00/029541

 

 

INTEGRAAL

EDUCATIE- EN ACTIVERINGSPLAN 2001

 

houdsopgave

 

1.     Inleiding................................................................................................................................................ 3

2.     Ontwikkelingen beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (BVE).............................................................. 4

2.1.      Wet Educatie en beroepsonderwijs (WEB)....................................................................................... 4

2.2.      VAVO........................................................................................................................................... 4

2.3.      Doelgroepen.................................................................................................................................. 5

2.4.      Sluitende leerlijnen Kwalificatie Structuur Educatie/Beroepsonderwijs................................................. 5

3.     Overige ontwikkelingen in relatie tot educatie......................................................................................... 11

3.1.      Regionaal Meld- en Coördinatiepunt (RMC)..................................................................................... 11

3.2.      Duurzaam computeren................................................................................................................. 11

3.3.      Onderwijs Techno Centrum (OTC).................................................................................................. 11

3.4.      Huisvesting Mondriaan Regiocollege Delft....................................................................................... 12

3.5.      Resultaatverbeterplan................................................................................................................... 12

4.     Ontwikkelingen sluitende aanpak gemeentelijke doelgroepen................................................................... 14

4.1.      Inburgering en sluitende aanpak nieuwkomers................................................................................ 14

4.2.      De Nieuwe vreemdelingenwet........................................................................................................ 14

4.3.      Sluitende aanpak oudkomers........................................................................................................ 15

4.4.      Sluitende aanpak fase-4 in relatie tot ontwikkelde methodiek........................................................... 15

4.5.      Bestandsanalyse team in relatie tot instrumenten........................................................................... 16

4.6.      Casemanagement binnen Werk Inkomen en Zorg............................................................................ 16

4.7.      Centraal Informatiepunt (CIP)......................................................................................................... 16

5.     Activering en werkgelegenheid.............................................................................................................. 18

5.1.      Fonds Werk en Inkomen (FWI)...................................................................................................... 18

5.2.      Inkoop......................................................................................................................................... 18

5.3.      Arbeidsvoorziening....................................................................................................................... 19

5.4.      Ontwikkelingen op de regionale arbeidsmarkt................................................................................. 20

6.     Randvoorwaarden................................................................................................................................ 24

6.1.      Kinderopvang............................................................................................................................... 24

6.2.      Incentive...................................................................................................................................... 24

6.3.      Informatievoorziening en communicatie.......................................................................................... 24

7.     Financiën............................................................................................................................................ 25

7.1.      Reguliere financiering................................................................................................................... 25

7.2.      Europees Sociaal Fonds............................................................................................................... 25

7.3.      Financieel overzicht budget 2001................................................................................................... 26

7.4.      Financiering Werkfonds Activering 2001......................................................................................... 27

7.5.      Financieel overzicht educatie 2001................................................................................................ 29

8.     Overzicht taakstellingen 2001............................................................................................................... 30

Bijlage 1.     Lijst van afkortingen en uitleg termen.......................................................................................... 32

Bijlage 2.     Schematisch overzicht Scholingsproductplan/Taakstelling 2001.................................................... 34

Bijlage 3.     Klantprofiel door Kansmeter, Kwalificerende Intake, Vervolgdiagnose............................................. 37




 

1.      Inleiding

 

Het jaar 2000 is in vele opzichten een jaar van veranderingen geweest. Allereerst heeft de gemeentelijke reorganisatie per 1 maart definitief plaats gevonden.

De splitsing van de arbeidsvoorzieningorganisatie in een basisdienstverlening en een reïntegratiedienst is met ingang van 1 oktober jl. gerealiseerd.

Daarnaast doet een nieuwe planperiode betreffende het Europees Sociaal Fonds zijn intrede voor de periode 2000 – 2006.

Ook krijgen de gemeenten vanaf 1 januari 2001 de beschikking over een Fonds Werk en Inkomen, waarin de middelen voor de bijstandsuitkeringen en de inschakeling van werkzoekenden gebundeld worden. Het gemeentelijk aandeel in de uitkeringslasten van de ABW wordt verhoogd van 10% naar 25%. Allemaal ontwikkelingen die van invloed zijn op het beleidsterrein van activering en volwasseneneducatie.

 

Ook zijn er in 2000 twee belangrijke gemeentelijke nota’s vastgesteld. De Activering- en Armoedenota ‘Samen aan de Slag’ en de nota integratiebeleid ‘Op weg naar een samenhangend opvang- en integratiebeleid voor allochtonen’. Deze nota’s vormen in vele opzichten de leidraad voor dit integrale  Educatie- en Activeringsplan 2001.

Een herhaling van beide nota’s is dan ook zeker niet het uitgangspunt. Wél een toelichting dan wel verdieping met betrekking tot ontwikkelingen op het terrein van sluitende aanpak fase 2/3 en 4, de gemeentelijke regiefunctie, sluitende leerlijnen, doelgroepbepaling enz.

 

Daarnaast zijn uitgangspunten vanuit de landelijke OC&W-nota ’Koers BVE’ (september 2000) in dit plan opgenomen. De volgende opdracht, gesteld vanuit deze nota luidt:

“De snelle ontwikkeling van kennis draagt het gevaar in zich dat groepen mensen achterop raken. Zo kan een maatschappelijke tweedeling ontstaan. Dit klemt te meer naarmate de samenstelling van de bevolking door de aanhoudende immigratie voortdurend verandert. Grote inspanningen zijn nodig om er voor te zorgen dat ook personen die achterop dreigen te raken volwaardig maatschappelijk kunnen participeren. Niet alleen nieuwkomers en minderheden maar ook herintreders vormen een belangrijk potentieel. Nederland kan zich niet veroorloven dat die afhaken. Deelname aan het arbeidsproces is hierbij een belangrijk, maar zeker niet enige doel. Maatschappelijk functioneren en sociale redzaamheid is voor deze groepen van een niet te onderschatten belang. Voor de volwasseneneducatie ligt hier een grote taak”.

 

De gemeentelijke reorganisatie heeft zowel voor het werkveld Volwasseneneducatie (VE) als voor het werkveld Inburgering tot gevolg gehad dat beide onderdelen gepositioneerd zijn bij de sector Werk Inkomen en Zorg (WIZ). Bureau Informatie en Nieuwkomers Delft (BIND) is onderdeel geworden van de afdeling Activering & Inburgering en VE van de beleidsafdeling van WIZ.

Educatie wordt beschouwd als een belangrijk instrument voor de reïntegratie van burgers in de maatschappij, zowel op het terrein van arbeidsactivering als maatschappelijke activering.

De opzet van onderliggend plan is, vanuit een integrale benadering, de beleidsuitgangspunten met betrekking tot Educatie en Activering voor 2001 te benoemen en deze te vertalen naar concrete producten.                              

De onderstaande maatschappelijke doelstellingen zijn hierbij bepalend:

·         Inburgering en maatschappelijke integratie van migranten;

·         Versterken van de maatschappelijke betrokkenheid van burgers en het voorkomen van uitsluiting van groepen burgers die (nog) niet in staat zijn om door middel van arbeid aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen;

·         Arbeidsactivering;

 

Om deze doelstellingen te kunnen bereiken is het van groot belang meer kennis van en inzicht te krijgen in het klantenbestand van WIZ en dan met name de groep fase-4 klanten. Het Bestandsanalyseteam (BAT) heeft hier een belangrijke taak in. (zie “Samen aan de slag”)

 

Naast dit integrale plan is er een beleidsplan-ABW voor 2001 opgesteld. De doelstellingen in beide plannen, corresponderen voor een groot gedeelte en zijn terug te vinden in het gemeentelijke uitgangspunt zoveel mogelijk uitkeringsgerechtigden weer actief deel te laten nemen aan de samenleving. Het beleidsplan-ABW richt zich naast werk en educatie op individuele inkomensvoorzieningen en de daarbij behorende regelgeving.

 

Dit plan is tot stand gekomen met actieve bijdragen van medewerkers van het vakteam Activering & Inburgering en van de beleidsmedewerkers WIZ.

 

 


2.      Ontwikkelingen beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (BVE)

2.1.    Wet Educatie en beroepsonderwijs (WEB)

Evenals in voorgaande jaren, sinds de invoering van de Wet Educatie en beroepsonderwijs, worden er op basis van het –goedgekeurde  Educatie- en Activeringsplan 2001 met de uitvoerende instellingen scholingsovereenkomsten afgesloten waarin de afspraken zijn vastgelegd over de inhoud en de aard van de scholing, de doelgroepen, het aantal cursisten, de intensiteit, de beoogde uitstroom en de wijze waarop de cursisten en de door hen behaalde resultaten, vanuit een registratiesysteem worden gevolgd.

 

In 2001 zal de WEB door een onafhankelijke Stuurgroep geëvalueerd worden. Deze evaluatie vindt plaats op grond van onderstaande thema’s:

1.       Voldoen aan maatschappelijke vraag, aansluiting onderwijs-arbeid.

2.       Voldoen aan de individuele vraag, toegankelijkheid, positie deelnemer.

3.       Kwaliteit en niveau van het onderwijs- en educatieaanbod en van de examens.

4.       Doelmatigheid van leerwegen: intern en extern rendement.

5.       Aansluiting tussen stelsels.

6.       Zelfsturend stelsel, autonomie instellingen, kwaliteitszorg.

7.       Andere bestuurlijke verhoudingen, vermindering van bestuurslast.

 

Op basis van themarapporten, opgemaakt door een aantal wetenschappelijke instellingen en de inbreng van belanghebbenden, schrijft de Stuurgroep het evaluatieverslag. In oktober 2001 zal de minister zijn reactie naar de Tweede Kamer sturen waarin hij aangeeft wat goed gaat en waar veranderingen nodig zijn.

 

De ‘verplichte winkelnering’ bij educatie is ingesteld om ontwikkeling en behoud van deskundigheid en een soepele overgang van educatie naar beroepsonderwijs mogelijk te maken. In hoeverre deze doelstelling wordt bereikt, moet blijken uit de evaluatie van de WEB. Op basis van de resultaten van deze evaluatie van de WEB én de WIN zal in 2002 een besluit worden genomen over het al dan niet loslaten van de verplichte winkelnering.

 

Het hoofddoel van de WEB is een breed, gevarieerd aanbod voor een zeer heterogene populatie tot stand brengen, dat voldoende kwaliteit levert en voldoende toegankelijk is. De afgelopen 4 jaar heeft het accent binnen ROC’s gelegen op bestuurlijke condities. De nota ‘Koers BVE ‘(OC&W september 2000) meldt dat het nu tijd is voor het primaire proces. Voorbeelden van dit proces zijn, de doorstroom van educatie naar beroepsonderwijs, de examinering, de versterking van de kwalificatiestructuur en de positie van de deelnemer. De paragraaf 2.4.2Sluitende leerlijnen” gaat nader op deze ontwikkelingen in.

 

Vanaf januari 2000 zijn de OnderwijsGroep Haaglanden en de TRE-OnderwijsGroep officieel gefuseerd. Medio 2000 is de nieuwe naam van dit ROC bekend geworden namelijk: de Mondriaan Onderwijsgroep. Het educatiecollege is verdeeld in een Regiocollege (o.a. Delft, Westland, Voorburg en Rijswijk) en een Stadscollege (Den Haag), hierdoor kan ieder college effectief inspelen op de scholingsvraag van de betrokken gemeenten. Voor de gemeente Delft betekent dit dat zij inkoopt bij het Regiocollege, vestiging Delft.

 

2.2.     VAVO

Tot september 2000 bestond het Vavo-aanbod in Delft uit een volledig Mavo-pakket van totaal negen vakken en een beperkt Havo-aanbod namelijk Nederlands en Engels. Dit aanbod stond open voor iedere inwoner van Delft, Pijnacker en Nootdorp. Gedurende een aantal jaren is het echter moeilijk gebleken om de Vavo-Delft als uitvoeringslocatie in stand te houden. De bezetting per groep was minimaal. Besloten is om een peiling onder de deelnemers te houden. Deze peiling onder 86 (van de 164) cursisten geeft aan dat het merendeel van de deelnemers werkt (60%). Verder volgt 40% een of meerdere vakken vanuit interesse en/of hobby, 14% in verband met vakantie/gaan wonen, 13% voor het werk, 13% voor het behalen van een Mavo-opleiding en 3% voor het behalen van een Havo-opleiding, 17% overig. Het merendeel van de cursisten volgt één vak.

Binnen deze deelnemers zijn verschillende groepen te onderscheiden: ouderen, die een of twee vakken in hun interessesfeer volgen, volwassenen die een of twee vakken volgen ter ondersteuning van hun werk, jongvolwassenen zonder startkwalificatie en schoolverlaters die geen onderwijs meer mochten volgen op de school waar ze zaten. 

Naar aanleiding van deze gegevens is voor het schooljaar 2000/2001 besloten niet alle deelnemers aan een Vavo-opleiding meer te subsidiëren maar een doelgroepenbeperking vanuit Delft te formuleren. De groep jongvolwassenen tot 23 jaar zonder startkwalificatie, met een positief advies van de afdeling Leerplicht/RMC en het Voortgezet Onderwijs (VO) komt voor een gesubsidieerde Vavo-opleiding in aanmerking. Voor de goede orde de RMC-coördinator van de gemeente Delft is hierbij verantwoordelijk voor de toeleiding tot de gesubsidieerde Vavo-opleiding. Voor de overige nieuwe belangstellenden geldt dat zij de opleiding zelf dienen te financieren, of dat zij kiezen voor een alternatief, bijvoorbeeld een opleiding  via de Volksuniversiteit. De zogenaamde ‘doorlopende’ deelnemers uit het schooljaar 1999/2000 kunnen gebruik maken van een overgangsregeling.

De inzet voor het schooljaar 2001/2002 is om Delftse scholen voor VO nauwer vanuit de gemeente te betrekken bij het beleid in verband met de voortijdige uitstroom van de zogenaamde risicoleerling.

Met als gemeentelijk uitgangspunt: de leerling waar mogelijk en zoveel mogelijk de noodzakelijke startkwalificatie binnen het VO te laten behalen.

Een nog te formeren werkgroep met deelnemers vanuit het VO, het ROC en de gemeente Delft zal zich het eerste kwartaal van 2001 gaan buigen over de opzet van een basisdocument waarin criteria, procedures met betrekking tot aanmelding en begeleiding en financiële afspraken geregeld moeten zijn. Het streven is dit document  per 1 april 2001 in werking te laten treden.

 

Deze doelgroepbeperking geldt overigens niet voor de gemeenten Nootdorp en Pijnacker.

Het gevolg van deze werkwijze is dat de traditionele Vavo in Delft per 1 september 2000 is gestopt. Voor de in aanmerking komende deelnemers is een opleidingsplaats bij het Stadscollege in Den Haag ingekocht. Aan deze inkoop zijn met betrekking tot de gemeentelijke RMC-functie cursistenrapportagevoorwaarden gesteld.

 

Deze doelgroepbeperking brengt vrijgekomen financiële middelen met zich mee, welke worden ingezet voor de ontwikkeling van modulaire KSE- trajecten onder andere naar het beroepsonderwijs. Deze trajecten hebben een duidelijk begin-, en eindpunt. Het KSE-3 traject vormt een brug tussen educatie en beroepsonderwijs en heeft als uitgangspunt meer mensen de mogelijkheid te bieden een startkwalificatie te behalen, hetzij via een doorstroom naar het examenjaar van de Vavo in Den Haag, hetzij via een doorstroom naar het beroepsonderwijs, hetzij via een doorstroom naar de arbeidsmarkt.

Paragraaf 2.4.2 gaat hier nader op in.

 

2.3.    Doelgroepen

De deelnemers aan educatie, komen ten opzichte van voorgaande jaren, steeds duidelijker in beeld. Terwijl in het verleden de meeste burgers zich zelf voor een educatief programma aanmeldden, is nu de lijn ingezet dat aan iedere cursist een toeleidende organisatie ‘hangt’. Deze lijn wordt ook het komend jaar doorgetrokken. Vanuit het regeringsbeleid wordt namelijk aangedrongen op een sluitende aanpak voor álle langdurig werklozen. Ook in Delft wordt hier een aanzet toegedaan. Voor de educatie betekent dit, uitkeringsgerechtigden toeleiden naar:

·         maatschappelijke/sociale redzaamheid (sociale activering) of,

·         educatieve redzaamheid (behalen van een startkwalificatie voor jongeren tot 23 jaar) of,

·         professionele redzaamheid (na een educatietraject doorstromen naar een werkplek).

 

Daarnaast speelt educatie voor werkenden binnen een gesubsidieerde baan (ID/WIW) eveneens een belangrijke rol. Scholing op maat in de vorm van korte trainingen biedt deze werkenden de mogelijkheid om hun functie beter uit te oefenen, in contact te komen met collega’s en door te groeien naar een reguliere arbeidsplaats met als mogelijkheid alsnog een startkwalificatie te kunnen behalen. Deze leerweg wordt ook wel de derde leerweg genoemd (eerste leerweg, via dagonderwijs een startkwalificatie behalen, tweede leerweg, via de beroeps begeleidende leerweg) waarbij bedrijven op locatie onderwijs gestalte kunnen geven met ondersteuning vanuit het ROC. Een goede samenwerking tussen bedrijven en onderwijsinstellingen met als uitgangspunt minder schoolbank en meer werkbank is hierbij het uitgangspunt. In Delft zijn hier vanuit de nota Samen aan de Slag arbeidsmarktprojecten genoemd, namelijk het project Schie-oevers waarbij overigens de nadruk ligt op werk, maar waarbij scholing wel degelijk ingezet kan worden, het project Maatzorg en het Kringloopbedrijf.

 

Voor 2001 zijn onderstaande doelgroepen te onderscheiden:

·         nieuwkomers

·         oudkomers

·         jongeren zonder startkwalificatie (tot 23 jaar, waaronder ook Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers (AMA’s))

·         burgers (met een ABW uitkering) ingedeeld in fase 2/3, inkoop via KLIQ

·         burgers met een ABW uitkering ingedeeld in fase 4, waaronder de 1-ouders.

·         werkenden in een gesubsidieerde baan.

2.4.    Sluitende leerlijnen Kwalificatie Structuur Educatie/Beroepsonderwijs

 

2.4.1.        Kwalificatiestructuur

 

 

Ook dit jaar maakt voorgaand figuur deel uit van het Educatie- en Activeringsplan. In één oogopslag kan men namelijk zien welke doorstroom er vanuit de verschillende leerroutes mogelijk zou moeten zijn.

 

2.4.2.        Sluitende leerlijnen

Voor steeds meer verschillende groepen moet het ROC een onderwijsaanbod hebben. Het beroepsonderwijs en de educatie zijn in één instelling verenigd om het mogelijk te maken op maat gesneden onderwijspakketten aan de deelnemer te bieden. Binnen deze regionale onderwijsinstellingen staan echter vaak nog schotten tussen educatie en beroepsonderwijs. In 2000 is een innovatiewerkgroep, bestaande uit medewerkers van de afdelingen Educatie en Contract van het Mondriaan-regiocollege en medewerkers van volwasseneneducatie en inburgering van de gemeente Delft, gestart met het ontwikkelen van educatietrajecten die gericht zijn op (eerdere) participatie in de maatschappij, waarvan sommige aansluiten op het ingangsniveau van het beroepsonderwijs.

Kenmerkend voor deze trajecten is het onderscheid in KSE-niveau en de modulaire opbouw, waarbij iedere module vanuit elk KSE-traject is vastgesteld op 13 weken.

Via een verlengde intake worden cursisten geplaatst in een traject behorend bij het in te schatten perspectief, het maximaal haalbare niveau en het studietempo. Eindtermen zijn voor iedere cursist geformuleerd, zodat het voor een deelnemer duidelijk is, waar de opleiding start en waar deze eindigt.

 

De volgende trajecten, waarvan sommige nog in ontwikkeling, zijn het resultaat van bovengenoemde werkgroep:

·         KSE-1/NT-2 traject, gericht op sociale activering voor laaggeschoolde anderstaligen, afhankelijk van het instroomniveau duur maximaal drie jaar, 9 modulen, 7,5 uur per week. Het taalonderwijs richt zich op thema’s die te maken hebben met gezondheid, werk, onderwijs en vrije tijd, gecombineerd met passende excursies. In het derde jaar bestaat er voor cursisten de mogelijkheid om een taalstage en een cursus budgetteren te volgen.

·         KSE-2/NT-2 traject, gericht op met name professionele redzaamheid, voor laaggeschoolde anderstaligen, duur twee jaar, 6 modulen, 15 uur per week. De eerste modulen bestaan uit NT-2 onderwijs. Vanaf module 4 kunnen cursisten facultatief een taalstage volgen, aan het einde van het traject doen de cursisten een praktijkoriëntatiecursus op het praktijkleercentrum (voorheen de Leerwerkbank).

·         KSE-3/NT-2 traject, gericht op professionele en educatieve redzaamheid voor anderstalige én Nederlandstalige cursisten zonder startkwalificatie. Duur twee jaar voor anderstaligen en één jaar voor Nederlanders, 6 modulen; 15 uur per week. De eerste modulen bestaan uit taal en maatschappijoriëntatie (niveau 2). In het tweede jaar volgt een toeleidingstraject naar de arbeidsmarkt, beroepsonderwijs (KSB 1 of 2), of het examenjaar van de Mavo.
Na module 3 is het de verwachting dat er binnen de groep sprake zal zijn van twee niveaus en uitstroomrichtingen, een groep snelle leerlingen (standaard +) en een groep ‘standaard’ leerlingen. Hier wordt binnen het aanbieden van de verschillende vakken rekening mee gehouden met betrekking tot de moeilijkheidsgraad.

·         KSE-4/NT-2 traject, gericht op professionele en educatieve redzaamheid, met doorstroom richting hoger onderwijs en/of de arbeidsmarkt, voor anderstalige cursisten met een hoge vooropleiding (niveau HAVO/VWO in het thuisland). Maximaal anderhalf jaar, 5 modulen, 15 uur per week. Een cursist hoeft niet noodzakelijkerwijs met de eerste module te starten. Module  5 kenmerkt zich door een intensief toeleidingstraject naar het MBO, HBO of WO in combinatie met werk. Na het behalen van niveau 4 kan de cursist het traject verlengen met een examentraining
Staatsexamen II.

·         Aparte modulen NT-2, extra aandacht wordt besteed aan ondersteunende modules op het gebied van spreekvaardigheid niveau 2, 3  en 4, lezen niveau 2, grammatica en spelling niveau 2 en schrijven niveau 3.


Overzicht modulaire leerlijnen KSE 1 -  4

 

Module 1

Module 2

Module 3

Module 4

Module 5

Module 6

Module 7

Module 8

Module 9

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

KSE 1

7,5 uur educatie

7,5 uur educatie

7,5 uur educatie

7,5 uur educatie

7,5 uur educatie

7,5 uur educatie

7,5 uur educatie

7,5 uur educatie

7,5 uur educatie

 

Nederlands

zie module 1

Zie module 1

Zie module 3

Zie module 4

Zie module 4

Zie module 4

Zie module 7

Zie module 7

 

Sociale Vaardigheden

 

+

Maatschappe -lijke oriëntatie

+

facultatief rekenen

 

 

+

facultatief taalstage

 

+

budgetteren

 

Digitale vaardigheden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

KSE 2

15 uur educatie

15 uur educatie

15 uur educatie

15 uur educatie

15 uur educatie

15 uur educatie

 

 

 

 

Nederlands

zie module 1

Zie module 1

zie module 3

Zie module 3

Zie module 5

 

 

 

 

Sociale Vaardigheden

 

+

profieltoets A

trajecttoets 1

Maatschappe-

lijke oriëntatie

+

facultatief rekenen

+

facultatief rekenen en taalstage

 

+

trajecttoets 2

praktijk-

oriëntatie (PLC)

 

 

 

 

Digitale vaardigheden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

KSE 3

15 uur educatie

15 uur educatie

15 uur educatie

15 uur educatie

15 uur educatie

15 uur educatie

 

 

 

 

Nederlands

Zie module 1

Zie module 1

Nederlands

Zie module 4

Module 4

 

 

 

 

Sociale vaardigheden

 

+

trajecttoets 2

Rekenen

+

trajecttoets 3

assessment

stage

engels

Of

Praktijkonderwijs (PLC)

 

 

 

 

Digitale vaardigheden

 

 

Digitale vaardigheden

 

Of

Extra uren in genoemde vakken + vreemde taal + Algemene natuurwetens.

 

 

 

 

 

 

 

Beroepen-

Oriëntatie

 

Of

Beroeps-

Onderwijs in combinatie met PLC

 

 

 

 

 

 

 

Sociale vaardigheden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kennis van de wereld

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

KSE 4

15 uur educatie

15 uur educatie

15 uur educatie

15 uur educatie

15 uur educatie

 

 

 

 

 

Nederlands

Zie module 1

Zie module 1

Zie module 3

Zie module 3

 

 

 

 

 

Sociale vaardigheden

 

 

+

trajecttoets 2

Maatschappe-lijke oriëntatie

+

trajecttoets 3

+

trajecttoets 4

facultatief werkstage

 

 

 

 

 

Digitale vaardigheden

 

 

 

Beroepen-

oriëntatie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rekenen

Kennis van de wereld

 

 

 

 

 

De opzet van deze leerlijnen heeft verschillende voordelen:

·         Eerdere signalering of een cursist in het juiste niveau is ingedeeld, zo nee dan is een switch naar een ander traject makkelijk te realiseren.

·         Betere afstemming met het beroepsonderwijs.

·         Meer mogelijkheden voor o.a. jonge nieuwkomers zonder startkwalificatie om via het KSE-3 traject door te stromen naar een algemene of beroepsgerichte vervolgopleiding.

·         De resultaatmeting per module is beter in kaart brengen.

 

 

Elk traject start met een verlengde intake van 2 tot 3 weken, waarna de cursist tussentijds van traject kan veranderen.

 

 

 

 

 

Binnen het traject kan een individuele cursist na elke module ( = 13 weken) terug of vooruit gaan in het traject.

 

 

 

 

Tussen de trajecten kunnen er voor een individuele cursist schakelmomenten zijn (de pijlen geven daarvan enkele voorbeelden aan).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

leergang 1

 

leergang 2

 

leergang 3

 

 

 

 

 

 

Modulen

1

2

3

4

5

6

7

8

9

 

 

 

 

KSE 1

7,5 u p.w

 

 

300 uur

 

 

600 uur

 

 

900 uur

 

 

 

 

 

 

Taalniveau

 

 

 

 

 

1

 

 

1,5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Modulen

1

2

3

4

5

6

 

 

 

 

 

 

 

KSE 2

15 u p.w.

 

 

600 uur

 

1000 uur

1200 uur

 

(1) en (2) bij een langzame groep

 

 

 

 

Taalniveau

 

 

1

(1)

2

(2)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Modulen

1

2

3

4

5

6

7

 

 

 

 

 

 

 

KSE 3

15 u p.w.

 

 

600 uur

 

1000 uur

1200 uur

 

 

 

 

 

 

 

 

Taalniveau

 

 

2

(2)

3

(3)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

EDO-addiotionele vakken

 

EDO

EDO

mavo

 

(2), (EDO) en (3) bij een langzame groep

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(EDO)

(EDO)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Modulen

1

2

3

4

5

6

 

 

 

 

 

 

 

 

KSE 4

15 u p.w.

 

 

600 uur

 

1000 uur

1200 uur

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Taalniveau

 

 

2

3

4

(4)

 

(4) bij langzame groep

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

Het grootste deel van de nieuwkomers zal, deelnemen aan deze KSE-programma’s. Voor diegenen voor wie een dergelijk traject niet haalbaar is, bestaan Alfabetiseringsprogramma’s (7,5 of 10 uur) en avondprogramma’s (7,5 uur of 5 uur).

 

Het totaal aantal trajecten (KSE, Alfabetisering en avondprogramma’s) dat voor 2001 vanuit Inburgering wordt ingekocht bij het Mondriaan Regio College bedraagt 170.

 

Meer informatie over de inhoud van deze leertrajecten en andere scholingstrajecten die in dit plan genoemd worden, is binnenkort terug te vinden in het aparte Scholingsproductplan 2001.

 

2.4.3.        Integratie bestaande scholingsprojecten

Schakel naar Werk

De expertise vanuit het intensieve trainingsprogramma ‘Schakel naar Werk’ is mede als vertrekpunt genomen voor de ontwikkeling voor bovengenoemde KSE-programma’s. Gekozen is voor implementatie van het project ‘Schakel naar Werk’ binnen de KSE-structuur 3 en 4.

Deze keuze is gebaseerd op twee uitgangspunten, enerzijds de integratie binnen educatie en de mogelijkheid voor maatwerk voor iedere cursist, anderzijds de financiële risicospreiding omdat op deze wijze het traject voor een belangrijk deel gefinancierd kan worden vanuit de reguliere educatie- en inburgeringsgelden en niet slechts vanuit additionele financieringsstromen.

 

Leerwerkbank

Daarnaast heeft het praktijkonderwijs via het Praktijkleercentrum (voorheen de Leerwerkbank) zijn intrede gedaan binnen de NT-2 trajecten. Hier is met opzet voor gekozen, om cursisten in een vroeg stadium kennis te laten maken met hun beroepsmogelijkheden en aan te sluiten op hun interesses.

In 2000 is een uitstroomproject, binnen de reguliere programma’s NT2, voor laag opgeleiden met arbeidsperspectief gestart. Het resultaat van dit project was positief te noemen, van de 45 deelnemers zijn er 9 doorgestroomd naar een schakelopleiding bij het Praktijkleercentrum. Deelnemers vonden het een verademing om naast het Nederlands ook iets met hun handen te kunnen doen.

 

2.4.4.        Praktijkleercentrum

Vanaf januari 2000 maakt de Leerwerkbank, nu genaamd het Praktijkleercentrum, deel uit van de Mondriaan OnderwijsGroep, afdeling contract. De voordelen van deze herpositionering zouden zich moeten vertalen zich in de volgende punten:

·         betere afstemming tussen educatie en beroepsonderwijs;

·         betere aansluiting in de belangstelling voor onderwijstrajecten van de deelnemers;

·         aansluiting naar de kwalificatiestructuur van het beroepsonderwijs;

·         gebruik maken van de deskundigheid van het onderwijzend personeel met betrekking tot de veelal laaggeschoolde doelgroep;

·         koppeling van reguliere en additionele financieringsstromen;

·         uiteindelijke inbedding binnen het ROC.

 

Geconcludeerd kan worden dat een aantal punten zeker gerealiseerd is, maar dat met name op het gebied van de uiteindelijke inbedding binnen het ROC, de koppeling van financieringsstromen en de aansluiting naar de kwalificatiestructuur van het beroepsonderwijs nog een aantal belangrijke stappen te zetten zijn. Het ROC ziet het Praktijkleercentrum nog te veel als een tijdelijk project, waar de gemeente Delft verantwoordelijk voor is. Binnen de (aanloop naar) beroepsbegeleidende leerweg zou het Praktijkleercentrum wellicht ook een onderwijsinhoudelijke rol kunnen spelen, bijvoorbeeld voor leerlingen die niet zo gedijen in de schoolbanken, maar wel in de praktijk. Hierdoor zouden bedrijven op locatie onderwijs gestalte kunnen geven met ondersteuning vanuit het ROC. Voor 2001 zal dit een belangrijk aandachtspunt zijn. (Koers BVE)

 

De vraag naar producten van het Praktijkleercentrum vanuit de gemeente Delft in combinatie met de vraag van het reïntegratiebedrijf KLIQ, voortkomend vanuit Arbeidsvoorziening,  (paragraaf 5.3.3) voor 2001 is geringer dan in het jaar 2000. Dit heeft hoofdzakelijk te maken met de economische situatie, en de hieraan gekoppelde afname van het aanbod van werkzoekenden fase 2/3. De vraag vanuit de gemeente Delft naar het Praktijkleercentrum zal zich meer en meer richten op cliënten ingedeeld in fase 4. Toch blijft het schakelende vakgerichte onderwijsaanbod met als einddoel werk en/of een vervolgopleiding noodzakelijk, mede gezien de ontwikkeling binnen de KSE-trajecten en de grote groep allochtone deelnemers zonder startkwalificatie.

In paragraaf 3.4Huisvesting Mondriaan Regiocollege Delft”, komen ontwikkelingen met betrekking tot het Praktijkleercentrum in een ander perspectief nogmaals terug.

 

 

Beslispunt:
Op basis van deze onderwijsproducten, in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, Werk Inkomen en Zorg, opdracht te geven contracten af te sluiten met de desbetreffende instellingen over het te realiseren aanbod.


 

3.      Overige ontwikkelingen in relatie tot educatie

3.1.    Regionaal Meld- en Coördinatiepunt (RMC)

Doel van het RMC is te komen tot een sluitende aanpak voor jongeren in de leeftijd van
16 – 23 jaar die niet op eigen kracht onderwijs kunnen volgen of werk vinden.

De volgende uitgangspunten zijn hiervoor noodzakelijk:

·         Centrale melding en registratie van voortijdig schoolverlaters (leerlingen tot 23 jaar zonder startkwalificatie, de zogenaamde risicoleerling);

·         Centrale intake, doorverwijzing en begeleiding;

·         Ontwikkelen van regionale netwerken tussen onderwijs, hulpverlening, arbeidsvoorziening, jongerenwerk, politie, leerplicht e.a.

 

Met ingang van 1 januari 2000 is de RMC-functie structureel geworden. Momenteel wordt de bestaande RMC-regeling en verwante onderwijswetgeving aangepast, ingaande augustus 2001. De belangrijkste punten in deze wet-, en regelgeving zijn:

·         de meldplicht voor onderwijsinstellingen van niet-leerplichtige voortijdig schoolverlaters tot 23 jaar;

·         het wettelijk verankeren van de regionale meld- en coördinatiefunctie ter versterking van de regionale samenwerking en netwerkvorming.

Een hulpmiddel bij de uitvoering van de RMC-functie is het registreren van de schoolgang van iedereen door middel van het sofinummer. In juni 2000 is een dergelijk voorstel aan de Registratiekamer en de Raad van State door het kabinet voorgelegd.

 

Om in Delft de RMC-functie een integraal karakter te geven gaat in het kader van het jongerenbeleid het project ‘Sluitende aanpak 16-23 jarigen van start per 1 januari 2001. De RMC-activiteiten worden verricht onder verantwoordelijkheid van Bureau Leerlingzaken en zijn gekoppeld aan de leerplichtfunctie van de gemeente Delft.

De genoemde taken en doelstellingen van het RMC worden in samenwerking met het jongerenwerk (JOS ’98) en de sector WIZ vormgegeven. In Delft Westland/Oostland is het streven naar de vorming van één team van vier case-managers dat uitvoering geeft aan de registratie, intake en begeleiding van genoemde doelgroep.

Doel hierbij is om jongeren met problemen op verschillende terreinen als schulden, psychosociale problematiek etc. te begeleiden naar het onderwijs, werk en/of hulpverlening.

 

Per jaar behandelt de afdeling Leerplicht 430 dossiers. Een ruwe schatting geeft aan dat hiervan 20% ouder is dan 16 jaar. Dit aantal zal de komende jaren zeker stijgen door de werkzaamheden van genoemde RMC-casemanagers.

 

In nauwe samenwerking met het team leerplicht is besloten voor die jongeren die voor het behalen van hun startkwalificatie niet meer terecht konden bij het Voortgezet Onderwijs, een Vavo traject in te kopen bij het Stadscollege in Den Haag.

Voor met name jongeren van allochtone afkomst (nieuwkomers en AMA’s), maar ook voor autochtone jongeren die uitgevallen zijn in het vMBO biedt het KSE-3 traject mogelijkheden als aansluiting op het MBO. Zie hoofdstuk 3, doelgroepen VAVO.

Op het PraktijkLeercentrum volgt een groep VSO-leerlingen van 16 en 17 jaar een schakelprogramma met stagemogelijkheden.

 

3.2.    Duurzaam computeren

Eind 2000 is er een pilotproject duurzaam computeren van start gegaan. Tweedehands computers (30 stuks) van bedrijven en organisaties worden zodanig opgeknapt dat deze computers voor privégebruik waaronder internet weer geschikt zijn. Na deze opknapbeurt worden zij beschikbaar gesteld aan cliënten van de afdeling Inkomen, die een eenouder- of gezins ABW-uitkering ontvangen.

 

Het gaat in deze pilot om een beperkte doelgroep. Bij het bepalen van deze groep is het accent gelegd op (alleenstaande) ouders met kinderen, waarvan de ouders zich oriënteren op de arbeidsmarkt via de cursus creatief aan de slag of de cursus op weg naar betaald werk. Het hoofdmotief om juist deze groep voor de ‘pilotcomputers’ in aanmerking te laten komen is het tegengaan c.q. verminderen van de maatschappelijke digitale informatietweedeling.

 

Om in aanmerking te komen voor een computer dient de toekomstige gebruiker een cursus omgaan met een computer te volgen. Het volgen van deze cursus vindt plaats via het Praktijkleercentrum.

Het betreft in eerste instantie een kleinschalig project, waarbij deze 30 computers worden verdeeld. Op dit moment zijn de kandidaten die behoren tot de doelgroep schriftelijk benaderd met het verzoek voor 15 november 2000 het bij de brief ingesloten antwoordformulier ingevuld terug te sturen. Afhankelijk van het aantal reacties zal de gemeente bepalen wie in aanmerking komt voor een computer. Naar verwachting worden de eerste computers in december en de laatste computers in februari 2001 verdeeld.

 

Het project Duurzaam computeren wordt in de eerste helft van 2001 geëvalueerd.  Bij een positief resultaat moet uitgezocht worden of het in eerste instantie gestarte kleinschalig project kan uitgroeien tot een grootschalig project. Indien dit laatste het geval is, zullen er in 2001 voor deze computerontvangers extra basiscursussen ‘kennis maken met de computer moeten worden ingekocht’ eventueel in combinatie met een vorm van kinderopvang.

3.3.    Onderwijs Techno Centrum (OTC)

De kaderregeling technocentra heeft het startsein gegeven voor structurele regionale samenwerking tussen het beroepsonderwijs en het regionale bedrijfsleven. Doel van de regeling is het versterken van de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt (imagoverbetering, bestrijding voortijdig schoolverlaten, in-, en doorstroombevordering en ontwikkeling van leer-/werktrajecten) kenniscirculatie en het stimuleren van gemeenschappelijk gebruik van hoogwaardige apparatuur. De gemeente Delft is vertegenwoordigd in het bestuur van het Onderwijs Technocentrum. Het kabinet heeft besloten om de technocentra tot en met 2002 de tijd te geven om zich te ontwikkelen tot regionale intermediairs voor de ontwikkeling van projecten en initiatieven waarin beroepsonderwijs en het bedrijfsleven op basis van publiek-private samenwerking deelnemen. In 2002 wordt deze kaderregeling geëvalueerd.

3.4.    Huisvesting Mondriaan Regiocollege Delft

Momenteel zijn er drie locaties in Delft waar vanuit de Mondriaan OnderwijsGroep volwasseneneducatie gegeven wordt. Dit zijn de Mijnbouwstraat, waar het PraktijkLeercentrum is gehuisvest, de Slauerhofflaan (educatie) en de Röntgenweg (educatie). Ontwikkelingen vanuit de Mondriaan OnderwijsGroep (fusie, efficiënt gebruik maken van onderwijsgebouwen) gaven aanleiding voor de gemeente Delft een intern onderzoek te starten naar de mogelijkheid voor één centrale onderwijslocatie voor volwassenen in Delft, waarbij als uitgangspunt geldt dat dit moet plaatsvinden in de wijk waar de meeste deelnemers van Volwasseneneducatie woonachtig zijn, namelijk Voorhof.

De Röntgenweg geniet hierbij de meeste voorkeur, gezien de ligging ten opzichte van andere voorzieningen.

Het is echter niet haalbaar zowel, het PraktijkLeerCentrum, als de lokatie Slauerhofflaan in hetzelfde gebouw aan de Röntgenweg te huisvesten. Onderzocht gaat worden of er een koppeling mogelijk is met andere praktijkgerichte onderwijsinstellingen in de stad.

In november/december 2000 wordt er vanuit het OTC een inventarisatie bij verschillende partijen gedaan die een relatie hebben met praktijkgericht onderwijs en/of de technische component van de arbeidsmarkt. In 2001 zullen deze ontwikkelingen verder gestalte krijgen.

3.5.    Resultaatverbeterplan

De resultaten van met name de inburgeringstrajecten zijn ook landelijk gezien een belangrijk punt van aandacht. Door de algemene rekenkamer is in 2000  het onderzoeksrapport ‘inburgering en taalonderwijs allochtonen’ opgesteld.

Aanbevelingen die in dit rapport naar voren komen zijn:

·         afstemming en/of integratie van de regelgeving voor de verschillende doelgroepen (nieuwkomers, oudkomers);

·         bundeling van financieringssystematieken tot één vorm van outputfinanciering;

·         ontwikkeling van een uniform en consistent informatiemodel;

·         het doen van onderwijskundig onderzoek naar de gemiddelde opleidingsinspanning die vereist is om een bepaalde niveauverbetering te halen;

·         analyses toepassen op het rendement van opleidingen.

 

Het jaar 2000 heeft met betrekking tot volwasseneneducatie in het teken gestaan van de ontwikkeling van sluitende leerlijnen, zoals te lezen is in hoofdstuk twee. Binnen deze nieuwe KSE-structuur vindt afstemming en integratie van regelgeving voor iedere deelnemer plaats. De diverse financieringssystemen zijn  binnen deze leerlijnen gebundeld. (inburgeringsgelden, educatiegelden, oudkomersgelden, FWI-gelden en gelden vanuit het prestatie/inkoopbudget).

Deze bundeling van gelden, vraagt een degelijke informatiestructuur zowel van de kant van het ROC als van de kant van de Gemeente. Immers aan bijna iedere financiering is een verantwoording per cursist gekoppeld.

In 2001 zal er door Ernst & Young een onderzoek gedaan worden met betrekking tot het programma van eisen naar aanleiding van de diverse financiële rapportageverplichtingen.

De ontwikkeling van een goed werkend informatiemodel moet meer inzicht verschaffen in de geleverde onderwijsprestatie. Het is de intentie om het vooraf gestelde opleidingsdoel zowel in het klantvolgsysteem (IMWIN) van de afdeling Activering & Inburgering als in het deelnemersadmininistratiesysteem van het ROC vast te leggen.

 

Naast betere monitoring en integratie van de verschillende educatieve instrumenten, speelt adequate kinderopvang, arbeidsmarktperspectief en integratie in de Nederlandse samenleving eveneens een significante rol in de te behalen resultaten.

Het Integrale Educatie- en Activeringsplan staat duidelijk in het teken van resultaatverbetering en vernieuwing op velerlei fronten. De sluitende aanpak voor nieuwkomers in relatie tot de sluitende leerlijnen is de belangrijkste basis voor resultaatverbetering. Het jaar 2001 zal dit uit moeten gaan wijzen.

 

3.5.1.        Regisseren van doelgroepen educatie

De ontwikkeling van de modulaire KSE-trajecten heeft als voordeel dat vooraf een opleidingsdoel wordt vastgesteld, tussen de cursist, de toeleider en het ROC. Op deze manier kan na afronding van een traject worden vastgesteld of iemand het beoogde resultaat heeft gehaald.

In maart 2000 heeft het ROC een nieuw deelnemersadministratiesysteem, genaamd ‘Noise’ in gebruik genomen, dat cursisten nauwkeuriger dan voorheen in trajecten plaatst. Ook kan er meer informatie gekoppeld worden aan cursisten zoals; kenmerken ten aanzien van de doelgroep, financiering, presentieregistratie en voortgangregistratie. Een speciaal ingestelde projectgroep Noise van de Mondriaan OnderwijsGroep bekijkt of nieuwe vragen vanuit de opdrachtgevers aan het systeem gekoppeld kunnen worden. Het uiteindelijke doel is snel tussentijdse rapportages kunnen leveren met betrekking tot de voortgang van een cursist. 

 

De groeiende regierol van de gemeente ten opzichte van de doelgroepbepaling in relatie tot de duur en het resultaat van opleidingstrajecten brengt voor het ROC een steeds nauwkeuriger registratie van gegevens met zich mee. De format behorend bij de productovereenkomst van 2001 wordt ten opzichte van 2000 verder uitgebreid en aangepast.

Het in beeld kunnen brengen van gegevens betreffende:

·         doelgroepbepaling,

·         presentie,

·         resultaten,

·         leerwensen,

·         eventuele leerbelemmeringen in de persoonlijke of sociale sfeer,

·         financieringsbron

moet een op zichzelf staand kwaliteitsaspect van het ROC gaan worden. Voor 2001 is de doelstelling iedere cursist aan de hand van deze gegevens geregistreerd te hebben.

 

3.5.2.        Verzuimregistratie

Het nieuwe systeem van verzuimregistratie legt de verantwoordelijkheid voor het verzuim bij de cursisten neer. De cursist vult op een verzuimkaart de tijden en redenen van verzuim in. De docent registreert eveneens de presentie en het verzuim. Eén keer per twee weken wordt de presentielijst naar de afdeling Activering & Inburgering van de gemeente verzonden. Eén keer per zes weken is er een overleg tussen de trajectbegeleider van Activering & Inburgering en de begeleider (contactdocent) van het Mondriaanregiocollege over de voortgang van de cursisten.

Bij meer dan 10% verzuim volgt een gesprek met de contactdocent, waarbij de cursist verantwoording moet afleggen over het verzuimgedrag. Bij langdurig, problematisch verzuim volgt een gesprek met een educatief trajectbegeleider en wordt een eventuele sanctie toegepast. Deze sancties variëren van nieuwe afspraken in een individueel leercontract tot uitsluiting van deelname aan toetsing of een uiteindelijke uitschrijving. In nauw overleg met consulenten van de afdeling Activering & Inburgering worden cursisten uitdrukkelijk gestimuleerd hun opleiding te vervolgen.

Veel van de cursisten bevinden zich ongewild in een problematische situatie, waardoor zij soms gedwongen zijn veel te verzuimen. Wel zal in 2001 op individuele basis een nadrukkelijker koppeling worden gelegd tussen inkomensverstrekking en het al dan niet volgen van een opleiding.

In 2000 is het gemiddeld verzuimpercentage 26% geweest. Een verbetering ten opzichte van 1999 van bijna 2%. Ter vergelijking: verzuimpercentages bij andere ROC’s liggen tussen de 25% en 40%.

 

Voor 2001 en 2002 streeft de Gemeente naar een halvering van dit verzuimpercentage. Met daarbij een onderverdeling in gelegaliseerd en niet-gelegaliseerd verzuim. In de productovereenkomst wordt dit als apart artikel opgenomen.

De verwachting is dat dit gedeeltelijk tot stand kan worden gebracht door de innovatie van de Educatie zelf. Daarnaast is het van belang dat de gemeente op de hoogte is van alle geregistreerde deelnemers, dus óók de zogenaamde zelfmelders (zonder trajectbegeleider, met of zonder uitkering) in relatie tot het gestelde opleidingsdoel en de termijn waarop dat behaald zou dienen te zijn.

Voor diegenen die in trajectbegeleiding zijn zal via casemanagement het resultaat gemeten moeten worden.

 

Voorstel:

In het voorgaand kader van resultaatverbetering 2001/2002, een verzuimplan op te stellen met drie hoofddoelstellingen:

1.       Inzichtelijk maken van het totale cursistenbestand en de afgesproken trajecten, waarbij een koppeling gemaakt is tussen de registratie van de leerlingen en de financiën vanuit de gemeente.

2.       Optimaliseren van enerzijds afstemming in de begeleiding en anderzijds uitwisseling van informatie over cursisten tussen het ROC en de toeleidende afdelingen van de Gemeente.

3.       Terugdringen van het verzuimpercentage tot de helft van het huidige percentage in 2002.

 

Het verzuimplan zal onder de regie van de gemeente Delft in samenwerking met het Mondriaan regiocollege tot stand dienen te komen. Het Mondriaan regiocollege heeft overigens eveneens aangegeven behoefte te hebben aan een handelingsprotocol waarin de informatiebehoefte vanuit de gemeente is aangegeven.

 

Gezien de aanwezige relatie tussen een dergelijk plan en lokaal sociaal beleid is het voorstel om vanuit dit lokaal sociaal beleid ƒ 75.000,- beschikbaar te stellen voor het resultaatverbeterplan.

Kosten:            ƒ 75.000.

Tijdsplanning:                afgerond in september 2001.

Eindresultaat:                een actieplan resultaatverbetering dat als ‘drager’ fungeert voor het Educatie-
en Activeringsplan 2002.

 

Beslispunt:                   Akkoord te gaan met het opstellen van een resultaatverbeter/verzuimplan en daarvoor vanuit het lokaal sociaal beleid ƒ 75.000,- beschikbaar te stellen.


 

4.      Ontwikkelingen sluitende aanpak gemeentelijke doelgroepen

 

Dit hoofdstuk richt zich op de verschillende aandachtsgroepen waarvoor een sluitende aanpak al is gerealiseerd of nog volop in ontwikkeling is.

4.1.    Inburgering en sluitende aanpak nieuwkomers

Om de Integratie van nieuwkomers in de Delftse samenleving een extra impuls te geven is er in de loop van 2000 voor gekozen te komen tot een meer geïntegreerde begeleidingsaanpak voor de doelgroep Nieuwkomers. Deze veranderde werkwijze is bekend geworden onder de naam “sluitende aanpak nieuwkomers”. Momenteel zijn er vanuit de WIN 350 klanten in beeld.

Door het samengaan van Inburgering & Activering, kan de sluitende aanpak ook sneller gerealiseerd worden. Voordelen voor de klant zijn een vloeiende overgang van de trajectbegeleiding van nieuwkomers naar de begeleiding binnen activering en hierdoor een effectievere inzet van activeringsinstrumenten.

Verder zal een nog in ontwikkeling zijnde fase-4 methodiek binnen dit vakteam de sluitende aanpak nieuwkomers verder structureren. Paragraaf 4.4Sluitende aanpak fase-4 in relatie tot ontwikkelde methodiek” gaat hier nader op in.

 

Nieuwkomers die onder de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) vallen en dus cliënt zijn van team Inburgering zijn, wat uitstroom betreft, te verdelen in drie groepen:

1.       Nieuwkomers die er niet in slagen binnen de maximale begeleidingstermijn van 18 maanden, zoals vastgesteld in de Wet Inburgering Nieuwkomers, een Nederlands taalniveau te halen dat aansluit op een vervolgtraject richting beroepsscholing en/of werk.
Deze groep vraagt meer begeleiding tijdens de voortgang van Nederlandse taalscholing en eventuele toeleiding naar aanvullende instrumenten die de integratie en sociale redzaamheid  bevorderen. De start van het Project Uitstroomverbetering (PUV) in 1998/1999 creëerde een vangnet voor deze doelgroep. Het nieuwe onderdeel Fase-4 van het team Activering krijgt een verdere uitbreiding in begeleidingscapaciteit. Dit moet een sluitende benadering voor deze groep vanuit team Inburgering naar Fase-4 mogelijk maken. (uit: nota integratiebeleid 2000)

2.       Nieuwkomers die er wel in slagen, binnen de maximale begeleidingstermijn van 18 maanden, op basis van een behaald Nederlands taalniveau, een vervolgtraject te volgen richting beroepsscholing en/of werk. Het werkveld casemanagement Fase-2/3 van team Activering is verantwoordelijk voor een goede regievoering op de vervolgtrajecten die deze voormalige cliënten van team Inburgering volgen (zie paragraaf 4.6Casemanagement binnen Werk Inkomen en Zorg”). Ook kan op basis van de al aanwezige informatie, opgedaan tijdens het Inburgeringstraject, efficiënter worden geanticipeerd op het soort vervolgtraject.

3.       Nieuwkomers die na de verplichte inburgeringsperiode geen vervolgtraject nodig hebben omdat, een aantal al werk heeft gevonden voor of tijdens het inburgeringstraject, een aantal doorstroomt binnen het regulier onderwijs en een aantal geen verplichtingen heeft op basis van de Abw en niet kiest voor een vervolgtraject.

 

Naast bovengenoemde voordelen brengt de samenvoeging van Activering en Inburgering met zich mee dat er meer zicht komt op de diverse doelgroepen, zowel oudkomers als nieuwkomers én de behoefte die zij hebben aan integratiebevorderende instrumenten, zoals Nederlandse taalscholing,  (taal)stages, werkstages, combinaties van taalscholing met oriënterende praktijktrainingen, en activiteiten in het kader van sociale activering.

Tevens wordt duidelijk waar lacunes in het instrumentarium zitten en waar nieuwe ontwikkelingen noodzakelijk zijn. Door meer inzicht in de totale groep oudkomers en nieuwkomers te hebben, kan sneller en effectiever gereageerd worden op de behoefte die er bestaat aan de verschillende scholings-, en activeringsinstrumenten.

 

4.2.    De Nieuwe vreemdelingenwet

Medio 2001 zal de Nieuwe vreemdelingenwet van kracht zijn. Doel van deze nieuwe wet is vooral de bestaande asielprocedure te vereenvoudigen en te versnellen en daarmee de doorstroom uit Asielzoekerscentra te bevorderen.

Voor allochtonen die zich in Nederland vestigen, vluchteling of traditionele nieuwkomer, heeft de wet een aantal veranderingen in petto die betrekking hebben op de aard van het verblijfsdocument dat personen krijgen uitgereikt en de rechten en plichten die zij daaraan kunnen ontlenen.

Tot op heden bestaan er verschillende soorten verblijfsdocumenten met, afhankelijk van het soort document, bepaalde rechten. Binnen de Nieuwe vreemdelingenwet zal een aantal verblijfsdocumenten worden afgeschaft. Er blijft slechts 1 verblijfsdocument over met een tijdelijke status voor drie  jaar. Na drie jaar krijgt een nieuwkomer het definitieve besluit of hij/zij in Nederland mag blijven.

Voor vluchtelingen leidt het nieuwe document er toe dat de mogelijkheden voor gezinshereniging in aanmerking te komen worden aangescherpt. Voor velen zal de inkomenstoets bepalend zijn of het gezin naar Nederland mag komen of niet. Dit geldt nu al voor anderen die voor gezinsvorming of gezinshereniging in aanmerking willen komen.

Daarnaast geldt dat er op basis van het nieuw in te voeren document geen beperkingen zijn om actief te worden op de arbeidsmarkt.

Wat de gevolgen van de Nieuwe vreemdelingenwet voor Delft zullen zijn, is nu nog niet exact te overzien. Enerzijds is het mogelijk dat er zich meer nieuwkomers vanuit de Asielzoekerscentra (AZC’s) in Delft zullen vestigen vanwege de versnelde procedure. Anderzijds bestaat de mogelijkheid dat meer nieuwkomers hun deelname aan Inburgeringstrajecten zullen combineren met werk om bijvoorbeeld in aanmerking te kunnen komen voor gezinshereniging.

De effecten van de Nieuwe vreemdelingenwet zullen in de komende maanden worden uitgewerkt.

 

4.3.    Sluitende aanpak oudkomers

De doelstelling van het integratiebeleid is in de nota van augustus 2000 als volgt verwoord: “voorwaarden scheppen waardoor iedere inwoner van Delft gelijke kansen heeft aan de samenleving deel te nemen, zodanig dat men zich in Delft thuis voelt, ongeacht nationaliteit, geboorteland of afkomst”.

 

Uit het onderzoek van Intomart (zie nota integratiebeleid) in relatie tot de Delfste situatie komt naar voren dat onderstaande groepen minder goed zijn ingeburgerd (onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal, financieel afhankelijk zijn, weinig contact hebben met Nederlanders)

·         vrouwen;

·         Somaliërs;

·         allochtonen met korte verblijfsduur;

·         Afghanen, Iraniërs, Irakezen

·         allochtonen die wel een diploma in eigen land hebben behaald maar waarvan dit diploma in Nederland niet wordt erkend;

·         allochtonen die geen lid zijn van een zelforganisatie.

 

Vanuit de nota worden voorstellen gedaan welke zich richten op deze groepen. Het onderzoek van Intomart geeft aan dat taalbeheersing de sleutel tot integratie is, maar dat het hebben van contacten met Nederlanders en werk daarmee duidelijk samenhangt.

De KSE-trajecten spelen hier steeds verder op in. Taalstages zijn geen aparte producten meer, maar zijn ingebed in een totaal programma.

 

Verder wordt een centraal punt voor oudkomers ingericht met als doel deze groep optimaal te bedienen in de vorm van maatwerk. Voor de beleidsvoorstellen en aanbevelingen binnen het activeringsbeleid wordt hierbij verwezen naar de integratienota.

Zodra de installatie van het centrale punt oudkomers gerealiseerd is, geldt ook voor deze groep dat gaande 2001 duidelijk wordt welke instrumenten ingekocht moeten worden op het gebied van scholing & activering.

Voor taal- en werkstages en Nederlands op de werkvloer is binnen dit plan reeds een bedrag gereserveerd. Het bedrag van het jaar 2000 vanuit de ‘oudkomersgelden’ in relatie tot educatie is ingezet om de eind 2000 ontstane wachtlijsten (ruim 150 cursisten) voor educatie op te heffen.

 

De oudkomers zijn te verdelen in twee groepen, namelijk de nieuwkomers die de WIN-periode doorlopen hebben en vanuit Inburgering ‘automatisch’ doorstromen naar de begeleiding voor oudkomers én de reeds (jaren) ingeschreven klanten vanuit de afdeling inkomen zonder activeringstraject.

In 2001 worden 250 oudkomers in het kader van de sluitende aanpak in behandeling genomen.

 

4.4.    Sluitende aanpak fase-4 in relatie tot ontwikkelde methodiek

Minister Vermeend van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil dat uiterlijk in 2002 het gehele bestand van langdurig werklozen is doorgelicht en zonodig werk of scholing is aangeboden. Dit geldt voor uitkeringsgerechtigden met sollicitatieplicht, maar ook voor diegenen die hiervan zijn ontheven moet worden nagegaan of deze ontheffing heroverwogen moet worden en of een traject gericht op werk zinvol en mogelijk is. Het plan van aanpak rondom de 1-ouders vanuit de nota ‘Samen aan de slag’ geeft hier een eerste aanzet toe. Wel zullen wij ons moeten realiseren dat niet voor iedere fase-4 klant werk uiteindelijk haalbaar is. Belangrijk uitgangspunt is om met de uitkeringsgerechtigden in contact te blijven via de zogenaamde klantcontactgesprekken. Deze gesprekken kunnen uiteindelijk leiden tot een herindeling in een andere fase met daaraan gekoppeld een sollicitatieplicht. Andere opties zijn (partiële) participatie via scholing, vrijwilligerswerk e.d. aan de samenleving, of een periode van rust, waarbij het contact met de burger niet losgelaten wordt.

 

Op “volle sterkte” kan het fase-4 team in 2001 een bestand van 390 klanten (van de in totaal 2000 fase-4 cliënten) hebben. Momenteel zijn er ± 200 fase-4 klanten in beeld. Deze fase-4 klanten staan veelal door meervoudige problematiek het verst van de arbeidsmarkt af. De belemmeringen worden veelal veroorzaakt door fysiekmedische problematiek, door psychische, psychiatrische of psychosociale problemen of door schulden, door zorgtaken, onvoldoende opleiding of werkervaring, onvoldoende taalbeheersing, verslaving, criminaliteit of gebrek aan motivatie of door een combinatie van meerdere bovengenoemde factoren. Inzet is een traject aan te bieden, gericht op activering en/of uitstroom naar werk. Wel geven de cijfers aan dat de personele capaciteit te beperkt is om de aanpak voor iedere klant in 2001 sluitend te krijgen.

 

De achterliggende visie van de methodiek, is dat werk boven inkomen gaat. Hierbij wordt uitgegaan van het gegeven dat werk steeds meer als zingeving wordt gezien, het kunnen opdoen van sociale contacten, voorkomen van isolement, kortom als maatschappelijke noodzaak, waarbij de eigen verantwoordelijkheid van de klant centraal staat. Instrumenten, gericht op stimuleren en motiveren, zullen hiervoor ontwikkeld moeten gaan worden. In Den Haag werkt men momenteel met een dergelijk instrument, waarbij lichamelijke inspanning, in de vorm van conditietraining is ingezet. De tot nu toe behaalde resultaten zijn positief te noemen.

Aan de hand van het tussentijdse resultatenoverzicht van het Bestandsanalyse team (december 2000) verschijnt er begin 2001 een notitie waarin de outputtaakstelling van het fase 4-team wordt geformuleerd.

 

4.4.1.        Methodiek fase-4

Vanuit de gedachte dat het voor gemeenten belangrijk is over een methode te beschikken welke het mogelijk maakt, volgens een vastgesteld systeem en op een uniforme en kwalitatief verantwoorde wijze, met klanten ingedeeld in fase-4 te werken is er een uniforme methodiek binnen het vakteam Activering & Inburgering geïntroduceerd.

De methodiek is inzetbaar tijdens het traject, uitgevoerd door een consulent, waarbij activiteiten plaatsvinden gericht op uitstroombevordering naar gesubsidieerd werk of een hulp,- en zorgaanbod en participatiebevordering. De methodiek is een middel om uniformiteit en professionaliteit te creëren bij consulenten en vormt tevens de basis voor een bestandsanalyse, het uitzetten van trajecten, de inzet van instrumenten, de evaluatie en individuele klantrapportage.

 

Momenteel is men bij de afdeling Activering & Inburgering bezig met de invoering van deze methodiek. Mede naar aanleiding van de bestandsanalyse is er een onderzoek gaande naar de huidige inzetbare instrumenten en de vraag naar nog te ontwikkelen instrumenten. Medio 2001 moet duidelijk zijn welke instrumenten op het gebied van zorg, scholing en (sociale) activering ontbreken. Binnen het educatie-aanbod is hiervoor een budget gereserveerd.

 

Bijlage 3 van de plan, beschrijft de kansmeter, de kwalificerende intake en de vervolgdiagnose vanuit de methodiek fase 4.

4.5.    Bestandsanalyse team in relatie tot instrumenten.

De twee onderstaande punten zijn de directe aanleiding geweest tot de start van het project bestandsanalyse:

1.       Een van de belangrijkste hoofddoelstellingen van de gemeente Delft is meer inspanning plegen op de activering van fase-4 klanten. Met een krappe 2000 personen vormen zij meer dan de helft van het klantenbestand van WIZ. Deze inspanning is in eerste instantie gericht op maatschappelijke participatie en in tweede instantie op werk.

2.       Teneinde deze inspanning te laten resulteren in gericht en effectief aanbod is meer kennis en inzicht in de fase-4 groep noodzakelijk.

 

Vanuit deze achtergrond is het experiment bestandsanalyse in mei 2000 gestart.

 

Doel

Aan de hand van een representatieve steekproef, een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van het fase-4 bestand maken, op basis waarvan conclusies en aanbevelingen worden gedaan ten behoeve van activering van genoemd klantenbestand. Deze actvering wordt ruim gezien, van zorg- tot scholingstrajecten en van een aanzet tot opheffing van sociaal isolement tot toeleiding naar werk.

Via eenmalige gesprekken met een geselecteerde ‘steekproefgroep’ (klanten die al in beeld zijn, en klanten van 57,5 jaar en ouder vallen hier buiten) bestaande uit 543 klanten moet bovenstaand doel gerealiseerd worden.

De eindproducten van dit project bestaan uit:

1)       een eindrapportage, op basis van een kwantitatieve onderbouwing, met een analyse en aanbevelingen. Daarnaast zullen voorstellen worden gedaan voor eventuele deelprojecten.

2)       gespreksverslagen op klantniveau

 

4.6.     Casemanagement binnen Werk Inkomen en Zorg

De rol van opdrachtgever

Binnen WIZ wordt op dit moment geëxperimenteerd met het opdrachtgeverschap voor de klantengroep die valt onder de wet Reïntegratie Arbeidsgehandicapten (REA) en voor de klantengroep fase 2/3.

 

Deze klanten worden doorverwezen vanuit het CWI dat de kwalificerende intake van bovengenoemde klantengroepen uitvoert. Op basis van deze intakegegevens maakt de toeleider namelijk een inschatting, welk trajectaanbod van private partijen het meest bij de individuele klant past.

Vervolgens wordt de klant kwalitatief gekoppeld aan de opdrachtnemende partij. Voor bovengenoemde groep klanten zijn contractafspraken gemaakt met meerdere opdrachtnemers/trajectuitvoerders zoals KLIQ, Astronaut, Combiservice, Baanbreker, Arbeidsintegratie, maar ook met de interne opdrachtnemer van dit moment, de WIW organisatie.

 

Vooruitblik 2001

Aan de hand van het aantal te verwachte klanten gekoppeld aan de beschikbare budgettering (± 300, zowel nieuw ingeschrevenen als bestaande klanten, zie paragraaf 5.3.3Verzelfstandiging reïntegratiediensten Arbeidsvoorziening) wordt de taakstelling onder verschillende opdrachtnemers verdeeld.

De rol van casemanagement zal in 2001 verder uitgekristalliseerd en geprofesionaliseerd worden. 

 

4.7.    Centraal Informatiepunt (CIP)

Het jaar 2000 is voor het CIP een overgangsjaar geweest. De gemeentelijke reorganisatie en de splitsing van arbeidsvoorziening in een basisdienstverlening (CWI) en een reïntegratiebedrijf (KLIQ) heeft voor de werkzaamheden van het CIP een aantal gevolgen.

 

De burgers die gebruik maken van de diensten van het CIP zijn onder te verdelen in vier verschillende groepen:

1.       Delftse burgers die scholingsinformatie vragen op basis van eigen interesse zonder doorverwijzing door een ‘begeleidende instantie’.

2.       Delftse burgers die worden doorverwezen via het Centrum Werk en Inkomen voor het verkrijgen van scholingsinformatie.

3.       Delftse burgers die in traject zijn bij Activering & Inburgering, of een uitkering hebben.

4.       Burgers buiten Delft die, op basis van in het verleden gemaakte afspraken, gebruik maken van de dienstverlening (± 30 per jaar).

Ten aanzien van groep 1 is in 1999 een formeel besluit genomen waarin de gemeente Delft een voorziening in stand zal houden voor het verstrekken van scholingsinformatie. Hiervoor is structureel een bedrag van ƒ 60.000,= in de begroting opgenomen. Het CIP zou voor groep 1 en 4, voortgezet dienen te worden vanuit een andere locatie. Inmiddels zijn er vanuit het CIP contacten gelegd met de nieuw in te richten Publieksbalie. Binnen deze dienstverlening zal besloten moeten worden of ook burgers buiten Delft gebruik van deze service mogen maken.

 

De deskundigheid opgebouwd binnen het CIP zal ook worden ingezet voor groep 3 binnen het vakteam Activering & Inburgering. Naast het verstrekken van scholingsinformatie kan de opgebouwde kennis en kunde eveneens ingezet worden bij de ontwikkeling van een Delftse sociale kaart en nieuw te ontwikkelen instrumenten.

 

Voor groep 2 zal de dienstverlening, zowel inhoudelijk als financieel, vanuit het Centrum Werk en Inkomen vorm moeten krijgen.


5.      Activering en werkgelegenheid

 

De voorgaande hoofdstukken richten zich op de aanbodzijde van de arbeidsmarkt. Hoe kan sluitende aanpak, in relatie tot de inzet van scholings,- en activeringsinstrumenten leiden tot een betere doorstroom van (langdurig) werkzoekenden naar de arbeidsmarkt.

Dit hoofdstuk beschrijft de landelijke ontwikkelingen en tenslotte de vraagstelling van de arbeidsmarkt. Het hoofdstuk geeft aan dat er landelijk veel gaande is op het terrein van sociale zekerheid in relatie tot activering en werk. Niet al deze veranderingen vertalen zich momenteel al in concreet gemeentelijk beleid. Vanuit diverse (gemeentelijke) werkgroepen zal hier in 2001 een vertaalslag voor worden gemaakt . Het hoofdstuk wordt afgesloten met cijfers over de arbeidsmarkt en gemeentelijke arbeidsmarktprojecten.

5.1.    Fonds Werk en Inkomen (FWI)

Met ingang van 1 januari 2001 vinden er wijzigingen plaats in de manier waarop de gemeente door het Rijk wordt gefinancierd. Het aandeel van de gemeente in de bijstandsuitgaven wordt verhoogd van 10% naar 25%. Gemeenten kunnen daarnaast 75% van de uitkeringslasten blijven declareren bij het Rijk (inkomensdeel).  De verschillende deelbudgetten binnen de WIW (inclusief inkoop en sluitende aanpak budgetten (G86)) worden gebundeld en de gemeenten mogen middelen die zij overhouden meenemen naar het volgend jaar (werkdeel). In de toekomst zullen de prestatiebudgetten van arbeidsvoorziening hier aan toegevoegd worden.

Het FWI moet voor iedere gemeente een stimulans zijn om tot een effectiever en efficiënter reïntegratiebeleid te komen. Als het aantal bijstandgerechtigden daalt, kan dit een besparing opleveren op het inkomensdeel, dat weer kan worden ingezet voor extra reïntegratieactiviteiten. Uiteindelijk moet zo een “vliegwieleffect” ontstaan.

Indien het de gemeente niet lukt om extra uitstroom te realiseren kan een negatieve spiraal ontstaan: er komen geen extra middelen vrij voor reïntegratie, waardoor het aantal bijstandsgerechtigden niet verder daalt en waardoor dus op het inkomensdeel in plaats van winst, verlies ontstaat. Sturing op outputresultaten wordt in dit kader dan ook een belangrijk aandachtspunt.

Het is voor het komende jaar zaak dat in de gemeente Delft zoveel mogelijk mensen (weer) aan het werk worden geholpen. Echter, de tweede kwartaalrapportage van de sector WIZ  toont aan dat de daling van het aantal bijstandsgerechtigden enigszins lijkt te stagneren. Indien dit inderdaad zo blijft, komen er uit het inkomensdeel van het FWI geen extra middelen vrij voor reïntegratiedoeleinden.

 

 

 

Door ontschotting van de WIW-budgetten kan het activeringsbeleid beter worden toegespitst op de Delfste situatie. Zo kan bijvoorbeeld aansluiting gezocht worden bij activeringsprojecten vanuit de nota Samen aan de Slag.

Een gemeentelijke werkgroep gaat de gevolgen van de invoering van dit Fonds zowel vanuit het inkomensdeel als vanuit het werkdeel in beeld te brengen. Deze nota is begin 2001 beschikbaar. Belangrijk speerpunt hierbij is de prikkel die uitgaat van het vliegwieleffect, en de gemeentelijke visie die hieruit voortvloeit.

5.2.    Inkoop

Een zo effectief en efficiënt mogelijk reïntegratiebeleid vereist een daarop aansluitend inkoopbeleid.

In 2001 zal het beleid verder worden geïntensiveerd met betrekking tot de inkoop van reïntegratietrajecten. Volgens de SUWI- nota zullen gemeenten de feitelijke uitvoering van reïntegratie moeten uitbesteden aan private reïntegratiebedrijven. Het reïntegratiebedrijf van arbeidsvoorziening (KLIQ) is per 1 oktober 2000 geprivatiseerd en de verplichte winkelnering van gemeenten verdwijnt voor het bestaande WIW-inkoopbudget.

Met betrekking tot fase-4 klanten staat het de gemeente nog vrij om producten bij reïntegratiebedrijven te kopen, danwel het in eigen beheer te houden. Hierover bestaat landelijk nog onduidelijkheid.

Voor Delft zal het hierbij naar verwachting gaan om inkoop van aanvullende producten in plaats van hele begeleidingstrajecten.

 

De gemeente Delft staat nu voor de uitdaging deze nieuwe inkoopfunctie goed in te vullen.

Om de inkoopfunctie goed vorm te geven zal er nog op diverse vragen antwoord moeten komen. De volgende aspecten spelen hierin een rol:

·         het vaststellen van uitgangspunten;

·         het opstellen van selectie- en zogenaamde ‘gunningscriteria’ (kredietwaardigheid, ingeschreven Kamer van Koophandel, minimaal aantal werknemers, prijs, kwaliteit, bereikbaarheid, resultaten uit het verleden);

·         het ontwikkelen van een aanbestedingsprocedure;

·         het opstellen, afsluiten en monitoren van contracten;

·         het intern organiseren van het inkoopproces en de juridische ondersteuning.

In 2001 zal een werkgroep samengesteld uit medewerkers van o.a. Activering, Volwasseneneducatie, Werk, Juridische zaken en Centrale Inkoop de inkoopfunctie verder ter hand nemen.

 

5.3.    Arbeidsvoorziening

5.3.1.        Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI)

SUWI, is opgezet voor de reorganisatie van de uitvoeringsstructuur voor de sociale zekerheid. Zij werkt aan de voorbereiding van de Centra voor werk en inkomen (CWI) en de samenvoeging van de huidige vijf uitvoeringsinstellingen van werknemersverzekeringen (Gak, SFB, Cadans, GUO en USZO) tot één publiek orgaan, het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV). Dit UWV zal zich onder meer bezighouden met de premie-inning, de beoordeling of iemand recht heeft op een uitkering en het verstrekken van WW- en WAO-uitkeringen. Om dit proces enigszins te versnellen en in goede banen te leiden, is met ingang van april 2000 door het ministerie van SZW een veranderorganisatie SUWI ingesteld.

Daarnaast richt deze veranderorganisatie zich op de privatisering van de reïntegratiemarkt (o.a. KLIQ) en het instellen van een Raad voor Werk en Inkomen (RWI).

De RWI garandeert de betrokkenheid van de organisaties van werkgevers, werknemers en gemeenten bij het beleid op het gebied van werk en inkomen. Jaarlijks wordt er een beleidskader opgesteld met voorstellen aan de Minister van SZW over het gehele terrein van werk en inkomen.

Deze voorstellen hebben o.a. betrekking op de verdeling van de publieke reïntegratiemiddelen en de voor reïntegratietrajecten beschikbaar te stellen vergoedingen. De inzet van ESF-middelen wordt hier eveneens bij betrokken. 

Het oprichten van Regionale Platforms (RAP) is eveneens een kerntaak vanuit SUWI. Binnen de regio Haaglanden wordt momenteel gewerkt aan de opzet, onder gemeentelijke regie, van een Regionaal Arbeidsmarktplatform, vanuit een tripartiete samenstelling (werknemers, werkgevers en de overheid). Een en ander in afwachting van de introductie van een door de veranderorganisatie ontwikkeld, landelijke model.

De nota ‘Koers BE’ van het ministerie van OC&W pleit ervoor dat ROC’s eveneens in een regionaal overlegplaform participeren om zich zo te kunnen profileren als het kenniscentrum voor scholing in de regio.

Omdat het zich laat aanzien dat in het RAP, geen regionale afstemming plaatsvindt binnen het terrein van volwasseneneducatie, kan het voorstel vanuit het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden (september 2000) hierin een rol spelen. Dit voorstel beoogt, tot een inventarisatie van de mogelijkheden tot een nadere samenwerking te komen op het gebied van Volwasseneneducatie. Het Stadsgewest zal binnenkort in overleg met de gemeenten treden om de mogelijkheden en wensen te inventariseren en voorstellen te doen voor een mogelijke rol van het stadsgewest op dit beleidsterrein.

5.3.2.        Centrum voor Werk en Inkomen (CWI)

Werkzoekenden kunnen bij een Centrum voor Werk en Inkomen in hun regio terecht voor het zoeken naar een baan en de aanvraag voor een eventuele uitkering. Het CWI heeft als belangrijkste taak de cliënt via bemiddeling en informatievoorziening zo snel mogelijk aan werk te helpen. De zogenaamde basisdienstverlening. Verder stellen de CWI’s ook de afstand vast van de klant tot de arbeidsmarkt. (fase 1,2,3 en 4). Klanten die een reïntegratietraject nodig hebben, worden overgedragen aan het naar verwachting, per 1 januari 2002 operationele UWV (tot die tijd aan de UVI’s) of aan gemeenten (bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden).

Aan de hand van vastgestelde criteria voor de spreiding van de CWI’s; kwaliteit van de dienstverlening, bereikbaarheid, doelmatigheid, flexibiliteit en uitvoerbaarheid is door de Veranderorganisatie SUWI een definitief voorstel aan de Tweede Kamer voorgelegd. Het gaat uiteindelijk om 123 CWI’s.

Voor de regio Haaglanden komt dit neer op één zogenaamd ‘kern CWI’ Den Haag met vier satelieten nl, Zoetermeer, Naaldwijk, Voorburg en Delft. Den Haag is momenteel nog in overleg met het Ministerie over meer dan één vestigingsplaats in de stad.

Zoals bekend, is Delft een van de eerste gemeenten die een CWI heeft gerealiseerd. De veranderorganisatie SUWI stimuleert de totstandkoming van gemeenschappelijke huisvesting in bedrijfsverzamelgebouwen om de samenwerking - tussen CWI’s, gemeenten en UWV, eventueel in combinatie met private organisaties zoals uitzendbureaus en reïntegratiebedrijven of arbodiensten - te optimaliseren. Of dit in Delft uiteindelijk ook gerealiseerd kan worden is op dit moment nog onduidelijk. De gemeente tracht al langer het gebouw aan de Hooikade 13 (of in relatie met het huidige pand van het RIAGG) als bedrijfsverzamelgebouw aan te bieden.  

5.3.3.        Verzelfstandiging reïntegratiediensten Arbeidsvoorziening

Uit: Volkskrant 24 oktober 2000:

“KLIQ, een geprivatiseerd onderdeel van de Arbeidsvoorziening dat o.a. WAO-ers en WW-ers weer aan het werk helpt, moet binnen drie jaar zichzelf bedruipen. Het bedrijf met drieduizend medewerkers, krijgt van het Ministerie van SZW een bruidsschat mee in de vorm van gegarandeerde opdrachten van gemeenten. De helft van de verwachte omzet voor volgend jaar, 760 miljoen gulden, moet KLIQ zelf binnenhalen, de overheidssteun neemt de jaren daarna zeer snel af.”

 

Volgens het wetsvoorstel waar de ministerraad onlangs mee akkoord is gegaan, zal de privatisering van de reïntegratieactiviteiten van Arbeidsvoorziening met ingang van 1 april 2001 een feit moeten zijn. Volgens het kabinet is het van belang dat het onderdeel van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie dat zich met reïntegratie bezighoud (KLIQ), zo snel mogelijk als een zelfstandig bedrijf gaat opereren. Op deze manier ontstaat meer concurrentie bij de uitvoering van reïntegratieactiviteiten, dat moet leiden tot vergroting van effectiviteit en efficiency. Het voorstel is om het bedrijf KLIQ, ingaande 1 april 2001 een private rechtsvorm in de vorm van een NV te geven.

Het reïntegratiebedrijf richt zich op de volgende groepen: Arbeidsgehandicapten, WW en ABW-gerechtigden, Niet-uitkeringsgerechtigden als herintredende vrouwen en werknemers.

 

De Centra Vakopleiding vormen geen onderdeel van de NV KLIQ. Momenteel wordt er door het ministerie van SZW in samenwerking met het Centraal Bureau voor Arbeidsvoorziening (CBA) een scenariostudie uitgevoerd over de positionering van de Centra Vakopleiding. De ROC’s moeten op basis van hun bedrijfsstrategie zelf keuzes maken over de vorm waarin een samenwerkingsrelatie met een Centrum voor Vakopleiding gerealiseerd kan worden. Dit betekent dat er regionaal verschillen kunnen ontstaan. In hoeverre er besprekingen gaande zijn tussen het Centrum Vakopleiding Haaglanden en de Mondriaan OnderwijsGroep is bij het schrijven van dit plan nog niet bekend.

 

Als vervolg op het ingezette beleid in 2000, zal KLIQ, scholing als een van de in te zetten producten binnen een marktgericht opererend reïntegratiebedrijf positioneren. De gemeente Delft koopt al jaren trajecten in bij het RBA nu KLIQ. Daarbij wil de Gemeente invloed blijven uitoefenen waar o.a. de scholingscomponent binnen een reïntegratietraject door KLIQ wordt ingekocht. Immers het in stand houden van een onderwijsinfrastructuur voor volwassenen valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Optimale benutting van het PraktijkLeercentrum vanuit zoveel mogelijk groepen binnen de Delftse samenleving heeft de voorkeur.

Voor 2001 is er nog wel sprake van een afstemming over het te voeren scholingsbeleid vanuit Arbeidsvoorziening (KLIQ). Het uiteindelijke volume vanuit het prestatiebudget aan bemiddelingsplannen en daarnaast de inkoopplannen van gemeenten en UVI’s bepaalt de omvang van aanbodversterkende producten als scholing. De intentie van Arbeidsvoorziening (KLIQ) is, vooruitlopend op de toekomst in 2003, het prestatiebudget vanaf komend jaar alvast onder de inhoudelijke gemeentelijke regie (casemanagement) te plaatsen.

Voortbordurend op de bestaande structuur, daarbij rekening houdend met de nieuwe opdrachtgevers en opdrachtnemersrol,  is de verwachting dat er in 2001 ruim 300 trajectplannen vanuit de verschillende budgetten (prestatiegelden, inkoopgelden, REA-gelden en sluitende aanpak) door KLIQ worden uitgevoerd. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat iedereen die in fase 2/3 wordt geïndiceerd een sluitend aanbod krijgt.

 

5.4.    Ontwikkelingen op de regionale arbeidsmarkt

De aanhoudend gunstige economische situatie leidt tot een gestage daling van de werkloosheid. Het aantal ingeschreven niet werkende werkzoekenden in Delft is in de periode juli 1999 – april 2000 met bijna 7% afgenomen. Doordat het gemiddeld vereiste opleidingsniveau van vacatures de afgelopen jaren is gestegen neemt het relatieve aandeel van laagopgeleiden in het bestand toe.

66,3 % van de Delftse werkzoekenden beschikt niet over een startkwalificatie. Dit onderstreept het belang van het RMC-beleid, om jongeren niet zonder startkwalificatie het onderwijs te doen verlaten. De grootste groep werkzoekenden is echter ouder dan 23 jaar. Educatie kan voor hen een rol spelen bij het zetten van de eerste stappen op de reguliere arbeidsmarkt en tevens handvaten bieden voor verdere scholing, in het kader van ‘een leven lang leren’.

 

Eveneens is een verdere verschuiving zichtbaar binnen de indeling van werkzoekenden naar fase-indeling, waarin de afstand tot de arbeidsmarkt wordt aangegeven. De helft van de werkzoekenden behoort nu tot de groep met de grootste afstand tot de arbeidsmarkt. (zie tabel 2).


Tabel 1: Opleidingsniveau ingeschreven werkzoekenden

 

Bo/vbo

Mbo

Hbo

Univ

totaal

Delft

1 april 2000

2395

(66,3% van totaal)

656

(18,2%)

263

(7,3%)

296

(8,2%)

3610

Delft

1 juli 1999

2537

(65,4% van totaal)

687

(17,7%)

306

(7,9%)

350

(9,0%)

3877

Verandering

juli ‘99 – april ‘00

-5,5%

 

-4,5%

-14%

-15,4%

-6,9%

Haaglanden

1 april 2000

26707

(74,3% van totaal)

5592

(15,6%)

2246

(6,2%)

1408

(3,9%)

35953

Haaglanden

juli 1999

28251

(74,0% van totaal)

5828

(15,3%)

2450

(6,4%)

1652

(4,3%)

38181

 

Verandering

juli ‘99 – april ‘00

-5,5%

-4%

-8,3%

-14,8%

-5,8%

Bron: Stand van zaken Arbeidsmarktinformatie Regio Haaglanden maart 2000.

 

 

 

Tabel 2: Fasering naar opleidingsniveau werkzoekenden

 

t/m vbo

% van vbo

Mbo/havo/vwo

% van mbo/..

Hbo

% van hbo

Univ.

% van univ.

Totaal

% van totaal

fase 1

450

18,0%

192

28,3%

93

34,3%

161

56,5%

896

24,0%

fase 2

112

4,5%

49

7,2%

15

5,5%

20

7,0%

196

5,2%

fase 3

419

16,8%

114

16,8%

39

14,4%

41

14,4%

613

16,4%

fase 4

1374

54,9%

297

43,7%

111

41,0%

57

20,0%

1839

49,2%

Onbekend

146

5,8%

27

4,0%

13

4,8%

6

2,1%

192

5,1%

Totaal

2501

 

679

 

271

 

285

 

3736

 

Gegevens 1 januari 2000, bron Arbeidsvoorziening.

 

In 1999 nam de werkgelegenheid in de regio Haaglanden toe met 4%, iets boven het landelijke niveau. De grootste werkgelegenheidsgroei vond plaats in de sectoren onderwijs en zakelijke dienstverlening. In sectoren met relatief veel werk voor lager opgeleiden, zoals landbouw en bouw, was er echter sprake van een daling van de werkgelegenheid.

 

In het eerste kwartaal van 2000  bedroeg het aantal geregistreerde vacatures in Haaglanden 3965 en werden er 1826 vacatures vervuld. Voor 2001 wordt een afvlakking van de werkgelegenheidsgroei verwacht, onder andere doordat werkgevers zullen proberen de arbeidsproductiviteit van huidige werknemers verder te verhogen.

 

De gemeentelijke arbeidsmarktprojecten richten zich op de sectoren zorg en techniek.

 

5.4.1.        Gemeentelijke arbeidsmarktprojecten

In de nota Samen aan de Slag zijn via gespreksrondes met werkgevers een drietal instroomprojecten tot stand gekomen. De belangrijkste conclusie in deze gespreksrondes was dat zodra overheid en bedrijfsleven een aanpak voorstaan ter bestrijding van de werkloosheid en de oplossing van het vacatureprobleem, dat zal moeten gebeuren met inzet van beide kanten. Alleen in gezamenlijkheid zijn sluitende oplossingen te vinden.Op basis van deze laatste conclusie is een drietal pilots ontwikkeld. 

1)       Dit project is in samenwerking met Maatzorg opgezet. Het project heeft als doel de belemmerende factoren binnen de aangeboden functies bij de Thuiszorg weg te nemen en de functies aan te passen aan potentiële kandidaten. De eerste 24 uur worden op basis van de gebruikelijke functiebeschrijving ingevuld. De overige benodigde uren om boven het normbedrag van de bijstand uit te komen worden op maat ingevuld, bijvoorbeeld door betaalde vrijwilligerswerktaken en/of scholing. Het project richt zich op een instroom van 20 kandidaten in de functie van thuishulp A. Na een scholingsperiode op het Praktijkleercentrum worden de kandidaten in dienst genomen op reguliere functies bij Maatzorg. In 2000 is een eerste groep van 10 cursisten gestart. In 2001 gaat een tweede groep van start.

2)       Deze pilot wordt ontwikkeld met een aantal bedrijven van het bedrijventerrein Schie-oevers. Binnen deze pilot zullen werkgevers en werkzoekenden ‘fysiek’ met elkaar in contact worden gebracht. Uitgangspunt hierbij zijn de werkzoekenden. Zij worden geselecteerd op motivatie en voorgesteld aan werkgevers met een personeelsvraag. Na de match van een goede gemotiveerde kracht en een passend bedrijf wordt een individueel traject van functietraining ingezet, in combinatie met een training ‘weer aan het werk’. Op deze manier wil de gemeente Delft 15 werklozen aan werkgevers voorstellen, waarna bekeken wordt of een dergelijke aanpak breder ingezet kan worden.

3)       Deze pilot wordt tezamen met het Kringloopbedrijf opgezet. Het project richt zich op het faciliteren en professionaliseren van de leer/werk mogelijkheden binnen het Kringloopbedrijf. Binnen het Kringloopbedrijf worden trajecten uitgezet waarin deelnemers vaardigheden aanleren in combinatie met werkervaring.  Naast de leer-werkplaatsen verzorgt het Kringloopbedrijf het Witgoed project, waarin werkzoekenden worden opgeleid tot witgoedmonteur.

 

5.4.2.        Gesubsidieerde werkgelegenheid

Gezien de gunstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt komen veel werkzoekenden snel aan de slag. Echter de groep die niet op een reguliere vacature plaatsbaar is, wordt verhoudingsgewijs groter. Ruim 67% (2072) van het ABW bestand is ingedeeld in fase 4. Deze werkzoekenden zijn meestal niet (direct) plaatsbaar op een (gesubsidieerde) baan. Op basis van een goede analyse van het bestand, wordt hier nogmaals gewezen op de notitie die begin 2001 wordt opgesteld waarin nader wordt ingegaan op te realiseren taakstellingen voor deze groep.

 

Instroom- en Doorstroombanen

Jaarlijks krijgt Delft er 29 nieuwe I/D-banen banen bij. Totaal zijn er in 2001, 320 I/D-arbeidsplaatsen beschikbaar, verdeeld over diverse sectoren, waarbij kinderopvang, zorg en onderwijs de meeste banen op hun conto schrijven. Momenteel zijn ongeveer 70 banen (nog) niet ingevuld. Enerzijds heeft dit te maken met de geringe instroom, gezien de grote groep fase 4 cliënten en anderzijds met het niet op elkaar  aansluiten van vraag en aanbod. In het komend jaar wordt er steeds meer vanuit de cliënten (aanbod) gezocht naar passende banen.

Gezien het lage opleidingsniveau van deelnemers aan de I/D-regeling lukt het veel werknemers niet om uit te stromen naar reguliere arbeid. Naast de landelijke uitstroompremie zet de gemeente daarom ook activiteiten in, als scholing en jobcoaching, (loopbaantraining). Hierdoor wordt zowel de inkomenspositie als de positie op de arbeidsmarkt verbeterd.

Voor het jaar 2001 is een bedrag van 150.000,- gereserveerd voor scholingsactiviteiten die kunnen bijdragen aan de uitstroom uit de I/D-regeling.

 

WIW

De jaarlijkse taakstelling is ook voor 2001, vastgesteld op 285 werknemers. Eind 2000 worden er afspraken met Stichting Werkplan gemaakt voor de inkoop over 2001. Uitstroom van werknemers uit de WIW, nadat zij genoeg werkervaring hebben opgedaan, staat ook in 2001 centraal. Om dit te bereiken wordt ook hier actief ingezet  op scholing. Naast uitstroom naar een reguliere baan is uitstroom naar een I/D-baan eveneens een mogelijkheid en voor sommige werknemers het hoogst haalbare. 

Vaak wordt na uitstroom uit de WIW op een reguliere plaatsing een WIW-loonkostensubsidie toegepast. Dit instrument is in principe voor iedere langdurig werkzoekende bruikbaar (ook niet WIW-ers) en zal de komende periode actiever worden toegepast. De taakstelling voor 2001: 50)    

Diensten Werkwinkel (DWW)

Sinds 1996 is de Dienstenwinkel (en vanaf 1997 ook de Werkwinkel) actief in de gemeente Delft. De DWW is een werkgelegenheidsproject met als hoofddoelstelling:

Langdurig werkzoekenden de mogelijkheid bieden door het uitvoeren van additionele werkzaamheden werkervaring op te doen met als uiteindelijk doel hun terugkeer naar de reguliere arbeidsmarkt te verbeteren.

 

De activiteiten van de Diensten- & Werkwinkel (DWW) bestaan voornamelijk uit huishoudelijk en kluswerk bij particulieren, bedrijven en instellingen. Deze werkzaamheden worden verricht door medewerkers in het kader van de WIW en de Instroom- en Doorstroombanen.

De afgelopen jaren zijn in totaal 67 kandidaten in dienst geweest van de DWW, waarvan er 54  structureel zijn uitgestroomd naar de reguliere arbeidsmarkt .

De DWW heeft inmiddels een vast klantenbestand opgebouwd binnen Delft.

 

In de loop der jaren is het inzicht ontstaan dat het voor de kandidaten beter is de reeds bestaande samenwerking met het Praktijkleercentrum van de Mondriaan Contractgroep nog nadrukkelijker  in te vullen. Dit betekent voor de kandidaat/werknemer een sluitender aanpak, waardoor diens kansen op een baan op de reguliere arbeidsmarkt worden vergroot.

In 2000 zijn hieromtrent besprekingen gevoerd tussen de DWW en de Mondriaan Contractgroep.

Deze besprekingen hebben geleid tot de overeenkomst dat het project DWW met ingang van
1 januari 2001 wordt ondergebracht bij de Mondriaan Contractgroep. Momenteel wordt aan de overgang inhoudelijk vorm gegeven. Het streven hierbij is om de Diensten Werkwinkel fysiek te koppelen aan het Praktijkleercentrum in het eerste kwartaal van 2001.

Scholing ten behoeve van deze werknemers valt onder verantwoordelijkheid van de werkgeversorganisatie, in dit geval Stichting Werkplan. Deze scholing zal vanuit de ter beschikking staande middelen I/D dan wel WIW gefinancierd worden.

 

Voor deze periode gelden een aantal overeengekomen voorwaarden :

1.       de continuïteit van het instrument DWW wordt gegarandeerd;

2.       de dienstverlening aan de burgers van Delft (genoemde activiteiten) wordt gecontinueerd;

3.       beide contractpartijen hebben een inspanningsverplichting ten aanzien van de bemensing van de 10 werkervaringsplaatsen per jaar

4.       de Mondriaan Contractgroep voert een inzichtelijke administratie t.a.v. de overeengekomen trajecten.

 

De DWW-exploitatie is tot nu toe meegenomen onder de verantwoordelijkheid van Stichting Werkplan, met daarin opgenomen een inlening van tijdelijk personeel. Deze exploitatie wordt vanaf
1 januari overgedragen aan de Mondriaan Contractgroep met een tariefafspraak van 10 x ƒ. 5.000,-per werkervaringsplaats met in aanvang een daarbijbehorende garantstelling van ƒ 50.000,- op jaarbasis.

 

5.4.3.        Stages

In de integratienota “op weg naar een samenhangend opvang- en integratiebeleid voor allochtonen in de gemeente Delft’’ wordt benadrukt dat taalbeheersing, naast imagoverbetering, de grootste eis is tot het vinden van werk of een maatschappelijke positie. Stageplaatsen waarbij de taalbeheersing ook praktisch wordt beoefend zijn hiervoor een bewust gekozen instrument.

Zoals in hoofdstuk twee al naar voren is gekomen, vormen taalstages een onderdeel van een modulair opgebouwd KSE-traject. Dit geldt eveneens voor oriënterende werkstages (onderdeel van KSE-3 en KSE-4) in combinatie met een vaktaal. Daarnaast zijn er nog een aantal andere programma’s in omloop. Zo kent KLIQ  het stageprogramma ‘werkstage met taalondersteuning’ en Stichting Werkplan het project ‘doorstroomstage en keuzebegeleiding’.

Voor 2001 wordt in overleg met de coördinator oudkomers onderzocht óf en zo ja voor welke groep oudkomers het instrument ‘Nederlands op de werkvloer’ ontwikkeld moet gaan worden.

Om te voorkomen dat bedrijven en instellingen overspoeld worden door stage-aanvragen voor deelnemers aan diverse onderwijs c.q. activeringstrajecten is een 1-loketgedachte met betrekking tot de coördinatie van stagebieders en stagevragers voor 2001 een belangrijk aandachtspunt.

De taakstelling voor 2001 ziet er als volgt uit:

25                    taalstages binnen de KSE 1 en 2 trajecten.

25 á 30             beroepsoriënterende stages binnen het KSE 4-traject.

werkstages met taalondersteuning op maat.

10                    doorstroomstages en keuzebegeleiding (St. Werkplan)


6.      Randvoorwaarden

6.1.    Kinderopvang

Voldoende kinderopvang en sluitende aanpak zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het is daarom van groot belang een intensief, op elkaar afgestemd beleid te ontwikkelen, van waaruit concrete beleidsvoornemens worden geformuleerd, resulterend in een actieplan kinderopvang Delft.

Een intersectorale werkgroep gaat hier eind 2000 een eerste aanzet toe doen. De nota Samen aan de slag bevat een uitgebreid overzicht van de huidige kinderopvangmogelijkheden. Dit plan beperkt zich tot een korte opsomming van de voorzieningen:

 

Huidige kinderopvangmogelijkheden

·         Stimuleringsregeling Kinderopvang;

·         Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders;

·         Experiment flexibele kinderopvang;

·         Kinderopvangvoorziening Mondriaan Regiocollege;

 

Nog in ontwikkeling zijnde kinderopvangmogelijkheden

·         “Kind-gebonden-budget”;

·         Gastouderproject vanuit de I/D regeling

 

In 2001 zal de pilot flexibele kinderopvang gecontinueerd worden. Kinderen van nieuwkomers vormen de hoofdgroep binnen deze vorm van opvang. Een tussentijdse evaluatie najaar 2000 heeft een aantal knelpunten aan het licht gebracht. Deze hebben vooral betrekking op:

·         het niet optimaal benutten van gereserveerde dagdelen;

·         onvoldoende tot geen gewenningsperiode voor ouders en kinderen;

·         te korte tijd tussen het bekend worden van het lesrooster en de aanvang van de lessen;

·         onvoldoende bekendheid van allochtone ouders met kinderopvang.

 

In dit kader is het eveneens van belang te melden dat de eigen kinderopvangvoorziening ‘Speelplus’ van het Mondriaan Regiocollege met ingang van 2001 wordt afgebouwd. Met Stichting Octopus worden momenteel gesprekken gevoerd over de overdracht van deze voorziening aan Octopus. ‘Speelplus’ is indertijd opgezet voor ouders die een aantal uur per week deelnemen aan een basiseducatieprogramma. Terwijl zij de lessen volgen, kunnen hun kinderen (van 0 – 4 jaar) in hetzelfde gebouw spelen. Door de intensivering van de educatieprogramma’s nam het aantal uur dat een kind in deze opvang doorbracht echter evenredig toe. Het is nooit het uitgangspunt geweest dat ‘Speelplus’  een officieel kinderdagverblijf zou worden. Aan de normen die gesteld zijn aan reguliere kinderdagverblijven kan ‘Speelplus’ in de huidige situatie dan ook niet voldoen. De oplossing voor implementatie binnen de stichting Octopus met behoud van capaciteit voor de doelgroep is dan ook een voor de hand liggende.

6.2.    Incentive

Omdat het aanvaarden van een betaalde baan gevolgen kan hebben voor inkomensafhankelijke regelingen (de zogenaamde armoedeval) is de gemeente Delft bezig mogelijkheden te onderzoeken voor een actiever incentivebeleid. De doelstellingen hierbij zijn inkomensondersteuning te bieden, koopkracht te garanderen en deelname aan maatschappelijke en/of arbeidsactiviteiten te stimuleren. Uitgangspunt hierbij is dat er geen brutering voor de deelnemers plaats vindt. Aanvullend op de voorstellen van minister Vermeend (o.a. de ƒ.4.000,- uitstroompremie) zal de gemeente Delft daarvoor in 2001 op drie sporen inzetten.

1.       Mensen die deelnemen aan trajecten sociale activering zullen een bonus ontvangen.

2.       Omdat het voorstel Vermeend alleen voorziet in premiering van uitstroom naar regulier werk, wordt een koopkrachtgarantie voor instromers WIW en I/D ingesteld. Voor deze groep wordt de kwijtschelding gemeentelijke heffingen en huursubsidie gecompenseerd.

3.       Het bereik van de huidige vrijlatingsregeling vergroten door de regeling per individuele toetsing voor de groep 1-ouders met kinderen ouder dan 5 jaar in te zetten.

6.3.    Informatievoorziening en communicatie

Geconcludeerd kan worden, vanuit alle nota’s die er in het laatste jaar verschenen zijn, dat het aanbod van activiteiten en instrumenten aan de burger zeer talrijk is. Het uiteindelijke doel is de  burger via maatwerk van de juiste instrumenten gebruik laten maken. Het bereik van deze burger is daarbij een belangrijk aandachtspunt.

Daarnaast is een actieve vorm van informatievoorziening naar alle betrokkenen (zowel de toeleiders als de burger zelf) essentieel. In 2000 is een eerste aanzet gedaan met betrekking tot een (digitaal)-informatiehandboek voor alle consulenten. In 2001 zal dit verder uitgewerkt worden.

 


 

7.      Financiën

7.1.    Reguliere financiering

Het educatiebudget 2000 voor Delft, inclusief de gemeenten Nootdorp en Pijnacker bedraagt
ƒ 3.512.718,-. Dit budget wordt tezamen met het inburgeringsbudget ƒ 1.699.320,- plus aanvullende gelden vanuit het Werkfonds Activering (onderdeel van het Fonds Werk en Inkomen) en inkoop van scholing vanuit het prestatiebudget van Arbeidsvoorziening (KLIQ) ingezet voor educatietrajecten, inclusief de sluitende leerlijnen en de Vavo bij het Mondriaan stadscollege.

Iedere deelnemer die vanuit een organisatie aan een scholingstraject deelneemt, is ‘gelabeld’ aan een eigen financieringsregeling. Deze verschillende financieringen vragen een transparante registratie door het ROC van de cursisten. De format in de productovereenkomst geeft aan welke gegevens hiervoor bijgehouden moeten worden en op welke wijze. De onderhandelingen met betrekking tot de inzet van de verschillende producten in relatie tot de kostprijs zijn worden in november/december 2000 afgerond.

Zoals het financieringsschema Educatie aangeeft zijn momenteel nog niet alle totale kosten en opbrengesten in beeld. De onderhandelingen met betrekking tot het geïntegreerde scholingsaanbod bij de Mondriaan Onderwijsgroep Regiocollege zijn momenteel nog gaande en worden eind 2000 afgerond. Daarnaast is de vraag naar instrumenten in het kader van de uitkomst van het bestandsanalyseteam pas helder medio 2001 en kunnen vanaf dat moment nieuwe instrumenten ingekocht worden. De bedragen zijn alvast wel gereserveerd t.b.v. deze groep.

 

7.2.    Europees Sociaal Fonds

Het jaar 2000 is het jaar geweest waarin het Enig Programmeringsdocument (EPD) voor de nieuwe ESF-planperiode 2000-2006 is opgesteld. Tijdens het schrijven van dit plan was nog steeds niet helder wat de richtlijnen worden met betrekking tot de aanvraagprocedure, zoals onderstaand artikel bevestigt.


Begin 2001 wordt duidelijk of ook gemeenten, zijnde niet G-25, als aanvrager kunnen optreden. Indien het antwoord positief uitvalt, zal een ESF-aanvraag gebaseerd moeten zijn op het totale gemeentelijke arbeidsmarktbeleid, met daarin een overzicht van de financiële knelpunten in relatie tot de activeringsvoorstellen met betrekking tot de vastgestelde doelgroepen. Dit Integraal Educatie- en Activeringsplan 2001 heeft een dusdanige opzet dat het als basis voor deze overallaanvraag kan dienen. De aanvraag zal aan moeten sluiten op de eerste twee doelstellingen vanuit het ESF.

De prioritaire doelstellingen met betrekking tot de inzet van ESF-middelen zijn de volgende:

1.       Sluitende aanpak voor volwassen werkzoekenden, waarbij ESF middelen ingezet kunnen worden om de structuren van werk en inkomen aan te passen aan de doelstellingen van het activerend arbeidsmarktbeleid (voorkoming van nieuwe instroom in langdurige werkloosheid).

2.       Behoud van een inzetbare beroepsbevolking met het oog op recessies. Het doel van deze prioriteit is om de inzetbaarheid van kwetsbare werknemers (laag opgeleiden zonder startkwalificatie m.n. ouderen en allochtonen) zo te verbeteren dat deze personen tijdens een toekomstige recessie er in slagen hun baan te behouden en de langdurig werklozen duurzaam te reïntegreren. Maatregelen die onder deze doelstelling getroffen worden zijn:
*     reïntegratie van langdurig werkzoekenden door de sluitende aanpak;
*     scholing van werkenden zonder startkwalificatie;

3.       Een leven lang leren, onderdeel beroepsonderwijs. Ook hier staat een preventieve benadering centraal. Het centrale doel is ervoor te zorgen dat jongeren minimaal met een startkwalificatie zijn uitgerust. De volgende beleidsonderwerpen zullen in de vorm van afzonderlijke maatregelen additioneel door ESF worden gefinancierd:
*     bestrijding voortijdig schoolverlaten;
*     versterking beroepsbegeleidende leerweg;
*     praktijkonderwijs (nazorg voor VSO-leerlingen)

 

De discussie met betrekking tot de aanvragers richt zich op de doelstellingen 1 en 2. Voor de doelstelling 3 is reeds duidelijk dat de enige aanvrager het Ministerie van OC&W is.

 

Als gevolg van de ESF als onzekere subsidiefactor is er met betrekking tot het Praktijkleercentrum slechts voor de eerste helft van 2001 financiële dekking voor de diverse scholingsprogramma’s.  Deze gelden zijn afkomstig uit het Werkfonds Activering van de gemeente, de prestatiegelden van Arbeidsvoorziening (KLIQ) en geoormerkte gelden vanuit de gemeente voor praktijkgericht onderwijs en activiteiten in het kader van sociale activering.

 

7.3.    Financieel overzicht budget 2001

De financiering Werkfonds activering maakt onderdeel uit van het totale Fonds Werk en Inkomen (FWI), de gelden vanuit het werkfonds activering komen vanuit de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW).

De WIW is onderverdeeld in drie geldstromen:

1e geldstroom: is niet gelimiteerd en betreft een budget van ƒ18.700,- voor iedere in dienst genomen WIW’er of gecreëerde werkervaringsplaats.

2e geldstroom is een vast budget en is bedoeld ter dekking van de salaris- en uitvoeringskosten WIW werknemers/organisatie.

3e geldstroom is het scholings- en activeringsbudget bedoeld voor het inkopen van instrumenten.

 

In paragraaf 7.4 is op basis van SZW-gegevens van 30 september 2000 aangegeven wat de gewenste eindsituatie voor 2001 moet worden.

Het geeft een totaaloverzicht van de te besteden budgetten binnen de drie geldstromen. De bijdrage aan het educatiegedeelte is er eveneens in terug te vinden.

Een verdeling van dit educatiebudget staat vermeld in paragraaf 7.5, waarbij ter vergelijking het bedrag besteed aan educatie in 1999 is opgenomen.


 

7.4.    Financiering Werkfonds Activering 2001

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1e geldstroom:

2e geldstroom:

3e geldstroom:

Overig

Totaal

 

Basisbedrag

Normbedrag

scholing/

 

 

 

 

 

activering

 

 

 

 

 

 

 

 

Besteding:

 

 

 

 

 

Plaatsingsbudget dienstbetrekkingen, basisbedrag - St.Werkplan

3.810.000

 

 

 

3.810.000

Plaatsingsbudget dienstbetrekkingen, normbedrag – St.Werkplan

 

2.917.702

 

 

2.917.702

Plaatsingsbudget REA, basisbedrag ‑ St.Werkplan

60.000

 

 

 

60.000

Plaatsingsbudget werkervaringsplaatsen - St.Werkplan

555.000

 

 

 

555.000

Uitvoeringskosten werkervaringsplaatsen - St.Werkplan

20.000

 

 

 

20.000

Uitvoeringskosten vakteam HSM

51.000

 

 

 

51.000

Uitvoeringskosten vakteam Financien

10.000

 

 

 

10.000

Uitvoeringskosten vakteam ICT

9.000

 

 

 

9.000

Uitvoeringskosten vakteam Werkplan

120.000

 

 

 

120.000

Scholingskosten dienstbetrekkingen

 

 

100.000

 

100.000

Gemeentelijke bijdrage dienstbetrekkingen

 

 

 

137.000

137.000

 

 

 

 

 

 

Trajectinkoop Mondriaanstichting

 

 

100.000

 

100.000

Educatieplan volwasseneducatie

 

 

828.000

 

828.000

Incentivebeleid

 

 

210.000

 

210.000

Inkoop diagnosetrajecten/ voormalig G‑86-geld.)

 

 

550.000

 

550.000

REA trajecten

 

 

490.200

 

490.200

Trajecten sluitende aanpak

 

 

996.519

 

996.519

Uitvoeringskosten /ITB-trajecten soc.activering.

 

 

80.000

 

80.000

Uitvoeringskosten vakteam Werkplan/ beleid

 

 

 

95.000

95.000

Uitvoeringskosten/ ITB-trajecten fase 4.

 

 

280.000

 

280.000

Uitvoeringskosten/ ITB-trajecten fase 4.

 

 

130.000

 

130.000

Stagetrajecten, inkoop bij st. Werkplan.

 

 

100.000

 

100.000

Inkoop trajecten sociale activering.

 

 

100.000

 

100.000

Scholingstrajecten

 

 

15.000

 

15.000

Incentivebeleid Samen aan de slag

 

 

100.000

 

100.000

 

 

 

 

 

 

Totaal bestedingen

4.635.000

2.917.702

4.079.719

232.000

11.864.421

 

 

 

 

 

 

Dekking:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijdrage Rijk basisbedrag

4.635.000

 

 

 

4.635.000

Bijdrage Rijk normbedrag

 

2.917.702

 

 

2.917.702

Bijdrage Rijk scholing & activering

 

 

2.043.000

 

2.043.000

Bijdrage Rijk overgehevelde inkoopgelden

 

 

550.000

 

550.000

Bijdrage Rijk scholing & activering REA

 

 

490.200

 

490.200

Bijdrage Rijk sluitende aanpak

 

 

996.519

 

996.519

Bijdrage algmene middelen

 

 

 

237.000

237.000

 

 

 

 

 

 

Totaal dekking

4.635.000

2.917.702

4.079.719

237.000

11.869.421

 

 

 

 

 

 

Saldo

0

0

0

5.000

5.000


7.5.    Financieel overzicht educatie 2001

 

Naam Project

1.

Totale

Kosten

2.

Inkomsten exclusief

 3 + 4  [1]

3.

[2]Presta-

tiebudget

4.

[3]ESF/onderwijskaarten/ntb

5.

Werk

fonds

Activering

6.

Bijdrage scholing I/Dbanen

7.

Bijdrage

Gemeente

 

8.

Rijks

Bijdrage

1

Centraal Informatiepunt volwassenenEducatie

120.000

120.000

 

 

 

 

120.000

 

2

3

Algemeen Assessment

Functiegericht Assessment/ primaire vaardigheid(plc)

 

40.825

 

20.000

……..

 

 

20.825

 

20.000

 

 

 

4

 

 

 

 

 

 

 

5

Sociale

Activering

Kennismaken met de computer (PLC)

Creatief aan de slag(PLC)

Budgetteringscursus(PLC)

+ nog nieuw te ontwikkelen instrumenten (2e helft 2001)

Vrouwen uit de Bijstand

124.931

 

 

 

 

 

 

 

n.t.b.

100.000

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

……..

24.931

100.000

 

 

 

6

 

 

 

 

7

 

Schakelende programma’s (PLC)

 Verzorging

Techniek

Horeca/ detailhandel

Educatie inclusief de

Begeleidingskosten

712.441

 

 

 

 

4.827.792

107.938

 

 

 

 

4.023.208

 

350.000

 

 

 

 

180.000

254.503

 

 

 

 

624.584

42.338

 

 

 

 

425.000[4]

 

 

65.600

 

 

 

 

85.490

 

 

 

 

 

3.512.718

 

Ned.moedertaal (NT1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Informatica

Rekenen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Alfabet.allochtonen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

KSE 1 t/m 4 + inkoop PLC

60.662[5]

60.662

 

 

60.662

 

 

 

 

VAVO

 

 

 

 

 

 

 

 

8

9

10

11

 

12

13

14

 

Inburgeringstrajecten

Taal/werk/Ned. op ‘t werk

Witgoedreparatie

Trainingen on the job WIW werkenden (+ DWW) (PLC)

Idem I/D banen (incl DWW )

Starten eigen bedrijf (ntb)

Reservering maatwerk scholing fase 4

1.699.320

100.000

130.000

50.000

 

150.000

 

 

100.000

1.699.320

100.000

130.000

50.000

 

150.000

 

 

100.000

 

 

 

 

 

 

 

 

 

130.000

50.000

 

 

 

 

 

 

 

150.000

 

100.000[6]

  

 

 

 

 

   

100.000

1.699.320[7]

 

15

Kosten Kinderopvang

300.000

300.000

 

 

 

 

   300.000[8]

 

16

VSO-leerlingen (PLC)

[9]109.000

 

 

109.000

 

 

 

 

17

AMA’s (PLC)

130.000

30.000

 

100.000

 

 

[10]30.000

 

 

 

Totaal 2001

 

8.654.971

 

 

6.991.128

 

530.000

 

1.133.843

 

828.000

 

150.000

 

801.090

 

5.212.038

 

Totaal 1999

7.392.952

 

560.000

1.074.000

546.000

80.000

303.041

4.769.911

 


8.      Overzicht taakstellingen 2001

 

In dit educatie- en activeringsplan staan per hoofdstuk een aantal taakstellingen geformuleerd in verschillende vormen. In dit hoofdstuk komen al deze activiteiten in chronologische volgorde nogmaals terug.

 

Een totaaloverzicht van het aantal te scholen deelnemers binnen de diverse educatieve trajecten, is terug te vinden in bijlage 2 en derhalve niet opgenomen in onderstaand schema..

 

De taakstellingen met betrekking tot de overige activiteiten, genoemd in dit plan, zijn hieronder schematisch weergegeven.

 

Activiteiten/projecten

Start/looptijd

Aantal

Coördinatie

Sluitende aanpak 16-23 jarigen

1-1-2001

± 90 op jaarbasis

RMC/Leerplicht

Werkgroep “basisdocument VAVO” VO/VE/RMC/ROC

1-1-2001 – 1-4-2001

 

RMC/Leerplicht/VE

Evaluatie duurzaam computeren

1e helft 2001

30 computers

Beleid & Projecten

Herhuisvesting Mondriaan regiocollege

2001

n.v.t

B & P/Grondzaken + ROC

Resultaat/verzuimplan educatie

1-1-2001 t/m 31/8/2001

n.v.t

B & P + ROC

Sluitende aanpak nieuwkomers

1-1-2001

nader vast te stellen

Activering & Inburgering

Sluitende aanpak oudkomers

2001

250

A&I

Werkgroep effecten nieuwe vreemdelingenwet

1e helft 2001

 

WIZ

Nota outputtaakstelling fase-4 team

Begin 2001

n.v.t

A&I

Inventarisatie instrumentarium fase-4

1e helft 2001

n.v.t

A&I (bestandsanalyseteam)

Bestandscapaciteit fase-4

2001

390

A&I

Casemanagement fase 2/3

2001

300

A&I

Sluitende aanpak fase 2/3

2001

300

A&I (KLIQ)

Verandering taken CIP

·         scholingsinformatie publiekszaken;

·         ondersteuning A&I

2001

n.v.t

A&I

Nota Fonds Werk & Inkomen

Begin 2001

n.v.t

B&P

Werkgroep gemeentelijke inkoop

2001

n.v.t

B&P

Oprichting Regionaal Arbeidsmarktplatform

2001

n.v.t

diverse gemeenten Haaglanden

Arbeidsmarktprojecten:

·         Maatzorg

·         Schie-oevers

·         Kringloopbedrijf

1e helft 2001

 

2001

2001

10

 

15

10

A&I

 

A&I

A&I

I/D banen totaal

2001

320

Stichting Werkplan

WIW banen totaal

2001

285

Stichting Werkplan

DWW-banen

2001

10

St. Werkplan/ROC

DWW onderbrengen binnen Mondriaan Contract

1-1-2001

n.v.t

St. Werkplan/ROC

Activiteiten/projecten

Start/looptijd

Aantal

Coördinatie

Taakstelling stageplaatsen totaal

2001

± 100

Mondriaanregiocollege/

KLIQ/St. Werkplan

Ontwikkelen coördinatie stageloket

2001

n.v.t

n.t.b.

Overdracht van Speelplus naar St. Octopus

1-1-2001

n.v.t

gemeente/ROC

Werkgroep kinderopvang “actieplan kinderopvang Delft”

1e helft 2001

n.v.t

Welzijn

Instellen van incentives

2001

nader vast te stellen

Inkomen

(Digitaal) informatiehandboek

1e kwartaal 2001

n.v.t

B&P/A&I

 

 

 

 

 

 

Naar aanleiding van bovenstaande taakstellingen en de taakstellingen in relatie tot educatie volgt hieronder een overzicht van de te nemen beslissingen:

 

1.       In te stemmen met het integraal educatie- en activeringsplan 2001 en de daarbij behorende taakstellingen verwoord in het hoofdstuk ‘taakstellingen 2001’.

2.       Op basis van dit integraal educatie en activeringsplan 2001, in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, Werk Inkomen en Zorg, opdracht te geven contracten af te sluiten met de desbetreffende instellingen over het te realiseren aanbod.

3.       Voor het resultaatverbeterplan/verzuimplan Educatie ƒ 75.000,- beschikbaar te stellen vanuit het lokaal sociaal beleid.

 


Bijlage 1.      Lijst van afkortingen en uitleg termen

 

ABW                            Algemene Bijstandswet

A&I                              Activering & Inburgering

Alfabetisering                Educatieve programma’s die tot doel hebben mensen te leren lezen en  schrijven.

AMA                            Alleenstaande Minderjarige Asielzoeker

AZC                             Asielzoekerscentrum

BAT                             Bestandsanalyseteam

BBL                             Beroepsbegeleidende Leerweg

BE                               Basiseducatie

Beroepsonderwijs          Al het als zodanig in de WEB benoemde, bij de CREBO ingeschreven en door de rijksoverheid bekostigde onderwijs.

BIND                            Bureau Informatie & Nieuwkomers Delft

B&P                             Beleid & Projecten

BVE                             Beroeps-en volwasseneneducatie

CBA                             Centraal Bureau voor Arbeidsvoorziening

CIP                              Centraal Informatie Punt Volwasseneneducatie

CVH                             Centrum Vakopleiding Haaglanden

CWI                             Centrum Werk en Inkomen

DWW                           Dienstenwerkwinkel

EPD                             Enig Programmeringsdocument

ESF                             Europees Sociaal Fonds

Expertisecentrum          Scholingsinstituut van KLIQ (voorheen Trainings en Adviescentrum TAC)

I/D-banen                      Instroom en doorstroombanen (voorheen Melkertbanen genoemd)

IOAW                           Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

IOAZ                            Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

FWI                              Fonds Werk en Inkomen

JOS                             Jongeren op Straat

KLIQ                            Reïntegratiebedrijf van voorheen arbeidsvoorziening

KSB                             Kwalificatie Structuur Beroepsonderwijs

KSE                             Kwalificatie Structuur Educatie, Systematiek om de begin- en eindniveaus van educatieve trajecten te kunnen beschrijven en vaststellen.

LISV                             Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, coördineert de uitvoering van een aantal sociale verzekeringen: WAO, ZW en WW

LIWI                             Landelijk Instituut Werk en Inkomen

LWB                            Leerwerkbank Delft (nu Praktijkleercentrum)

MBO                            Middelbaar Beroepsonderwijs

Mondriaan Onderwijs

Groep                           Acht onderwijscolleges voor beroepsonderwijs, twee onderwijscolleges voor educatie en een voor Toeleiding en Training, vanuit de fusie tussen OGH en TRE.

NT1                              Nederlands als moedertaal

NT2                              Nederlands als tweede taal

OC&W                         Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OGH                            OnderwijsGroep Haaglanden

OTC                             Onderwijs Technocentrum

PLC                             Praktijkleercentrum (voorheen Leerwerkbank)

RAP                             Regionaal Arbeidsmarktplatform

REA                             Wet reïntegratie arbeidsgehandicapten

Regiocollege                 onderwijs college voor educatie o.a. in Delft


Reguliere

overheidsgelden        Alle overheidsgelden die door de overheid op basis van in wetten en regels vastgesteld beleid aan instellingen wordt uitgekeerd

RBA                             Regionaal Bestuur Arbeidsvoorziening

RMC                            Regionaal Meld en Coördinatiepunt voor jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie

ROB                             Regionale Onderneming voor Beroepskwalificatie

ROC                             Regionaal Opleidingen Centrum; er zijn er circa 45 in Nederland. De ROC’s zijn in 1996 ontstaan door fusie van de basiseducatie, de vavo, het mbo, de streekschool en het vormingswerk. Kerntaak van het ROC is het verzorgen van  onderwijs aan (jong) volwassenen.

RWI                             Raad voor Werk en Inkomen

SSPB                           Stichting Samenwerkingsverband Praktijkopleiding Bouw

Stadscollege                 onderwijscollege voor educatie waaronder Vavo in Den Haag

Startkwalificatie          kwalificatie  die noodzakelijk is om een vervolgopleiding te kunnen volgen en/of een baan te verwerven op de arbeidsmarkt.

SUWI                           Structuur Uitvoering Werk en Inkomen

SZW                            Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TAC                             Trainings- en adviescentrum (nu expertisecentrum onderdeel KLIQ)

TRE                             Regionaal Opleidingen Centrum Tinbergen Reynevelt Educatief Centrum. TaalPlus/Reynevelt Educatie maakt deel uit van de ROC TRE-groep.

UVI                              Uitvoeringsinstelling van sociale verzekeringen

UWV                            Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen

VAVO                          Voortgezet Algemeen Volwassenen Onderwijs

VE                               Volwasseneneducatie

VMBO                          Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs

VO                               Voortgezet Onderwijs

VUB                             Vrouwen uit de Bijstand

VWS                            Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WEB                            Wet Educatie en Beroepsonderwijs

WAO                            Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering

WIN                             Wet Inburgering Nieuwkomers

WIW                            Wet Inschakeling Werkzoekenden

WIZ                              Werk Inkomen en Zorg

WW                             Werkloosheidswet


Bijlage 2.      Schematisch overzicht Scholingsproductplan/Taakstelling 2001

 

Sector

Aantal cursisten

Doelgroep

fase2/3/4

Aanbesteding

werving en uitplaatsing

Coördinatie/

verantwoording

contact-

persoon

Financiering

Start

Opmerkingen

Activering & Inburgering[11]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[12]Activeringsinstrumenten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

·       Basismodulen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*      Kennismaken met de computer beginners/gevorderden

20

fase 4 en kandidaten project duurzaam computeren

Praktijkleer

Centrum

(PLC)

A & I

n.t.b.

n.t.b.

WIW 

1e helft 2001

Voor ouders met een bijstandsuitkering die via een cursus zich aan het oriënteren zijn op hun mogelijkheden op activering.

*      Creatief aan de slag

10

Fase 4

PLC

A & I

n.t.b.

n.t.b.

WIW

1e helft 2001

 

*      Bewegingsleer

 

 

 

A & I

 

 

WIW

 

Deze cursus moet nog ontwikkeld worden naar het voorbeeld in Den Haag.

·       Servicemodulen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*      Budgetteren

10

Fase 4

PLC

Duit

Budgetwinkel

 

 

WIW

 

Koppeling aan Duitproject en de budgetwinkel in relatie tot de oudkomers

·       Diagnose/oriëntatie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*      Algemeen assessment

 

 

Expertise

Centrum

 

 

 

 

 

 

*      Functiegericht assessment

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*      op weg naar betaald werk (VUB)

10

Fase 2/3

Expertise

Centrum

 

 

 

prestatie

budget

 

 

*      reservering maatwerk scholing fase 4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Schakelende Programma’s

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*      verzorging, waaronder het project maatzorg

10

fase 3

 

 

 

 

WIW/presta-

tiebudget

 

 

*      [13]Basiscursus techniek

10

 

fase 3

 

 

 

 

WIW/presta-tiebudget

 

Koppelen aan het arbeidsmarktproject Schie-oevers

*      horeca

*      catering

*      sociale hygiëne

10

 

fase 3

 

 

 

 

Inkoop/presta

Tiebudget

 

 


 


Sector

Aantal cursisten

Doelgroep

fase 2/3/4

Aanbesteding

werving en uitplaatsing

Coördinatie/

verantwoording

contact-persoon

Financiering

Start

Opmerkingen

·       Schakelende programma’s vervolg

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*      Verzorging

n.t.b

 

 

 

 

 

 

 

 

*      Techniek

n.t.b

 

 

 

 

 

 

 

 

1)    Bouw

2)    Metaal

3)    Electrotechniek

4)    Installatietechniek

5)    Witgoedmonteur

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*      Detailhandel

n.t.b

 

 

 

 

 

 

 

 

1)   klantbenadering

2)    Kassatrainingen

3)    Magazijnwerk

 

 

 

 

 

 

 

 

Bij punt 1 + 2 zijn klantcontacten belangrijk, bij punt 3 minder.

*      Sollicitatietrainingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

·       Nederlands (NT2)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*      Inburgeringsprogramma’s

170

fase 4

Regiocollege Mondriaan

Inburgering

Inburgering

M. Verkerk

Rijk OC&W

4 x p.j.

Deze programma’s zijn verweven in de KSE-structuur

*      Alfabetiseringscursussen (7,5 uur/10 uur)

100

Fase 4

Regiocollege

Mondriaan

 

 

 

Rijk OC&W

 

 

*      [14]KSE-trajecten 1 t/m 4

966

Fase 2/3/4

Regiocollege Mondriaan

 

 

 

Rijk OC&W/WIW/Inkoop/pres

tatiebudget

 

 


 

Sector

Aantal cursisten

Doelgroep

fase 2/3/4

Aanbesteding

werving en uitplaatsing

Coördinatie/

verantwoording

Contact-

persoon

Financiering

Start

Opmerkingen

·       Stageprogramma’s

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1)    werkstage met taalondersteuning (RBA)

2)    Nederlands op de werkvloer

3)    Taalstages

4)    Beroepsoriënterende stage

5)    Doorstroomstages

Op maat

 

 

25

25 á 30

10

2/3

 

2/3

3/4

3

¾

 

 

 

Mondriaan

Mondriaan

St. Werkplan

 

KLIQ

 

Inkoop/prestatiebudget

 

Regulier plus

Regulier plus

WIW

2001

 

 

Wordt evt. ontwikkeld i.o.v. oudkomersproject

·       kwalificerende opleidingen

1)    Centrum vakopleiding

2)    vrouwen vakscholing

3)    ROB

4)    leerling bouwplaatsen

5)    ROC

6)    VAVO

 

 

 

 

 

 

±115

 

 

 

 

 

 

fase 3

 

 

 

 

 

 

Mondriaan stad

 

 

 

 

 

 

RMC

 

 

 

 

 

 

RMC

 

 

 

 

 

 

 

reguliere

 

 

 

 

 

 

2000/2001

 

·       trainingen on the job

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*      EHBO

10

Fase 3

PLC

St. Werkplan

St. Werkplan

Martin Braam

Monique Martens

ID/WIW

N.T.B

 

*      handymanmodules

8

Fase 3

PLC

St. Werkplan

St. Werkplan

Martin Braam

Monique Martens

ID/WIW

indiv. instroom

Er zijn ook 3 plaatsen beschikbaar voor de DWW-medewerkers

*      Basiscursus administratie

10

Fase 3

PLC

St. Werkplan

St. Werkplan

Martin Braam

Monique Martens

ID/WIW

januari

 

*      communicatie op het werk

10

Fase 3

PLC

St. Werkplan

St. Werkplan

Martin Braam

Monique Martens

ID/WIW

maart

Eventueel in september nogmaals starten

*      Introductiecursus welkom WIW/ID

60

Fase 3

PLC

St. Werkplan

St. Werkplan

Martin Braam

Monique Martens

ID/WIW

6 x p.j

5 dagdelen, waarvan 1 dagdeel kennismaken computer.

*      Kleur in de zorg

 

Fase 3

 

 

 

 

 

 

in ontwikkeling

*      Gastouderschap

8

Fase 3

PLC

St. Werkplan

St. Werkplan

Martin Braam

Monique Martens

ID/WIW

maart/

april

 

*      Scholing voor Jossers attitudeverbetering

8

fase 3

PLC

Jos

St. werkplan

 

ID/WIW

 

Breed Welzijn i.o. heeft vanuit JOS ’98 in 2001 wellicht een scholingsvraag

*      loopbaantraining

2 x 8

Fase 3

PLC

St. Werkplan

St. Werkplan

Martin Braam

Monique Martens

ID/WIW

2 x p.j.

 

 


Bijlage 3.      Klantprofiel door Kansmeter, Kwalificerende Intake, Vervolgdiagnose

 

KANSMETER

De kansmeter is in 1999 landelijk ingevoerd en wordt in Delft door het Centrum voor Werk en inkomen (CWI) toegepast. Via de kansmeter wordt, op basis van werkervaring, opleiding, beroep en persoonlijke vaardigheden, een inschatting gemaakt van de mogelijkheden van de werkzoekende. Daarbij wordt uitgegaan van een indeling in vier fasen die de positie van de werkzoekende op de arbeidsmarkt weergeven.

 

Fase 1, betekent dat iemand direct bemiddelbaar is. De werkzoekende kan gebruik maken van bijvoorbeeld informatie, advies en verwijzing naar vacatures.

Fase 2, de cliënt is niet direct bemiddelbaaar. Via scholing of sollicitatietraining worde de werkzoekende geacht binnen maximaal 11 jaar bemiddelbaar te zijn naar werk.

Fase 3, vraagt om ruime verbetering. De werkzoekende zal na een jaar van intensieve training en begeleiding bemiddelbaar zijn.

Fase 4, is er (op dat moment) geen kans op werk, omdat betrokkene grote persoonlijke belemmeringen heeft die het verkrijgen van werk in de weg staan. Er kan gebruik gemaakt worden van sociale activering, hulp of zorg, zodat weer een reëel uitzicht op werk kan ontstaan.

 

KWALIFICERENDE INTAKE

De Kwalificerende intake (ook wel kwint genoemd), eveneens toegepast door het CWI is een analyse van de klant, die een beeld geeft over de situatie van de klant, de belemmeringen, maar ook de kansen van de klant op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd maakt de kwint een nadere fase-indeling. De eigen verantwoordelijkheid wordt benadrukt door de methode van gedragsgericht interviewen. De vragen richten zich op specifieke handelingen in het verleden. De intake heeft de vorm van een gestructureerd intervieuw, waarin de meetpunten en criteria van tevoren zijn vastgesteld. Het resultaat is een globaal reïntegratieadvies. Voor fase 2 en 3 zullen de instrumenten benoemd zijn. Voor fase 4 bestaat dit advies uit een indeling naar:

·         Traject ter voorbereiding naar werk (regulier dan wel gesubsidieerd) dat zich kenmerkt door activiteiten die een voorbereiding beogen naar een betaalde baan.

·         een zorg,- en/of participatieprogramma, ondersteund door inkomensverstrekking dat zich kenmerkt door activiteiten die zich richten op persoonlijk en maatschappelijk functioneren.

·         inkomensverstrekking (geen traject), de activiteiten beperken zich tot het verstrekken van een inkomen, eventueel in combinatie met externe ondersteuning (psychiatrie, verslavingszorg, schuldbemiddeling, algemeen maatschappelijk werk)

 

VERVOLGDIAGNOSE

Deze diagnose wordt uitgevoerd door een gemeentelijk consulent en resulteert via een 0-meting in een klantprofiel. De acht criteria die in deze diagnose worden vastgesteld zijn de volgende:

1.       Zelfbeeld; het gaat hier om het beeld dat de klant van zichzelf heeft en de positie die hij of zij zichzelf toedeelt in de maatschappij. Bij dat laatste moet ook het verwachtingspatroon van de klant meegewogen worden (overschatting of onderschatting). Probleemvelden, geen sterkte/zwakte kunnen aangeven, negatief beeld over positie in maatschappij, zeer negatief mensbeeld, sterke wij-zij gedachte, irreëel zelfbeeld.

2.       Sociale omstandigheden; hier wordt het leefmilieu me bedoeld waar de klant deel van uitmaakt. De sociale verbanden (familie, vrienden, kenissen, buren, lidmaatschappen) en de woonsituatie. Probleemvelden: moeilijke thuissituatie, zorgtaken, scheiding, - rouwverwerking, feitelijke woonsituatie.

3.       Beschikbaarheid; de feitelijke beschikbaarheid in uren, mede in relatie tot reizen met openbaar vervoer. Probleemvelden, beschikbaarheid beperk in verband met zorgtaak of gewenning.

4.       Maatschappelijke integratie; hier wordt gezocht naar de mate van deelname van de klant aan de samenleving. Het begrip ‘samenleving’ heeft hier betrekking op de contacten die men heeft. Bijvoorbeeld leefritme, beheersing Nederlandse taal, sterk afwijkende maatschappelijke opvattingen, presentatie, is iemand in staat voor zichzelf op tekomen of te zorgen, heeft iemand de moed om zelfstandig iets aan te pakken. Probleemvelden: geen leefritme, geen discipline, onvoldoende beheersing van het Nederlands, slechte presentatie, sterk afwijkende maatschappelijke opvattingen.

5.       Motivatie; hiermee wordt de bereidheid aangegeven om iets te veranderen in de huidige situatie. Probleemvelden: niet willen (of niet kunnen) investeren in de eigen toekomstmogelijkheden, geen enkele drijfveer kunnen noemen om toe te groeien naar een eventueel toekomstige situatie, niet luisteren naar adviezen, wel luisteren en vervolgens ‘ja maar……’ zeggen, wel luisteren maar de adviezen niet nakomen, niet flexibel met betrekking tot reistijden.

6.       Zoekgedrag; hier worden de activiteiten aangegeven die direct in verband staan met werk (ook vrijwilligerswerk). Denk ook aan het uitzoeken van scholingsmogelijkheden. Probleemvelden: niet weten hoe te solliciteren, geen sollicitatieactiviteiten kunnen aantonen, geen bereidheid sollicitatieadviezen te overwegen, geen gebruik willen maken van intermediairs.

7.       Welzijn; hier worden medische, psychische en materiële welzijnscomponenten benoemd. Deze componenten zijn de basis voor niet goed funcitioneren in de maatschappij, waaronder ook het functioneren in een dienstverband. Probleemvelden: medische problemen, psychische problemen, materiële problemen door schulden, geen woning, alcohol, drugs, gokverslving of afkickprogramma.

8.       Beroepshoudingsaspecten; hier gaat het om het benoemen van vaardigheden tijdens werkervaring. Bijvoorbeeld omgaan met collega’s, chefs, in staat zijn tot samenwerken, beeld hebben van organisaties. Maar ook verwachtingen: zoals wat verwacht iemand van de inhoud van het werk, werkomgeving en werkzaamheden. Wat zijn de drijfveren, waardering, beloning etc.

 

Bij ieder criterium wordt een sterk punt en een ontwikklingspunt geformuleerd. In het eindadvies worden alle ontwikkelpunten benoemd en prioriteiten gesteld.

 

Het klantprofiel bestaat uit de volgende punten:

A.      Objectieve antwoorden op bovenstaande criteria

B.      Logische niveaus, missie, identiteit, overtuigingen, capaciteiten, gedrag en omgeving van de klant kunnen beschrijven. Aan het eind van ieder niveau een sterk punt en een ontwikkelpunt formuleren.

C.      Hypothese, een op feiten gebaseerde veronderstelling. (uitspraken klant, gedrag klant, taaltoetsen, medische uitslagen) De hypothese geeft aan wat de consulent verwacht van de klant als deze in traject gaat. Tijdens een traject kan de hypothese worden bijgesteld.

D.      Advies voor te volgen traject. Trajectdenken is het denken in stappen. Welke deeltrajecten zijn nodig om de hypothese te toetsen. Een deeltraject bestaat uit leerdoelen die in een traject behaald moeten worden. Een leerdoel voldoet aan de volgende eisen: is concreet meetbaar, is te verbeteren is in tijd uitgezet, is beschreven in een actieve vorm en is door de klant geaccepteerd.



[1] In deze kolom staan de inkomsten genoemd die zeker gesteld zijn voor het educatie- en activeringsplan.

[2] Met Arbeidsvoorziening zijn gesprekken gaande over de inzet van de prestatiegelden in relatie tot de inkoop van educatie. Het uitgangspunt is een basisgarantstelling voor scholingsproducten NT-2 in combinatie met modules voor hoger opgeleiden en het Praktijkleercentrum..

[3] De ESF-kolom is als tekortfinanciering ingevuld met bedragen noodzakelijk voor de uitvoering van het totale educatie- en activeringsprogramma 2001. Daarnaast staan de bijdragen uit de onderwijskaarten in deze kolom genoemd waar de voormalige Schakel naar Werktrajecten tot nu toe mede uit gefinancierd werden. (ƒ 550.000,-)

[4] Dit bedrag is samengesteld uit 150.000 voormalig NT2-hoog en laag, 200.000 voormalig traject Schakel naar Werk, 75.000 Taalstages.

[5] Dit bedrag is bestemd voor cursisten die vanuit het KSE 2 en KSE 3 traject deelnemen aan de praktijktraining bij het Praktijkleercentrum.

[6] Dit bedrag is gereserveerd vanuit de integratienota voor stageactiviteiten voor oudkomers.

[7] Dit bedrag is bestemd voor alle op onderwijs in het kader van inburgering gerichte activiteiten, incl. het budget voor Nootdorp en Pijnacker.

[8] Deze kinderopvang is speciaal gereserveerd voor deelnemers aan educatie vanuit een traject en bestaat uit flexibele opvang en ingekochte opvang voor de vervanging van de kinderopvangmogelijkheid bij ‘SpeelPlus’. Dekking: werkfonds activering en integratiefonds.

[9] Deze cursisten vallen niet onder het budget van VE, voor deze groep is extra geld nodig. Uitgezocht wordt of deze gelden op korte termijn beschikbaar komen vanuit het VSO-onderwijs zelf. I

[10] Vanuit de integratienota is 30.000 beschikbaar gesteld voor de praktijkscholing van AMA-jongeren naast het NT-2 onderwijs. Totaal gaat het om 130.000 voor drie groepen AMA’s (45 leerlingen), deze 100.000 gulden zal waarschijnlijk beschikbaar komen.

[11] Voor Activering en inburgering is dit een indicatie voor de eerste helft van 2001. N.a.v. de bestandsanalyse fase 4 zullen er nog andere instrumenten ingekocht worden medio 2001.

[12] De activeringsinstrumenten moeten aan een aantal voorwaarden voldoen. De belangrijkste zijn: wijkgericht, laagdrempelig, stimulerend/motiverend/informatief. Binnen de zich daartoe lenende modules een relatie leggen naar o.a. arbeidsactivering. B.v. door je eigen stoel te bekleden binnen creatief a/d slag, geïnteresseerd raken in je technische mogelijkheden.

[13] Deze cursus is gekoppeld aan het arbeidsmarktproject Schie-oevers uit Samen aan de Slag. Voordat de kandidaten starten is het, afhankelijk van het bedrijf waar zij geplaatst worden, het werk dat zij moeten gaan doen en hun achtergrond m.b.t. werk en opleiding, noodzakelijk dat zij de cursus weer aan het werk volgen in combinatie met een op maatwerk gebaseerd scholingsprogramma.

[14] Binnen de KSE-trajecten vinden er taalstages, praktijkoriëntaties op het PraktijkLeercentrum, Assessment, budgetteringscursussen en werkstages plaats, gefinancierd vanuit de diverse geldstromen.