Nota

 

Datum

24-10-2000

Ons Kenmerk

     

Opsteller

Julia Lebeau-Goorden,

Bijlagen

     

Onderwerp

DEELNOTA SAMEN AAN DE SLAG

Tegengaan Sociaal Isolement

 

 


 

1. Inleiding.

 

Aan deze notitie liggen twee gemeentelijke nota’s ten grondslag, met name “Samen aan de slag, beleidsvisie op een sluitende activeringsaanpak” en “Een activerend armoedeprogramma”, beide van december 1999. Uit deze nota’s zijn door de wethouder van Werk, Zorg en Onderwijs zes prioriteiten vastgesteld voor nadere uitwerking, welke moeten resulteren in een geïntegreerde eindnota met productvoorstellen. Vervolgens is een Projectplan opgesteld waarin de aanpak, de planning en het interactieve karakter met belanghebbende partijen in Delft is uiteengezet.

Het deelproject “Tegengaan sociaal isolement” is een van de prioriteiten.

 

 

1.1. De opbouw van deze notitie.

 

In deze notitie wordt als eerste onderdeel de aanleiding tot het deelproject “Tegengaan sociaal isolement” behandeld. In dit onderdeel komen de in de basisnota’s (de hierboven vermelde beide gemeentelijke nota’s en het projectplan) genoemde algemene uitgangspunten, knelpunten en middelen aan de orde die voor het deelproject van belang zijn.

 

Vervolgens worden de in de basisnota’s genoemde probleemstelling, beleidsdoelen en doelgroepen aangeduid, voor zover deze relevant zijn voor het deelproject.

De omvang van het deelproject wordt aangegeven en de relatie met andere deelprojecten van het gemeentelijk armoede- en activeringsbeleid wordt vermeld.

 

In de projectaanpak wordt vermeld dat het concept productvoorstel tot stand is gekomen in interactie met partners in het veld en op basis van nadere literatuurstudie. De resultaten daarvan zijn vermeld in bijlagen 1  en 2.

 

De producten die het deelproject beoogt op te leveren, worden voorzien van meetbare resultaten en het in te zetten meetinstrumentarium.

 

Tot slot komt de financiële dekking van meldpunten aan bod.

 

 

 

 

 

1.2. De aanleiding tot het deelproject “Tegengaan sociaal isolement”.

 

Als onderdeel van de nota “Een activerend armoedeprogramma” is het deelproject “Tegengaan sociaal isolement” een van de prioriteiten. In de nota zijn algemene uitgangspunten en middelen opgenomen, welke relevant zijn voor het tegengaan van sociaal isolement. Deze zijn:

 

Algemene uitgangspunten

Het nemen van maatregelen om belemmeringen om actief te worden, weg te nemen. Hierbij moet centraal staan dat mensen zoveel mogelijk uitgenodigd worden om zelf actie te ondernemen en hun situatie te verbeteren.

Juist waar vereenzaming en sociaal isolement aan de orde zijn is de wijk de juiste maat: er moet steeds afgewogen worden of iets stedelijk of wijkgericht benaderd moet worden.

Beleid moet worden toegesneden op verschillende te onderscheiden groepen in de stad. Specifiek beleid roept vragen op rond de uitvoerbaarheid en het aspect van de uitvoeringskosten. Die vragen zullen telkens in de afweging rond het al dan niet inzetten van een maatregel betrokken moeten worden.

 

Middelen

Door een extern bureau zal een methode ontwikkeld moeten worden om de gewenste informatie te verkrijgen over de positie van de minima. (armoedemonitor, sociale database)

Ingeval van kennelijk sociaal isolement moet betrokkene gesignaleerd worden bij een instelling die hulp kan bieden. (signalering door DUIT)

Financiële prikkels om uit een sociaal isolement te komen: bij trajecten gericht op sociale activering moet vooral gedacht worden aan vrijwilligersactiviteiten, stages en cursussen. (incentives)

Om een basisstructuur voor de bestrijding van sociaal isolement in Delft te realiseren moet op wijkniveau een zogenaamd “sociaal driehoeksoverleg” in het leven geroepen worden, wat signaleert, registreert, initieert en projecten opzet. Voorgesteld wordt om in gesprek te gaan met Maatzorg, Stichting Ouderenwerk en buurt- en wijkwerk om in 2000 te starten in een drietal pilotwijken, na een half jaar te evalueren en in beginsel te verbreden naar alle zeven wijken. (tegengaan sociaal isolement)

 

 

2. De probleemstelling, de doelstelling en de doelgroepen van het deelproject.

 

2.1. De probleemstelling.

 

In de nota “Een activerend armoedeprogramma” is voor het deelproject de volgende probleemstelling te vinden:

De omvang van sociaal isolement is niet exact bekend. Delftse instellingen uit het veld geven aan dat vereenzaming en soms ook vervuiling in Delft een algemeen erkend probleem is.

Als gevolg van een laag inkomen zien mensen af van het lidmaatschap van een vereniging of vindt afbouw van sociale contacten in het algemeen plaats.

 

2.2. De doelstelling.

 

In het kader van het deelproject zijn in de bovenvermelde basisnota’s beleidsdoelstellingen geformuleerd.

 

Uit de inleiding van de nota “Een activerend armoedeprogramma” is de volgende hoofddoelstelling te destilleren:

Mensen in staat stellen volwaardig deel te nemen aan de maatschappij.

 

Uit de nota “Samen aan de slag, beleidsvisie op een sluitende activeringsaanpak” is een gelijkwaardige hoofddoelstelling te halen, met name;

De maatschappelijke betrokkenheid vormgeven met als het primaire doel de deelname aan maatschappelijke activiteiten en zorg.

 

In het Projectplan is de doelstelling als volgt vastgesteld:

Het bevorderen van deelname aan maatschappelijke activiteiten.

 

2.3. De doelgroepen.

 

Volgens de inleiding van de nota “Een activerend armoedeprogramma” bestaat de doelgroep uit de bewoners met een gezinsinkomen dat lager ligt dan 110 % van het wettelijk minimumloon.

Een landelijke ontwikkeling met gevolgen voor de inkomenssamenstelling is de vergrijzing.

 

Verder wordt in hoofdstuk 2 melding gemaakt van bepaalde “risicogroepen”: ouderen met slechts AOW (zij verkeren langdurig en blijvend in een situatie rond of onder het sociaal minimum), gehandicapten en chronisch zieken, alleenstaande ouders en oudere en vrouwelijke allochtonen. Deze groepen hebben vaak te maken met een laag inkomen en weinig middelen om iets aan die situatie te veranderen, zodat zij een grote kans hebben om langdurig in een armoedesituatie te verkeren.

In datzelfde hoofdstuk worden de instromende statushouders afzonderlijk genoemd, omdat zij soms grote achterstanden hebben in opleiding en taalbeheersing met als gevolg belemmeringen voor hun maatschappelijke participatie. Aan deze groep zal in een aparte nota over integratiebeleid aandacht worden besteed.

 

In de nota “Samen aan de slag, beleidsvisie op een sluitende activeringsaanpak” is als doelgroep aangemerkt: mensen die noodgedwongen op een uitkering aangewezen blijven.

Een nadere aanduiding van de doelgroep wordt in paragraaf 5.1 gegeven: mensen die langdurig uit het arbeidsproces zijn in combinatie met aanvullende belemmeringen in het persoonlijk functioneren.

 

In het Projectplan is de doelgroep de volgende: de burgers die om financiële of sociale redenen niet zelfstandig tot deelname aan maatschappelijke activiteiten in staat zijn.

 

2.4. De noodzaak tot nadere bepaling van probleemstelling, doelen en doelgroepen.

 

De probleemstelling is vermeld in termen van onbekendheid met de omvang van het probleem en de gevolgen van een laag inkomen voor sociale contacten. Nadere bepaling van de omvang en definiëring van het probleem is noodzakelijk.

 

Om na te kunnen gaan of de genoemde beleidsdoelen door middel van te ontwikkelen producten en activiteiten worden behaald, dient een nadere concretisering plaats te vinden in werkdoelen en dienen de meetinstrumenten voor tussentijdse en eindevaluaties te worden vastgesteld.

 

De doelgroepen zijn niet concreet genoeg omschreven. Er wordt een koppeling gemaakt met de inkomenssituatie en voorts wordt gesproken over aanvullende belemmeringen in het persoonlijk functioneren en over sociale redenen waardoor burgers niet zelfstandig in staat zijn om aan maatschappelijke activiteiten deel te nemen.

Welke persoonlijke belemmeringen dat zijn, welke sociale redenen worden bedoeld, wat de mate van zelfstandigheid is in relatie tot de aard van de maatschappelijke activiteiten dienen nader in beeld te worden gebracht.

 

 

3. De omvang van het deelproject.

 

Het project tegengaan sociaal isolement zal zich in eerste instantie bepalen tot het ontwikkelen van een basisstructuur op wijkniveau, welke signaleert, registreert en initieert.

 

In de nota “Een activerend armoedeprogramma” wordt deze basisstructuur het sociaal driehoeksoverleg genoemd, waarin drie in Delft functionerende organisaties[1] zouden dienen te participeren.

De activiteiten die aan het sociaal driehoeksoverleg worden toebedeeld zijn:

a)   Optreden als meld- en registratiepunt voor sociaal isolement in de wijk.

b)   Contact met aangemelde personen over een eventueel (hulp)aanbod. Eventueel kan hierbij tevens een vrijwilliger uit de wijk ingezet worden.

c)   Naar activiteiten en instellingen toeleiden van de doelgroep op wijkniveau.

d)   Rond de driehoek organiseren van een netwerk van maatschappelijke instellingen op wijk- en stedelijk niveau die bij de problematiek betrokken zijn en een bepaald aanbod kunnen bieden.

e)   Coördineren van huisbezoekprogramma’s in de wijk en de stad en eventueel voorstellen doen voor aanvullende programma’s.

f)    Aanzet geven tot het organiseren van gerichte activiteitenprogramma’s in de wijk en de stad door de instellingen.

g)   Opzetten en in samenwerking met de andere wijken opleiden van een vrijwilligerspool.

h)   Informatie aanleveren voor een centrale database van sociaal isolement (niet op naam, maar voor statistische doeleinden).

 

De startopdracht is als volgt geformuleerd;

-       nadere uitwerking structuur;

-       voorstel tot opzet;

-       commitment met de beoogde partners;

-       (aanzet tot) concrete voorstellen tot projecten.

 

 

4. De relatie met andere deelprojecten.

 

Sociaal isolement wordt gekenmerkt door een diversiteit aan aspecten en heeft daardoor een sterke relatie met andere deelprojecten van het gemeentelijke armoede- en activeringsbeleid:

Ten aanzien van de doelgroepen is er een relatie met de aanpak eenoudergezinnen.

Ten aanzien van de middelen is er een relatie met het Incentive-deelproject.

Voor wat betreft de signaleringsfunctie is er een relatie tussen D.U.I.T. en het sociaal driehoeksoverleg.

Het deelproject informatievoorziening en sociale database kan belangrijke gegevens opleveren over de samenstelling en kenmerken van de doelgroep.

 

 

5. De projectaanpak.

 

Voor de projectaanpak is gekozen voor een interactieve benadering. Er zijn in het kader van het deelproject gesprekken gevoerd met cliënten-, vrijwilligers- en professionele organisaties in Delft (zie bijlage 1). Voor zover relevant voor het deelproject is de daaruit verkregen informatie verwerkt in het concept productvoorstel.

Voor nadere informatie over kenmerken, omvang en doelgroepen van sociaal isolement en ter voorbereiding van de gesprekken is literatuurstudie verricht (zie bijlage 2).

 


6. Het concept productvoorstel (zie bijlage 3; organisatieschema).

 

6.1 Doelstelling van meldpunten

 

Toelichting

Het gewenste resultaat is het vanuit gemeenschappelijke verantwoordelijkheid (sociaal driehoeksoverleg) tot stand brengen van meldpunten op wijkniveau. De meldpunten dienen als middel tot signalering, registratie en het nemen van initiatieven voor uit te voeren producten ter voorkoming en bestrijding van sociaal isolement.

Het doel is bundeling van;

·          signalen;

·          activiteiten;

·          ontwikkeling van nieuwe producten;

·          opsporen van hiaten en belemmeringen.

Vanwege de negatieve klank van het woord meldpunt en vanwege het feit dat deze naam onvoldoende de intenties aangeeft, wordt voorgesteld de naam wijksteunpunt te kiezen.

In het vervolg van dit hoofdstuk zal deze naam worden gehanteerd.

 

 

 

6.2 Eerste vervolgactie na melding

 

Toelichting

Bij en na een melding vindt een eerste  vervolgactie plaats in de richting van de aanmelder en de aangemelde persoon;

·       bij een melding nagaan waaruit de bezorgdheid van de aanmelder bestaat;

·       met de aanmelder bespreken wat de beste vervolgactie is;

·       met de aanmelder bespreken of hij / zij in de vervolgactie een rol wil vervullen en zo ja, welke;

·       inbreng van het gesignaleerde probleem in een kernnetwerk in de wijk om afspraken te maken over de te ondernemen actie;

vaststellen welke van de bestaande organisaties de beste entree kan hebben bij de aangemelde persoon.

Het kernnetwerk is de stuurgroep voor het tegengaan van sociaal isolement in de wijk.

 

Het kernnetwerk wordt gevormd door de partners van het sociaal driehoeksoverleg, waaraan naar bevind van (wijk)zaken andere functies worden toegevoegd (corporaties, zelforganisaties, kerken, wijkagent enz.).

 

Voor het kernnetwerk wordt aansluiting gezocht bij reeds functionerende netwerken in de wijk.

 

De opdracht van het kernnetwerk is het signaleren van personen richting wijksteunpunt en het voor personen toegankelijk maken van het activiteiten- en zorgaanbod.

 

De activiteiten van het wijksteunpunt worden gecoördineerd door een wijkconsulent, ondersteund door faciliteiten voor administratieve werkzaamheden en voor begeleiding en scholing van vrijwilligers.

 

Het wijksteunpunt vangt de signalen op, doet de huisbezoeken (met vrijwilligers/contact-personen uit zelforganisaties), organiseert en ondersteunt vrijwilligers en tracht aan mensen een aanbod van activiteiten, contacten, zorg te doen waardoor hun isolement doorbroken wordt.

 

De wijksteunpunten werken samen met en zoeken aansluiting bij bestaande projecten en initiatieven.

 


 

6.3 Toeleiden van de doelgroep naar activiteiten en instellingen

 

Toelichting

Voor het doorbreken van sociaal isolement is de toeleiding van de doelgroep naar (ontmoetings)activiteiten en het vervullen van persoonlijk en maatschappelijk acceptabele rollen een actie die vanuit het wijksteunpunt plaatsvindt nadat het eerste contact met de aangemelde persoon is gelegd en vervolgens daartoe openingen biedt.

 

Toeleiding naar instellingen voor begeleiding en hulpverlening bij het openen van toekomstperspectieven is een taak van het wijksteunpunt.

Hierbij zijn voor de aangemelde persoon meerdere invalshoeken van belang;

·       het drempeloverschrijdend op weg helpen naar adequate begeleiding en zorg;

·       het begeleiden tot de rol van deelnemer in aangepaste (groeps)activiteiten;

·       het ondersteunen en zonodig doen organiseren van deskundigheids-bevordering met het oog op het vervullen van persoonlijk en maatschappelijk aanvaardbare rollen als vrijwilliger of anderszins;

·       het wijksteunpunt helpt mensen bij het overbruggen van de discrepantie tussen het individuele bestaan en de maatschappelijke participatie;

·       het wijksteunpunt bevordert actieve participatie van aangemelde personen zo snel als mogelijk is;

·       de methodiek van het wijksteunpunt is erop gericht dat mensen worden uitgenodigd zelf actie te ondernemen en hun situatie te verbeteren.

 

 

 

6.4 Met melding en vervolgactie samenhangende privacyvragen

 

Nader uit te werken

Aan een product als een meldpunt kleven de volgende samenhangende vragen;

·       hoe om te gaan met privacy, met anonimiteit, met gevoeligheid van het onderwerp;

·       wat is bij de aanmelder de eigen interpretatie van het gesignaleerde probleem en wat die van de aangemelde persoon.

 

Nadere informatie over dit onderwerp opvragen bij;

·       meldpunt voor seksegebonden mishandeling Transact te Utrecht;

·       het IKG (Informatie- en Klachtenbureau Gezondheidszorg) bij het RPCP Delft (Regionaal Patiënten- en Consumenten Platform);

·       Bureau vertrouwensartsen.

 


 

6.5 Drie pilotwijken en één stedelijk teamverband

 

Toelichting

In het projectvoorstel zoals geformuleerd in de nota “Een activerend armoede-programma” wordt uitgegaan van het opzetten van wijksteunpunten in 3 pilotwijken.

 

Naar het oordeel van de beoogde participanten van het sociaal driehoeksoverleg komen als pilotwijken in aanmerking; Tanthof, Voorhof, Buitenhof.

Met deze keuze is aansluiting gezocht bij de fasering van de ontwikkeling van wijkplannen.

De signalering, de vervolgacties en de ontwikkeling van initiatieven vinden plaats op wijkniveau vanwege de nabije sociale context van de aangemelde personen.

 

In aanvang worden drie wijksteunpunten opgezet met, na evaluatie, een gefaseerde uitbreiding naar zeven wijksteunpunten.

 

De wijksteunpunten werken in een stedelijk teamverband met de andere wijksteunpunten.

 

De consulent van het wijksteunpunt haalt op wijkniveau zonodig het kernnetwerk bij elkaar voor informatie-uitwisseling en voor afstemming van producten en beleid.

 

Het anoniem registreren van gegevens over sociaal isolement in de stad vindt op stedelijk niveau plaats.

 

Op stedelijk niveau functioneert een begeleidingscommissie bestaande uit de partners van het sociaal driehoeksoverleg voor de aansturing van het volledige project.

 

Aangezien de functies van het wijksteunpunt ambulant zijn, is de consulent bereikbaar via een mobiele telefoon.

Als achterwacht voor de bereikbaarheid is een stedelijk telefoonnummer aanwezig, namelijk van het Informatiepunt Ouderen.

 

De werkgeversrol voor het personeel van de wijksteunpunten en de registratie van anonieme gegevens worden verzorgd door de Stichting Ouderenwerk Delft.

 

 


 

 

6.6. Meetbaarheid van het effect van meldpunten voor sociaal isolement.

Toelichting

Nulmeting

De omvang van de potentiële doelgroep in Delft moet nog nader worden vastgesteld.

 

Vooralsnog wordt uitgegaan van een werkdefinitie, welke na 6 maanden wordt geëvalueerd en bijgesteld. Mensen die onder de werkdefinitie vallen, vormen de doelgroep.

 

Als potentiële doelgroepen zijn voorlopig te noemen; eenoudergezinnen, zelfstandig wonende mensen met een minimumuitkering, allochtonen met inburgerings- kennis- en taalachterstanden, ouderen met verlieservaringen en functionele beperkingen, zelfstandig wonende jongere mensen met lichamelijke of mentale functiebeperkingen, ex-psychiatrische patiënten, mensen met ontoereikende mantelzorg, mensen met vervuilings- en verwaarlozingsproblemen.

 

Aanname; uit het Dordtse onderzoek uit 1992 is 17,2 % sociaal geïsoleerd en 2,2 % extreem sociaal geïsoleerd.

Voor dit onderwerp is de relatie met het deelproject Monitoring cliëntenbestand / sociale database relevant.

 

Als werkdefinitie wordt gehanteerd;

De doelgroep wordt gevormd door personen die vanwege combinaties van persoonlijke en maatschappelijke belemmeringen niet of onvoldoende in staat zijn tot het overbruggen van de kloof tussen het individuele bestaan en het deelnemen aan de maatschappij.

 

 

 

 

 

 

 

 

In de aanname van de omvang van sociaal isolement is uitgegaan van resultaten van het onderzoek “Welzijn in Dordrecht” uit 1992.

 

 

 

 

6.7. Het ambitieniveau in fase 1.

 

Het ambitieniveau na de eerste 3 maanden na de start is;

Er zijn steunpunten actief in drie pilotwijken; Tanthof, Voorhof en Buitenhof.

De kernnetwerken in de drie pilotwijken functioneren.

De aanmelding van sociaal isolement vindt plaats naar aanleiding van de eigen ervaring, de eigen criteria van de aanmelder.

De vervolgacties na aanmelding blijken een juiste verwijzing naar de juiste producten te zijn.

Er is globaal zicht op de belemmeringen die maatschappelijke participatie verhinderen.

 

6.8. Resultaten.

 

Bij aanvang van de wijksteunpunten is vastgesteld:

·       welke kenmerken van sociaal isolement gedurende de eerste 3 maanden worden geregistreerd;

·       welke combinaties met bestaande organisaties / diensten voor de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de wijksteunpunten het meest praktisch en snel te realiseren zijn.

 

Na 3 maanden:

·       bestaat per pilotwijk inzicht in de werkbaarheid en relevantie van de bij aanvang vastgestelde kenmerken van sociaal isolement, welke (in aangepaste vorm) het uitgangspunt vormen voor de registratie in de komende 3 maanden;

·       zijn bij cliëntenorganisaties, instellingen en individuele beroepsbeoefenaars het bestaan, het doel en de werkwijze van de wijksteunpunten bekend.

 

Na 6 maanden:

·       blijken de te registreren kenmerken van sociaal isolement werkbaar en relevant;

·       is per pilotwijk een voorlopige inschatting mogelijk van de omvang van de potentiële doelgroepen;

·       is van de pilotwijken een volledig overzicht aanwezig van het totale aanbod van activiteiten, de toegankelijkheid ervan en de mogelijke hiaten per wijk.

 

6.9. Meetinstrumenten.

 

Bij aanvang van de wijksteunpunten:

·       bekendmaking ervan bij cliëntenorganisaties, instellingen en individuele beroepsbeoefenaars middels een brief en het verzorgen van een persbericht;

·       aan instellingen, individuele beroepsbeoefenaars en cliëntenorganisaties wordt door middel van een brief de vraag voorgelegd welke acties men nu onderneemt ingeval men wordt geconfronteerd met sociaal isolement en welke sterke en zwakke punten men daaraan ervaart.

 

Na 3 maanden:

·       aan cliëntenorganisaties, instellingen en individuele beroepsbeoefenaars wordt een brief gezonden met vragen over de bekendheid, het eigen gebruik van de wijksteunpunten en de ervaringen ermee in relatie tot de aanvankelijke verwachtingen.

 

Na 6 maanden:

is aan de hand van registratie een evaluatie beschikbaar van;

·       het aantal aanmeldingen naar herkomst op postcode;

·       wie de aanmelders waren;

·       de indeling in relevante doelgroepen;

·       het aantal aanmeldingen per doelgroep;

·       de kenmerken die reden zijn geweest voor een melding over sociaal isolement;

·       de werkbaarheid en relevantie van de aanvankelijke werkdefinitie;

·       de aard van de interventies na melding;

·       het aantal geslaagde en niet geslaagde vervolgacties en redenen van het wel of niet slagen ervan;

·       de reactie van de aangemelde persoon op de ondernomen vervolgactie na de melding;

·       de reactie van de aanmelder op de ondernomen vervolgactie;

·       het totale aanbod van activiteiten, de toegankelijkheid ervan en de mogelijke hiaten en overlappingen per wijk.

 

De evaluatiegegevens worden ingezet voor;

·       eventuele bijstelling van de te registreren gegevens;

·       een besluit over de spreiding van wijksteunpunten;

·       het opstellen van een werkhypothese en -plan voor het komende halfjaar in termen van meetbare resultaten;

·       de ontwikkeling van aanvullende vervolgproducten, ingedeeld naar activiteiten op preventief vlak, naar individuele hulpverlening en naar groepsgerichte (ontmoetings)activiteiten.

 

Voorbeelden van in gesprekken met gesprekspartners genoemde producten zijn;

preventief;

ontmoetingsplekken op straat, in de hal van een flatgebouw;

inloopfunctie van buurthuizen en andere openbare gebouwen in de wijk;

welkomstcomité voor nieuwe bewoners per straat, buurt, flatgebouw;

individuele benadering;

huisbezoeken;

buddyprojecten (individuen over de drempel helpen van groepsgerichte activiteiten);

contactcirkels, netwerken van bewoners in de buurt, straat, flat;

taalles aan huis bij allochtone vrouwen;

groepsgerichte benadering;

cursus sociale vaardigheden;

een wekelijks eetpunt in de wijk.

 

7. De financiele dekking.

 

Voor de financiële dekking van het inrichten van de wijksteunpunten en voor het bekostigen van de uitvoering van aanvullende vervolgactiviteiten zijn drie dekkingsbronnen beschikbaar;

·       EZH-project Sociaal isolement en ondersteuning vrijwilligers (3,5 miljoen gulden);

·       Ambulante uren buurt- en wijkwerk (participatie, leefbaarheid en sociaal isolement);

·       I/D regeling. (ten behoeve van de administratieve ondersteuning)

 

Voor de besteding van de EZH-middelen wordt het kapitaal ingezet. Gecombineerd met ambulante uren buurt- en wijkwerk resulteert dit in een aanpak voor een periode van 8 jaar.

 

 

Jaar

Wijken

Organisatiekosten

Dekking

Cumulatief

2001

Tanthof, Voorhof, Buitenhof

 

1,5 fte consulent

1,0 fte adm. onderst.

onderst. vrijwilligers

huisv./organisatie

 

 

Totaal

120.000,-- EZH

ID-regeling

3 x 10.000,-- EZH

75.000,- EZH

 

 

225.000,- EZH

 

 

 

 

 

EZH

225.000,-

2002

5 wijken

2,5 fte consulent

 

 

1,0 fte adm. onderst.

onderst. vrijwilligers

huisv./organisatie

 

Totaal

123.711,- EZH

1,0 fte ambulante uren buurt-/wijkwerk

ID-regeling

5 x 10.000,- EZH

100.000,- EZH

 

273.711,- EZH

 

 

 

 

 

 

EZH

498.711,-

2003

7 wijken

3,5 fte consulent

 

 

1,0 fte adm. onderst.

Onderst. vrijwilligers

huisv./organisatie

 

Totaal

212.485,- EZH

1,0 fte ambulante uren buurt-/wijkwerk

ID-regeling

7 x 10.000,- EZH

125.000,- EZH

 

407.485,- EZH

 

 

 

 

 

 

EZH

906.196,-

2004

7 wijken

3,5 fte consulent

 

 

1,0 fte adm. onderst.

Onderst. vrijwilligers

huisv./organisatie

 

Totaal

219.056,- EZH

1,0 fte ambulante uren buurt-/wijkwerk

ID-regeling

7 x 10.000,- EZH

125.000,- EZH

 

414.056,- EZH

 

 

 

 

 

 

EZH

1.320.252

 

 

 

 

Resterend EZH-budget

2.179.748

 

Deze aanpak heeft het voordeel dat de infrastructuur voor een deel overeind blijft, ook als het EZH-geld op is. Met enige inspanning kan het werk worden voortgezet.

 

 

 

 

8. Het implementatievoorstel.

 

Voorgesteld wordt om voor de implementatie van het geschetste beleid een werkgroep in te stellen bestaande uit de partners van het sociaal driehoeksoverleg en de opsteller van deze deelnotitie.

Het doel van de werkgroep is voorbereidingen te treffen voor de start van het project in 2001. Aan de orde dienen onder andere te komen;

·       opzetten van de wijksteunpunten,

·       regelen van huisvesting en organisatiemiddelen,

·       vaststellen van functie-eisen wijkconsulent,

·       werving van wijkconsulenten,

·       regelen I/D medewerker,

·       vaststelling werkdefinitie en te registreren kenmerken voor de eerste 3 maanden,

·       uitvoering van meetinstrumenten bij aanvang,

·       opstellen handleiding voor privacyvraagstuk,

·       afspraken over verantwoordelijkheden van de partners ten aanzien van de voortgang en de sturing van project.

 

 

 


BIJLAGE 1. Gesprekspartners.

 

Professionele organisaties

 

Op 13 maart vond een brainstormend gesprek plaats met Stichting Maatzorg (Frans Linthorst), Stichting Ouderenwerk (Paul Rensen) en Stichting Welzijn (Els van de Plank)

 

De volgende onderwerpen vormden de basis van het gesprek;

1                de definitie / kenmerken van sociaal isolement;

2                concrete meetbare werkdoelen in het kader van bestrijding van sociaal isolement;

3                doelgroepen;

4                inventarisatie van producten die momenteel in het kader van sociaal isolement in Delft worden uitgevoerd;

5                inventarisatie van producten die in de afgelopen jaren zijn uitgevoerd en beschikbaarheid van schriftelijke evaluatie daarvan;

6                de instelling van een sociaal driehoeksoverleg voor aanmelding, signalering, registratie en initiëring.

Op 27 maart vond een tweede bespreking plaats.

 

Op 23 mei vindt een gesprek met Cock van Bruggen, hoofd van het algemeen maatschappelijk werk van de Stichting Maatzorg. Dit gesprek had als onderwerp de bevindingen van het project In Contact, dat van 1996 en 1997 in het kader van lokaal sociaal beleid heeft gefunctioneerd, vervolgens door Maatzorg nog een jaar uit eigen middelen is voortgezet en waarvan de bezoekactiviteiten zijn overgenomen door Humanitas.

 

 

Cliënten- en vrijwilligersorganisaties

 

Voor de gesprekken met cliënten- en vrijwilligersorganisaties zijn de volgende aandachtspunten tevoren schriftelijk aan de gesprekspartners voorgelegd;

1                wat wordt verstaan onder sociaal isolement vanuit de eigen achterban; welke ervaringen, welke knelpunten en belemmeringen?

2                zijn er activiteiten vanuit de organisatie in het kader van tegengaan sociaal isolement; afgesloten activiteiten, lopende activiteiten, activiteiten in voorbereiding of nieuwe ideeën?

3                zijn er ideeën over randvoorwaarden voor wijksgewijs op te zetten meldpunten voor sociaal isolement? Met andere woorden; zijn er voorwaarden waar vanuit de achterban absoluut rekening mee gehouden moet worden wil een meldpunt een meerwaarde opleveren? (Toelichting; bij een meldpunt kunnen mensen die geïsoleerd zijn of dreigen geïsoleerd te raken worden aangemeld door anderen, zoals buurtbewoners, dienstverleners, en anderen, om daar vervolgens actie op te ondernemen)?

 

Op 17 en 19 april vonden gesprekken plaats met respectievelijk de Vereniging van Delftenaren met een Functiebeperking (Joke Mersch en Denita Roskam Abbing) en het Interkerkelijk Stadsdiaconaat (Joke Tummers en Karel van de Wetering).

Op 18 april en 15 mei is in gesprekken met de Samenwerkende Bonden van Ouderen de maatschappelijke participatie van ouderen op wijkniveau aan de orde geweest in combinatie met sociale veiligheid en toegankelijkheid van de woonomgeving.

Een gesprek met Humanitas, project vriendschappelijke huisbezoeken (Hermieneke Kalkman en Marianne Dieterman) vond plaats op 30 mei.

 

 

Gemeentelijk interne betrokkenen

 

Met collega’s binnen de gemeentelijke organisatie zijn met name contacten geweest over aanscherping van doelen en doelgroepen voor het deelproject en over welke organisaties in Delft bij hen bekend zijn en relevant voor het deelproject.

 

 

 

 

 

Resultaten van de gesprekken

 

Probleemstelling

 

Inhoud van de reactie

 

Reactie van

Het ontbreekt momenteel aan een centraal punt, waar dienstverleners en buurtbewoners kunnen melden dat er iemand sociaal geïsoleerd is of dreigt te geraken. De betreffende signaleerder weet er geen raad mee / voelt zich onmachtig, maar geeft wel aan dat er iets moet gebeuren.

Deze signalen komen naast de informatie uit de eigen producten en cliëntcontacten via de huisartsen, vrijwilligersorganisaties, cliënten- en belangenbehartigingsorganisaties, ziekenhuis maatschappelijk werk, Sociaal Pedagogische Dienst, sociaal raadslieden, woningcorporaties, wijkagenten, buurtconciërges, Werk- en Dienstenwinkel.

Stichting Maatzorg, Stichting Ouderenwerk Delft, Stichting Welzijn Delft

Er worden in Delft diverse producten aangeboden, maar deze zijn niet of weinig geïntegreerd of men kent elkaars bestaan niet.

Stichting Maatzorg, Stichting Ouderenwerk Delft, Stichting Welzijn Delft

Er zijn hiaten tussen organisaties, waardoor mensen onnodig in de problemen komen of blijven.

Interkerkelijk Stadsdiaconaat

Het overstijgt soms de draagkracht van de mensen die actief zijn voor de VDF om thuis of op straat aangesproken te worden door mensen die een beroep op hen doen.

Een meldpunt is een goed middel om meldingen te stroomlijnen en vast te stellen wie / welke organisatie de beste entree zal hebben voor het ondernemen van vervolgacties.

Van belang is daarbij in beeld te brengen welke organisaties in Delft actief zijn in het kader van sociaal isolement, zoals huisbezoekprojecten, welke netwerken reeds aanwezig zijn, om in tweede instantie hiaten in het aanbod op te sporen en daarop nieuwe initiatieven te ontwikkelen.

Vereniging van Delftenaren met een Functiebeperking

De coördinatoren worden, zowel gezien vanuit de cliënten als vanuit de vrijwilligers, geconfronteerd met sociaal isolement. Onder de vrijwilligers zijn mensen die zelf uit een sociaal isolement willen komen door de rol van bezoeker op zich te nemen. Dat vergt van de coördinatoren extra inspanningen in de aansturing.

Humanitas, project vriendschappelijke huisbezoeken

In de privésfeer benaderd te worden door cliënten en vrijwilligers is belastend. Hoe om te gaan met privacy is een lastig probleem. Het is van belang dat daar bij de uitwerking van de meldpunten voor sociaal isolement goed aandacht voor is.

Humanitas, project vriendschappelijke huisbezoeken

In het verleden zijn al gemeentelijke initiatieven ondernomen rond sociaal isolement. Te noemen zijn Wijkwijzer en het project In Contact van Maatzorg. Deze zijn door gemeentelijke besluiten weer stopgezet.

Interkerkelijk Stadsdiaconaat

Om organisaties te motiveren bij te dragen aan het project is het van belang dat de gemeente vooraf duidelijk de criteria en verwachtingen aangeeft. Wanneer dat achteraf gebeurt, frustreert dat de bereidheid van organisaties om zich in te spannen voor bijdragen aan nieuwe door de gemeente geïnitieerde producten.

Stichting Maatzorg

Er zijn al veel meldpunten; informatiepunt ouderen, steunpunt mantelzorg, steunpunt vrijwilligers, terminale thuiszorg. Een nieuw meldpunt erbij wordt weinig zinvol geacht.

Bovendien weten bewoners en hulpverleners het stadsdiaconaat goed te vinden.

Er zijn nauwe contacten met het algemeen maatschappelijk werk. Het algemeen maatschappelijk werk moet noodgedwongen werken met wachtlijsten. Bij de signalering van sociaal isolement zijn de maatschappelijk werkers geregeld niet in staat om snel actie te ondernemen en om die reden wordt contact gezocht met vrijwilligersorganisaties zoals de bezoekgroep van het stadsdiaconaat om snel met betrokkene contact op te nemen.

Interkerkelijk Stadsdiaconaat

Er wordt al veel vrijwilligerswerk gedaan door diverse organisaties in Delft.

Interkerkelijk Stadsdiaconaat

 

 

Beleidsdoelen

 

Inhoud van de reactie

 

Reactie van

Het is wenselijk om vanuit gemeenschappelijke verantwoordelijkheid (sociaal driehoeksoverleg) meldpunten op wijkniveau tot stand te brengen. Ze dienen als middel tot signalering, registratie en het nemen van initiatieven voor uit te voeren producten ter voorkoming en bestrijding van sociaal isolement.

Stichting Maatzorg, Stichting Ouderenwerk Delft, Stichting Welzijn Delft

 

 

 

 

 

 

 

Doelgroepen

 

Inhoud van de reactie

 

Reactie van

Sociaal isolement benaderen vanuit het fiscale inkomen is te beperkt. De eigen functiebeperkingen, hoe men daarmee omgaat en de gevolgen daarvan, de persoonlijkheid en de (nabije) sociale omgeving bepalen de mate van sociaal isolement.

Vereniging van Delftenaren met een Functiebeperking

Kenmerken van sociaal isolement zijn ondermeer stille armoede, schaamte en slecht voor zichzelf zorgen (verwaarlozing van lichamelijke verzorging, voeding en woning). De combinatie van deze factoren en uitzichtloosheid op verbetering van de omstandigheden maakt dat mensen in een sociaal isolement verkeren of dreigen te verkeren.

Vereniging van Delftenaren met een Functiebeperking

Sociaal isolement komt voor bij ondermeer mensen met een problematische rouwverwerking, alleenstaande moeders die ziek worden, ernstig vereenzaamde mensen (met wanen).

Interkerkelijk Stadsdiaconaat

De mensen in fase 4 van de caseload van de arbeidsbemiddeling zijn vaak ex-psychiatrische patiënten voor wie het onmogelijk is om in de routine van een arbeidsproces te functioneren. Hen zonodig helpen met andere bezigheden in plaats van de nadruk op arbeidsbemiddeling is voor hen een betere aanpak en geeft hen rust.

Interkerkelijk Stadsdiaconaat

De cliëntengroep wordt gevormd door mensen die vereenzamen, de deur niet uitkomen, geen sterk sociaal netwerk hebben vanwege beperkte sociale vaardigheden, vanwege het uiteenvallen van het sociaal netwerk door verlies van dierbaren en bekenden op oudere leeftijd of door verhuizing naar een andere omgeving of door gebondenheid aan huis vanwege de zorg voor een partner of ander gezinslid.

Humanitas, project vriendschappelijke huisbezoeken

Bij cliënten met een psychiatrisch of verslavings verleden lukt het niet om een termijn te stellen aan de duur van de ondersteuning, omdat het opbouwen van een eigen netwerk na bijvoorbeeld een jaar niet haalbaar blijkt. Blijvend contact blijkt noodzakelijk te zijn.

Humanitas, project vriendschappelijke huisbezoeken

Voor mensen met mobiliteitsbeperkingen zijn de WVG-vervoersvoorzieningen te weinig gedifferentieerd, met name gericht op groepsvervoer met een beperkte actieradius voor Delft en omliggende kernen. Voor deelname aan maatschappelijke activiteiten (arbeid, vrijwilligerswerk, bezoek aan familie buiten de regio) is de invoering van individuele vormen van vervoer in het kader van de WVG van belang.

Vereniging van Delftenaren met een Functiebeperking

 

Voor het onderhouden van sociale contacten door mensen met mobiliteitsbeperkingen zijn het gebruik van telefoon en internet alternatieven / aanvullingen, maar kostbaar in het gebruik als dat de enige of voornaamste alternatieven zijn.

Vereniging van Delftenaren met een Functiebeperking

 

Er is weinig zicht op sociaal isolement onder ouderen. De aandacht gaat momenteel vooral uit naar aspecten rond wonen en woonomgeving in het kader van belemmerende en bevorderende factoren voor het zelfstandig kunnen wonen.

Samenwerkende Bonden van Ouderen

 

 

Reeds aanwezige producten in Delft

 

Naam organisatie

 

Producten

Doelgroep

Vrouwenopbouwwerk Stichting Welzijn Delft

Project bezoekvrouwen; informatie en advies over de Nederlandse samenleving;

assistentie bij contacten met instanties;

toeleiden naar bestaande activiteiten.

Allochtone vrouwen

Komitee Vrouwen

Informatie en advies;

belangenbehartiging;

persoonlijke begeleiding.

Alleenstaande vrouwen, veelal met kinderen

Interkerkelijk sociaal fonds

Financiële ondersteuning aan individuen.

Alle Delftenaren in uitzichtloze financiële problemen

Interkerkelijk Stadsdiaconaat

Bezoekgroep, karweitjesdienst, rolstoelrijden, voorlezen voor slechtzienden, oppasdienst.

Alle Delftenaren die niet in staat zijn een beroep te doen op familie, vrienden of buren

Buurthuis Olof

Inloopochtenden

Ex-psychiatrische patiënten en bewoners van beschermde woonvormen

Buurthuis Buurtraad

Eetcafé en soos

Licht verstandelijk gehandicapten

Stichting Ouderenwerk Delft

Informatieve huisbezoeken

Ouderen van 70, 75, 80 e.v.

Sociaal Pedagogische Dienst

Inlooppunt

Verstandelijk en lichamelijk gehandicapten en hun ouders

Humanitas

Vriendschappelijk huisbezoek

Alle Delftenaren in (dreigend) sociaal isolement

Stichting Maatzorg

Algemeen maatschappelijk werk

Alle Delftenaren met individuele en relationele problemen

GGD (samenwerkingsverband met woningcorporaties, politie, sociale dienst)

Bijzondere Aandacht Woningzoekenden

Mensen met (dreigende) uithuiszetting, verwaarlozing, vervuiling

Vereniging van Delftenaren met een Functiebeperking

Signalering, assistentie en informatieverstrekking

Delftenaren met een functiebeperking

 

Producten in diverse stadia van ontwikkeling in Delft

 

Naam organisatie

 

Producten

Doelgroep

Stichting Welzijn Delft

Wijkwinkel in Tanthof of Voorhof; informatie en advies

Wijkbewoners

Stichting Ouderenwerk Delft

Huisbezoekenproject allochtone ouderen

Allochtone inwoners van 55 jaar en ouder

Komitee Vrouwen

Huiskamerproject

Alleenstaande vrouwen, veelal met kinderen

Vereniging van Delftenaren met een Functiebeperking

Wekelijks eetpunt

Inwoners in een (dreigend) sociaal isolement

Samenwerkende Bonden van Ouderen

Participatie van ouderen op wijkniveau

Oudere inwoners

 

 

 

Projecten elders

Deventer; Groeten doet goed

Den Haag; Contactcirkels

Nijmegen; Meldpunt Bijzondere Zorg

Amsterdam; Project Werk en Aandacht

 

Landelijk

In oktober 1999 is een convenant getekend waarin de oprichting van het Platform Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) is geregeld. Ondertekenaars zijn de minister van VWS, de Landelijke Vereniging van GGD’en, de VNG, Federatie Opvang, GGZ Nederland en Zorgverzekeraars Nederland. Doel van het OGGZ is de ondersteuning van meldpunten en vergelijkbare samenwerkingsverbanden die zich richten op mensen die sociaal geïsoleerd zijn of dreigen te raken. Genoemde doelgroepen zijn; verslaafden, daklozen, mensen met psychische problemen, mensen die zichzelf en hun woning ernstig verwaarlozen, mensen die vereenzamen. Het gaat om het actief opsporen van deze mensen en vervolgens een begeleidings-, hulp- of zorgtraject met hen uitstippelen.


BIJLAGE 2. Literatuurstudie.

 

Om te komen tot een nadere definiëring van sociaal isolement en aan de hand daarvan te komen tot het bepalen van werkdoelen en doelgroepen is literatuur geraadpleegd.

 

Samenvatting Werken aan sociale kwaliteit. Welzijnsnota 1999-2002. Ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

 

De centrale doelstelling van het welzijnsbeleid is het bijdragen aan de sociale kwaliteit in de samenleving.

Sleutelwoorden zijn vergroting van zelfredzaamheid, betrokkenheid en solidariteit en versterking van de sociale infrastructuur. Onder sociale infrastructuur wordt verstaan “het geheel van organisaties, diensten en voorzieningen dat tot doel heeft individuele burgers in hun eigen omgeving de mogelijkheid van sociale participatie te bieden. Versterking van de sociale infrastructuur maakt de participatie en ontplooiing van burgers mogelijk en bestrijdt tegelijkertijd uitsluiting en ongelijkheid.”

 

Van de centrale doelstelling zijn twee voorwaardenscheppende doelstellingen of programmalijnen afgeleid en drie inhoudelijke. De drie inhoudelijke doelstellingen zijn;

·       participatie en toegankelijkheid;

·       voorkomen en bestrijden van alle vormen van uitsluiting;

·       ondersteuning van het lokaal sociaal beleid.

 

Bij de doelstelling voorkomen en bestrijden van sociale uitsluiting “worden de accenten gelegd op sociale activering en op sociale integratie en ondersteuning van kwetsbare groepen. Jongeren, herintredende vrouwen, etnische minderheden, ouderen, verslaafden, (ex-)psychiatrische patiënten en ex-gevangenen vergen een specifiek op hen toegesneden benadering. Zeker voor degenen die kampen met meervoudige problematiek is een sterk individuele trajectbegeleiding noodzakelijk om tot reïntegratie te komen. Voor de uitvoering zijn gemeenten aangewezen op de inzet van sociale diensten en instellingen voor zorg en welzijn.”

“VWS wil zich in deze ‘programmalijn’ sterk maken voor het vergroten van het rendement

van die lokale inzet door de ontwikkeling van nieuwe methoden, het uitwisselen van ‘good practices’ en het koppelen van voorzieningen tot een sluitende aanpak.” Een van de twee te starten deelprojecten is; een project gericht op sociale integratie en ondersteuning van kwetsbare groepen.

 

Arm Nederland. Effecten van armoede. Derde jaarrapport armoede en sociale uitsluiting. Engbersen G, J.C. Vrooman, E. Snel. Amsterdam University Press. Amsterdam, 1998.

 

Op pagina 23 wordt geconstateerd dat politieke documenten geen uitsluitsel bieden over wat precies onder “sociale uitsluiting” wordt verstaan en over wáárvan mensen worden uitgesloten.

Op pagina 26 wordt geconcludeerd dat het van belang is om meer zicht te krijgen op de sociale kenmerken van groepen die langdurig moeten rondkomen van een inkomen rond het sociaal minimum. Het is noodzakelijk meer kennis te verwerven over de dynamiek van armoede, in het bijzonder in de persoonlijke en maatschappelijke factoren die bepalen wie tijdelijk en wie duurzaam in een afhankelijke maatschappelijke positie verkeert.

 

Een aantal persoonlijke en maatschappelijke factoren is onderzocht.

Op pagina 30 wordt gesteld dat de actuele inkomenspositie moet worden verbijzonderd om een adequaat beeld van armoede te verkrijgen. Armoede is een acuter probleem, indien een gering inkomen gepaard gaat met;

·         een lange duur van de armoedeperiode;

·         de afwezigheid van eigen vermogen dat als buffer kan dienen;

·         problemen in de sfeer van de bestedingen (schulden, hoge vaste lasten, bezuinigingsstrategieën);

·         een negatieve beleving van de eigen inkomenspositie.

 

Bijkomende kenmerken hebben betrekking op;

·         vermogens, schulden en betalingsachterstanden;

·         bestedingspatronen (onder meer bestedingen voor kinderen) en bezuinigingsstrategieën;

·         waardering van de inkomenspositie;

·         duurzame goederen;

·         huisvestingssituatie;

·         tijdsbesteding

·         sociale contacten met familie, vrienden en bekenden;

·         slachtoffer van criminaliteit;

·         gezondheidstoestand;

·         gebrek aan sociale samenhang in het gezin, stabiliteit van (gezags)relaties en consistentie van gedragsregels zijn gezinskenmerken die bevorderlijk zijn voor regelovertreding door kinderen (pag. 99);

·         een verband tussen de mate van sociale achterstand in buurten en de mate waarin in dergelijke buurten overlast, geweld en vandalisme voorkomen (pag. 107);

·         contacten met personen uit de directe sociale omgeving;

·         eenzaamheid (= subjectief en afhankelijk van de wensen en verwachtingen die men ten aanzien van zijn netwerk heeft);

·         mogelijkheden tot het leggen en onderhouden van contacten (telefoon, deelname aan activiteiten en lidmaatschappen);

·         persoonlijke wensen, behoeften en motivatie tot participatie;

·         leeftijd, fysieke en psychische gesteldheid;

·         inkrimpen van sociaal netwerk als gevolg van toenemende leeftijd.

 

Systeem- en communicatietheorie. Interactie Academie Antwerpen.

 

Door de Interactie Academie Antwerpen is een theorie ontwikkeld, die van toepassing kan zijn op sociaal isolement. De stelling is, dat er sprake is van vervreemding indien het besef van zelfredzaamheid (volgens V. Satir; het gevoel van eigenwaarde) verdwijnt.

Het besef van eigenwaarde wordt vervolgens onderverdeeld in vijf normen van besef. Indien een of meer van deze normen ontbreken, is er sprake van vervreemding.

De vijf normen van besef zijn:

1.       het besef erbij te horen;

2.       het besef van toekomst;

3.       het besef van zinnigheid van de eigen inzet;

4.       het besef begrepen te kunnen worden;

5.       het besef van greep op de dingen.

 

Het is mogelijk dat deze normen bij kunnen dragen aan een nadere concretisering van persoonlijke kenmerken en sociale omstandigheden die sociale participatie bevorderen of, bij  het ten dele ontbreken ervan, belemmeren. Met andere woorden aanknopingspunten kunnen geven voor het tegengaan van sociaal isolement.

 

Welzijn in Dordrecht. Samenvatting van het onderzoeksrapport naar het welzijn van de burgers van Dordrecht. Uitgevoerd door de vakgroep Algemene sociale Wetenschappen, Faculteit Sociale Wetenschappen, Rijksuniversiteit Utrecht. Hortulanus R.P., P. Liem en A.M.M. Sprinkhuizen, 1992.

 

Kenmerken van sociaal isolement. (pag. 65)

In volgorde van belangrijkheid zijn de volgende factoren van invloed op sociaal isolement;

1.    zelfrespect

2.    traumatische ervaringen (bedreiging, mishandeling)

3.    controle op de sociale contacten

4.    burgerlijke staat (weduwe, weduwnaar, gescheiden)

5.    toekomstperspectief

6.    gezondheid

7.    inkomen

8.    leeftijd

9.    werk

 

Sociaal isolement bij een aantal groepen.

Conclusies

De groep sociaal geïsoleerden is betrekkelijk omvangrijk en zal naar verwachting nog toenemen.

Extreem sociaal isolement komt voor bij een vrij kleine groep die relatief veel ouderen, allochtonen en alleenstaande ouders omvat. De problemen bij deze groep zijn bij uitstek complex en van individuele aard.

Een wijkgerichte aanpak en een meer actieve signalering van sociaal isolement verdienen als oplossingen de voorkeur.

 

Sociaal geïsoleerd = 12,7 % van de onderzochte groep. (pag. 62 - 64).

Kenmerken;

·       risicogroep

·       lager zelfrespect en minder perspectief en minder gevoel van controle

·       maakt meer gebruik van verplichtende en zorginstellingen

·       maakt minder gebruik van vrije welzijnsarrangementen

·       gezondheid is minder goed

·       niet zo tevreden over baan

·       deelname aan de maatschappij onvoldoende

·       gevoel van achterstelling is groter

·       heeft meer traumatische ervaringen achter de rug.

 

Bevindt zich in een sociaal isolement = 2,2 % van de onderzochte groep.

Kenmerken;

·       volledig sociaal geïsoleerd

·       heel specifieke persoonlijke factoren spelen een rol (bijvoorbeeld psychische problemen, een vluchtelingenstatus, enz.)

·       laag inkomen

·       gevoel niet maatschappelijk te participeren is groot

·       gevoel van achterstelling is groot

·       opeenstapeling van problemen van uiteenlopende aard

·       laag zelfrespect

·       veel traumatische ervaringen

·       beoordeling gezondheid is laag; 5,8 gemiddeld.

 

 

Naar het middelpunt der armoede? Een onderzoek naar de structuren van het dagelijks leven van generatie-armen in een urbane omgeving. Studies over de samenleving – 2. Departement Sociologie en Sociaal Beleid Universiteit Antwerpen. Uitgeverij Acco Leuven / Amersfoort. 1996.

Vranken J. en K. Steenssens.

 

Armoede is een netwerk van achterstellingen. Dit netwerk strekt zich uit over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan van de armen, maar wortelt hoofdzakelijk in een marginale positie ten aanzien van het productieproces. Het gevolg is dat armen dermate van de rest van de samenleving gescheiden worden, dat ze uitgesloten geraken van de algemeen aanvaarde leefpatronen van die samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen kracht overbruggen. (pag. 16)

 

De verklaringen die voor het voortbestaan van armoede in het algemeen worden aangevoerd kunnen grosso modo onder twee hoofdingen worden ondergebracht.

De omstandigheden die armoede produceren, worden steeds weer gereproduceerd. Armoede reproduceert ook zichzelf; er bestaan verervingsmechanismen die armoede van de ene generatie op de andere overdragen. (pag. 18)

 

De langdurige armoede is geconcentreerd bij niet-tewerkgestelden; ouderen, zieken, invaliden, werklozen. Meer bepaald is dit zo wanneer ze in een huishouden leven dat geen aanvulling toelaat van hun inkomen (alleenstaanden, eenoudergezinnen met een grote kinderlast) en wanneer zij tegelijkertijd en over de hele lijn kenmerken van sociale onzekerheid vertonen (laag onderwijsniveau, geringe beroepskwalificatie, zwakke werkgelegenheid, lage sociale afkomst). (pag. 39)


 


BIJLAGE 3. Organisatieschema.

 

 



[1] De beoogde participanten voor het “sociaal driehoeksoverleg” zijn Stichting Maatzorg, Stichting Ouderenwerk Delft, Stichting Welzijn Delft.