Onderwerp
Aanpak 1-ouder gezinnen
De
gemeente Delft wil zo veel mogelijk uitkeringsgerechtigden toeleiden naar
betaalde arbeid óf op een zinvolle manier maatschappelijk isolement voorkomen.
Het accent vanuit het College ligt daarbij op het reduceren van het bestand
uitkeringsgerechtigden zowel vanuit de nABW als vanuit de WW en WAO. De
prioriteit hierbij is dit vanuit de sluitende aanpak tot stand te brengen.
Het
aantal 1-oudergezinnen in Delft met een nABW uitkering bedraagt momenteel 787
mensen, waarvan 96% vrouw. (april 2000). De 1-oudergezinnen beslaat ± 25 % van het
totaal aantal uitkeringsgerechtigden met een nABW. Gezien dit omvangrijke
percentage, mede in relatie tot de verhouding tussen de financiering vanuit het
Rijk vanaf 2001, 75% rijksoverheid en 25% vanuit de Gemeente, én de wetswijziging
die vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in voorbereiding
is, waarbij een gedeeltelijke participatieplicht wordt voorgesteld voor
1-ouders met kinderen < 5 jaar, is de 1-oudergroep binnen de discussienota
‘Samen aan de Slag’ als speciale doelgroep naar voren gebracht. Dit deelproject
betreft een aanpak van 1-ouders met een nABW uitkering.
De
ervaring leert dat ouders die jarenlang thuis hebben gezeten, bijvoorbeeld om
hun kinderen op te kunnen voeden, nauwelijks nog kans maken op de arbeidsmarkt
wanneer zij zich daar weer melden. Zonder passende inspanning van de Gemeente,
afdeling Werk Inkomen en Zorg met de betrokken vakteams, afdeling Leefbaarheid
(sociaal isolement) en andere (gemeentelijke) organisaties wordt de afstand tot
de arbeidsmarkt almaar groter. Het risico bestaat dat alleenstaande ouders met
een bijstandsuitkering tot de AOW-gerechtigde leeftijd bijstandsafhankelijk
blijven. De problematiek van de armoede onder alleenstaande ouders en met name
vrouwen zal hierdoor sterker worden.
Het
is de taak van de gemeente de 1-ouders met een uitkering een zodanig
perspectief te bieden dat het mogelijk maakt, dat zij weer actief aan de
arbeidsmarkt kunnen deelnemen. Aan de andere kant moet zoveel mogelijk worden
voorkomen dat er zich weer nieuwe 1-oudergezinnen aandienen die langdurig in de
bijstand verblijven.
Hierbij
rekening houdend met het gegeven dat ouders het evenwicht moeten blijven houden
tussen zorg voor de kinderen en werk.
Voldoende
kinderopvang, passend werk, voorkomen van de armoedeval, verstrekken van
incentives en scholing van de ouders zijn hierbij kernbegrippen.
Dit
projectvoorstel is als volgt opgebouwd. Allereerst zijn de wettelijke kaders
beschreven gevolgd door het gemeentelijk beleid. Daarna volgt een overzicht van
de samenstelling van de 1-oudergezinnen in Delft. Vervolgens wordt de huidige
werkwijze in kaart gebracht, gevolgd door een overzicht van de beschikbare
instrumenten. Het laatste hoofdstuk richt zich op de mogelijkheden voor een
nieuwe aanpak in relatie tot de huidige situatie.
Aandachtspunten/aanbevelingen, voortkomend uit de gesprekken met
belangenorganisaties als het comité vrouwen en de bijstand, vrouwenopbouwwerk,
waar drie bezoekvrouwen werkzaam zijn, 1-oudervrouwen zelf, docenten van scholingsinstellingen
en betrokken collega’s zijn waar mogelijk in deze nota verwerkt.
2. Wettelijke kaders.
De
1-oudergroep is onder te verdelen in gezinnen met kinderen tot 5 jaar en
gezinnen met kinderen van 5 jaar en ouder.
Voor
de eerste categorie bestaat momenteel (nog) geen formele sollicitatieplicht.
Ouders met kinderen in de leeftijd van 5 - 18 jaar en een bijstandsuitkering
hebben daarentegen wél een wettelijke sollicitatieplicht voor 36 uur per week.
De
achtergrond van de 1-ouderbenadering kent een relatie met de wetswijziging van
januari 1996, de nABW (nieuwe algemene bijstandswet) waarin afgestapt wordt van
het zogenaamde sterke kostwinnersmodel. Binnen dit model worden mannen als
kostwinners beschouwd en vrouwen als moeders. Via diverse sociale voorzieningen
en collectieve verzekeringen wordt het risico gedekt, dat zodra de man niet aan
zijn kostwinnersverplichtingen kan voldoen, de vrouw toch voor de kinderen kan
zorgen. De bijstand is een van deze voorzieningen geweest.
De
nABW gaat uit van de eigen
verantwoordelijkheid van ieder individu voor het verwerven van een eigen
inkomen. Aangezien vooral moeders van jonge kinderen in Nederland grotendeels
niet financieel zelfstandig zijn, (ruim 50% werkt, waarvan 20% financieel
zelfstandig is) heeft deze cultuuromslag in het beleid vooral voor hen
gevolgen.
Belangrijke
argumenten voor deze omslag zijn geweest, macro-economische veranderingen
(economische groei, gepaard gaande met een gewijzigde arbeidsmarktsituatie) en
demografische ontwikkelingen (vergrijzing en ontgroening) Daarnaast hebben
emancipatie-overwegingen eveneens
een rol gespeeld. (bron onderzoek: “zorgen voor de kost 1999”)
De
wetswijziging in voorbereiding, zoals in deze inleiding genoemd, betreft de
invoering van gedeeltelijke participatieplicht voor 24 uur per week voor ouders
met kinderen jonger dan 5 jaar. Op zijn vroegst zal deze wijziging ingaan in
het tweede kwartaal van 2001. Deze participatieplicht richt zich in eerste
instantie niet alleen op betaalde arbeid maar bestaat ook uit het volgen van
scholing of het deelnemen aan vrijwilligerswerk, projecten in het kader van
sociale activering etc. Het voordeel van een dergelijke wijziging brengt een
minder abrupte overgang met zich mee voor deze groep 1-ouders. Momenteel
bestaat de stap namelijk uit helemaal geen arbeidsplicht naar volledige
arbeidsplicht zodra het jongste kind 5 jaar is geworden.
De
tweede kamer heeft de ‘nota arbeid en zorg voorjaar 1999’ besproken. Daarin is
een motie aangenomen waarin het volgende voorgesteld wordt: voor alleenstaande
ouders met kinderen tussen 5 en 16 jaar een partiële arbeidsplicht van 20 uur
op te leggen. De minister lijkt zich vooralsnog vast te houden aan het
oorspronkelijke voorstel. Dat wil zeggen:
Ouders
met kinderen < 5 jaar: - 24 uur per week partiële participatieplicht
Ouders
met kinderen > 5 jaar: - volledige arbeidsplicht.
Tijdens
het afronden van deze beschrijving kon er vanuit het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid nog geen uitsluitsel gegeven worden over de
definitieve wetswijziging.
2.1.
Gemeentelijke uitgangspunten.
In
de vorige collegeperiode was het beleidsuitgangspunt om alleenstaande ouders
met kinderen in de leeftijd van 5-12 jaar, ingedeeld in fase 2/3 een
keuzevrijheid te geven tussen de verzorging van de kinderen als hoofdtaak
enerzijds en zich beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt anderzijds.
Dit
beleidsuitgangspunt is uitgewerkt in het handboek DMZ, daarbij rekening houdend
met de regels die door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gesteld
zijn aan het vrijstellingenbeleid.
Deze
regels geven aan dat alleen de wens van de alleenstaande ouder om de zorgtaak
voor kinderen als hoofdtaak te zien geen reden is voor ontheffing. Indien er op
basis van duidelijke feiten en argumenten aangegeven kan worden dat
vrijstelling van de arbeidsverplichting noodzakelijk is, kan deze voor de
periode van 1 jaar worden verleend. In het volgende heronderzoek, zal de
vrijstelling opnieuw aan de orde komen.
Vanuit
het Ministerie is destijds aangegeven dat een categoriale ontheffing van de
arbeidsverplichting in strijd is met de nABW.
Daarnaast benadrukt het Ministerie wél het belang van maatwerk bij het opleggen van
verplichtingen aan alleenstaande ouders en vervolgens bij de ondersteuning van
deze groep op weg naar arbeidsinschakeling.
In
deze nota wordt voorgesteld om tot een verdere nuancering en uitwerking te
komen van het bestaande beleid. Daarbij zijn de volgende drie uitgangspunten
essentieel:
1. Alle alleenstaande ouders
in de bijstand zoveel mogelijk te stimuleren en in staat te stellen de zorg
voor hun kinderen te combineren met (bij)scholing, stages en
(vrijwilligers)werk. Dus ook alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 5
jaar aansporen eveneens deel te gaan nemen aan een participatietraject, dit om
het ‘achterop raken’ te voorkomen.
2. Uitgaan van de
mogelijkheden van de 1-ouders in plaats van de onmogelijkheden. Een min of meer
‘automatische’ indeling van deze groep in fase-4 dient daarbij zo veel mogelijk
vermeden te worden.
3. In aansluiting op de bestaande
wettelijke kaders uitgaan van een participatieplicht voor ouders met kinderen
in de leeftijd vanaf 5 -12 jaar. Deze plicht wordt hierbij ruim uitgelegd. Dat
wil zeggen dat activiteiten in het kader van scholing, sociale activering,
vrijwilligerswerk bij een reguliere organisatie etc. eveneens onder deze noemer
vallen, alles in overeenstemming met de mogelijkheden van de individuele ouder,
gebaseerd op maatwerk, maar uiteindelijk gericht op het verwerven van betaalde
arbeid voor minimaal 24 uur per week. Zodra op landelijk niveau de
wetstechnische ontwikkelingen aanleiding geven tot nadere besluitvorming zal
hier op worden teruggekomen.
3. 1-oudergezinnen in Delft, samenstelling, werkwijze en beschikbaar
instrumentarium.
3.1
Samenstelling.
Om
een goed overzicht te verkrijgen van de samenstelling van deze doelgroep zijn
de volgende gegevens van belang:
1. geslacht
2. leeftijdscategorie van de
ouders
3. kinderen < 5 jaar
4. kinderen > 5 jaar
5. gebruik makend van de
1-ouder kinderopvangregeling
6. kinderopvang via de bijzondere
bijstand
7. vrijlatingregeling
8. inkomsten uit arbeid,
aantal uur werkzaam
9. fase-indeling
10. opleidingsniveau
11. land van herkomst
12. duur van de uitkering
Vanuit
het SDMS-systeem, het informatiesysteem van de afdeling inkomen, zijn de
gegevens 1 t/m 9 geleverd, met uitzondering van punt 5.
De
ontbrekende gegevens zullen op een andere manier achterhaald moeten worden,
omdat zij niet standaard in het SDMS-systeem worden ingevoerd zijn de gegevens
over o.a. opleidingsniveau niet betrouwbaar.
3.1.1. Enkele percentages.
19%
(149) van het totale bestand van de 1-ouders werkt naast de uitkering, daarvan
heeft 5% kinderen jonger dan 5 jaar.
Het
aantal uur dat men werkzaam is, is niet vanuit het gegevensbestand te leveren.
36%
van het totaal (zowel werkenden als niet werkenden) aantal 1-ouders heeft
kinderen jonger dan 5 jaar. (landelijk is dit 30%)
Werkenden:
15%
van het aantal mensen dat werkt naast de uitkering is ingedeeld in fase 1.
15%
van het aantal mensen dat werkt naast de uitkering is ingedeeld in fase 2.
9%
van het aantal mensen dat werkt naast de uitkering is ingedeeld in fase 3.
43% van het aantal mensen dat
werkt naast de uitkering is ingedeeld in fase
4, waarvan 17% kinderen heeft jonger dan 5 jaar en 25% ouder dan 5 jaar.
14%
van het aantal mensen dat werkt naast de uitkering is ingedeeld in fase
onbekend.
4% van het aantal mensen dat werkt naast de
uitkering is ingedeeld in fase n.t.b.*
Niet werkenden:
4% van het aantal mensen dat niet werkt is
ingedeeld in fase 1.
8% van het aantal mensen dat niet werkt is
ingedeeld in fase 2.
9% van het aantal mensen dat niet werkt is
ingedeeld in fase 3.
64% van het aantal mensen dat
niet werkt is ingedeeld in fase 4,
waarvan 30% kinderen heeft jonger dan 5 jaar.
10%
van het aantal mensen dat niet werkt is ingedeeld in fase onbekend.
5% van het aantal mensen dat niet werkt is
ingedeeld in fase n.t.b.*
* Nader te bepalen betekent in de meeste
gevallen dat iemand bij het Centrum voor Werk en Inkomen CWI bezig is met een
kwalificerende intake (kwint).
Voor
meer informatie zie bijlage 1.
Alvorens
deze werkwijze in kaart te brengen worden de belangrijkste oorzaken van het
aanvragen van een uitkering door alleenstaande ouders (vrouwen) genoemd, in
relatie tot de kenmerken die voor een aanzienlijk deel van deze groep in meer
of mindere mate van toepassing zijn.
De
belangrijkste oorzaken van
bijstandsafhankelijkheid van 1-oudergezinnen (96% in Delft is vrouw) zijn:
·
vrouwen met relatieproblemen;
·
vrouwen, die een traditionele scheiding hebben meegemaakt, het huwelijk
loopt na een x-aantal jaar stuk;
·
mannen die na een gezinshereniging besluiten tot een scheiding, waardoor
vrouwen uit deze veelal traditionele relaties waarin zij volledig afhankelijk
waren van hun echtgenoot er opeens alleen voor komen te staan;
·
vluchtelingenvrouwen;
·
vrouwen die na mishandeling, via opvang Ricardis besluiten tot
scheiding.
·
het overgrote deel van deze vrouwen had tijdens de relatie geen betaalde
baan.
Voor
de 1-oudergroep zijn de volgende kenmerken
te noemen:
·
Medische beperkingen;
·
Financiële beperkingen;
·
Lage, verouderde of afgebroken schoolopleiding;
·
Taalachterstand bij de allochtone groep;
·
Groot zorgethos;
·
Negatief zelfbeeld (weinig zelfvertrouwen, onzekerheid over eigen
mogelijkheden)
3.2.1 Aanvraag traject nieuwe klanten WIZ.
Op
het moment dat besloten wordt tot scheiding moeten er veel praktische zaken
geregeld worden, als huisvesting en inkomen.
In
veel gevallen worden 1-ouders via de woningbouwvereniging doorverwezen naar
Bureau Nieuwe Klanten van de WIZ.
Bijlage
2: “Overzicht werkwijze uitvoering WIZ” geeft per fase-indeling aan welke route
een klant bewandelt na het intakegesprek bij Bureau Nieuwe klanten. Zowel het
heronderzoektraject bestaande klanten, als de trajectaanpak en de bestandsanalyse
fase 4 zijn in dit schema terug te vinden. Daarnaast maakt het inzichtelijk met
welke organisaties en afdelingen op het gebied van activering en inkomen binnen
de gemeente een klant in aanraking komt. Het reïntegratiebedrijf van
Arbeidsvoorziening is in dit schema niet als aparte organisatie opgenomen.
3.2.2. Bestandsanalyse fase 4. (BAT-project).
Gezien de grote omvang van de groep uitkeringsgerechtigden
die ingedeeld is in fase 4, is er in maart 2000 een project gestart onder de
voorlopige naam ‘bestandsanalyse fase 4’ met als doel sneller een beeld te
krijgen van het huidige fase 4 bestand van de voormalige sociale dienst
(afdeling inkomen).
Vanuit dit project, uitgevoerd door medewerkers van de
sector WIZ, worden een groot aantal gegevens in kaart gebracht. Deze gegevens
hebben betrekking op de volgende onderwerpen:
·
opleidingsniveau; land van herkomst; duur uitkering; woonwijk;
1-oudergezin
·
sofi-nummer medische klachten onderverdeeld in:
0 fysiek
0 psychisch/sociaal
·
zorgtaken voor:
0 kinderen
0 ouders
0 partner
·
(on)mogelijkheden op het terrein van arbeidsbevordering zoals:
0 schulden;
·
diversen…….
Ieder
analysegesprek leidt tot een klantprofiel. Door deze analyse komt een groot
deel van de fase 4 groep 1-ouders in beeld.
Een
beleidsgroep fase-4 (waarin medewerkers vertegenwoordigd zijn op het terrein
van werk, zorg, scholing, schuldhulpverlening en activering & inburgering)
gaat zich naar aanleiding van de eerste uitkomsten vanuit de bestandsanalyse
bezig houden met de ontwikkeling van aanvullende instrumenten voor de doelgroep
fase 4.
Met
name op het terrein van medische en maatschappelijke zorg in nauwe relatie met activeringsactiviteiten is er nog weinig
ontwikkeld. Hier liggen kansen om de veel voorkomende psychosomatische
problematiek onder 1-oudergezinnen onder de aandacht te brengen.
3.3.
Instrumenten ten behoeve van 1-ouderbeleid.
De
gemeente Delft beschikt over een uitgebreid activeringsinstrumentarium zowel op
het gebied van werkgelegenheid als educatie (zie het educatieplan 2000). Deze
instrumenten staan ter beschikking voor de gehele groep uitkeringsgerechtigden,
waarbij per individu bekeken wordt welk instrument op welk moment binnen een
traject het beste past.
Daarnaast
zijn er nog een aantal specifieke instrumenten die alleen op de 1-oudergroep
van toepassing zijn.
Dit
hoofdstuk geeft een overzicht van deze specifieke voorzieningen en beschrijft
daarnaast gemeentelijke ontwikkelingen gerelateerd aan het 1-ouderbeleid.
3.3.1. Huidige instrumenten.
Educatie:
·
Cursus Creatief aan de slag. Deze cursus is bestemd voor vrouwen, die
naast de zorg voor kinderen problemen hebben op het gebied van relaties,
financiën, opvoeding, zelfwaardering etc. De cursus is zeer laagdrempelig en
richt zich op creativiteit met als hoofddoel weer in je eigen mogelijkheden te
gaan geloven.
·
Cursus Vrouwen uit de Bijstand. Deze cursus richt zich op vrouwen die
zich oriënteren op werk en scholing. Aan het einde van de cursus heeft elke
vrouw een uitgewerkt stappenplan in het kader van arbeidsactivering op lange-,
middellange-, of korte termijn.
Kinderopvang
Kinderopvang
is een belangrijk onderwerp in relatie tot arbeidsparticipatie voor de groep
alleenstaande ouders.
Voor
de kinderopvang is er vanuit de regeling Kinderopvang en buitenschoolse opvang
voor alleenstaande ouders vanuit het Ministerie van SOZAWE voor Delft in 2000
een bedrag van ca. ƒ. 900.000,- beschikbaar gesteld. Bij de afdeling inkomen is
een medewerkster verantwoordelijk voor de praktische coördinatie van de
aanmeldingen vanuit deze regeling. Daarnaast coördineert zij eveneens de pilot
flexibele kinderopvang (zie schema)
Van
de 51 1-ouders die momenteel gebruik
maken van de 1-ouderregeling, volgt 41% scholing, werkt 39% en combineert 20%
scholing en werk. 52% van deze totale groep brengt de kinderen voor 4 of meer
dagen naar een van de vormen van kinderopvang.
Deze
regeling staat niet alleen open voor 1-ouders met een nABW uitkering maar ook
voor alleenstaande ouders met een inkomen op een minimumniveau. Uitgezocht
wordt nog hoe de verhouding ligt tussen deze twee groepen.
Naast
deze 51, maken 15 mensen gebruik van de mogelijkheid tot financiering van
kinderopvang via de bijzondere bijstand, vanuit dit groepje verrichten 6 mensen
betaald werk, van de overige 9 zijn de gegevens niet voorhanden.
Tot
september 2000 konden alle kinderen, daadwerkelijk geplaatst worden. Voor het
eerst sinds het bestaan van deze maatregel, krijgt Delft te maken met het
gegeven dat het aantal kindplaatsen voortijdig bezet zijn.
Een
belangrijk aandachtspunt is de
ervaring van gemeenten met een actief 1-ouderbeleid. Een dreigend tekort aan
beschikbare kinderopvang is daarbij een reëel gevaar. Uitgezocht moet worden wat de consequenties zijn met
betrekking tot de inkoop van kinderopvangplaatsen voor de groep 1-ouders in
relatie tot een actief 1-ouderbeleid en de huidige economische situatie.
Een
schematisch overzicht van de kinderopvangmogelijkheden in Delft voor de diverse
doelgroepen is in dit deelplan opgenomen als bijlage.
Voor
ouders met kinderen jonger dan 5 jaar bestaat er de vrijlatingregeling. Dit is
een wettelijke bepaling die geldt voor alle alleenstaande ouders met kinderen
beneden de 5 jaar. Zij mogen maximaal een bedrag van ƒ 310,- per maand van hun
inkomen uit arbeid behouden naast hun bijstandsuitkering.
De
groep 1-ouders met kinderen van 5 tot 12 jaar die om redenen van medische of
sociale aard op arbeid in deeltijd zijn aangewezen, komt eveneens voor de
vrijlatingregeling in aanmerking.
Voor
een kleine bestaande groep 1-ouders (zonder redenen van medische of sociale
aard) met kinderen tussen de 5 en de 12 jaar bestaat nog een vrijlatingregeling
bij deeltijdwerk. Deze regeling wordt momenteel afgebouwd en stopt zodra het
jongste kind 12 jaar is geworden.
Delft
kent momenteel nog geen vervangende deeltijdpremieregeling voor de groep
werkende 1-ouders (kinderen van 5 tot 12 jaar) met een deeltijdbaan en
aanvullende uitkering. Binnen het deelproject Incentive worden hieromtrent in
het kader van de 1-ouders voorstellen gedaan.
Totaal
zijn 52 1-ouders die gebruik maken van een vrijlatingregeling (april 2000).
28 1-ouders kinderen < 5 jaar (van de 39
werkenden, naast hun uitkering)
24
1-ouders kinderen > 5 jaar. (van
de 105 werkenden, naast hun uitkering)
Niet
iedere ouder met jonge kinderen ontvangt een vrijlatingregeling (11 niet).
Uitgezocht wordt momenteel wat hiervan
de oorzaak is.
3.3.2.
Ontwikkelingen in relatie tot 1-oudervoorzieningen.
Naast
deze huidige instrumenten zijn er nog een aantal (gemeentelijke) ontwikkelingen
gaande die een relatie hebben met het 1-ouderbeleid.
Faciliteren
kan naast het verstrekken van geldelijke premies, eveneens gezocht worden op
andere terreinen, zoals bijvoorbeeld het verlichten van huishoudelijke taken.
Hierbij kan gedacht worden aan een was- en strijkservice, boodschappendienst,
schoonmaken van het huis, verzorgen van warme maaltijden, regelen van vervoer
naar sportverenigingen, muziekverenigingen etc.
Wil
de gemeente daar nog voor in aanmerking komen is de laatste termijn waarbinnen
een voorstel gedaan kan worden 1
november 2000. (de aanvraag dient zich te richten op 4 onderdelen
1) onderwijs/kinderopvang en
vrijetijdsvoorziening
2) verkeer/vervoer/en ruimtelijke
ordening
3) balans tussen werk en
privé-leven in bedrijven
4) persoonlijke
dienstverlening.
Het
project ‘duurzaam computeren’ is momenteel in voorbereiding. Globaal houdt dit
in: zakelijk afgeschreven computers vanuit bedrijven, de gemeentelijke overheid
en andere instellingen, te verzamelen, te reviseren en te verspreiden onder die
burgers die vanuit
hun
inkomenssituatie niet in staat zijn een dergelijk apparaat aan te schaffen.
Deze computers zijn slechts enkele jaren oud en voor privé-gebruik nog goed
geschikt.
Met
het verstrekken van deze computers aan o.a. 1-ouders die hier belangstelling
voor hebben bereikt men een tweeledig doel. Enerzijds hebben hun kinderen thuis
de mogelijkheid gebruik te maken van de computer en anderzijds kan het voor de
1-ouder een hulpmiddel zijn bij het zetten van stappen richting opleiding, werk
of activiteiten als vrijwilligerswerk.
Vensterschoolprogramma
Delft.
Waarbij
de categorie ‘onderwijsondersteunende activiteiten’ uit dit programma een
relatie kan hebben met volwasseneneducatie. Allochtone ouders, waaronder
1-ouders stimuleren scholing te volgen als eerste stap richting activering.
Delft Uitkeringen Informatie Team = DUIT/Incentive
Informatie
verstrekken op het gebied van financiële voorzieningen aan een groep waarvan
landelijk bekend is dat deze voor een groot gedeelte althans, balanceert op de
grens van de armoede.
Hoeveel
oudkomers behoren tot de groep 1-oudergezinnen en zijn onder te verdelen in
opvoeders (kinderen 0 - 5) danwel werkzoekenden (kinderen 5 - 12).
Werkgelegenheidsinitiatieven.
Aansluiten
bij instroomprojecten branches denk hierbij aan Maatzorg, Kringloopbedrijf en
project OTC.
3.4.
Conclusies.
1.
Het aantal 1-oudergezinnen, gefaseerd in fase 4, vormt verreweg de
grootste groep zowel onder de werkenden
als onder de niet werkenden.
2.
Vermoedelijk weegt het 1-ouderzijn zwaar mee bij de fasering.
3.
De gemeente slaagt er slechts in zeer geringe mate in om een sluitend
aanbod te doen aan de groep 1-ouders, gezien het grote aantal
uitkeringsgerechtigden zonder werk.
4.
Door de lage frequentie (slechts eens in de 18 maanden voor fase-4
klanten), de geringe tijd en het controlerende karakter van het heronderzoek,
bestaat grote onbekendheid over de werkelijke situatie waarin de klant zich
bevindt.
5.
Momenteel zijn er 3, binnenkort 4 speciale aandachtfunctionarissen voor
ca. 1500 fase-4 klanten, waarvan ca 400 1-ouders. Rondom de instroom fase
4-klanten zijn naar deze speciale
consulenten nog geen instroomcriteria gedefinieerd. Dit is wel van belang
gezien het aantal klanten dat één consulent op jaarbasis kan begeleiden. In
1999 heeft de 1-ouderconsulent ongeveer personen gesproken. Vijftig mensen zijn
in haar caseload opgenomen.
6.
Schema 2 geeft aan dat medewerkers van verschillende afdelingen zich
vanuit hun eigen afdelingsverantwoordelijkheid met dezelfde klant bezighouden.
Daarnaast wordt een klant in verschillende systemen geregistreerd (afdeling
Inkomen, het CWI en de afdeling Activering & Inburgering) waardoor het
risico van ’ruis’ ontstaat tussen professionals enerzijds en de klant
anderzijds.
7.
Door de onbekendheid met het grootste deel van de groep is momenteel
niet duidelijk welke inkoopbudgetten beschikbaar moeten komen, welke
(scholings)instrumenten ontwikkeld dienen te worden en welke benaderingswijze
de beste is.
8.
Een actief 1-ouderbeleid kan leiden tot een tekort aan beschikbare
kinderopvang.
9.
Een 24-urige werkweek is in veel gevallen onvoldoende om uit de
uitkering te komen.
4. Plan van aanpak.
In
paragraaf 2.1. staan drie uitgangspunten centraal. Namelijk álle alleenstaande
ouders stimuleren tot maatschappelijke participatie, daarbij uitgaande van de
menselijke mogelijkheden, met als uiteindelijk doel het verwerven van een
betaalde baan voor minimaal 24 uur. Via de sluitende aanpak in samenhang met
maatwerk vormt dit het vertrekpunt voor het plan van aanpak.
De
conclusies in paragraaf 3.4. geven aan dat er nog veel te doen is om dit te
bereiken.
Het
plan van aanpak is als volgt opgebouwd. Het eerste gedeelte beschrijft de
voorstellen tot een nieuwe benadering in relatie tot de ‘omgang’ met de groep
1-ouders.
Het
tweede gedeelte beschrijft een andere aanpak in relatie tot fasering,
trajectaanpak en taakstellingen.
Zowel
uit de twee onderzoeken die een waardevol hulpmiddel waren bij het tot stand
komen van deze notitie nl. “zorgen voor de kost” en “moeders uit lage
inkomensgroepen” als vanuit de ervaring van professionals die bijna dagelijks
met deze groep werken, blijkt dat het merendeel van de 1-oudergroep
uiteindelijk niet de voorkeur geeft aan een volledige zorgtaak. Echter de weg
naar betaald werk is voor velen lang, en de eerste stap vaak de moeilijkste.
Vanuit
deze wetenschap is het essentieel om als Gemeente betrokken te zijn bij de
verschillende belangenorganisaties voor deze groep. Hun kennis en ervaring kan
een hulpmiddel zijn binnen de diverse activeringsmethodieken.
Hieronder
volgen voorstellen uitgaande van een positieve benadering en in relatie tot de
mogelijkheden om de eerste stap naar werk kleiner te maken.
1.
Een positief, uitnodigend aanbod zowel in instrumenten als in
uitnodigingen voor gesprekken met medewerkers van gemeentelijke instanties.
2.
Vrouwen bespreken, over het algemeen, liefst hun persoonlijke situatie met vrouwen, biedt deze mogelijkheid
vanuit de Gemeente aan.
3.
1-ouders voorleggen of zij kennis willen maken met andere 1-ouders.
4.
Vanuit de Gemeente actief participeren binnen de belangenorganisaties,
zodat daar bekend is hoe het beleid richting 1-ouders is geformuleerd en waar
en bij wie ouders met hun vragen terecht kunnen.
5.
Aansluitend op punt 4. Bijvoorbeeld 1 keer per kwartaal neemt de
1-ouderconsulent het initiatief om het netwerk rondom vrouwen bij elkaar te
brengen voor afstemming op het niveau van aanpak en op klantniveau:
* Bezoekvrouwen
* Oudkomersteam
* DUIT
* Huiskamerproject comité vrouwen en de bijstand
6.
Organiseren van laagdrempelige activiteiten in de wijk, waar 1-ouders elkaar
kunnen ontmoeten. De ontwikkeling van de Vensterschool sluit hierop aan. Het
aanbod van taallessen in combinatie met voorlichting rondom opvoeding,
onderwijs, kinderopvang en gezondheidsvoorlichting.
7.
Laat 1-ouders zelf eens de afstand naar de arbeidsmarkt aangeven,
volgens hun eigen kansmeter.
8.
Geef mensen de gelegenheid, bijvoorbeeld aan de hand van de
portfoliomethodiek, aan te geven wat zijn allemaal doen en gedaan hebben. Het
is immers bekend dat veel vrouwen deelnemen aan activiteiten waarvan zij de
relatie naar werk niet direct zien, maar die zeker aanknopingspunten bieden.
9.
Breng vrijwilligerswerk onder de aandacht. Een paar uurtjes per week
iemand anders zijn, doet soms wonderen.
10.
Maak gebruik van het aanbod van Maatzorg (trainingen op het gebied van
assertiviteit en faalangst)
11.
Leg, óók in een situatie van regelmatig terugkerende
gezondheidsklachten, niet zozeer de nadruk op wat iemand niet meer kan, maar op
datgene wat iemand nog wel kan en leuk vindt om te doen.
12.
In het begin is het uit werk verkregen inkomen onvoldoende om uit de
uitkering te komen. Benadruk daarom bijkomende voordelen van het verrichten van
betaalde arbeid als: uitbreiding van sociale contacten, persoonlijke
ontplooiing, tegengaan van verveling, even geen moeder zijn enz.
13.
Veel vrouwen hebben een groot zorgethos, wat dikwijls gepaard gaat met
een flinke weerstand tegen kinderopvang. Probeer hieraan tegemoet te komen door
werk of scholing zodanig aan te bieden dat alleen gebruik gemaakt hoeft te
worden van b.v. tussenschoolse opvang.
Themabijeenkomsten, georganiseerd door belangenorganisaties als het comité
kunnen deze weerstand verkleinen door vrouwen kennis te laten maken met de
kinderopvang in de vorm van excursies.
In basiscursussen als ‘creatief aan de slag’ het als vast thema terug laten
komen.
De eerder genoemde ontwikkelingen met betrekking tot de Vensterschool kunnen
eveneens op termijn een bijdrage in leveren. Door onderwijs en kinderopvang
meer met elkaar te integreren wordt kinderopvang zichtbaarder en daardoor een
meer maatschappelijk geaccepteerd verschijnsel.
Deze
voorstellen zijn zeker niet uitputtend maar geven richting aan een actieve en
positieve houding ten opzichte van de doelgroep 1-ouders.
Om
nu te voorkomen dat alleenstaande ouders onnodig, voor een lange periode in
fase 4 worden ingedeeld en geen begeleiding krijgen is het voorstel iedere nieuwe alleenstaande ouder met
kinderen > 5 jaar voor te dragen voor een kwalificerende intake, zonder dat
het 1-ouderzijn daarbij als doelgroep automatisch een fase 4 indeling
suggereert. Alleenstaande ouders met kinderen < 5 jaar zullen eveneens (op
basis van vrijwilligheid) het aanbod voor een kwint krijgen.
Uitgaande
van het aantal nieuwe 1-ouderklanten in 2000 (ca. 282) is de prognose voor
2001, 250 nieuwe 1-ouderklanten.
(gebaseerd op een instroom van ± 1000 nieuwe klanten op jaarbasis, waarvan 25%
1-ouder is)
Vanuit
deze 250 kwalificerende intakes zal naar schatting de helft (125) worden
ingedeeld in fase 2/3 en de overige helft in fase 4. (125).
Het
overzicht samenstelling 1-oudergezinnen geeft aan dat 182 (inclusief de fase
n.t.b. en onbekend) alleenstaande ouders met kinderen > 5 jaar (dit is ca
29% van het aantal 1-oudergezinnen zonder werk) zijn ingedeeld in fase 1 t/m 3.
Onbekend is momenteel voor wie wel of geen trajectplan is opgesteld. Het SDMS
systeem registreert trajectdeelname namelijk niet. SDMS kent wel sofi-nummers
maar werkt zelf vanuit eigen cliëntnummers, welke los staan van sofi-nummers en
de vroegere ‘arbvonummers’.
Nader
onderzoek moet uitwijzen hoeveel klanten een trajectplan hebben. Zodra deze
aantallen bekend zijn, wordt de volgende werkwijze voorgesteld:
a)
Nieuwe klanten die gefaseerd worden in fase 2 of 3 en dus zijn
aangewezen op begeleiding zullen via de sluitende aanpak aangemeld worden voor
een traject richting werk. Met het Reïntegratiebedrijf van Arbeidsvoorziening
(Kliq) zullen hieromtrent contractafspraken in het kader van de inkoop worden
gemaakt. (ca. 125 voor 2001).
b)
Klanten die al gefaseerd zijn in fase 2 of 3 (bij de afdeling inkomen)
maar nog geen traject hebben zullen eveneens aangemeld worden voor een traject
richting werk. Indien blijkt dat een kwalificerende intake vanuit het CWI nodig
is dan mag in dit gesprek het
1 –ouder zijn niet doorslaggevend zijn voor de huidige veronderstelde fase 4
indeling. Uit de laatste alinea van deze paragraaf, waar de gegevens van het
nader onderzoek zijn vermeld, blijkt dat er een discrepantie bestaat tot de
indeling van de afdeling inkomen en het CWI. (20% is volgens het CWI ingedeeld
in fase 4, maar volgens SDMS in fase 2/3). Afstemming van de fasering tussen
het CWI en de afdeling Inkomen is noodzakelijk, mede gezien het toewerken naar
een sluitende aanpak.
De
belangrijkste wijziging vanuit het gemeentelijk beleid is dat binnen het
maatwerkprincipe een participatieplicht voor ouders met kinderen in de leeftijd
van 5 jaar en ouder van minimaal 24
uur per week wordt gehanteerd in plaats van de nu geldende 36-urige
arbeidsplicht. Onder deze participatieplicht worden naast het verwerven van
betaalde arbeid tevens activiteiten in het kader van scholing, sociale
activering en vrijwilligerswerk verstaan. Deze wijziging is conform de
circulaire ‘Activeringsbeleid alleenstaande ouders in de bijstand’ (9/4/1998).
Voor
deze nieuwe werkwijze gelden twee belangrijke aandachtspunten:
1.
Het handboek WIZ dient aangepast te worden, waarbij het regiem wordt een
minimale 24-urige participatieplicht voor alleenstaande ouders ingedeeld in
fase 1 t/m 3 met kinderen > 5 jaar. Voor de overige uren geldt een
sollicitatie-ontheffing gebaseerd op individuele omstandigheden.
2.
Het CWI en het Reintegratiebedrijf informeren over deze wijziging.
Het
nader onderzoek, onder 64 1-ouders (uitgenodigd voor een heronderzoek in de periode
augustus 2000 – december 2000), ingedeeld in fase 2/3 levert het volgende beeld
op: 36%
neemt deel aan een activeringstraject 20%
werkt parttime (0-15 uur = 2; 15-20 uur = 8; 21-30 uur = 3) 20%
is volgens CWI-richtlijnen ingedeeld in fase 4 10%
reageert niet op uitnodigingen vanuit het CWI, of integratiebedrijf 5% staat op een wachtlijst bij het CWI 9% is tussentijds gestopt met een
activeringstraject. Deze
cijfers geven aan dat het grootste gedeelte (ruim 1/3) al actief deelneemt
aan een
traject. 1/5 is parttime aan het werk. Voor de overige 39% is een
reïntegratietraject hoogstwaarschijnlijk
(nog) niet aan de orde en zullen allereerst problemen op het terrein van
psychosociale dan wel medische aard opgelost dienen te worden. Binnen
de sluitende aanpak van het fase-4 team is dit een belangrijk aandachtspunt. |
Na
maximaal een half jaar een uitkering ontvangen te hebben ontvangt de 1-ouder
een uitnodiging voor een gesprek waarin onderwerpen besproken worden die
betrekking hebben op de thuissituatie, het verwerken van de eventuele
scheiding, de opvoeding van de kinderen, het contact met de ex-partner, de
invulling van de dag, etc. maar ook de kijk op de toekomst in relatie tot
activering (scholing, vrijwilligerswerk, betaald werk) en de zaken als omgaan
met het beperkte budget, gezondheid, kinderopvang, huisvesting, schulden, sociale
contacten enz.
Het
doel van dit gesprek is enerzijds belangstelling te tonen voor de burger en
anderzijds haar (hem) een handreiking te bieden tot het zetten van een stap
richting een activeringstraject. Daarbij rekening houdend met de omgangsvormen
vanuit paragraaf 4.1.
Aanbevelingen:
·
De heronderzoeken en activeringswerkzaamheden met betrekking tot
bovengenoemde groep onder te brengen in een WIZ-pilot, waar medewerkers van
Bureau Klantbeheer, in samenwerking met de fase-4 consulenten, met name de 1-ouderconsulent
van de afdeling activering deze klantcontactgesprekken een structurele plaats
geven in het begeleidingstraject naar activering. Het doel van deze pilot is
alleenstaande ouders, weer in hun eigen mogelijkheden te laten geloven en voor
te bereiden op maatschappelijke participatie. Afhankelijk van de persoonlijke
ontwikkelingen blijft betrokkene ingedeeld in fase 4, of stroomt , in geval van een andere fasering, via een
voorgesteld trajectplan door naar het reïntegratiebedrijf.
In
§ 4.2 staan de te
verwachten nieuwe klanten fase 4 genoemd voor 2001, namelijk 125. Het aantal
klantcontactgesprekken vanuit deze groep voor het jaar 2001 wordt geschat op
100.
Voor
de bestaande 1-ouders, ingedeeld in fase 4, is het voorstel eveneens een
klantcontactgesprek te voeren. Maar dan alleen met die 1-ouders, waarvan via
het klantvolgsysteem Imwin (vanaf september 2000 in gebruik bij de gehele
afdeling Activering en Inburgering) blijkt dat zij nog niet deelnemen aan een
activeringstraject. Eind 2000 zijn deze gegevens bekend.
Het
aantal heronderzoeken fase 4, voor 1-ouders voor 2001 bedraagt 376. Waarvan
naar schatting ± 75 1-ouders al deelnemen aan een traject. Voor de resterende
300 1-ouders, volgt na het heronderzoek na 6 maanden een klantcontactgesprek.
Met
deze sluitende aanpak voor de groep 1-ouders streven wij ernaar het percentage
1-ouders met een nABW uitkering op den duur terug te dringen tot onder de 20%
van het totaal aantal nABW-uitkeringsgerechtigden.
4.3. Gemeentelijke aandachtspunten.
Het is van belang de volgende punten aan de orde te stellen
die van invloed zijn op dit plan van aanpak.
·
Voldoende kinderopvang.
Een sluitend 1-ouderbeleid kan leiden tot een tekort met betrekking de
kinderopvangmogelijkheden vanuit de 1-ouderregeling. Onderzocht wordt momenteel
bij hoeveel aanbod de huidige1-ouderregeling ‘verstopt’ raakt. De beschikbare
cijfers geven aan dat ca. 60 ouders, met 80 kinderen gebruik maken van de
huidige 1-ouderregeling waarbij 62% (NSO), 35% dagopvang) en 3% (halve
dagopvang). Indien wij uitgaan van een extra toename van 5% op het totale
bestand van niet werkende 1-oudergezinnen, die een beroep doen op deze regeling
betekent dit een toename van 30 ouders met ca. 40 kinderen. (zijnde de helft
van de huidige deelnemers aan de 1-ouderregeling).
Op zeer korte termijn zal er een advies moeten komen over de aanpak uitbreiding
kinderopvang, waarbij gedacht wordt aan de volgende mogelijkheden:
- uitbreiden flexibele kinderopvang;
- verstrekken van de zogenaamde KGB-rugzak = Kindgebondenbudgetrugzak;
- aanvraag extra gelden 1-ouderregeling 2001;
- combinatiemogelijkheid Vensterschool.
De lange termijnoplossing biedt naar alle waarschijnlijkheid de wet
‘Basisvoorziening Kinderopvang’ welke momenteel in ontwikkeling is en in 2003
in werking treedt.
·
Sluitende en toegankelijke registratiesystemen.
Het CWI, de afdelingen Inkomen en Activering & Inburgering werken met
verschillende registratiesystemen. Om de toegankelijkheid te bevorderen
verdient het aanbeveling dat de betrokken medewerkers van deze organisaties
toegang hebben tot deze drie systemen op basis van het Sofi-nummer. Een
sluitend registratiesysteem is immers een noodzakelijke voorwaarde met
betrekking tot het kunnen monitoren van de ingezette werkwijze.
5. Implementatie- en
uitvoeringsfase.
Hoofdstuk
7 van de nota Samen aan de slag geeft aan dat de projectorganisatie zichzelf
heeft opgeheven. De uitvoering van de deelactiviteiten dienen nu vertaald te
worden in werkplannen van de betrokken sectoren.
Om tot uitvoering van het deelproject 1-ouders in Delft over te gaan zijn er
een aantal stappen te zetten.
Een
van de stappen is naar aanleiding van de startconferentie, een
informatiebijeenkomst te organiseren voor alle consulenten, zowel vanuit het
vakteam Inkomen als vanuit het vakteam Activering & Inburgering, zodat
iedereen is geïnformeerd over de projectplannen.
Met
betrekking tot de invoering van de klantcontactgesprekken en de sluitende
aanpak 1-ouders is het voorstel een werkgroep samen te stellen met
vertegenwoordigers van de afdeling Inkomen en werk (te denken valt aan Bureau
Nieuwe klanten, Klantbeheer en Activering), aangestuurd door iemand vanuit de
lijnorganisatie. De verantwoordelijke beleidsmedewerker heeft binnen deze
werkgroep een tijdelijke overdrachtsrol van beleid naar uitvoering en blijft
daarnaast op het terrein van landelijke c.q. politieke ontwikkelingen in het
kader van 1-ouders het aanspreekpunt.
Om vorm te geven
aan dit klantcontactgesprek is het van belang om over voldoende kennis te
beschikken zowel in relatie tot de achtergronden van 1-ouders als tot de
beschikbare instrumenten. Deze kennis is aanwezig bij medewerkers van de sector WIZ, maar ook bij collega’s van andere
sectoren, waarbij Wijk- en Stadszaken er een van is én bij belangenorganisaties
die mede een bijdrage hebben geleverd bij het tot stand komen van dit voorstel.
Kennisoverdracht
van deze ‘experts’ aan de betrokken consulenten, in relatie tot de inhoud van
een klantcontactgesprek is een belangrijke aanbeveling.
Dekking
van deze kosten zijn te vinden in een extra toedeling vanuit het Rijk
(landelijk 3 miljoen) ten behoeve van de sluitende aanpak fase-4 cliënten. Nog
onbekend is de hoogte van het budget dat de gemeente Delft toebedeeld krijgt
alsmede de voorwaarden waaronder. In het kader van de ontwikkelingen Fonds Werk
en Inkomen is echter de lijn dat sluitende aanpak budgetten onder het regime
van het scholings en activeringsbudget WIW worden gebracht.
Dit
zou betekenen dat geen ‘eigen’ uitvoeringskosten, zoals hier voorgesteld,
kunnen worden gefinancierd uit de extra gelden. Het scholings- en
activeringsbudget is immers bedoeld voor de inkoop van trajecten en mag niet
worden gebruikt voor de dekking van uitvoeringskosten. Mocht dit in de komende
periode worden bevestigd, dan wordt de volgende dekkingslijn voorgesteld:
Er
zijn twee gemeentelijke budgetten, die onder het ‘regime’ van het scholings- en
activeringsbudget WIW kunnen worden gebracht. Dit betreft:
-
ƒ 100.000,- voor de
realisatie van trajecten in het kader van sociale activering.
-
ƒ 26.000,- voor
kinderopvang uit het budget bijzondere bijstand.
Hiermee
kan ƒ 126.000,- worden vrijgespeeld voor dekking van de uitvoeringskosten van
het project eenoudergezinnen.
beleidsmedewerker
volwasseneneducatie
OVERZICHT SAMENSTELLING 1 - OUDERGEZINNEN
Vro
uw |
Man |
Leeftijd |
Leeftijd
kinderen |
Werk |
Geen
werk |
Fase
met werk |
Fase
zonder werk |
6 |
0 |
<
21 |
<
5 jaar |
1 |
5 |
1 fase 4 |
4 fase 4 1 fase 3 |
117 |
1 |
21
– 29 |
<
5 jaar |
15 |
103 |
11
fase 4 4 onbekend |
4 fase 1 2 fase 2 3 fase 3 83 fase 4 11 onbekend |
54 |
0 |
21
– 29 |
>
5 jaar |
13 |
41 |
2 fase 1 2 fase 2 2 fase 3 2 fase n.t.b. 4 fase 4 1 onbekend |
2 fase 1 3 fase 2 4 fase 3 3 fase n.t.b. 24 fase 4 5 onbekend |
129 |
6 |
30
– 39 |
<
5 jaar |
21 |
114 |
4 fase 1 12
fase 4 |
5 fase 1 2 fase 2 3 fase 3 1 fase n.t.b 90 fase 4 |
225 |
10 |
30
– 39 |
>
5 jaar |
67 |
168 |
13
fase 1 |
7 fase 1 |
20 |
1 |
40
– 49 |
<
5 jaar |
2 |
19 |
2 fase 4 |
15 fase 4 |
155 |
12 |
40
– 49 |
>
5 jaar |
25 |
142 |
2 fase 1 |
6 fase 1 |
46 |
3 |
50
– 57,5 |
>
5 jaar |
5 |
44 |
1 fase 1 |
1 fase 1 |
1 |
1 |
57,5
> |
>
5 jaar |
0 |
2 |
|
1 fase 4 |
753 |
34 |
|
|
149 |
638 |
|
|
Schema 2: OVERZICHT WERKWIJZE
UITVOERING WIZ
|
Fase-indeling
|
|||
1 |
2 |
3 |
4 |
|
Bureau Nieuwe Klanten |
·
Aanvraag uitkering ·
Intakegesprek (1½ uur) 1.
Arbeidsparticipatie mogelijk è CWI 2.
Arbeidsparticipatie nog niet mogelijk: fase 4 registratie; è Klantbeheer |
|||
Centrum Werk en Inkomen |
Administratieve
intake, bepaling afstand arbeidsmarkt m.b.v. “kansmeter” |
|
||
Zelfstandig
solliciteren |
Kwalificerende
intake è intensiteit
begeleiding/bemiddelingsplan (in te kopen bij Reïntegratiebedrijf) |
Kwalificerende
intake è intensiteit
begeleiding/bemiddelingsplan (in te kopen bij Reïntegratiebedrijf) |
Nog
geen bemiddelingstraject |
|
Bureau Klantbeheer |
Recht-
en doelmatigheidsonderzoek (3-maandelijks) · óf uitstroom naar werk · óf indeling in fase 2/3 è CWI |
Schriftelijk
rechtmatigheidsonderzoek (12-maandelijks) |
Schriftelijk
rechtmatigheidsonderzoek (12-maandelijks) |
Recht-
en doelmatigheidsonderzoek (18-maandelijks) · Niet langer fase 4 è CWI · Wel fase4, maar
belangstelling voor activering è Activering en
Inburgering |
Activering en Inburgering |
|
Doelmatigheidsonderzoek (12-maandelijks) |
Doelmatigheidsonderzoek (12-maandelijks) |
Trajectbegeleiding.
Speciale aandachtsfunctionarissen voor -
1-ouders -
allochtonen + oudkomers -
sociale activering |
Bestands
Analyse Team (BAT-project) |
|
|
|
Steekproef
(1/3 bestand): ·
analysegesprek è klantprofiel è A&I/CWI ·
gespreksverslag naar Bureau
Klantbeheer |
OVERZICHT KINDEROPVANGREGELINGEN DELFT
REGELINGEN |
DOELGROEP |
AANTAL KINDPLAATSEN |
BEDRAG |
GESUBSI- DIEERDE PLAATSEN |
OUDER- BIJDRAGE |
COORDI-NATIE VERANT-WOOR-DING |
AANBESTEDING |
OVERIGE OPMER-KINGEN |
Stimuleringsregeling Kinderopvang |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidieplaatsen |
1.wonen in Delft 2.studerenden (clienten: Werkplan, Bureau Nieuwekomers, Volwassenen educatie) 3. Werkenden zonder CAO voorzieningen 4.Vrijwilligers met contract 5.sociaal-medische indicatie |
211 peuterspeelzaalplaatsen 144 peuterplusplaatsen 133 hele dagopvang 15 halve dagopvang 60 buitenschoolse opvang 10 koppelingen gastouderopvang flexibele kinderopvang: 10 b.s.o 2.12 hele dagopvang |
21.848 hele dagopvang 10.070 buitenschoolse opvang 14.456 halve dagopvang 4.128
Peuterspeelzaal 7.564 peuterplus 10.070 22.500 |
|
inkomens-afhankelijk |
Dienst WOC, Theresia Keukens |
tot nu toe bij Octopus; vanaf 2001 in beperkte
mate ook bij andere professionele kinderopvanginstellingen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang
alleenstaande ouders 2000 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2000 |
Alleenstaande ouders met ABW én: · betaald werken · scholing volgen · sociale activering alleenstaande ouders zonder ABW én: · aansluitend op de ABW betaald
werk zijn gaan verrichten (regulier of gesubsidieerd) · minderjarige alleenstaande ouders · alleenstaande ouders met WIK-uitkering
(wet inkomensvoorziening kunstenaars) |
totaal 57
(30,5 gerealiseerd in 1999 en 26,5 aangevraagd voor 2000) |
886.473,- totaal voor het jaar 2000 (bedrag
verschilt per soort plaats) |
Voor 1999: 12,1 hele dagopvang 1,35
halve dagopv 17 BSO 0 gastouderopvang Voor 2000 (aangevraagd): 11 hele dagopvang 1,5 halve dagopv 14 BSO 0 gastoude- opvang |
geen |
gemeente Donate Veenstra + Ans van Wijk |
Werd in 1999 ingekocht bij Octopus, Knotz,
Knuffeltje, Elfje, Plukkebol en Teddybeer. Hangt af van de aanmeldingen die
binnenkomen. |
De wettelijke basis is de Kaderwet SZW subsidies.
|
Pilotproject flexibele opvang 2000
|
Deelnemers vanuit de afdeling activering &
inburgering aan een programma uit het educatieplan 2000
|
3.7 hele dagopvang |
|
|
|
|
|
|
Gastouderproject Delft |
|
|
|
|
|
|
|
|
Kinderopvang-mogelijkheid Speelplus |
Deelnemers aan cursussen NT2 onderwijs via
Taalplus Educatie |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|