveau, gemeentelijk niveau, schoolniveau
en dat van de leerling.
Het evaluatie en monitoring-beleid
komt landelijk nauwelijks van de grond, mede, omdat de VNG de gemeenten
adviseert terughoudend te zijn. Dit, opdat niet iedere gemeente voor zich het
wiel gaat uitvinden. Monitoring is een kostbaar proces.
Op dit moment kan vermeld
worden, dat de vier grote gemeenten (G4) de uitgangspunten voor een kernmonitor
hebben ontwikkeld, die landelijk uitgewerkt kan worden.De VNG heeft op zich
genomen, dat het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) daar zonder veel kosten
en extra moeite een aantal gemeentespecifieke onderwijsgegevens aan kan gaan
koppelen.
Naar verwachting zal deze
monitor in 2002 operationeel kunnen zijn.
Delft zal zich bij dit beleid
gaan aansluiten, maar wil daarin nadrukkelijk een aantal leerlingengegevens van
doelgroepleerlingen in gaan opnemen.
Naast de monitoring speelt de
beleidsevaluatie.
Kwantitatieve gegevens, via
monitoring verkregen, worden daarbij gekoppeld aan meer kwalitatieve gegevens,
die via een enquête, vragenlijst of panelonderzoek verkregen zijn.
Delft wil in de komende
beleidsplanperiode 2001 - 2004 de monitoring en evaluatie een vaste plaats
binnen de beleidsvorming van het onderwijsbeleid gaan geven.
§ 4. Middelen
De omvang van de
gemeentemiddelen voor de nieuwe beleidsplanperiode 2001- 2004 zijn in zekere
zin niet goed vergelijkbaar met de middelen uit de periode 1996-2000.
Dit als gevolg van de
overdracht van rijksmiddelen naar de gemeenten. Wij zullen in deze Kaderbrief wel een aantal
vergelijkingen maken tussen Kerend tij en het nieuwe OBP.
Vaak gebaseerd op
schattingen.
In bijlage 2 treft u de meest
recente uitgaven voor lokaal onderwijsbeleid aan, op basis van de
gemeenterekening 1999.
De bestuurlijke kosten voor
het openbaar onderwijs en de ambtelijke kosten zijn niet in de opgave
betrokken.
De volgende opmerkingen
willen wij bij het financiële overzicht plaatsen:
1.
In de cijfermatige opstelling
in de bijlage 2 wordt nog in beeld gebracht, wat de oorspronkelijke
rijksvergoeding was (inkomsten), die nu rechtstreeks, hetzij als doeluitkering,
hetzij als algemene uitkering naar het gemeentefonds gaat.
In
principe zijn echter alle middelen gemeentelijke middelen (ruim 18.5
miljoen), waarvan 12 miljoen aan oorspronkelijke rijksinkomsten en ongeveer
6,5, miljoen aan oorspronkelijk eigen gemeentelijk geld.
In
de beleidsmatige afweging moeten ook nog de gewichtengelden (p.o.) 2
miljoen en de cumi-gelden (v.o.)
9 ton betrokken worden, die rechtstreeks naar de scholen gaan, maar
ingezet behoren te worden overeenkomstig gemeentelijke beleidsafwegingen.
2.
De huisvestingsmiddelen met
inbegrip van de exploitatie-kosten voor de gemeentelijke
gymnastieklokalen bedragen 11.3 miljoen op jaarbasis.
Deze
middelen zijn een subcircuit binnen de begroting voor lokaal onderwijsbeleid.
Dat houdt in, dat deze middelen alleen voor huisvesting beschikbaar zijn en
niet inwisselbaar voor ander beleid.
3.
De kosten voor
leerlingenvervoer (ruim 1 miljoen)
zijn nauwelijks beïnvloedbaar. De middelen worden aan ouders verstrekt
op basis van wettelijke verplichtingen.
4.
Overzicht eigen gemeentelijke
middelen naar sector
(exclusief Gemeentelijke Onderwijsachterstandsbeleids
middelen).
Dit is een aparte opgave, die niet direct afleidbaar is uit
bijlage 1.
Het overzicht is opgenomen om enig inzicht te verschaffen in
de realisatie van de
doelstellingen van het
OBP Kerend tij. Daarin was een bezuinigingstaakstelling
opgenomen van 8 ton. Met de bepaling, dat niet op
Volwasseneneducatie en
Voortgezet onderwijs mocht worden gekort. Dit betekende dat
de taakstelling volledig
op het primair onderwijs zou komen te drukken.
1999 1996
Primair Onderwijs 2.370.000 1.900.000
Voortgezet onderwijs 633.000 291.000
(incl. spijbelopvang)
Zichtbaar is een groei van de gemeentelijke middelen voor
voortgezet onderwijs met
117%, meer dan een verdubbeling geheel conform de wens van de
gemeenteraad.
De uitgaven voor het primair onderwijs zijn met 12%
toegenomen. Dit als gevolg van
het schrappen van de bezuinigingen op bewegingsonderwijs en
schoolzwemmen en de
invoering van schoolmaatschappelijk werk door het zittend
college. Het beleidsveld
Volwasseneneducatie wordt hier niet meer verantwoord, maar
is in financiële zin
gegroeid.
5.
In het GOA-beleid gaat voor
ruim 2 miljoen aan gemeentelijke middelen om. Een derde
hiervan
is oorspronkelijk Delfts geld. De groei van deze middelen wordt met name
veroorzaakt door de invoering van een centrale opvang primair onderwijs en
voortgezet onderwijs.Bij deze middelen dienen de gewichtengelden voor het
primair onderwijs 2 miljoen en de
cumi-middelen voor het voortgezet onderwijs betrokken te worden 9 ton Het
totale middelen beslag bedraagt dan 5 miljoen
6.
Bij het beleidsplan 2001-2004
worden de volgende middelen betrokken:
Project School van de toekomst 10 miljoen
Project meer activiteiten en zorg rond de scholen 7 miljoen
Oudkomersgelden tbv onderwijsprojecten 2,5 ton
Regeling voor-en vroegschoolse educatie (VVE) 3
ton
Bovengenoemde uitbreidingen zijn alle doelsubsidies, maar
vereisen alle nog een nadere
uitwerking en aparte besluitvorming binnen de overleggremia.
§ 5. Uitgangspunten, die de raad van Delft stelt
voor het opstellen van een
onderwijsbeleidsplan 2001- 2004
1.Het onderwijsbeleidsplan 2001-2004 zal als centrale
gemeentelijke themas kennen:
·
invoering
van het vensterschoolprogramma,
·
kansenbeleid:
voorheen integraal zorg en achterstandsbeleid.
Aspecten/deelthemas
van dit beleid zijn:
·
Centrale opvang (primair
en voortgezet onderwijs);
·
Voorkomen van
schooluitval;
·
Taalontwikkeling van
voorschools tot in het voortgezet onderwijs;
·
Zorgbeleid (integratie
van zorg en achterstand);
·
Monitoring;
·
Samenwerking van de
samenwerkingsverbanden;
·
Ondersteuning scholen en
ouders.
·
Delft
Kennisstad, investeringen in ICT-ontwikkelingen in het onderwijs.
·
Impuls
werving en behoud Delfts personeel voor alle onderwijssectoren.
2. In
afwijking van voorgaande jaren is er dit keer geen sprake van
bezuinigingen.Het middelen beslag zoals
dat staat opgenomen in het financiële kader (§ 4) is in principe voor de
komende beleidsplan periode beschikbaar.
Aan het
onderwijsbeleidsplan 2001 - 2004 worden de volgende middelen toegevoegd:
·
EZH-gelden voor het
project De school van de toekomst 10 miljoen
·
EZH-gelden voor het
project Meer activiteiten en zorg rond de scholen 7 miljoen
·
Oudkomersgelden 2.5 ton
·
Gelden Regeling Voor-en
vroegschoolse educatie (VVE) 3 ton
3. In de
afweging van het Onderwijsbeleidsplan 2001 - 2004 worden de voor
onderwijshuisvesting bestemde middelen betrokken. Dit omvat een bedrag van
11,5 miljoen guldens op jaarbasis. Verantwoording van de inzet van deze
middelen verloopt via het Integraal Huisvestingsplan en het jaarlijks op te
stellen huisvestingsprogramma.
In het kader van de Vensterschool-ontwikkeling
zal een onderzoek plaatsvinden op welke wijze er ook een verantwoorde koppeling
tot stand gebracht kan worden tussen de huisvestingsmiddelen voor onderwijs en
voor kinderopvang
4
Nadrukkelijker dan in vorige onderwijsbeleidsplannen zal een zakelijke
subsidierelatie worden ontwikkeld. In zon relatie wordt er vanuit doelstellingen gestuurd op resultaten. Daarbij wordt er een
koppeling gemaakt tussen door de scholen te leveren producten en door de gemeente beschikbaar te stellen middelen.
Een
dergelijke relatie geeft een verantwoorde invulling aan het Publiek
ondernemerschap van scholen, zoals dat door de rijksoverheid wordt voorgestaan.
Tevens kan het een stimulans zijn voor te voeren kwaliteitsbeleid.
5. Wijkbenadering en integraal werken
(Vensterschoolprogramma).
In het
komend OBP zal het integraal werken en werken via de wijken worden ontwikkeld.
Met name de
uitvoering van het Vensterschoolprogramma zal daarin een centrale plaats
gaan
innemen.
De wens van
de wijkbewoners, kinderen en ouders komt daarin centraal te staan.
Koppelingen
worden gemaakt van onderwijsbeleid met kinderopvang, jeugdbeleid en
veiligheidsbeleid. Ook zullen relaties worden gelegd met consultatiebureaus en het
maatschappelijk werk om een opvoedondersteunende functie te gaan
ontwikkelen.
Het is de
bedoeling van de gemeente om deze uitbreiding van de zorgfunctie aan te
zetten
tegen de functie van Interne Begeleider (IB-er) in de scholen.
In het
Vensterschoolprogramma zullen ook koppelingen gemaakt worden met Verlengde
schooldagprojecten op het terrein van sport en spel, cultuur en
kunstzinnige vorming.
Ook
relaties met het bibliotheekwerk en ICT
zullen hier worden gemaakt.
Verder kan
gedacht worden aan het plaatsen van kunstenaars op school.
Om de
verder uitbouw van het Vensterschoolprogramma
mogelijk te kunnen
maken,zullen vanuit diverse budgetten middelenbetrokken worden bij de
invulling van het project.. Een eerste nog onvolledig overzicht hiervan:
·
Jaarlijks 3,5 ton
vanuit het project Zorg en activiteiten rond de scholen voor o.a. de
invulling van een coördinatiefunctie op wijkniveau.
·
de I/D-banenregeling zal
hierbij betrokken worden.
·
Budgettaire koppelingen
zullen tot stand gebracht worden met bestaande middelen vanuit:
Onderwijsbeleidsplan, Sportvisie, Bibliotheekwerk, en Kinderopvang.
·
In het EZH-project
Scholen voor de toekomst wordt
voorgesteld 1,5 ton op jaarbasis vrij te maken voor inzet in de
Vensterschool
·
Binnen de
MeerjarenRaming Stadsvernieuwing/Investeringsopgave Stedelijke Vernieuwing
zijn/worden ook substantiële middelen beschikbaar gesteld.
6.
Het gemeentelijk
onderwijsachterstandenbeleid wordt een belangrijke drager van het
Vensterschoolprogramma.
Het GOA-beleid zal versterkt worden op de onderdelen:
- taalbeleid
- voorschoolse
stimulering
- monitoring
Het GOA-beleid zal zich meer gaan richten op het voortgezet
onderwijs:
- taalbeleid
- doorstroming naar hogere vormen van v.o.
- tegengaan van
schooluitval
7.
Zoals eerder opgemerkt blijft
het zorgbeleid één van de centrale themas. Daarbinnen zal verder gewerkt
worden aan een Delfts zorg-en achterstandsbeleid. De oude doelstellingen van
OBP Kerend tij blijven gelden. Wel zullen nadrukkelijk onderzoeken gedaan
worden naar:
*
integratie van de
samenwerkingsverbanden WSNS;
*
de invoering van een
onderwijs zorgloket in het voortgezet onderwijs;
*
de haalbaarheid van een
zmok-voorziening in Delft;
*
de integratie van De
Wissel in het
vo-svo-samenwerkingsverband;
*
het terugdringen van
voortijdig schoolverlaten en ontwikkelen van alternatieve leerwegen
Nu het bewegingsonderwijs is gehandhaafd
zal in overleg met de vakleraren gymnastiek
gekeken
worden naar behoefte, noodzaak en vormgeving van motorische remedial
teaching.
§ 7. Communicatieparagraaf.
Hierna wordt de procedure
voor de ontwikkeling van een nieuw onderwijsbeleidsplan beschreven.
|
|
|
DATUM |
ACTIE V O O R B E R E I D I N G |
OVERLEG
|
10
april |
aankondigingsbrief
+ planning ontwikkeling OBP |
LOKABEL |
|
|
|
18
mei |
concept
Kaderbrief + evaluatie |
B
& W. |
5 juni |
concept
Kaderbrief + evaluatie |
LOKABEL |
13
juni |
Kaderbrief
+ evaluatie |
Cie Werk,zorg en onderwijs |
2 oktober 3 oktober |
Besluitvorming
Kaderbrief Vaststelling
Kaderbrief |
LOKABEL Cie Werk,zorg en onderwijs |
|
M E N I N G S V O R M I N G |
|
|
|
|
20 september |
Conferentie
Onderwijsbeleidsplan 2001-2004 De
conferentie heeft als doel ideeën te generen op basis van in de Kaderbrief neergelegde
uitgangspunten. |
Onderwijsveld Schoolbesturen medezeggenschapsraden (programma)-aanbieders |
13 t/m 30 november |
Ronde
tafel besprekingen (wijkgericht) Scholencombinaties
zullen in een vijftal Ronde Tafel bijeenkomsten aan
de hand van toegespitste beleidsnotities discussiëren over beleidsconcepten
voor het OBP 2001-2004. Primair
Onderwijs: Tanthof 6 scholen
Wippolder/Vrijenban
5 scholen + 1dep Voorhof/Buitenhof 7 scholen + 2dep Voortgezet
onderwijs 3 scholen Speciaal
Onderwijs cat.II en III 2
scholen |
|
|
|
|
|
B E S L U I T V O R M I N G |
|
23
januari |
Concept
Onderwijsbeleidsplan |
B & W |
29
januari |
Eerste
behandeling concept Onderwijsbeleidsplan |
LOKABEL |
26
februari |
Op
overeenstemming gerichte bespreking Onderwijsbeleidsplan |
LOKABEL |
6 t/m 31 maart |
Onderwijsbeleidsplan
Het definitieve plan kan
door de besturen worden gehanteerd in de MR-procedures, die zij op grond van
de Wet medezeggenschap Onderwijs moeten voeren |
B & W |
10
april |
Onderwijsbeleidsplan
|
B & W |
19 april |
Onderwijsbeleidsplan |
Cie Werk, zorg en onderwijs |
26
april |
Onderwijsbeleidsplan
(vaststelling) |
Gemeenteraad van Delft |
Bijlage 1.
Leerlingenaantallen en belangstellingspercentage in
1999.
Rooms Katholiek basisonderwijs 2693 33
%
Openbaar basisonderwijs 2259 28
%
Protestants Christelijk basisonderwijs 1966 24
%
Reformatorisch basisonderwijs 280 4
%
Delftsche Schoolvereeniging basisonderwijs 376 5 %
Montessorischool basisonderwijs 224 3
%
Vrije school basisonderwijs 231 3
%
Centrale Opvang 52 1
%
Totaal basisonderwijs: 8091 100%
Openbaar
speciaal basisonderwijs 132
Rooms
Katholiek speciaal basisonderwijs 244
Speciaal
onderwijs voor zeer moeilijk lerende kinderen 208
Speciaal onderwijs voor
lichamelijk en meervoudig
gehandicapte
kinderen 107
Rooms Katholiek voortgezet onderwijs
(incl. praktijk onderwijs) 2721 43
%
Protestants Christelijk voortgezet onderwijs 1957 31
%
Openbaar voortgezet onderwijs
(incl praktijk onderwijs) 1623 26 %
Totaal voortgezet onderwijs 6301 100%
Prognoses leerlingenaantallen:
Basisonderwijs 2001 2004
8110 7897
Voortgezet onderwijs.
De vet gedrukte cijfers zijn prognoses met in begrip van
leerlingen vanuit Ypenburg.
2001 2005
Openbaar voortgezet onderwijs 1696 1696 1777 1689
Rooms Katholiek voortgezet onderwijs 2864 2864 3446 2662
Protestants Christelijk
voortgezet onderwijs 2162 2162 2350 2203
Totaal: 6722 6722 7573 6554
Daling aantal leerlingen
op Delftse scholen voor speciaal basisonderwijs
1997 1998 1999
Openbaar 193 166 132
Bijzonder 219 234 244
Totaal 412 400 376
daling aantal leerlingen
(1997 = 100) 100 97 91
Stijging aantal leerlingen
Delfts speciaal onderwijs
1997 1998 1999
zmlk/ vso zmlk 156 187 208
lichamelijk gehandicapt;
vso/l.g
meervoudig gehandicapt 105 101 107
totaal speciaal onderwijs 261 288 315
stijging
aantal leerlingen (1997 = 100)
100 110,3 121
Verdeling leerlingen
basisonderwijs per herkomst land naar richting
(teldatum
1 oktober 1999; absolute aantallen)
Gr. Joe- Ma- Tur Tu- Kaap
Su- An- vluch- ove- totaal
Ita. gosl. rok. kije ne- ver. Rin. til. tel. rig
Port. sië Aruba
% % % % % % % % % % %
openbaar 26 37 51 46 67 25 23 47 65 37 44
rooms-kath. 39 21 16 15 33 75 33 29 15 26 23
prot.-chr. 27 26 26 34 0 0 39 21 19 31 29
reformat. 1 3 5 5 0 0 4 1 2 3 3
alg.byz. 7 13 2 0 0 0 2 2 0 3 2
totaal (=n) 74 38 127 322 6 8 218 86 320 348 1547
Bijlage 2.
Alle
bedragen X1000 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
PRIMAIR ONDERWIJS |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Schoolzwemmen |
|
353 |
|
|
|
353 |
Huur zwembaden,
afkoopregeling zwembaden en |
|
|
|
|
|
|
busvervoer |
|
|
|
|
|
|
Bewegingsonderwijs |
|
518 |
|
|
|
518 |
Betreft kosten
gemeentelijke regeling |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Taakrealisatie |
|
274 |
|
|
|
274 |
Betreft kosten
gemeentelijke regeling |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Onderwijs Allochtone Levende Talen |
|
584 |
|
575 |
|
9 |
|
|
|
|
|
|
|
Salariskosten |
495 |
|
|
|
|
|
Overig |
89 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Onderwijsbegeleiding |
|
919 |
|
584 |
|
335 |
|
|
|
|
|
|
|
Schooltuinen en natuureducatie (80%) |
|
144 |
|
|
|
144 |
|
|
|
|
|
|
|
Logopedie |
|
158 |
|
|
|
158 |
|
|
|
|
|
|
|
Kunstzinnige vorming (70%) |
|
270 |
|
|
|
270 |
|
|
|
|
|
|
|
Advies en overlegorganen |
|
26 |
|
|
|
26 |
|
|
|
|
|
|
|
Delft kennisstad (75%) |
|
57 |
|
|
|
57 |
|
|
|
|
|
|
|
Vensterschool |
|
50 |
|
|
|
50 |
|
|
|
|
|
|
|
Schoolmaatschappelijk werk |
|
100 |
|
|
|
100 |
|
|
|
|
|
|
|
Schoolwerkweken ssbo en so |
|
20 |
|
|
|
20 |
|
|
|
|
|
|
|
Godsdienst en vormingsonderwijs |
|
55 |
|
|
|
55 |
|
|
|
|
|
|
|
Totaal primair onderwijs |
|
3528 |
|
1159 |
|
2369 |
|
|
|
|
|
|
|
PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS |
|
|
|
|
|
|
Huisvestingskosten |
|
10936 |
|
9700 |
|
1236 |
|
|
|
|
|
|
|
Kapitaallasten |
7231 |
|
|
|
|
|
scholen po
5.850 gymzalen 612 scolen vo 769 |
|
|
|
|
|
|
Gebruiksvergoedingen
(huren erfpacht etc.) |
1017 |
|
|
|
|
|
huren 347, verg
gebruik gymzalen 175 vo 495 |
|
|
|
|
|
|
verzekeringen |
537 |
|
|
|
|
|
premies 244,
eigen risico 103 vo 190 |
|
|
|
|
|
|
belastingen po
266, vo 262 |
528 |
|
|
|
|
|
storting
reserves |
|
|
|
|
|
|
buitenkant po
578 vo 556 gymz 63 |
1197 |
|
|
|
|
|
kleine
investeringen |
268 |
|
|
|
|
|
calamiteiten |
158 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Exploitatiekosten centrale gymzalen |
|
400 |
|
|
|
400 |
|
|
|
|
|
|
|
Gemeentelijk Onderwijs Achterstandsplan |
|
2079 |
|
1340 |
|
739 |
|
|
|
|
|
|
|
Salariskosten
vm regeling onderwijsvoorrang |
322 |
|
|
|
|
|
Centrale opvang |
856 |
|
|
|
|
|
Spijbelopvang |
264 |
|
|
|
|
|
Taalondersteuning
oalt |
80 |
|
|
|
|
|
diverse
projecten |
285 |
|
|
|
|
|
incl 50 voor vo |
|
|
|
|
|
|
begeleiding,
organisatie en huisvesting |
272 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Leerlingenvervoer |
|
1087 |
|
|
|
1087 |
|
|
|
|
|
|
|
OBP |
|
178 |
|
|
|
178 |
|
|
|
|
|
|
|
Totaal po en vo |
|
14680 |
|
11040 |
|
3640 |
|
|
|
|
|
|
|
Voortgezet onderwijs |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Schooltuinen en natuureducatie (20%) |
|
36 |
|
|
|
36 |
|
|
|
|
|
|
|
Kunstzinnige vorming (30%) |
|
115 |
|
|
|
115 |
|
|
|
|
|
|
|
Delft kennisstad (25%) |
|
20 |
|
|
|
20 |
|
|
|
|
|
|
|
Zorgstructuur vo |
|
128 |
|
|
|
128 |
|
|
|
|
|
|
|
Zorgteams (vm gidsgelden) |
|
70 |
|
|
|
70 |
|
|
|
|
|
|
|
Totaal |
|
369 |
|
0 |
|
369 |
|
|
|
|
|
|
|
Totaal |
|
18577 |
|
12199 |
|
6378 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|