Nota - millenniumuitkering, tweede tranche | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geacht
college,
December 1999 is de raadscommissie voor Werk, Zorg en Onderwijs akkoord gegaan met een voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders om alle belanghebbenden die op 1 december een uitkering ontvingen van de DMZ een millenniumuitkering toe te kennen. De uitkering werd verstrekt op basis van de aanname dat belanghebbenden, gelet op de viering van de millenniumwisseling, extra kosten hebben gemaakt. De hoogte van de uitkering werd, in afwijking van het voorstel aan het college vastgesteld op:
Tevens werd besloten om in de maand januari 2000 voorstellen te doen inzake een millenniumuitkering te verstrekken aan de overige minima. Ook voor deze groep minima wordt aangenomen dat zij in het kader van de millenniumwisseling extra kosten gemaakt hebben om dit te vieren. Een voorstel om ook hen een millenniumuitkering toe te kennen wordt u hierbij aangeboden. Financiering moet plaatsvinden uit het naar 2000 overgehevelde overschot bijzondere bijstand 1999. Op dit moment wordt dit geraamd op een bedrag van ten minste ¦ 400.000,- Hierbij moet nog wel rekening gehouden worden met een mogelijk nadeel op de algemene bijstand. Wel is al rekening gehouden met de inmiddels verstrekte millenniumuitkering aan de cliënten van de DMZ. Het begrip minima; aard en omvang van doelgroep a. overige minima In het Delftse minimabeleid wordt voor het vaststellen van huishoudens met een minimumuitkering steeds de volgende inkomensgrens gehanteerd:
Over de totale omvang van de groep minima bestaan geen precieze cijfers. Aangenomen wordt dat de omvang (bron armoedenota) van de groep minima 8000 huishoudens omvat (exclusief studenten). Van deze 8000 huishoudens ontvangen ongeveer 3000 huishoudens een uitkering van de DMZ en hebben de millenniumuitkering inmiddels ontvangen. De groep overige minima omvat derhalve ca. 5000 huishoudens. Verder wordt aangenomen dat de verdeling over de verschillende huishoudtypen (alleenstaand, alleenstaand ouder, en echtparen / samenwonenden) niet wezenlijk zal afwijken van de gehele Delftse bevolking (bron handboek bestuursinfo, blz. 24). Dit levert dat het volgende beeld:
b. studerenden In het huidige Delftse minimabeleid worden studenten op basis van verschillende argumenten niet tot de minima gerekend. Toch geldt voor deze groep dat deze groep over het algemeen de beschikking heeft over een inkomen dat lager is dan het inkomen dat in het kader van het minimabeleid wordt gehanteerd. In principe ontvangen studenten een inkomen op basis van de WSF. Deze uitkering is in het algemeen lager dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Veel studenten vullen dit inkomen aan met andere inkomsten. Op dit moment zijn hierover geen gegevens beschikbaar. Aangenomen wordt dat dit gezamenlijke inkomen over het algemeen niet hoger zal zijn dan het inkomen zoals bedoeld in het minimabeleid (bijstandsnorm plus 10%). Het aantal in Delft woonachtige studenten, studerend aan de TU bedraagt ca. 7150 (bron handboek bestuursinfo, blz.153). Daarnaast zijn binnen Delft nog studerenden woonachtig die aan een andere onderwijsinstelling studeren. Hiermee rekening houdend wordt het aantal studerenden binnen Delft geschat op 8.000. Geschat wordt dat ca. 7.000 van hen een inkomen heeft dat lager is dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Er zijn op dit moment geen cijfers aanwezig over de verdeling van deze studenten naar huishoudtype, maar aangenomen kan worden dat dit grotendeels bestaat uit alleenstaanden. Het college is bereid om ook voor in Delft woonachtige studerenden van 18 jaar en ouder, met een totaal inkomen lager is dan de bijstandsnorm plus 10%, een millenniumuitkering beschikbaar te stellen. Wel zal de hoogte van de uitkering anders zijn dan die van de overige minima. Dit impliceert niet dat studerenden met een laag inkomen in het vervolg deel zullen uitmaken van de doelgroep zoals bedoeld in het minimabeleid. Kosten aanvraag overige minima Omdat de bedoelde doelgroep nominatief niet bekend is bij de gemeente kan een millenniumuitkering niet automatisch worden verstrekt. Dit betekent dat elke Delftse burger die meent tot de doelgroep te behoren een millenniumuitkering moet aanvragen. Niet iedereen die tot de doelgroep behoort zal daadwerkelijk een aanvraag indienen. Omdat gestreefd wordt naar en eenvoudige aanvraagprocedure, en gelet op het karakter van de regeling wordt er van uitgegaan dat ten minste 25% en maximaal 50% van de doelgroep daadwerkelijk een aanvraag zal indienen. Het aantal aanvragen bedraagt dan minimaal 1250 en maximaal 2500. Dit is meer dan de veronderstelde 15% deelname bij de collectieve ziektekostenverzekering. De kosten van de uitkering worden hiermee geraamd op minimaal:
Zoals eerder werd aangenomen bedraagt het aantal in Delft woonachtige studenten van 18 jaar dat voldoet aan de inkomenseis ca 7.000. Uit eerdere ervaringen met de Zalmsnip is gebleken ca. 30% van de studenten een aanvraag heeft ingediend. Voor de berekening van de kosten van de millenniumuitkering wordt hiervan uit gegaan. Over het algemeen kan gesteld worden dat de kosten voor studenten lager zijn dan voor de overige Delftse burgers. Daarom stelt het college voor om in afwijking van het bedrag dat aan de overige minima wordt verstrekt om per studerende die voldoet aan de criteria (onafhankelijk van het type huishouden) een bedrag van ¦ 50,- toe te kennen. Uitgaand van het feit dat 30% van de betreffende studenten een aanvraag zal indienen bedragen de kosten: 7.0000 x 30% x 50,- = 2100 x 50,-= 105.000,- Communicatie a. overige minima De tweede tranche van de millenniumuitkering is bedoeld voor belanghebbenden met een minimuminkomen, die geen uitkering ontvangen van de DMZ. Deze zijn niet bekend. Belanghebbenden kunnen dus niet via een direct-mail benaderd worden. Om die reden zullen belanghebbenden via andere media benaderd moeten worden. De nadruk zal hierbij liggen op een advertentie met aanvraagformulier in de stadskrant, eventueel aangevuld met andere huis-aan huisbladen. Daarnaast zal ook via intermediairen de mogelijkheid van deze uitkering onder de aandacht worden gebracht. Met name voor allochtonen is dit een manier om dit onder de aandacht te brengen. Een schrijven aan intermediairen zal gepaard gaan met een flyer waarmee een aanvraag kan worden ingediend. Indien mogelijk zal ook een poster worden meegezonden om aandacht te vragen voor de regeling. Om te voorkomen dat op de lange termijn nog aanvragen worden ontvangen wordt voorgesteld om binnen de gehele procedure voor aanvragen zal een uiterste inleverdatum te hanteren, welke duidelijk moet worden vermeld in de verschillende publicaties. Voorgesteld wordt deze te hanteren op maximaal 1 maand, nadat de eerste publicatie heeft plaatsgevonden. De kosten hiervan worden geraamd op een bedrag van 25.000,-. studerenden Om studenten te bereiken zijn de huis-aan-huisbladen niet voldoende. Aanvullend zal via specifieke studentenbladen de millenniumuitkering onder de aandacht gebracht moeten worden. Verder zal ook een schrijven gericht moeten worden aan specifiek op studenten gerichte intermediaire kanalen, zoals de studentendecanen en de studentenverenigingen. Dit zal extra kosten met zich mee brengen die geraamd worden op een bedrag van 10.000,-. Verwerking aanvragen Binnengekomen aanvragen zullen moeten worden verwerkt door de sector uitkeringen. De aanvragen worden niet behandeld als een normale aanvraag bijzondere bijstand. Enerzijds in verband met de grote hoeveelheid gegevens die belanghebbenden in dat geval moeten overleggen, anderzijds vanwege de tijd die nodig is om een dergelijke aanvraag te verwerken. Daarom wordt voorgesteld om de aanvragen te verwerken als aanvragen in het kader van de kortingsregeling. Behalve het inleveren van het aanvraagformulier moet belanghebbende de hoogte van zijn/haar inkomen aantonen. Voor studerenden geldt verder dat zij met een kopie van een bewijs van inschrijving aan moeten tonen studerend te zijn. Om de aanvragen snel en simpel te verwerken zullen niet alle aanvragen uitgebreid getoetst worden. Elke aanvraag zal globaal worden beoordeeld. Steekproefsgewijs zal een meer intensieve controle plaatsvinden. De intensiteit van de steekproef zal afhangen van het aantal ingediende aanvragen. Bij de millenniumuitkering zoals deze werd verstrekt aan belanghebbenden die een uitkering ontvingen van de DMZ werd als peildatum 1 december gehanteerd. Voor de overige minima zal een soortgelijke peildatum gehanteerd moeten worden. Voorgesteld wordt om uit te gaan van het inkomen van belanghebbenden gedurende de maand januari. Met andere woorden: in de maand januari 2000 moet belanghebbende aantonen een inkomen te hebben gehad dat lager is dan de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm plus 10%. De kosten van het innemen van de aanvraag, de administratieve verwerking, het betaalbaar stellen worden geraamd op een bedrag van ¦ 50.000,- voor de overige minima. Als de commissie instemt met het voorstel om de millenniumuitkering ook beschikbaar te stellen voor studenten met een laag inkomen dan zullen de kosten van verwerking toenemen tot ca. 100.000,-. Totale raming kosten a. overige minima Het totale bedrag dat aan kosten is geraamd komt hiermee op een bedrag van: minimaal maximaal - kosten uitkering (minimaal) ¦ 122.800,- - kosten uitkering (maximaal) 245.625,- - kosten communicatie ¦ 25.000,- 25.000,- - kosten verwerking/administratie ¦ 50.000,- 50.000,- TOTAAL KOSTEN (min. resp. maximaal) ¦ 197.800,- 320.625,-
Voor studenten kunnen de kosten als volgt worden geraamd: - kosten uitkering 105.000,- - kosten communicatie (extra) 10.000,- - kosten verwerking/administratie 50.000,- TOTAAL KOSTEN (min. resp. maximaal) 165.000,-
De omvang van de kosten is afhankelijk van de grootte van de doelgroep, het aantal ingediende aanvragen. Op basis van de bovenstaande aannames en gegevens bedrag de kosten minimaal (zonder studenten, minimale schatting aantal aanvragen) 197.000. In de meest maximale variant (met studenten, maximale schatting aantal aanvragen) bedragen de totale kosten ¦ 485.000,-. Het overschot bijzondere bijstand over 1999 wordt op dit moment nog geraamd op een bedrag van ten minste 400.000,-. Als studerenden ook een beroep kunnen doen op een millenniumuitkering dan is dit mogelijk onvoldoende om de kosten te voldoen. Daarom wordt voorgesteld het meerdere aan kosten te voldoen uit de algemene middelen. Risicofactoren In het verstrekken van een millenniumuitkering aan de overige minima bestaan drie risicofactoren:
Voorstel Op grond van bovenstaande wordt voorgesteld om:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() |
![]() |