Bijlage 3: werkgroep onderwijs

 

Werkhypothese

Op basis van de resultaten van de workshop op 21 april is een aantal stellingen geformuleerd. Deze leiden naar de volgende werkhypothese:

 

Onderwijs speelt, reeds in de voorschoolse periode, een zeer belangrijke rol bij het bevorderen van de integratie van allochtonen en het voorkomen van achterstand. Een integrale, langetermijn aanpak, een intensieve samenwerking tussen school en andere organisaties, een gericht doelgroepenbeleid en onderwijsaanbod (maatwerk) en beheersing van de Nederlandse taal zijn daarbij bepalend voor het succes. Belangrijke randvoorwaarden zijn: individuele begeleiding, informatie over het onderwijsaanbod, flexibele kinderopvang en de afstemming met zelforganisaties en arbeidsmarktorganisaties.

 

Algemeen werd in de workshop meegegeven dat het onderwijsveld moet kunnen aangeven op welke manier een doorlopende onderwijskans geboden kan worden, inclusief het prijskaartje dat daaraan hangt. De regisseur/gemeente gaat over het invullen van geld. Onderwijs moet integraal vanuit een visie worden aangeboden; geldstromen moeten door de regisseur gebundeld worden.

 

Communicatie met en door ouders wordt als nog lang niet voldoende ontwikkelde mogelijkheid gezien, die nadrukkelijk niet meer geld hoeft te kosten.

 

Wat gebeurt er nu?

Op onderwijsgebied richt de gemeente Delft zich op centrale opvang, OALT beleid, samenwerking tussen volwasseneneducatie en bureau Nieuwkomers, (algemener: ontwikkeling vensterschool, ontwikkeling voorschoolse opvang, multiculturele kinderopvang, ontwikkeling speciale bedrijfsplaatsen voor opvang kinderen van mensen in trajecten)

 

Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid (GOA)

Op 1 augustus 1998 is de Wet Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid in werking getreden. In de nota “Nieuwe kansen in het Delftse gemeentelijk onderwijs” is het Delftse onderwijs achterstandenplan van 1998 tot 2002 beschreven. Het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid richt zich op leerlingen uit risicogroepen. De schoolbegeleidingsdienst (Onderwijs Advies) voert het achterstandenbeleid uit. De aandachtsvelden zijn verspreid over de voorschoolse periode, primair onderwijs en voortgezet onderwijs. De volgende speerpunten zijn in het plan geformuleerd:

·       het verbeteren van lees-, taal- en rekenprestaties van leerlingen op deelnemende scholen voor primair onderwijs;

·       het verminderen van het percentage leerlingen dat bij het verwerven van de basisvaardigheden achterstanden oploopt;

·       adequate opvang van anderstalige leerlingen in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs; eerste opvang centrale opvang;

·       het ondersteunen van ouders van kinderen in de peuter- en basisschoolleeftijd met oudercursussen;

·       het in samenwerking met anderen uitvoeren van activiteiten die gericht zijn op sociale, emotionele en creatieve ontwikkeling;

·       voorkomen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten;

·       afstemming tussen onderwijs, jeugdhulpverlening, welzijnsinstellingen en schoolmaatschappelijk werk (zorgteams).

 

De opvang van leerlingen, die korter dan een jaar in Nederland zijn, is in het primair en voortgezet onderwijs gerealiseerd. De gegevens over de uitstroom-resultaten worden in september 2000 uitgebracht.

De oudercursussen met het doel de ouderbetrokkenheid bij de ontwikkeling van het kind te vergroten, worden voor de ouders in de groepen 3 tot en met 8 georganiseerd. Ruim 50% van de ouders neemt deel, de cursus wordt door de ouders met “goed” gewaardeerd.

De verlengde schooldag, gericht op sociale, emotionele en creatieve vorming van de leerling, is niet meer weg te denken uit het GOA-beleid. Afgelopen schooljaar zijn 28 cursussen op zeven locaties verzorgd. Ook hier levert de evaluatie een positief beeld op.

Het schoolmaatschappelijk werk is in het voorjaar van 1999 op vier scholen gestart. Het schoolmaatschappelijk werk maakt onderdeel uit van de zorgteams op de basisscholen. Vanaf september 200 wordt het schoolmaatschappelijk werk op de GOA-scholen uitgebreid.

In het voorgezet onderwijs participeert (financieel en bestuurlijk) het GOA in spijbelopvang de Wissel. GOA coördineert de huiswerkbegeleiding aan leerlingen in het voortgezet onderwijs.

Er worden door vrijwilligers jaarlijks 160 leerlingen begeleidt. Ook hier serieuze plannen om de huiswerkbegeleiding op alle scholen van voortgezet onderwijs in het komend schooljaar te organiseren.

 

De resultaten van de leerlingen op de GOA-scholen worden al vanaf 1993 vastgelegd. Deze resultaten geven veel informatie, voor de scholen, ouders, leerkrachten en voor de evaluatie van het gevoerde beleid. Ook wordt er veel aandacht gegeven aan de evaluatie van de GOA-activiteiten, zoals oudercursus, huiswerkbegeleiding.

 

Bijstelling huidig Onderwijs Achterstandenplan op hoofdlijnen.

·         Versterking taalbeleid primair onderwijs

·         Versterking taalbeleid voortgezet onderwijs en participeren in samenwerkingsverband VO-SVO.

·         Aansluiten programma “Brede school” voor de GOA-scholen.

 

Het Oalt-beleid is gericht op het bevorderen van de kennis van de eigen taal en cultuur bij allochtone leerlingen.

Er zijn duidelijke verschillen met het OETC zoals dat voor 1998 bestond.

·         Er is een verbreding van de taalgroepen die voor het onderwijs in aanmerking komen.

·         Het onderwijs mag uitsluitend buiten het reguliere lesprogramma worden gegevenen kan onder bepaalde voorwaarden (achterstandsbeleid) nog onder lestijd plaatsvinden.

·         Het onderwijs kan worden georganiseerd door rechtspersonen die niet een school in stand houden.

 

Verbreding van de taalgroepen betekent dat er meer taalgroepen in aanmerking kunnen komen dan voorheen. Door middel van een behoeftepeiling onder allochtone ouders wordt gekeken welke groepen in aanmerking willen komen.

Voor leerlingen die aan het begin van hun schoolloopbaan staan en het Nederlands niet of onvoldoende beheersen kan het Oalt een brug slaan tussen de “thuistaal” en het Nederlands als tweede taal. Deze leerlingen, in de groepen 1 tot en met 4,  werken met specifieke programma’s in de eigen taal die parallel lopen met de Nederlandse leesmethoden. Oalt wordt dan een onderdeel van het gemeentelijk onderwijs achterstandenbeleid (GOA). Wanneer de allochtone taal als ondersteuning van het onderwijs wordt beschouwd, zijn de lessen geïntegreerd in het reguliere onderwijsprogramma. De lessen vallen dan onder schooltijd. Duidelijk is dat de Oalt-leerkrachten, die deze lessen verzorgen het Nederlands goed moeten beheersen. Oalt kan op deze wijze een goed instrument zijn bij het bereiken van de doelstelling “Het verwerven van voldoende kennis van de Nederlandse taal door allochtone leerlingen”. Per taalgroep moet worden bekeken of deze vorm wenselijk is. Bij het Iraans, Vietnamees en Spaans is het bijvoorbeeld zeker niet noodzakelijk de lessen in het kader van achterstandenbeleid op te nemen.

 

Scholen kregen de afgelopen jaren te maken met groeiende aantallen allochtone leerlingen. Het percentage kinderen van allochtone herkomst nam vooral in de grote steden sterk toe. In de vier grote steden varieert het aandeel allochtone leerlingen van 40% tot meer dan 50%. Delft wordt daar ook mee geconfronteerd, zij het niet in de mate als de vier grote steden. Maar Delft benadert de instroom wel: 30% van de 0-14 jarigen kinderen is van allochtone herkomst.

 

De veranderende leerlingenpopulatie gaat gepaard met een toenemende heterogeniteit in ontwikkelings- en opvoedingsachtergronden van leerlingen.

Veel allochtone leerlingen komen met een aanzienlijke taal- en ontwikkelingsachterstand de school binnen. Allochtone ouders zijn heel vaak laag opgeleid en kunnen hun kinderen nauwelijks begeleiden of ondersteunen bij het schoolwerk. Zij hebben vaak ook andere verwachtingen van de school dan autochtone ouders.

Van scholen wordt verwacht, dat zij deze achterstanden zoveel mogelijk wegwerken en een bijdrage leveren aan de integratie van deze kinderen in de Nederlandse samenleving.

 

De doelstellingen van het GOA-beleid vragen om nog meer maatwerk. Daarbinnen dient op alle en niet op enkele doelstellingen van het LBK ingezet te worden. In de gemeente Delft zal extra gelet worden op:

·       De Voor- en Vroegschoolse Educatie:

·       tot stand brengen van samenwerkingsrelaties tussen scholen voor basisonderwijs, peuterspeelzalen en kinderopvangvoorzieningen in aansluiting op activiteiten van consultatiebureaus;

·       deskundigheidsbevordering van medewerkers van kinderopvang, peuterspeelzalen en onderbouw basisonderwijs, gericht op adequate aanpak onderwijs achterstanden.

·       Beheersing van de Nederlandse Taal:

·       ontwikkeling van longitudinaal NT2-plan, van kinderopvang tot en met basiseducatie;

·       NT2-stimulering oudkomers (moeders);

·       deskundigheidsbevordering.

·       Evenredige deelname aan het onderwijs

Deze doelstelling wordt landelijk als een zwak punt in het beleid onderkend. Lokale initiatieven zullen ontwikkeld moeten worden om de deelname van doelgroepen-leerlingen aan vormen van voortgezet, secundair beroepsonderwijs en hoger onderwijs meer overeen te laten stemmen met die van niet-doelgroepleerlingen met overeenkomstige capaciteiten.

 

Onderwijs in eigen taal en cultuur

Het huidige onderwijs in de eigen taal en cultuur wordt zowel onder schooltijd als buiten schooltijd gegeven. Het overzicht geeft aan dat bij veel taalgroepen de lessen buiten schooltijd worden gegeven. De uren geven de aanstellingsomvang van de leerkrachten aan.

 

a. onder schooltijd:

Turks                83 uur               6 basisscholen              aantal leerlingen: 98

Marokkaans        8 uur              2 basisscholen              aantal leerlingen: 13

Aantal leerkrachten: 4

 

Onder schooltijd in het kader van Nederlands als tweede taal.

Turks                20 uur               1 basisschool               aantal leerlingen: 33

Marokkaans      13 uur               2 basisscholen              aantal leerlingen: 23

Aantal leerkrachten: 2

 

b. buiten schooltijd:

Spaans             8 uur                diverse scholen             aantal leerlingen:  9

Turks                5 uur                2 basisscholen              aantal leerlingen: 14

Iraans               16 uur               diverse scholen             aantal leerlingen: 28

Marokkaans      15 uur               diverse scholen             aantal leerlingen: 43

Vietnamees      12 uur               diverse scholen             aantal leerlingen  24

 

Het Italiaans Oetc is per 1-10-97 gestopt door terugloop van het aantal leerlingen.

Aantal leerkrachten: 5

De meeste lessen buiten schooltijd worden op woensdagmiddag en zaterdag gehouden.

 

Participatie van ouders (ouderverenigingen) bij de lessen buiten schooltijd is van groot belang. Onze ervaring heeft geleerd dat zij een belangrijke, bindende rol vervullen. Deze ouders kiezen bewust voor de lessen buiten schooltijd. De belangrijkste reden is dat de kinderen het programma op de basisschool volledig kunnen volgen.

 

Beschikbare middelen

De middelen die beschikbaar komen voor Oalt omvatten de huidige OETC-middelen plus een extra bedrag van 10 miljoen gulden voor de nieuwe taalgroepen. Op dit moment is het niet duidelijk hoe dit extra budget wordt verdeeld. Per volledige formatieplaats wordt een bedrag van ƒ 80.000,- beschikbaar gesteld, inclusief personele bekostigingselementen (bijvoorbeeld ADV). Vanaf augustus 1998 hevelt het ministerie van O, C en W ƒ 428.000,- naar de gemeente Delft over. Dit zijn de huidige kosten voor het OETC.

ƒ 80.000,- wordt ingezet voor het leren als Nederlandse taal en wordt in het Gemeentelijk onderwijsachterstandenplan opgenomen. Totaal is er dus

ƒ 348.000,- beschikbaar voor het Oalt (personele kosten).

·         De behoefte peiling voor het Oalt is in juni 2000 afgerond en werd gehouden onder de ouders van de leerlingen die nu Oetc ontvangen.

·         De lessen voor de Turkse en Marokkaanse leerlingen onder schooltijd wordt op het huidig niveau gecontinueerd. Komend schooljaar kan dit nog, omdat dit onder de overgangsregeling valt (50 uur mag nog onder schooltijd gegeven worden).

·         De lessen eigen taal voor de Turkse, Spaanse en Marokkaanse leerlingen buiten schooltijd op het huidig niveau minimaal te handhaven.

·         De lessen voor Iranese, Vietnamese leerlingen buiten schooltijd te continueren.

·         De huidige lessen voor Turkse en Marokkaanse leerlingen (voor de groepen 1 t/m 4) in te zetten voor het leren van de Nederlandse taal. Dit onderdeel wordt opgenomen in het gemeentelijk onderwijsachterstandsplan.

 

Ter verbetering van de huidige situatie is in samenspraak met de schoolbesturen gestreefd naar een realisering van een centrale opvang waar leerlingen in de leeftijdscategorie 6-12 en 12-18 gedurende de hele schoolweek opgevangen en begeleid worden. Onder begeleiding van professionele leerkrachten worden de leerlingen intensief geholpen met een programma dat zich richt op verwerving van de Nederlandse taal, oriëntering op de Nederlandse samenleving, het Nederlands onderwijssysteem en oriëntering op de arbeidsmarkt (16-17 jarigen).

 

In de begroting van de Centrale opvang wordt een behoorlijke investering vanuit het Fonds integratiebeleid gedaan.De kosten van de opvang van het voortgezet onderwijs springen in het oog. Dit komt omdat in het voortgezet onderwijs nieuwe leerlingen pas na een jaar formatie opleveren. In het schooljaar 1998-1999 zijn er ruim 40 nieuwe allochtone leerlingen ingestroomd. Dit betekent dat het Grotius College voor deze groepen bij de aanvang van het schooljaar 1999-2000 geen rijksformatie heeft om deze doelgroep op te vangen. De verwachting is dat in het schooljaar 2000-2001 er voldoende formatie is om nieuwe allochtone leerlingen op te vangen. Immers op de teldatum 1-10-1999 tellen deze leerlingen mee voor de formatie schooljaar 2000-2001. De 16-17 jarige leerlingen werden door het Bureau BIND apart opgevangen. Deze leerlingen worden nu op het Grotius College ingeschreven.

 

De regelgeving voor het basisonderwijs kent in tegenstelling tot het voortgezet onderwijs wel de mogelijkheid om tussentijds extra formatie vanuit het rijk vergoedt te krijgen. De verwachting is dan ook dat bij de start van de Centrale opvang er een volledige formatieplaats  vanuit het rijk wordt vergoedt. Dit komt omdat per 1 augustus 1999 alle leerlingen op één school worden ingeschreven. De instroom van 16-17 jarige leerlingen die de Nederlandse taal niet beheersen blijft hoog. Voor het schooljaar 2000-2001 betekent dit dat twee klassen door de gemeente moeten worden gefinancierd.

 

Het plan van Aanpak Onderwijs Allochtone Levende Talen wordt in het najaar van 2000 door de gemeenteraad vastgesteld.

 

Knelpunten, aanbevelingen en actiepunten

·         Voor alle kinderen moet de mogelijkheid naar school te gaan binnen Delft net zo gemakkelijk zijn als voor Nederlandse kinderen.

·         Taalbeheersing gaat niet altijd voor: er zijn omstandigheden waarin andere vaardigheden belangrijker kunnen zijn.De vorm van taalles moet worden aangepast aan leeftijd en mogelijkheden, ook voor volwassenen. Zonder taalbeheersing geen werk.

·         In samenwerking met zelforganisatie trajecten plannen: binnen de zelforganisaties bestaat ervaring op dat terrein. Het is belangrijk dat er ook Nederlanders in een Iraanse taalschool meedoen.

·         Intercultureel onderwijs: Het is van groot belang de koudwatervrees voor een gekleurde school positief om te buigen naar het inzien van een grote waarde van intercultureel onderwijs. Breng die deskundigheid dan maar op een plaats samen. Wat overigens betekent dat daar het complete aanbod aanwezig moet zijn.

·         De opvang van 16-17 jarigen is vooral ten aanzien van taal onvoldoende, behalve NT2. Meedoen aan activiteiten die minder taal nodig hebben?

·         Veel allochtonen vinden hun weg niet in de Nederlandse ‘bureaucratie’. Zij kunnen onder andere geholpen worden door veel voorlichting.

·         Het is van belang per leeftijdscategorie plannen te maken en doelen te stellen. Onder andere specifieke begeleidingstrajecten voor jongeren van 6 tot 18 jaar.

·         De school kan heel goed werken als bindende factor in een wijk of binnen bevolkingsgroep. Denk ook aan de vensterschool

·         De thuissituatie of huisvesting kan zeer belemmerend zijn voor studieresultaten.

 

Voor- en vroegschools

Kinderen uit etnische minderheidsgroepen beginnen ten opzichte van autochtone kinderen al met een achterstand aan het onderwijs. Die achterstand wordt in de basisschool en in het voortgezet onderwijs niet of nauwelijks weggewerkt. Het bestrijden van eenmaal ontstane achterstanden is ingewikkeld, en daarom is het niet meer dan logisch dat de aandacht steeds meer verschuift naar preventie oftewel naar de voor-en vroegschoolse periode.

 

Oorzaken

Allochtone leerlingen, met name de Turkse en Marokkaanse, hebben meestal ouders met een laag opleidingsniveau. De manier waarop ouders in de voorschoolse periode omgaan met hun kinderen heeft veel effect op de ontwikkeling van kinderen. Hoog opgeleide ouders bijvoorbeeld zijn meer met taal bezig, dragen meer kennis over en zijn er meer op gericht om kinderen zelf oplossingen te laten vinden. Wanneer dit achterwege blijft, heeft dat consequenties voor de cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en kennis van de wereld. Verder maakt slechts een minderheid van de allochtone gezinnen gebruik van voorschoolse voorzieningen en wordt in veel gezinnen niet of nauwelijks Nederlands gesproken.

 

Ook het ontbreken van een inhoudelijke en organisatorische afstemming tussen voorschoolse voorzieningen en basisscholen draagt niet in gunstige zin bij aan de onderwijsresultaten van deze kinderen.

 

De kansen van kinderen zijn in belangrijke mate afhankelijk van de betrokkenheid van ouders bij de school. Uit onderzoek blijkt dat ouders school belangrijk vinden, maar wederzijdse onbekendheid, onbegrip en gevoelens van onmacht – veelal gevoed door het ontbreken van een gemeenschappelijke taal en voldoende kennis van de materie – kunnen de relatie tussen ouders en school zodanig beïnvloeden dat het leerproces bij de kinderen stagneert.

 

Aangrijpingspunten

De ontwikkeling van kinderen kan niet los gezien worden van wederzijdse beïnvloeding tussen kind en omgeving. Aangrijpingspunten zijn:

·         ondersteuning van ouders/opvoeders bij de opvoeding;

·         ondersteuning van de ontwikkeling van kinderen en het voorkomen of verminderen van achterstanden;

·         bevorderen van een stimulerend en kindvriendelijk leefklimaat;

·         ondersteuning van het gezin bij het oplossen van opgaven waar ouders en kinderen zich voor gesteld zien. ( NIZW 1998)

 

Gevolgen voor GOA Delft

 

Opvoedingsondersteuning

Ouderprogramma's moeten maatwerk zijn; informatiebehoefte van ouders vormt het belangrijkste startpunt. Taalprogramma's voor ouders dienen gebaseerd te zijn op inhoudelijke informatie en op de communicatie rond opvoeden en school. Het gaat dus om een integratie van ondersteuning en taalverwerving.

 

Realisering door:

GOA coördineert in samenwerking met voor- en vroegschoolse voorzieningen, basisonderwijs, St. Maatzorg, Opvoedbureau, schoolmediatheek, zelforganisaties, en volwasseneneducatie, de ouderprogramma's. Gebruik kan gemaakt worden van ervaringen elders in het land.

 

Ontwikkelingsstimulering

Voor het succesvol verlopen van ontwikkelingsstimulering van risicokinderen zijn de volgende aandachtspunten van belang:

·         Gestreefd zal moeten worden naar een toename van het aantal allochtone peuters dat een voorschoolse voorziening bezoekt (per ƒ 30.000,- moeten 15 peuters deelnemen aan een programma). Het aantal dagdelen dat allochtone peuters een voorschoolse voorziening bezoeken is minimaal vier.

·         Het aanbod van voorschoolse voorzieningen die veel allochtone peuters opvangen zal zich specifiek richten op het aanleren van Nederlands als tweede taal en cognitieve vaardigheden door middel van een gestructureerde pedagogisch-didactische aanpak. Medewerkers zullen hiervoor in de gelegenheid gesteld moeten worden om cursussen te volgen. Daarnaast zal de mogelijkheid geboden moeten worden om ondersteuning in het dagelijks werk te bieden.

·         De voorschoolse voorzieningen moeten een samenwerkingsrelatie aangaan met een basisschool in de buurt. Gestreefd moet worden naar een gestructureerd doorlopend aanbod van voorschools tot en met groep 2 van de basisschool; immers hoe intensiever het programma, hoe groter het lange termijneffect.

·         Er dienen concrete, meetbare doelen te worden geformuleerd in termen van gedragingen of prestaties van de kinderen om wie het gaat. Niet alleen concrete doelen zijn belangrijk, maar ook een omgrenzing van de tijd waarin ze bereikt moeten worden. Zoveel mogelijk moet gebruik gemaakt worden van reeds ontwikkelde materialen en elders opgedane ervaringen.

 

Realisering door:

·         GOA creëert een platform, van waaruit de volgende samenwerkingsrelaties actief zullen zijn:

·         Samenwerking tussen consultatiebureaus en voorschoolse voorzieningen in het kader van de werving van allochtone peuters.

·         Samenwerking tussen basisscholen en voorschoolse voorzieningen, in het kader van de doorgaande lijn in pedagogisch-didactische werkwijze.

·         Samenwerking tussen GOA en voorschoolse voorzieningen over de inhoud van het specifieke aanbod.

 

Omgevingsfactoren

Activiteiten die hieronder vallen, hebben te maken met activiteiten die vanuit buurthuizen ondernomen worden. GOA heeft hier geen zicht op.

 

Gezinsondersteuning

GOA coördineert in het kader van gezinsondersteuning het schoolmaatschappelijk werk. Met ingang van het schooljaar 2000-2001 hebben de negen GOA-scholen vier uur per week beschikking over een schoolmaatschappelijk werkende. Het schoolmaatschappelijk werk is ingebed in de zogenaamde zorgteams op de school. Hieraan doen ook de GGD, orthopedagoog, leerplichtambtenaar, de directeur en intern begeleider van de school mee. Instellingen die zich bezighouden met gezinsondersteuning zijn wellicht het Opvoedbureau, Jeugdhulpverlening, Maatzorg, waaronder het schoolmaatschappelijk werk, en de GGD.

 

Samenvatting

Het recht op onderwijs (de plicht) dient zonder wachttijden en op maat (aangepast aan de mogelijkheden van de kinderen) gerealiseerd te worden.

Voorbereidend is het goed peuteropvang en ouderbegeleiding en voorlichting over het onderwijssysteem te realiseren. Achterstand voorkomen is effectiever dan bijspijkeren tijdens de schoolperiode.

Om het gehele aanbod aan 6- tot 18-jarigen evenwichtig aan te bieden is samenwerking en medewerking van het gehele onderwijsveld nodig. (en waar nodig aanvullende financiering).Deskundigheid bundelen kan een goede zaak zijn, maar de scholen moeten een evenwichtige samenstelling van leerlingen kunnen behouden. (behalve de centrale opvang uiteraard).

De school kan in de wijk een duidelijke bindende factor zijn. Het is een plaats waar en waaromheen niet alleen kinderen, maar ook ouders elkaar ontmoeten.Het ontwikkelen van vensterschool op Delftse schaal is daarbij een uitgebreidere optie.

In andere gemeenten in de buurt (Rotterdam en Den Haag) zijn ervaringen opgedaan en deskundigheid gebundeld waar we hier in Delft gebruik van kunnen maken.

De taalbeheersing is een dergelijke duidelijke participatievoorwaarde (ook voor het vinden van werk) dat dit altijd voorop moet staan.