Nota
Datum 23-8-2000 Ons Kenmerk 00/020688 Opsteller Werkgroep
Integratie Bijlagen 9 |
Onderwerp
integratiebeleid
Op weg naar een samenhangend opvang- en integratiebeleid voor
allochtonen in de gemeente Delft.
Inhoudsopgave
1 Korte historie
2 Integratiebeleid
2.2 Doelstelling
2.3 Het begrip vreemdeling
2.4 Integratie
2.5 De maatlat
2.6 Wat valt er te meten?
2.7 Doelstelling Delftse integratiebeleid uitvoeren
2.8 Bijzondere aandachtsvelden
3 Samenvatting onderzoek
3.1 Inleiding
3.2 De beheersing van het Nederlands
3.3 De positie op de arbeidsmarkt
3.4 Nederlandse vrienden en kennissen
3.5 Kennis van Delftse instellingen en organisaties
3.6 De eigen beleving van het wonen in Delft
3.7 Samenhang tussen de factoren
3.8 Zorg, wonen en participatie
3.8.1 Zorg
3.8.2 Wonen
3.8.3 Participatie in het onderwijs van de kinderen
3.8.4 Participatie in het eigen onderwijs
3.8.5 Participatie in verenigingen en instellingen
3.9
Beleidsaanbevelingen
4 Domeinen en beleidsvoorstellen
4.1 Participatie en
cultuur
4.2 Wonen
4.3 Werk en activering
4.4 Onderwijs
4.5 Zorg
5 Communicatie
6 Tot slot
6.1 Programmateam opvang- en integratiebeleid
6.2 Financiële middelen
7 Overzicht voorstellen en budgetten van het integratiebeleid
en het oudkomersbeleid
In 1998 werd op
verschillende plekken in de organisatie geconstateerd dat er grote druk
ontstond op de voorzieningen waarmee vreemdelingen in Delft werden opgevangen.
Dit werd aanleiding tot het instellen van een projectgroep om tot een
totaalvisie te komen. Onder de titel ‘Op weg naar een samenhangend opvang- en
integratiebeleid’ werd een aantal stappen gezet.
In november 1998
kwam een onderzoek tot stand van Bureau Regioplan. Een quick-scan verschafte
inzicht in aantallen, werkwijzen, knelpunten en lacunes op hoofdpunten. Een
belangrijk knelpunt was het verschil in registratie tussen de verschillende
instellingen die een bijdrage leveren aan de opvang en integratie van
vreemdelingen. Een ander knelpunt werd onderkend in de onbekendheid met alle
geldstromen.Besloten werd tot een interactief traject, startend met een
commissie extern op 21 april 1999.
Daarna startten
vijf werkgroepen rond de domeinen onderwijs, wonen, zorg, participatie en werk
en activering. Dit werd aangevuld met een tweede onderzoek door Bureau
Intomart, nu naar de stand van de integratie van de vreemdelingen in Delft. Het
resultaat van dit onderzoek en de visie op het in de nabije toekomst uit te
voeren beleid wordt in deze nota weergegeven.
Inmiddels zijn op
verschillende punten stappen gezet die tot grotere samenhang en verbetering
leiden. De verschillende reserves op deze beleidsterreinen zijn samengevoegd en
onder regie van de projectgroep gebracht. Daarmee is de afstemming in de
geldstromen verhelderd.
In de reorganisatie
van het gemeentelijk apparaat zijn Volwasseneneducatie en BIND in een cluster
ondergebracht bij Werk, Inkomen en Zorg. Daarmee kan er ten aanzien van de
trajectbegeleiding van nieuwkomers en de vervolgstappen in de richting van werk
en/of een andere positie in de samenleving tot een sluitende aanpak worden
gekomen. Op dit terrein kan de registratie en het cliëntvolgsysteem ook
gelijkgeschakeld worden. Dit is in het plan voor oudkomers vastgelegd. Er is
een nota geproduceerd om een samenhangend patroon van maatregelen voor
‘oudkomersbeleid’ in beeld te brengen en hiervoor een rijksbijdrage te
ontvangen. Als het ministerie eind juni akkoord gaat met de aanpak die in deze
nota is vastgelegd is er ook op het gebied van de financiering van activiteiten
voor hen die al langer in Delft wonen een knelpunt overwonnen.
De
subsidiemethodiek voor Stichting Vluchtelingenwerk Delft is verhelderd. Er
wordt op een meer open wijze samengewerkt met Stichting de Opbouw en de
Stichting Jeugdzorg Delft ten aanzien van de opvang van AMA’s.
Er wordt onderzocht
hoe de registraties als het bevolkingsregister, bijstandscliënten, deelnemers
inburgeringstrajecten enz. gekoppeld
kunnen worden om inzicht te krijgen en te houden op instroom in Delft en gebruik
van de voorzieningen. Voor de registraties waar dat wettelijk is toegestaan kan
het sofinummer behulpzaam zijn. Dat bleek ook bij het samenstellen van de
gegevens om de nota oudkomers te onderbouwen.
Er is met de
Werkgroep Migrantencommunicatie regelmatig contact onderhouden. In de
domeinwerkgroepen en in de projectgroep zijn mensen uit de doelgroep betrokken.
De bezetting van
bureau Nieuwkomers is aangepast aan de grotere werkdruk door toename van het
aantal nieuwkomers. Er is een centrale opvang in het onderwijs gestart waar
kinderen van nieuwkomers terecht kunnen zolang hun taalbeheersing een handicap
is gewoon onderwijs te volgen. Er wordt gewerkt aan een project voor
schuldhulpverlening waar behalve de Budgetwinkel ook SVD en Maatzorg bij
betrokken zijn.
De belangrijkste
doelstelling die de projectgroep aangaf aan het begin van het interactieve
traject was: duidelijkheid scheppen in het ambitieniveau van Delft ten aanzien
van de opvang- en integratie van vreemdelingen. Uitgangspunt daarbij is dat de
uitvoering van de wettelijk verplichte maatregelen op een goede wijze gebeurt,
maar dat op dat gebied de onderlinge afstemming en betere samenwerking nog
belangrijke verbeteringen kan opleveren.
De uitdaging is om
de aanvullingen in kaart te brengen die de gemeente kan leveren om de
multiculturele samenleving in Delft zo goed mogelijk te laten functioneren. Dat
is een aanpak die van twee kanten beïnvloedend moet werken. Zowel van de in
Nederland wonende vreemdelingen als van de autochtone bevolking.
2.1 Visie
De directeur van
het Sociaal Cultureel Planbureau, Paul Schnabel constateert dat er in
Nederland hooguit sprake is van een multi-etnische samenleving en niet van
een multiculturele samenleving. Dat
is zelfs een intrinsieke onmogelijkheid: Er bestaat een dominante cultuur en de
minderheden hebben eigenlijk geen andere keuze dan zich te assimileren of
anders ‘bijzonder’ te blijven, aldus Schnabel.
De publicist Paul
Scheffer heeft ons in de afgelopen tijd een verharding voorgehouden waarbij
schijnbaar de statistieken bewijzen dat de inburgeringsprogramma’s geen hout
snijden. De samenleving moet strenger en verplichtender omgaan met de
minderheden die in Nederland willen komen wonen. De nieuwe vreemdelingenwet en
de discussies die naar aanleiding van het integratiebeleid zijn gevoerd in het
parlement geven een zelfde trend weer.
“Op beide stellingen valt nogal wat af te dingen. De eerste ontkent het
per definitie bestaan van culturele diversiteit binnen zelfs schijnbaar
homogene samenlevingen. Ontkent ook de
uitwisseling die, soms moeizaam, tussen dominante culturen, subculturen en
nieuwe culturen tot stand komt. Nederland kent niet alleen etnische
verschillen, ook sociaal-economische verschillen, onderscheid in leeftijd en
regio maken dat het beschrijven van een dominante cultuur geen eenvoudige zaak
is. De beschreven keuze tussen assimilatie of bijzonder blijven doet zich zo
niet voor, tussen zwart en wit zit -ook letterlijk- veel kleur.
Het is bepaald ook niet de taak van de (gemeentelijke) overheid het
dominante of het bijzondere te bevoordelen boven het andere. Het is eerder
andersom; schep ruimte om binnen het redelijke een zo groot mogelijke
individuele keuzevrijheid te realiseren, tracht de waarde van pluriformiteit
uit te dragen en organiseer de dialoog bij culturele grensgeschillen.
De roep om een harder inburgeringsbeleid is in de landelijke discussie
inmiddels feitelijk ingehaald door de constatering dat het instrumentarium en
de capaciteit van de inburgering nogal te wensen overlaat. Inmiddels zijn in de
nieuwe vreemdelingenwet de mogelijkheden voor scholing en werk voor
asielzoekers verruimd, is geld beschikbaar gesteld voor ‘oudkomersbeleid’ en
wordt, weliswaar met enig horten en stoten, een goede aanpak ter voorkoming van
vroegtijdige onderwijsachterstanden voorbereid.
Dat is ook de juiste volgorde. Het heeft niet veel zin een harde
houding ten opzichte van inburgeraars in te nemen als men als asielzoeker jaren
aan de kant heeft gestaan, de taalcursussen vol zitten en kinderopvang
ontbreekt. Plichten opleggen kan alleen
als mensen daartegenover hun rechten kunnen doen gelden.
Overigens mag niet
onderschat worden wat op het gebied van inburgering en de bestrijding van
onderwijsachterstanden inmiddels gepresteerd is. Voor de Delftse situatie mag
toch met enige tevredenheid verwezen worden naar het baanbrekende werk van
Bureau Nieuwkomers en de laatste monitor van het Gemeentelijk
OnderwijsAchterstandenbeleid. Kritiek mag, dat er nog wat te doen valt is even
duidelijk, maar de geëmotioneerde
oproep van staatssecretaris Adelmund om allochtone jongeren nu eens in hun
kracht te ondersteunen snijdt wel degelijk hout. Jongeren die (zo bevestigde
ook kortgeleden een onderzoek in opdracht van de Volkskrant[1])
de maatschappelijke lenigheid opbrengen om steeds te wisselen tussen een ‘eigen
cultuur’ thuis en de Nederlandse gewoonten zo gauw je buiten de deur komt,
moeten een kracht hebben die we in onze samenleving goed kunnen gebruiken.
Datzelfde geldt overigens ook voor vele oudere allochtonen. Uit onderzoek bleek
dat het bekijken van de Turkse tv-zenders via schotelontvangers
integratieversterkend werkt aangezien die zenders de wereldontwikkelingen
indringender overbrengen.
De vraag waar
het goede evenwicht ligt tussen ‘eigen identiteit’ en ‘de oprechte wens te
functioneren in de werkelijkheid van de Nederlandse samenleving’ is eigenlijk
de belangrijkste vraag als het gaat om de ontwikkeling van een visie op opvang-
en integratiebeleid.
Het in deze nota beschreven Integratiebeleid beoogt personen de
gelegenheid te geven hun cultuur voluit te beleven, de uitwisseling en dialoog
tussen culturen te bevorderen en mensen kansen te bieden, op werk op eigen
niveau, scholing en onderwijs, een passende woonsituatie, zorg en participatie
in de breedste zin van het woord.
Daarbij wordt vertrouwd op de eigen kracht en de eigen voorkeuren van
personen en groepen, waarbij de gemeente een actief ondersteunende rol wil
spelen.
In deze omschrijving ligt het antwoord besloten op de vraag naar het
evenwicht tussen identiteit en het functioneren in de Nederlandse samenleving.
Integratiebeleid is gericht op de emancipatie van de groep en daartoe behorende
personen. Het gaat om het opnemen van nieuwe identiteiten in de Nederlandse
samenleving met een eigen plaats en een eigen verantwoordelijkheid. Tot die verantwoordelijkheid mag de oprechte
wens mee te draaien in de Nederlandse samenleving met de bijbehorende
activiteit gerekend worden. Aanpassingen aan de dagelijkse gang van zaken in
Nederland zijn onvermijdelijk en mogen ook gevraagd worden, maar altijd tot op
zekere hoogte. Rechts rijden, leerplicht, sollicitatieplicht voor beide
partners bij bijstand zijn voorbeelden van zaken, vastgelegd in wet- en
regelgeving, waaraan niemand ontkomt. Daartegenover staan identiteitsbepalende
elementen, waarvoor de ruimte (grondwettelijk) niet mag worden aangetast.
De oprechte wens mee te draaien van nieuwkomers en de oprechte wens
daarvoor ruimte te bieden van de autochtone bevolking blijkt vooral uit de
wijze waarop wordt omgesprongen met vragen op het snijvlak van wet- en
regelgeving aan de ene kant en identiteit aan de andere kant. Denk aan
vraagstukken als hoofddoekjes en de viering van niet christelijke feestdagen.
Is er bereidheid tot dialoog, kan er een pragmatische oplossing gevonden worden,
is men bereid te erkennen dat emancipatie een sociaal proces is waarin meer
ruimte voor de een minder ruimte voor de ander kan inhouden.
Die erkenning is een voorwaarde om te komen tot een goed evenwicht
tussen identiteit en functioneren. Een
belangrijke lijn in deze nota is daarom allochtonen en hun organisaties aan te
spreken op hun kracht en verantwoordelijkheid, positief te waarderen dat
nieuwkomers eerst aansluiting zoeken bij de veiligheid van landgenoten en
vandaar uit hun volgende stappen zetten en allochtonen en hun organisaties te
ondersteunen bij hun mars door de instituties. Dat kan als werknemer op weg
naar hogere functies, maar ook in bestuurlijke zin door deel te nemen in een
panel voor werk en inkomen, door lid te worden van een oudercommissie of door
het lidmaatschap van de gemeenteraad, om enkele voorbeelden te noemen.
Tot slot mag verwezen worden naar een artikel van Jos van der Lans in
Trouw van 29 april j.l. Hij concludeert daar:
“Bijzonder zijn
màg, mits het tijdelijk is. Verschillen mogen er zijn, mits ze niet absoluut
zijn”.
“Daarmee grijpt
alles in elkaar: het gelijkheidsdenken waarmee alles onder één culturele
paraplu wordt gebracht en het probleemdenken waarin de ‘echte’ multiculturele
samenleving als onwenselijk wordt gezien.
Het is de verborgen
agenda van de Nederlandse verzorgingsstaat: ‘doe maar gewoon, dan’; de traditie
van gelijkheid en burgerlijke eenvormigheid. Die mentaliteit is echter steeds
minder opgewassen tegen de grilligheid van de moderne ontwikkelingen en de moderne
pedagogische opvattingen waarin zelfverantwoordelijkheid een belangrijke rol
speelt. De levenswijze is tegenwoordig losgekoppeld van absolute waarheden
(religies) en lokale culturele context”.
Als we dit ten
volle accepteren hebben we het allemaal even moeilijk.
De doelstelling van
integratiebeleid is voorwaarden scheppen waardoor iedere inwoner van Delft
gelijke kansen heeft aan de samenleving deel te nemen, zodanig dat men zich in
Delft thuisvoelt, ongeacht nationaliteit, geboorteland of afkomst.
Gelijke kansen is
een doel. Vreemdelingen die in Delft aankomen, maar vaak ook nog Delftenaren
met een allochtone achtergrond, hebben ten opzichte van autochtonen meer
barrières te overwinnen om die kansen te realiseren.
Om het doel te bereiken
is in veel opzichten een beleid nodig waarbij die drempels zo laag mogelijk
worden gemaakt. Anderzijds gaat het er ook omdat de samenleving zich aanpast
aan de situatie waarin een substantieel deel van de bevolking met eigen
culturele waarden en normen deel uitmaakt van onze maatschappij.
Daarom is de
algemene doelstelling van het integratiebeleid van de gemeente Delft:
Binnen een aantal jaren na aankomst in Delft hebben nieuwkomende
vreemdelingen dezelfde kansen om zich thuis te voelen, om zelfstandig en
verantwoordelijk voor eigen handelen in de samenleving te participeren als
autochtonen. Oudkomers moeten in dit opzicht een inhaalslag kunnen maken. Voor
de samenleving geldt, dat de kennis en acceptatie bij de autochtonen ten
opzichte van de allochtonen net zo groot wordt als andersom.
Hiermee zijn alle
onderdelen van het gemeentebeleid aan de orde: opvang, inburgering,
taalbeheersing, trajectbegeleiding naar werk of plaats in de maatschappij,
participatie van vreemdelingen in diverse onderdelen van de samenleving,
cultureel aanbod, sport als sociale bindende activiteit. Op al deze
beleidsgebieden zal dus ook in het reguliere beleid aandacht moeten zijn voor
de vraag hoe vreemdelingen zo goed mogelijk in de bestaande voorzieningen een
plaats kunnen krijgen.
Als het gaat over
het samen met individuen slechten van drempels gaat het om die vreemdelingen en
mensen van buitenlandse afkomst, die hinder ondervinden hun plaats in de
samenleving te realiseren. Die hinder ontstaat vaak door te weinig kennis van
de Nederlandse taal, te weinig inzicht in de inrichting, mogelijkheden en
verplichtingen van de Nederlandse samenleving. De samenleving laat te vaak na
vertalingen te leveren, extra aandacht te besteden, goede verwijzingen en
handleidingen te verstrekken, normale buren contacten te onderhouden. Hinder
zit zeker ook in psychische problemen door oorlogservaringen en/of vervolging
in het land van afkomst, of langdurig verblijf in asielzoekerscentra en
hierdoor minder mogelijkheden voor het vinden van werk, plaats in het
maatschappelijk leven,vinden van sociale relaties, moeilijkheden bij opvoeding,
tegen gaan van armoede. Het oplossen van deze psychische problemen is bijzonder
moeilijk zonder heel expliciet binnen de zorginstellingen rekening te houden
met de eigen aard en cultuur en kennis van de traumatische gebeurtenissen in
het eigen land van herkomst. De instellingen en de buurtbewoners houden daar
veel te weinig rekening mee.
De wetgeving op het
gebied van opvang[2] en
inburgering[3] en onderwijs[4]
levert op deze gebieden een basispakket van voorzieningen. Verder staat voor
iedere burger een scala van voorzieningen open waar allochtonen wel gebruik van
kunnen maken, maar dat moeilijker doen door de barrières die hier genoemd
worden. Maar de samenleving in totaal laat zich toch weinig in met de in ons
land, in onze buurt opgenomen vreemdelingen.
De definitie die
Regioplan voor vreemdeling hanteert hebben we voor deze nota bijgesteld. We
gaan uit van:
·
personen die naar
Nederland (Delft) zijn gekomen
met
de wens hier permanent of in ieder geval langere tijd te blijven, te wonen en
aan de samenleving deel te nemen
·
hier deel te nemen aan
en aangewezen zijn op de Delftse samenleving
We
kiezen er daarom voor geen bijzondere positie voor meer of minder ingeburgerde
groepen te hanteren. We gebruiken een maatlat waarmee vooral personen en
groepen op verschillende deelgebieden op maat aanvullende maatregelen kunnen
verwachten. Tegelijkertijd geven we aan hoe het basisaanbod zo efficiënt
mogelijk georganiseerd kan worden. Dat maakt ook een flexibele opzet mogelijk.
Na
breed overleg (commissie extern, werkgroepen op verschillende domeinen, opzet
enquête, overleg met werkgroepen etc.) is de uitslag van het onderzoek door
Intomart, gelegd naast de Delftse situatie. Op basis daarvan wordt op vele
deelterreinen aangegeven welke resultaten we willen bereiken, wie daarvoor
verantwoordelijk zijn en hoe we na enige tijd meten in welke mate de resultaten
bereikt zijn.
·
beheersing van de taal,
zowel eigen taal als Nederlands;
·
kennis van de cultuur,
zowel eigen cultuur als de Nederlandse cultuur;
·
begrip bij autochtonen,
vormgeving van een multiculturele samenleving;
·
steun bij het vormen van
eigen groepen die bijdragen aan het gevoel van zelfrespect en vertrouwen in een
vreemde omgeving;
·
steun bij het uitvoeren
van activiteiten die bijdragen aan het onderlinge begrip tussen vreemdelingen
en autochtonen;
·
trajecten naar werk of
andere maatschappelijke functie met speciale aspecten vanwege het vreemdeling
zijn;
·
maatschappelijke opvang
en begeleiding met speciale aspecten vanwege het vreemdeling zijn;
·
opvang in het onderwijs
en in het onderwijsachterstandenbeleid en zeker in de brede school opzet met
speciale aspecten vanwege het vreemdeling zijn;
·
opvang gericht op kennis
van het onderwijssyteem, gezondheidszorg e.d.;
·
praktische inburgering
in de wijk;
·
speciale aspecten van de
gezondheidszorg.
Conclusie van het onderzoek:
De beheersing van het Nederlands, het
hebben van betaald werk en min of meer regelmatige contacten met Nederlanders
blijken voorspellers te zijn voor de mate van inburgering.
Indien inburgering betekent het
(redelijk) beheersen van het Nederlands (communicatie), het hebben van betaald
werk (financiële onafhankelijkheid) en min of meer frequente contacten met
Nederlanders hebben (doorbreken van allochtone isolatie) dan is ongeveer
eenderde van de ondervraagde allochtonen ingeburgerd, ongeveer eenderde is
enigszins ingeburgerd en eenderde niet of nauwelijks. Dit is geconcludeerd uit
een analyse met de genoemde variabelen als een geconstrueerde, een indicator
voor inburgering.
Indien men volgens bovenstaande
omschrijving (redelijk) is ingeburgerd betekent dit nog niet dan men zich in
onze samenleving altijd op zijn gemak voelt.
De meerderheid van de ondervraagde
allochtonen voelen zich in de Nederlandse samenleving wel min of meer geaccepteerd. Dat wil zeggen dat hun leefwijze
wordt geaccepteerd, hun wijze van leven bemoeilijkt de deelname aan de
samenleving niet en men vindt het niet moeilijk om voor zichzelf op te
komen. Echter relevante delen van de
allochtone groepen voelen zich achtergesteld. Met name geldt dit voor de
Somaliërs, de Oost Europeanen en de Vietnamezen.
Er
zijn groepen allochtonen die extra aandacht vragen:
De indicator voor inburgering is
gelegd tegen een reeks kenmerken van allochtonen en allochtone groepen. Dit om
te bezien of hiermee groepen te onderscheiden zijn die qua inburgering extra
aandacht vragen. Uit deze analyse blijkt dat de volgende ‘groepen’ minder goed
zijn ingeburgerd.
·
Vrouwen;
·
Somaliërs;
·
Allochtonen met een
korte verblijfsduur;
·
Afghanen, Iraniërs en
Irakezen;
·
Allochtonen die wel een
diploma in eigen land hebben behaald maar waarvan het diploma in Nederland niet
wordt erkend;
In
het kort komt het er op neer dat we de doelstelling het snelste bereiken als we
gericht inzetten op maatregelen voor de vluchtelingengroepen (Irak, Iran,
Somalië, Afganistan) in Delft; vooral op vrouwen onder hen, extra hulp voor de
andere vluchtelingengroepen zoals uit het voormalige Oostblok, China, Vietnam,
en de vrouwen onder Turken en Marokkanen.
De
voorschoolse aanpak om jonge kinderen en hun ouders te sterken in
taalbeheersing, zowel de eigen taal als het Nederlands verdient sterke
aandacht.
In de
cursussen is ook plaats voor gezondheidsvoorlichting en
opvoedingsondersteuning.
De
opvang van 16-17 jarigen in het onderwijs blijft een zorgpunt.
In
het plan van aanpak voor oudkomers wordt duidelijk aangegeven hoe een sluitende
aanpak mogelijk is ook voor niet-Nederlanders. Voorbeeldfuncties en
sleutelfiguren, een centraal regiepunt en taal-werkstages zijn belangrijk.
Op
het terrein van de zorg speelt ook de gezondheidszorg een belangrijk
aandachtspunt. De zorginstellingen zullen speciale aandacht aan de opvang van
niet-Nederlanders moeten schenken.
De
spreiding van de huisvesting over een gedifferentieerder woningaanbod
en
over meer wijken van de stad is belangrijk ook om de integratie te bevorderen
en om de acceptatie te houden zoals ze is.
De
subsidiëring van de zelforganisaties en hun ruimte gebruik verdient aanpassing;
de mate waarin zij een bijdrage aan integratie leveren kan in de criteria een
rol gaan spelen.
We
weten dat de registraties en de klantvolgsystemen en de resultaatmetingen nog
afstemming en verbetering behoeven, maar daar wordt al aan gewerkt, ook in het
kader van ‘Samen aan de slag’[5]. Er bestaat een grote overlap tussen de beleidslijnen
die in dit kader worden ontwikkeld en het integratiebeleid. In dit opzicht is
een bewuste keuze nodig om maatwerk als uitgangspunt te kiezen waarbij bovenop
de algemene maatregelen op een aantal punten extra ondersteuning nodig is voor
allochtonen.
De
nieuwe vreemdelingenwet en de mate van inburgering, ook van mensen die nog
teruggestuurd kunnen worden, en aanwezigheid van illegalen vereist ook nog de
nodige aandacht en voorbereiding in het beleid. De druk op de voorzieningen van
nieuwkomers, volwasseneneducatie en activering zal behoorlijk toenemen
aangezien de wet ook voorziet in een inburgeringstraject voor asielzoekers met
een voorlopige status. Na een korte periode van beoordeling krijgen alle
asielzoekers die voorlopig worden toegelaten voor 3 jaar met dezelfde
voorlopige status rechten en plichten om in te burgeren, opleidingen te volgen
en werk te zoeken. Bovendien stelt het vreemdelingenbeleid van de regering de
gemeenten voor de morele vraag hoe om te gaan met de schrijnende situaties die
ontstaan door het uiteindelijk uitwijzen van asielzoekers die hier al jaren
zijn en voor een groot deel binnen onze samenleving een geaccepteerd bestaan
leiden. Dat geldt nu al voor uitgeprocedeerde ROA- en houders van een VVTV,
maar dat zal door de nieuwe wet nog moeilijker kunnen worden. Op dit gebied zal
nauwe samenwerking met initiatieven in de samenleving (o.a. de kerken) een
gedoogde oplossing moeten bieden.
In
dit kader kan overwogen worden de woningen die nu beschikbaar zijn voor mensen
met een VVTV-status aan het COA (centraal orgaan opvang asielzoekers) ter
beschikking te stellen om in de overgangsperiode die ontstaat na invoering van
de nieuwe wet (halverwege 2001) deze woningen te gebruiken als kleinschalige
asielzoekerscentra.
Kortgeleden
heeft staatssecretaris Cohen verscherpte maatregelen voor het toelaten en
terugsturen van AMA’s met de kamer besproken. Dit bleek nodig omdat in
Nederland alleenstaande minderjarige asielzoekers relatief goed worden
opgevangen en Nederland op die manier een grotere groep opvangt c.q. aantrekt
dan de andere landen. Die opvang staat vervolgens in schril contrast met de
uitwijzingen die de achttien jaar geworden jongeren kan staan te wachten als er
geen status wordt verleend. De verscherping geeft aan dat dit ook al op
16-jarige leeftijd kan gebeuren als het thuisland 16-jarigen zelfstandig acht.
Vanuit
het grotestedenbeleid heeft minister Van Boxtel aan zeventien gemeenten waar
onder Delft met 7% allochtonen extra geld beschikbaar gesteld. Hiermee geeft
hij werklozen en opvoeders onder hen een steun in de rug, vooral op het gebied
van trajecten die leiden naar werk en taalbeheersing. In het plan dat voor die
regeling is opgesteld werd op voorhand reeds een deel van de plannen voor deze
nota eerder en op uitgebreider schaal dan was voorzien, vorm gegeven. Inmiddels
heeft het rijk voor het oudkomersbeleid voor het jaar 480.000 gulden extra ter
beschikking gesteld. Daarnaast is een formele reactie binnengekomen op het
ingediende projectplan. Die reactie houdt in dat het rijk akkoord gaat met het
ingediende plan met de kanttekening dat psychosociale hulpverlening niet binnen
de doelstelling van het oudkomersbeleid past en dat de gemeente Delft het plan
op dit onderdeel dient aan te passen. In de bijlage bij deze nota treft u een
op deze twee ontwikkelingen aangepast plan aan. Tevens zijn de voorstellen uit
het meerjarenplan oudkomers opgenomen in het totaaloverzicht van de voorstellen
en budgetten.
In
het overzicht van voorstellen komt daardoor ook een scala van cursussen voor
ouders van peuters en basisschoolleerlingen voor. Zo wordt de
opvoedingsondersteuning uitgebreid, wordt voorzien in maatschappelijke
begeleiding en wordt er naast bureau Nieuwkomers een centraal punt voor
oudkomers ingericht. De onderlinge samenwerking wordt gegarandeerd doordat in
de gemeentelijke organisatie de beide punten (Nieuwkomers en Oudkomers) in een
vakteam verenigd zijn. Het gaat daarbij om activeringstrajecten naar het vinden
van betaald werk of een andere positie in de samenleving. (zie bijlage “Plan
van aanpak inburgering oudkomers”)
De
instroom van nieuwe Delftenaren van buitenlandse afkomst groeit relatief het
sterkst met vluchtelingen. De groepen Afghanen, Chinezen, Irakezen, voormalige
Oostbloklanden, Somaliërs, maar ook Turken en Marokkanen groeien sterk. Dat
blijkt zowel uit een vergelijking over een aantal jaren, als uit de cijfers van
externe migratie (zie bijlagen). Overigens bestaat de top tien van de IND uit
bijna dezelfde landen voor wat betreft de vluchtelingen, hoewel in Delft Sri
Lanka en Soedan wat minder voorkomen Zie tabel 1.
Tabel 1. Landen van herkomst
(bron: IND, 1999)
1998 |
1997 |
1996 |
||||
Nationaliteit |
aantal |
Nationaliteit |
aantal |
Nationaliteit |
aantal |
|
Irak |
8.300 |
Irak |
9.641 |
Irak |
4.378 |
|
Afghanistan |
7.118 |
Afghanistan |
5.920 |
Afghanistan |
3.019 |
|
Joegoslavië |
4.289 |
Bosnië-Hercegovina |
1.968 |
Iran |
1.521 |
|
Bosnië-Hercegovina |
3.769 |
Joegoslavië |
1.652 |
Sri Lanka |
1.483 |
|
Somalië |
2.775 |
Sri Lanka |
1.497 |
Somalië |
1.461 |
|
Soedan |
1.875 |
Somalië |
1.280 |
Bosnië-Hercegovina |
984 |
|
Iran |
1.679 |
Iran |
1.253 |
Fed. Rep.
Joegoslavië |
797 |
|
Azerbeidzjan |
1.268 |
China |
1.158 |
Turkije |
692 |
|
Turkije |
1.222 |
Turkije |
1.135 |
Soedan |
658 |
|
Sri Lanka |
1.049 |
Soedan |
678 |
Liberia |
635 |
|
Overig |
11.873 |
Overig |
8.294 |
Overig |
7.242 |
|
Totaal top 10 |
45.217 |
Totaal top 10 |
34.476 |
Totaal top 10 |
22.870 |
|
Het onderzoek onder allochtonen in de gemeente Delft heeft tot doel na te gaan in welke mate allochtonen zijn ingeburgerd[6]. Inburgering is een begrip dat op velerlei wijzen kan worden gedefinieerd. Is men ingeburgerd als men in Delft prettig woont? Als men Nederlands kan spreken en schrijven? Als men in Delft de weg weet naar de belangrijke organisaties en instellingen? De definitie van inburgering zal in ieder geval per beleidsveld verschillen. De mate van inburgering kan door de opdrachtgever worden ingevuld aan de hand van de daarvoor geoperationaliseerde doelstellingen. In het onderzoek is een aantal variabelen gemeten die hiervoor informatie verstrekken. Deze zijn:
· de beheersing van het Nederlands
· de positie op de arbeidsmarkt
· Nederlandse vrienden en kennissen
· kennis van Delftse instellingen en organisaties
· de eigen beleving van het wonen in Delft
· relatie tussen factoren
De bevindingen op deze punten worden hierna in samengevatte vorm weergegeven.
·
67 procent van de
ondervraagde allochtonen heeft les in de Nederlandse taal gehad. En 13% volgt
momenteel lessen. Somaliërs hebben het meest taalles gehad en
niet-vluchtelingen het minst. Naarmate men langer in Nederland verblijft, heeft
men meer taalles gehad.
· 56 Procent spreekt thuis geen Nederlands. De Oost-Europeanen en Vietnamezen spreken thuis het meest alleen Nederlands (13%). Naarmate men langer in Nederland verblijft spreekt men vaker of alleen Nederlands of twee talen, waaronder Nederlands. Ouderen (50+) spreken thuis het minst Nederlands.
·
Oost-Europeanen en
Vietnamezen kunnen meer dan de andere allochtonen zelf een Nederlandse brief
schrijven. De allochtonen uit het Midden-Oosten het minst.
·
Ondertitels op de
Nederlandse televisie en het nieuws op de Nederlandse televisie kunnen het
beste gelezen en/of gevolgd worden door eveneens Oost-Europeanen en
Vietnamezen. Ook wat dit betreft heeft de verblijfsduur in Nederland een
positieve invloed.
·
Er wordt een significant
verband aangetroffen tussen actieve en passieve beheersing van de Nederlandse
taal.
42 procent van de ondervraagde allochtonen hebben
betaald werk. De niet-vluchtelingen (56%) en de Oost Europeanen en Vietnamezen
(52%) het meest. Hoe langer men in Nederland verblijft hoe meer men een
betaalde baan heeft. Allochtonen met betaald werk kunnen significant vaker een
Nederlandse brief zelf schrijven, en spreken vaker thuis (ook) Nederlands.
25 Procent van de allochtonen heeft veel Nederlandse
vrienden of kennissen. De niet-vluchtelingen en de Oost-Europeanen en
Vietnamezen het meest (33% en 37%). Naarmate men langer in Nederland woont
heeft men vaker veel vrienden en kennissen in Delft. Allochtonen met veel
vrienden en kennissen in Delft schrijven vaker een Nederlandse brief zelf en
spreken vaker thuis (bijna) alleen Nederlands.
De
wijkagent wordt het meest gekend door de groep Somaliërs; de Stichting
Vluchtelingenwerk door de groep Afghanen, Iraniërs en Irakezen en de
respondenten die afkomstig zijn uit Somalië; het Buro Werkplan, nu Activering
en Inburgering, wordt eveneens weer het best gekend door de Somaliërs en de
Woonkrant door de niet-vluchtelingen. Naarmate men langer in Nederland
verblijft kent men meer instellingen en organisaties
De meerderheid van de ondervraagde allochtonen vindt
dat hun leefwijze door de Nederlandse buren wordt geaccepteerd, dat hun
leefwijze de deelname aan de Nederlandse samenleving niet moeilijk maakt en dat
het in Nederland niet moeilijk is om voor jezelf op te komen. Deze gevoelens
worden nauwelijks beïnvloed door de verblijfsduur in Nederland en of men wel of
niet Nederlands beheerst. Daarentegen voelen de Somaliërs en de Oost-Europeanen
en Vietnamezen zich wat meer achtergesteld.
Een aantal van de hierboven beschreven factoren zijn
op hun samenhang onderzocht.
N.B. Een
aantal conclusies uit het onderzoek liggen bijzonder voor de hand, maar waren
niet eerder door onderzoek bevestigd. De meer waarde van dit onderzoek schuilt
vooral in de constatering die nu mogelijk is, dat verbetering pas ontstaat als
er in een vicieuze cirkel wordt ingebroken.
·
Het lijkt er op dat het
beheersen van Nederlands een bepalende factor is voor de mate van inburgering.
Als men de taal kent – hetgeen ook correleert met de verblijfsduur in Nederland
– heeft men meer vrienden en kennissen in Delft en heeft men vaker betaald
werk. Het is niet precies te zeggen wat de richting van het verband is. Het is
bijvoorbeeld ook aannemelijk dat het beheersen van de taal bevorderd wordt door
het hebben van Nederlandse vrienden en kennissen en het hebben van betaald
werk. Het is een wisselwerking tussen de factoren. Taal kan echter een
belangrijke insteek zijn, omdat het beheersen van de taal het sterkst van alle
variabelen samenhangt met het hebben van werk, het hebben van Nederlandse
vrienden en kennissen en het in bezit zijn van in Nederland erkende diploma’s.
Vrouwen beheersen de taal gemiddeld iets minder goed dan mannen. Ook herenigers
beheersen de Nederlandse taal iets minder goed dan andere allochtonen.
·
Het hebben van in
Nederland erkende diploma’s van gevolgde opleidingen hangt eveneens in
redelijke mate samen met het hebben van werk, het beheersen van de Nederlandse
taal en het hebben van contacten met Nederlanders. Hier kan gezegd worden dat
het bezitten van in Nederland erkende diploma’s een positieve invloed heeft op
het hebben van werk en contacten met Nederlanders. De diploma’s zijn in het
buitenland gehaald en in Nederland alleen erkend, zodat het beheersen van de
taal en het hebben van contacten dit niet kan beïnvloeden. Vluchtelingen hebben
iets minder vaak een in Nederland erkend diploma op zak dan andere allochtonen.
Dit geldt ook voor allochtonen jonger dan 36 jaar.
·
Het hebben van betaald
werk hangt in redelijke mate samen met het beheersen van de taal, het bezitten
van in Nederland erkende diploma’s en het hebben van contacten met
Nederlanders. Hierbij valt op dat er verband is tussen het hebben van betaald
werk en geslacht: vrouwen hebben minder vaak betaald werk dan mannen. Dit wordt
waarschijnlijk veroorzaakt door het feit dat vrouwen vaker thuis (moeten zijn)
zijn dan mannen.
Ook hebben vluchtelingen en allochtonen jonger dan 36 jaar iets minder vaak
betaald werk dan niet-vluchtelingen. Hoe langer men in Nederland is, hoe vaker
men werk heeft.
Tot slot is er een redelijk sterk verband tussen het al dan niet vluchteling zijn en wel of niet naar Nederland zijn gekomen in verband met hereniging met gezin of familie. Bij vluchtelingen gaat het minder vaak om hereniging met familie of gezin, hetgeen overigens logisch is.
De kennis van en het gebruik maken van de faciliteiten op het terrein van zorg, wonen en participatie is geanalyseerd naar:
· Kort en lang verblijf in Nederland en Delft, waarbij ‘kort verblijf’ is minder dan 2 jaar in Delft en minder dan 2 jaar in Nederland en ‘lang verblijf’ voor alle andere mogelijkheden;
· De reden voor het verblijf in Nederland: namelijk vluchteling, hereniging en andere redenen.
Alleen de betekenisvolle resultaten worden hier gemeld.
Vrijwel alle allochtonen hebben een vaste huisarts en in mindere mate een vaste tandarts. Met name een kwart van de kort verblijvenden heeft (nog) geen tandarts.
Ongeveer een kwart van de kort verblijvenden en de allochtonen die in Nederland zijn gekomen om zich met familie te herenigen kan niet goed met de huisarts overleggen vanwege de beperkte taalbeheersing. Als wordt gevraagd naar de instantie waar je naar toe gaat als je geestelijk ziek bent, wordt de huisarts door de vluchtelingen vaker genoemd dan door de niet-vluchtelingen. Als er problemen met kinderen zijn gaan kort verblijvenden vaker naar de leraren van de school dan lang verblijvenden.
De reden een woning
in Delft te kunnen vinden wordt vaker door vluchtelingen genoemd dan door
niet-vluchtelingen. Lang-verblijvenden hebben vaker een huis voor zich alleen
dan kort verblijvenden. Lang-verblijvenden kennen de Woonkrant vaker dan
kort-verblijvenden. Allochtonen die vanwege hereniging in Delft zijn komen
wonen zoeken vaker een nieuwe woning dan allochtonen die om andere redenen in
Delft zijn. De samenstelling van de buurt waar men woont vindt men over het
algemeen prettig.
Kort verblijvenden
kunnen minder goed met de leraren van hun kinderen overleggen dat lang
verblijvenden. Allochtonen die om andere redenen dan vluchteling zijn of
hereniging naar Nederland zijn gekomen bezoeken vaker de ouderavonden en de
rapportbesprekingen op de school van hun kinderen. Lang-verblijvenden hebben
vaker contact met Nederlandse ouders van de klasgenoten van hun kinderen dan
kort-verblijvenden.
Van de lang
verblijvenden zijn de diploma’s behaald in het land van herkomst vaker in
Nederland erkend dan van de kort verblijvenden. Lang verblijvenden hebben vaker
taalles gehad of volgen deze nog dan kort verblijvenden. Vluchtelingen hebben
vaker studiewensen dan allochtonen die om een andere reden naar Nederland zijn
gekomen.
Lang verblijvenden
zijn vaker lid van een vereniging waar ook Nederlanders lid van zijn dan kort
verblijvenden. Lang verblijvenden en vluchtelingen komen vaker in een buurthuis
dan andere allochtonen. Vluchtelingen zouden vaker vrijwilligerswerk willen doen
dan niet-vluchtelingen.
Zo op het oog is de belangrijkste aanbeveling veel
aandacht te geven aan Nederlandse les voor allochtonen in een zo vroeg mogelijk
stadium. Maar het is niet alleen de taal, maar ook het verschaffen van betaald
werk, het erkennen van diploma’s die in het land van herkomst zijn behaald en
het stimuleren van contacten met Nederlanders. Met samenhangend beleid op deze
punten wordt inburgering bevorderd.
Zelforganisaties
De zelforganisaties van migranten en de werkgroep migrantencommunicatie
kunnen een eigen bijdrage leveren aan het integratieproces van nieuwkomers en
van oudkomers: het geven van informatie en voorlichting, hulp bij huiswerk,
conversatiegroepen, etc. Daarnaast
dient de inbreng van vrouwen in deze organisaties versterkt te worden. De
mogelijkheden zullen met de betrokken organisaties worden besproken.
Uiteindelijk zal dit leiden tot bijstelling van de subsidieafspraken. Ook de
mate waarin de organisaties de Delftse inwoners van hun eigen culturele
achtergrond bereiken zal daarin een rol spelen.
Het subsidiebeleid voor de zelforganisaties zal derhalve meer op de
bijdrage aan het integratieproces geënt worden. Daarmee wordt beter aangesloten
op de activiteiten van de zelforganisaties en wordt meer recht gedaan aan de
grote verscheidenheid van zelforganisaties in Delft.
Tal van organisaties en instellingen organiseren cursussen en
activiteiten voor migranten. Het is belangrijk dat de activiteiten op elkaar
afgestemd zijn en dat ze elkaar ook
versterken. De komende periode worden afspraken gemaakt met de professionele
ondersteuners (o.a. migranten-, vrouwen-, en wijkopbouwwerk). De behoefte aan kadervorming bij de organisaties
zelf zal meer gehonoreerd moeten worden.
Ook op andere terreinen is onderlinge afstemming en samenwerking tussen
deelgebieden nodig. We onderkennen een lacune op het gebied van de
maatschappelijke oriëntatie binnen de uitvoering van de WIN (wet inburgering
nieuwkomers) van niet-vluchtelingen. Deze taak past niet zonder meer bij de
SVD. Het is ook niet een eigenlijke taak van de zelforganisaties, alhoewel die
wel behulpzaam kunnen zijn. Waarschijnlijk past deze taak bij de SWD/ nieuwe
welzijnsstichting. Een zorgvuldig onderscheid tussen individuele begeleiding en
opvang enerzijds en een collectieve benadering anderzijds is daarbij
noodzakelijk.
De stedelijk georganiseerde activiteiten op het gebied van sport,
cultuur en recreatie bieden informele mogelijkheden tot ontmoeting; dit biedt
mogelijkheden om het wederzijdse
karakter (allochtoon/ autochtoon) van de integratie vorm te geven.
Sport
Binnen het sportbeleid is veel gedaan aan multiculturele activiteiten
door middel van kadervorming. Op dit moment zijn deze activiteiten echter
gestopt. In het kader van de sportvisie die in ontwikkeling is, verdient een
nieuw initiatief in dit opzicht overwogen te worden.
Tegelijk kan overwogen worden in hoeverre in het inburgeringstraject
een kennismaking met diverse sporten zoals we die in Nederland in teamverband
kennen, mogelijk is. Deelname aan sportactiviteiten wordt veel gemakkelijker
als je weet hoe het toegaat op dat gebied en je keuze kan maken.
Cultuur
Integratie
van allochtonen betekent integratie van multicultureel beleid. Het is dan ook
op deze plaats dat multicultureel beleid gesitueerd moet worden (binnen de
landelijke cultuurpolitiek wordt vaker het begrip culturele diversiteit
gebruikt en voor de helderheid van de discussie nemen we in het vervolg dit
begrip over).
Onze
voorkeur gaat dan ook uit om culturele diversiteit als integraal onderdeel van
deze samenhangende aanpak in Delft te benaderen en niet via de weg van een
apart traject of nota c.q. in een afzonderlijk beleidskader.
We
moeten ons realiseren dat hier om een proces van lange adem gaat. Culturele
diversiteit is geen tijdelijk verschijnsel, het is een ‘fact of life’. Om in
artistiek en cultureel opzicht in het nieuwe millennium te kunnen oogsten, zal
het talent uit de migrantengemeenschappen de kans moeten krijgen in alle rust
zijn artistieke potentie te verkennen. Amateurs en professionals moeten kunnen
rekenen op de steun en constructieve kritiek van docenten en vakgenoten die oog
hebben voor hun individuele kwaliteiten en gevoel hebben voor culturele en
sociale verschillen. Maar bovenal moeten docenten, critici en de kunstwereld
zich ervan bewust zijn dat het verschil een kameleon is die steeds van kleur
verschiet.
Met betrekking tot de culturele diversiteit staan we niet alleen een integrale
maar ook kwalitatieve benadering voor. Aan de hand van de volgende
uitgangspunten willen we aan de slag gaan:
I.
Kunstenaars zijn geen
vertegenwoordigers van een bepaalde gemeenschap, maar individuen met
individuele artistieke aspiraties.
II. Naast de artistieke vrijheid van de kunstenaar, hebben mensen uit alle sociale en culturele lagen van de bevolking het recht om artistieke en culturele competenties te verwerven.
Elke
lange reis begint met een eerste stap. De eerste stappen binnen het
integratiebeleid om de culturele diversiteit te bevorderen, worden op de
volgende wijze vertaald in beleid en acties:
I.
Binnen de
manifestaties, projecten en tentoonstellingen wordt geïnvesteerd in kunstenaars
met een allochtone achtergrond. Kunstenaars van diverse nationaliteiten nemen
culturele bagage mee. Dat heeft naar alle waarschijnlijkheid gevolgen voor de
huidige beoordelings-criteria. Een dialoog over (en het bevorderen van) kwaliteit is de komende jaren nodig.
II.
De culturele
diversiteit wordt binnen de culturele programma’s verbonden aan doelstellingen
van educatie en spreiding.
III.
Culturele diversiteit
heeft een aanbod – en vraagzijde.
De aanbodzijde wordt via de
Delftse deelname aan het landelijke Actieplan Cultuurbereik ontwikkeld. Daarbij
kiest Delft voor een stad die investeert in vergroten van de cultuurdeelname
van met name jongeren en het inbedden van culturele diversiteit door het versterken van de culturele en
historische stedelijke infrastructuur en het streven naar samenhang bij en
samenwerking met de betrokken participanten. Op diverse gebieden binnen cultuur
wordt er via het Actieplan Cultuurbereik actie ondernomen voor een verrijking
van het culturele leven in Delft door het zichtbaar maken van de aanwezige
diversiteit. Er is een wereldmuziekproject, het X-change festival, opgezet met
10 middelgrote gemeenten uit Zuid-Holland. Het resultaat hiervan zal een
‘muzikaal gesprek’ zijn tussen jongeren van diverse nationaliteiten met
lespakketten voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs, spontane jamsessies
en een jaarlijks X-change uitwisselingsfestival. Ook in het kader van
het project Zuid-Hollandse Stadsgeschiedenis en
voor jongeren en cultuur (i.s.m. de VAK) gaan nieuwe activiteiten plaatsvinden,
waarin culturele diversiteit een groot aandeel heeft.
Via het meerjaren Actieplan
Cultuurbereik ontstaan blijvende samenwerkingsverbanden en activiteiten en
groeien bestaande activiteiten door. Ook dient er nagedacht te gaan worden om
binnen het gemeentelijk apparaat cultuureducatie binnen de beleidsvelden van
cultuur, onderwijs, kunsteducatie (o.a.VAK) zodanig te positioneren, dat de
culturele diversiteit binnen de culturele programma’s verbonden wordt aan
doelstellingen van educatie en spreiding.
Bovenstaande heeft betrekking
op de aanbodzijde. Wij willen ons op de volgende wijze richten op de
vraagzijde:
De actuele discussie gaat in
het cultuurbeleid over kwaliteit van het aanbod, over cultuur en educatie,
onderwijs en over het bereik en toegankelijkheid. In de wijken zijn de meeste
allochtonen woonachtig. Bereik en toegankelijkheid beginnen dan ook in de
wijken.
In de wijkbenadering voor cultuur gaat het vooral om de vraag. Met de volgende beleidsinstrumenten in handen, kan
de vraag worden belicht:
1.
een kunst - en cultuurmakelaar
Het zou ideaal zijn als in
ieder wijk een kunst- en cultuur-makelaar praat met de scholen en
welzijnsinstellingen in de wijk om te luisteren naar de vraag. De makelaar is
de verbinder met de kunstinstellingen. De cultuur en kunstinstellingen vormen
een platform om kunsteducatieve programma ‘s voor de verschillende wijken op te
stellen. De toekomstige bezoekers van kunst en cultuurinstellingen uit de
binnenstad zijn de kinderen en jongeren in de wijken. Een goed kunsteducatief
programma maakt het nieuwe publiek! Deze makelaar is tevens de scout die het
multi-culturele talent opspeurt.
2. een
cultureel divers architectonisch handschrift
In de herstructureringen en
renovaties in Voorhof , Buitenhof en
Poptahof de multiculturele inbreng een kans geven: gebruiksmogelijkheden van
buitenruimten, woningen, straatmeubilair en kleurige vormgeving kunnen daar
uitingen van zijn. Inzetten van (allochtone) kunstenaars en wijkbewoners bij
deze stedebouwkundige invalshoek vanaf de planontwikkeling is belangrijk.
3. kunstenaars
in de wijken en in scholen.
Er zijn inspirerende voorbeelden in
Nederland waar een kunstenaar een plek krijgt binnen een schoolteam. In
Amsterdam wordt daar breed mee geëxperimenteerd. Naar het voorbeeld van het
Italiaanse Reggio Emilia hebben kunstenaars een vaste plek verworven binnen de
kinderopvang en de voorschool. De muzische/creatieve talenten van jonge
kinderen worden zo al vroeg opgewekt, als een fundament en bagage voor hun
verdere leven. Dit is een basis voor de cultuureducatie in het primair- en voortgezet onderwijs. Binnen de basisschool
kan een kunstenaar een rol hebben om met kinderen concrete projecten uit te
werken voor de openbare ruimte in de wijk. Het toevoegen van kunstobjecten of
het herstructureren van straten en pleinen. Dans-, muziek- of theatermakers
kunnen presentaties maken met kinderen in de wijk als versterking aan de basis
van de buurtprogrammering. Gun elke wijk zijn eigen kunstenaar. De kunstenaar
zoekt een plek in de wijk waar een goede voedingsbodem is. Dat kan kinderopvang
zijn, een school of de buurtacademie. Vanuit die plek zoekt de kunstenaar als
een rattenvanger van Hamelen publiek dat met haar of hem mee gaat werken.
Om deze drie
beleidsinstrumenten in te zetten denken wij een pilotprojekt, aan de toepassing
van het Kremlin-geheugen, een succesvolle manifestatie die twee jaar geleden in
Gorkum (in een buitenwijk geheten Schutterswijk, in de volksmond bekend als
Kremlin) heeft plaatsgevonden en waar een groot wijkfeest voor heel veel mensen
van verschillende afkomsten de start van een kunstmanifestatie was. Binnen de
Delftse toepassing hiervan wordt gezocht naar resultaten van blijvende aard, in
het bijzonder in de combinatie met het inzetten multi-culturele makelaar, die
luistert naar de vraag, en het betrekken van
(allochtone) kunstenaars en wijkbewoners bij de herinrichting en
renovaties in de wijken Voorhof, Poptahof en Buitenhof en op scholen in deze
wijken Een dergelijke aanpak kan de
multiculturele samenstelling van de wijken recht doen en daardoor bijdragen aan
de integratie.(zie beleidsvoorstel 5).
Isolement
Het project Bezoekvrouwen speelt een belangrijk rol in het bereiken van
de meest geïsoleerde groep. Het succes van het project en het beroep dat er
(ook door professionals) op de WIW’ers wordt gedaan, legt een grote druk op de
uitvoering. Uitbreiding van dit project en samenhang met het project sociaal
isolement zoals beschreven in de nota “Samen aan de slag” verdient aandacht.
Verdere professionalisering van het project is daarbij ook aan de orde.
Voor de groep vrouwen die het moeilijkst te bereiken is vormt een
vrouwenactiviteiten-centrum een opstap voor een succesvol integratieproces.
Het is nodig dat er een vaste ruimte komt waar een aantal activiteiten
voor vrouwen van allochtone afkomst die in eigen vrouwenkring willen blijven
o.a. vanwege religieuze redenen, plaats kunnen vinden.
Participatie
De deelname aan besturen en politieke partijen enz. wordt nog
onvoldoende gestimuleerd. Kadervorming in dit verband staat op het programma.
In samenwerking met de werkgroep migrantencommunicatie wordt hiervoor in 2001
een cursus opgezet. Stages en adoptieprojecten om deelname aan besturen en
ouderraden etc. te begeleiden zijn ook belangrijk.
In de ‘brede school’ kunnen op
een natuurlijke wijze interculturele contacten worden gelegd. In de opzet
krijgen interculturele activiteiten en ontmoetingen nadrukkelijk aandacht.
Beleidsvoorstellen:
1.
Wijziging van het subsidiebeleid van zelforganisaties;
meer gericht op de functie bij integratie, zoals informatie en voorlichting,
hulp bij huiswerk, conversatiegroepen etc. Ook de mate waarin de organisaties
alle bewoners van hun eigen cultuur bereiken kan een rol spelen .
Er wordt een deelprojectgroep ingesteld die binnen een half jaar criteria
formuleert op grond waarvan de verenigingen subsidie en aanvullende subsidie
voor speciale activiteiten kunnen aanvragen.
Voor 2001 wordt met de huidige verenigingen en groepen overlegd voor welke
activiteiten projectsubsidie verstrekt kan worden. Deze projecten kunnen na
evaluatie in de nieuwe subsidievorm worden meegenomen. De huidige subsidiëring
van zelforganisaties zal bij de nieuwe aanpak worden betrokken.
2.
Ontwerpen regeling van ruimte gebruik door de
zelforganisaties. Dezelfde deelprojectgroep zal een voorstel doen om het
ruimte gebruik door zelforganisaties in diverse onderkomens en tijdverdelingen
aan te passen aan de huidige behoefte. Hierbij zal het gebruik van de
Koornmarkt ook worden betrokken.
3. Deelname aan
besturen en politiek en ouderraden bevorderen;
In samenwerking met de werkgroep
migrantencommunicatie wordt in 2001 een cursus opgezet. Stages en adopties
worden gestimuleerd.
4. Er wordt
nader overlegd over de plaats en een eventuele samenwerkingsvorm om de
maatschappelijke begeleiding voor nieuwkomers/niet-vluchtelingen uit te voeren.
Vakteam activering en inburgering
neemt de maatschappelijke begeleiding van nieuwkomers niet vluchtelingen
tijdelijk zelf op zich. Daartoe zal (tijdelijk) een parttime kracht worden
aangetrokken. Dit in afwachting van de nieuwe welzijnsorganisatie om daarmee
afspraken over het realiseren en subsidiëren van deze activiteiten te
maken.
5. Kunstvormen
van de in Delft wonende groepen worden gebruikt om de woonomgeving aan te kleden en onderlinge kennismaking te
bevorderen.
Twee jaar geleden heeft in Gorkum een
project gedraaid (Kremlingeheugen) waar een groot wijkfeest voor heel veel
mensen van verschillende afkomsten de start van een kunstmanifestatie was.
Binnen de Delftse toepassing hiervan wordt gezocht naar resultaten van
blijvende aard en het betrekken van
(allochtone) kunstenaars en wijkbewoners bij de herinrichting en
renovaties in de wijken Voorhof, Poptahof en Buitenhof en op scholen in deze
wijken Een dergelijke aanpak kan de
multiculturele samenstelling van de wijken recht doen en daardoor bijdragen aan
de integratie.
6. Inspraak en
invloed uit migrantenkringen in het gemeentebeleid bevorderen.
Om de uitwerking en invoering van
voorstellen uit deze integratienota te volgen, wordt in overleg met de
werkgroep migrantencommunicatie een klankbordgroep samengesteld die regelmatig
overlegt met het programmateam integratie- en opvangbeleid. In samenwerking met de werkgroep migrantencommunicatie wordt de
deelname van vertegenwoordigers van zelforganisaties in reguliere
overlegsituaties bevorderd. Hierbij wordt gedacht aan de panels voor
gehandicaptenbeleid en voor het beleid werk en inkomen.
Aanbevelingen
naar ander beleid:
·
Versterking van wijknetwerken en opbouwwerk onder alle
groepen, maar vooral vrouwen.
·
Aansluiting bij wijkplannen en cultuurvisie en
sportvisie. Herkenbare onderdelen in de wijkplannen over activiteiten die
bijdragen aan de integratie en het multicultureel samenleven.
·
In de opzet van de brede school rekening houden met
interculturele activiteiten en ontmoetingen.
·
Inrichten van vaste ruimte voor activiteiten van
allochtone vrouwen.
·
Aandacht voor kennismaking met de diverse vormen van
sport in het kader van het inburgeringstraject.
·
Versterking en uitbreiding van het
bezoekvrouwenproject.
·
Grote aandacht voor kadervorming en cursussen als
projectmatig werken bij de ondersteuning van de organisaties en verenigingen
Er is
een bepaalde noodzaak om in de buurt van landgenoten te wonen om zich thuis te
kunnen voelen en de moedertaal te kunnen spreken, echter wel bij voorkeur
temidden van de autochtone bevolking. Bij te grote concentratie van allochtonen
in een wijk heeft integratie weinig kans: bij kleinschaligheid meer draagvlak
in de samenleving, meer bereidheid tot begrip, acceptatie en hulp.
Huismeesters, consulenten van de corporaties en multicultureel buurtwerk, stimuleren van ontmoetingsplekken, zijn
allemaal wijkgerichte activiteiten die het woonklimaat en onderlinge
kennismaking kunnen bevorderen.
Het
is van belang om meer mogelijkheden te creëren voor allochtonen om niet alleen
als bewoner, maar ook als werknemer bij te dragen aan oplossing van
vraagstukken rond integratie en opvang,. Ook zouden sleutelfiguren structureel
betrokken moeten worden bij de wijkplannen. Alle initiatieven en ideeën van de
verschillende corporaties met betrekking tot integratie en leefbaarheid zouden
geïnventariseerd moeten worden..
Contacten
tussen de bewoners zouden gestimuleerd moeten worden en het vormen van
netwerken bevorderd. Allochtonen zouden nadrukkelijk uitgenodigd moeten worden
te participeren in bewoners commissies en ook bij voorkeur als werknemer bij de
woningcorporatie of instantie meedenkend in praktische en beleidszaken. Er zou
goede voorlichting moeten komen over leefregels, normen en waarden met
betrekking tot hygiëne en veiligheid en toezicht op naleving hiervan. Brieven
van instanties zouden in begrijpelijke taal geformuleerd moeten worden. Het is van belang dat corporaties en de
stadsreiniging zorgvuldige en snel en adequaat reageren op klachten over
gebreken aan de woning, portiek, galerij en vuil op straat door corporaties en
stadsreiniging. Sprake zou moeten zijn van een structurele samenwerking tussen
corporaties en zelforganisaties. Ook van belang lijkt het opzetten en
bevorderen van voldoende dagbesteding in de wijk.
Verder
van belang zijn voldoende passende woningen, voldoende gevarieerd aanbod, grote
woningen voor grote gezinnen, aandacht voor ouderen (bijvoorbeeld woningen, die
geschikt zijn voor inwoning van ouders bij kinderen of mogelijkheden voor
familieleden om dicht bij elkaar in de buurt te wonen in verband met zorg), en
aandacht voor de woonproblematiek van alleenstaande minderjarige asielzoekers.
In het overzicht van
percentage inwoners naar afkomst per buurt op 1 januari (compleet opgenomen in
de bijlage wonen) is te zien hoe de verdeling over de stad ligt.
De buurten waar de
meeste inwoners van buitenlandse afkomst wonen zijn:
Poptahof-Zuid 66,1 %
Gillisbuurt 54,9 %
Poptahof-Noord 53,4 %
Het Rode Dorp 37,9 %
Centrum-Zuidwest 34,1 % (maar dit zijn de IHE studenten)
De Bras 30,0 %
en de buurten waar
het percentage het laagst ligt (afgezien van buurten waar heel weinig mensen
wonen) zijn:
Olofsbuurt 6,0 %
Ecodus 6,0 %
Ministerbuurt-Oost 4,8 %
Indische buurt-Noord 4,0 %
Bosrand 3,8 %
Aart van der
Leeuwbuurt 3,8 %
Gemiddeld is het
percentage over heel Delft 16,2 %
Het
beeld dat uit de tabel naar voren komt, toont de onevenwichtigheid in de
verdeling nadrukkelijk aan. Afgezet tegen de gemiddelde verdeling over de stad
kan uit de tabel worden afgelezen voor welke buurten meer kleur op de wangen
moeten krijgen. De tabel wordt beschouwd als een nulmeting en als toetssteen
voor het te voeren huisvestingsbeleid.
Daarom
hebben we veel nagedacht over het streven naar een gevarieerde samenstelling
van bewoners in wijken en de invloed die we kunnen en willen uitoefenen op de
spreiding van de groepen van verschillende nationaliteit en afkomst. We
onderkennen dat zich langzaam maar zeker een te grote concentratie van allochtonen
voordoet in een strook goedkope woningen, die loopt van NS-station Delft-Zuid
schuin door Voorhof, Poptahof en dan weer terugbuigend Buitenhof in. Aan de
begeleiding wordt nu met een aantal activiteiten vooral in Voorhof een
intensivering gegeven. Niettemin is de toename van de concentratie ongewenst.
Hiervoor zijn meerdere redenen aan te geven:
·
een te grote
concentratie vermindert het appèl op de allochtonen om te integreren. Kinderen
krijgen of houden taalachterstand door te weinig kennismaking met de
Nederlandse taal.
·
er ontstaat een hele
snelle doorstroom onder de autochtone bevolking. Het sociale klimaat lijdt
onder deze vorm van bewoning. Er is door de korte woonduur minder behoefte aan
onderling contact en minder zorg voor de woonomgeving. Ook voelen sommige
ouderen zich onveilig in de wijk.
·
voor pubers is de
integratie een voorwaarde voor hun toekomst in Nederland, contacten met
autochtonen in de woonomgeving zijn hierin onmisbaar. Jongerenopvang in de wijk
is van groot belang. Voor hen gelden de opmerkingen die eerder zijn gemaakt
over het gebruik maken van hun krachten. In het project integraal jongerenwerk
wordt hieraan aandacht besteed.
·
om ontmoetingen tussen
allochtonen en autochtonen op een ‘natuurlijke’ manier plaats te doen vinden en
te stimuleren (bij de scholen, kinderopvang, in het buurtwerk, rond info
punten, bij consultatiebureaus en dergelijk) is een gevarieerde samenstelling
van bewoners in de wijk nodig.
Concentratie
van allochtone bevolkingsgroepen in de verschillende wijken kan beïnvloed
worden door maatregelen met betrekking tot:
·
de beteugeling van de
instroom,
·
het bevorderen van de
uitstroom uit ‘concentratiewijken’.
In het eerste geval
kan gedacht worden aan labeling van
woningen in de bedoelde wijken ten behoeve van andere woningzoekenden, zoals
jongeren of ouderen. Ook kan in het kader van herstructurering bekeken worden
hoe de eenvormigheid van bepaalde wijken doorbroken kan worden. In het tweede
geval kan gedacht worden om de aantrekkingskracht om naar een andere wijk te
verhuizen te vergroten.
In het kader van herstructurering zal de visie op integratie een belangrijk element moeten zijn voor de plannen ter bevordering van een gezond woonklimaat. In de herstructureringen en renovaties in Voorhof en Buitenhof de multiculturele inbreng een kans geven: gebruiksmogelijklheden van buitenruimten en kleurige vormgeving kunnen daar uitingen van zijn.
Beleidsvoorstellen:
1.
Samen met de woningcorporaties, de woonkoepel en
vertegenwoordigers van de zelforganisaties een plan opstellen voor het
realiseren van een evenwichtiger verdeling van bevolkingsgroepen over de
Delftse buurten. In dat plan wordt als bijzonder aandachtspunt aangegeven de
voldoende beschikbaarheid en een redelijke verdeling van grotere woningen over
de buurten.
Op deze wijze wordt nader uitwerking
gegeven aan de prestatieafspraken zoals die zijn opgenomen in de Beleidsvisie
Wonen. De uitwerking vindt plaats in het verband van een deelprojectgroep die
gevraagd wordt een instrumentarium voor te stellen (zoals labelling,
huuraanpassing, voorlichting over huursubsidie aan de doelgroep en
herstructurering) waarmee in Delft nieuwe buurten bereikbaar worden voor
allochtonen en buurten waarin voorheen een hoge concentratie aan allochtonen
was aantrekkelijker worden voor nieuwe doelgroepen.
2.
Bevorderen van aanstelling van huismeesters /
contactpersonen van allochtone afkomst in de flats in Voorhof en Buitenhof.
In overleg met de corporaties en met
vakteam activering ook in het kader van instroomprojecten uit de nota “Samen
aan de slag” aanstellen van vijf
huismeesters van buitenlandse afkomst in 2001 en vijf in 2002 op WIW of ID
basis.
Bij het invullen
van vacatures heeft de gemeente opnieuw een taakstelling in diversiteitsbeleid
op zich genomen. In dezelfde geest kunnen wellicht convenanten met grote
instellingen worden afgesloten.
Uit het onderzoek
van Intomart blijkt dat taalbeheersing de sleutel tot integratie is, maar dat
het hebben van Nederlandse kennissen en werk (of een niet-betaalde
maatschappelijke positie) daarmee duidelijk samenhangt. Het is dus van groot
belang informele netwerken te stimuleren en te creëren waar dat maar mogelijk
is om de taallessen die door velen gedurende een periode worden gevolgd aan te
vullen met het spreken in ‘dagelijks’ gebruik. De taalbeheersing is, naast de
imagoverbetering, de grootste eis tot het vinden van werk of een positie. Op
veel plaatsen zullen conversatiegroepen en taal-werkstages georganiseerd
worden.
In het domein werk en activering is duidelijk geworden, dat de overstap van een beschermde WIW-baan naar een baan in het bedrijfsleven op normale basis, nog een grote stap is. Vooral voorbeeldfuncties kunnen hier een hulpmiddel in het beleid zijn. In het oudkomersbeleid wordt bovendien bewust gekozen voor vele soorten stageplaatsen waarbij de taalbeheersing ook praktisch wordt beoefend.
Nu een aanvang is gemaakt met het actief benaderen van de groep fase 4 cliënten waaronder een grote groep oudkomers, blijkt dat zij een intensieve en op maat gesneden begeleiding nodig hebben om hen aan het werk of maatschappelijke participatie te kunnen helpen. Behalve de taalcursussen, taalstages e.d. is het ook nodig begeleiding te geven in cultuur en gewoonten in Nederland, budgetteren, e.d. en soms is doorverwijzing naar hulpverlening nodig.
Om deze op maat gesneden begeleiding mogelijk te maken wordt een centraal punt voor oudkomersbeleid ingericht en wordt de capaciteit van de trajectbegeleiding zowel langer (enkele jaren) als tijdelijk (max. twee jaar) uitgebreid en wordt een inkoopbudget ten dienste van de inkoop van stages en stimuleringsactiviteiten e.d. afgezonderd.
Beleidsvoorstellen:
1.
Allochtonen op hogere functies. In de recent
verschenen nota ‘Gemeentelijk diversiteitsbeleid’ wordt een aanpak aangekondigd
waarbij allochtone werknemers van de gemeente gecoached en geschoold worden om
door te kunnen stromen naar hogere functies. Daarnaast zal voor een deel van de
gemeentelijke vacatures geworven worden via op specifieke doelgroepen gerichte
bureaus.
Bij de benoemingen in het kader van
het oudkomersbeleid, de conctactpersonen en trajectbegeleiders zal met deze
coaching en doorstromingsmogelijkheden rekening worden gehouden. Op deze wijze
kan ook een aantal WIW-medewerkers-sleutelfiguren uit de organisaties waarmee de
gemeente samenwerkt (SVD, SWD, Maatzorg etc.) instromen op deze plaatsen en op
den duur reguliere banen vinden.
2. Werk op
niveau; diploma waardering bijscholing met behoud van uitkering.
In de inburgeringstrajecten zal zo
snel mogelijk de waarde van de opleiding en diploma’s uit het land van herkomst
van de betrokkene worden vastgesteld. Het traject zal op de deskundigheid
worden ingesteld. Indien nodig kan met behoud van uitkering een studie worden
gevolgd als daarmee een diploma uit het thuisland ook in ons land geldend kan
worden gemaakt, dan wel vervangen door een in Nederland geldend diploma.
3.
Uitvoering wet Samen zal in de gemeente worden
geïntensiveerd.
De gemeente zal haar verplichting in
het kader van de wet Samen jaarlijks met een procent ophogen. (ieder jaar
ongeveer 14 banen voor mensen van buitenlandse afkomst.)
4. Netwerk
diversiteitsbeleid. De gemeente wil met
instellingen en bedrijven in de stad bespreken of zij een vergelijkbaar
diversiteitsbeleid zouden willen opzetten.
De gemeente biedt hen daarbij de
mogelijkheid aan van de coachingsfaciliteit gebruik te maken. De instellingen
en de bedrijven die in het netwerk deelnemen melden kansrijke personen en
vacatures bij het netwerk aan.
5. De gemeente
Delft zal in haar contractbesprekingen met gesubsidieerde instellingen en
andere partners hen nadrukkelijker aanspreken op hun (mede-)
verantwoordelijkheid inzake het plaatsen van werkloze migranten bij
instellingen en bedrijven.
Daarnaast zal de gemeente zelf
(samenwerkend met migrantenorganisaties, bovengenoemde partners e.a.) extra
aandacht besteden aan imagoverbetering van migranten bij bedrijven.
6.
Vanuit het centrale punt voor oudkomers speciale
aandacht schenken aan voorlichting op het punt van budgetteren en
verplichtingen nakomen.
Bij de budgetwinkel wordt een project
gestart waarin met begeleiding van een consulent mede door sleutelfiguren /
contactpersonen zowel uit de doelgroep als uit de Nederlandse cultuur mensen
thuis bezocht zullen worden. Er wordt aandacht geschonken aan training voor
deze activiteiten.
Aanbevelingen
binnen het activeringsbeleid:
·
Samen aan de slag. Algemeen beleid. Maar omdat
werkloosheid en een laag inkomen voor veel allochtonen een probleem vormen,
zijn de voorstellen uit Samen aan de slag voor hen zeker van belang.
·
Intensivering van de begeleiding, scholing en
toeleiding naar werk van allochtone, vroegtijdige schoolverlaters, waaronder
AMA’s, relatie met de Centrale opvang VO. Hier ligt een relatie met het
casemanagement van 16-23 jarigen.
Onderwijs speelt al in de voorschoolse periode een zeer belangrijke rol bij het bevorderen van de integratie van allochtonen en het voorkomen van achterstand. 30% van de 0-4 jarigen is van allochtone herkomst. Nog steeds komen veel allochtone leerlingen met een aanzienlijke taal- en ontwikkelingsachterstand de school binnen.
Een integrale, langetermijn aanpak, een intensieve samenwerking tussen school en andere organisaties, een gericht doelgroepenbeleid en een onderwijsaanbod op maat voor ouders en kinderen op het gebied van taal en cultuur zijn daarbij bepalend voor het succes. Binnen deze aanpak moet ook duidelijk aandacht geschonken worden aan de uitstroom uit de centrale opvang. Verder is het van belang de taallijn voor de GOA-scholen en de Centrale Opvang (primair onderwijs en voortgezet onderwijs) verder te ontwikkelen. Belangrijke randvoorwaarden zijn: individuele begeleiding – ook van ouders, informatie over het onderwijsaanbod, flexibele kinderopvang en de afstemming met zelforganisaties en arbeidsmarktorganisaties.
Een behoorlijk
probleem is de beperkte flexibiliteit van hogere opleidingen. Het komt vaak
voor dat mensen in het bezit zijn van kennis die niet de diplomavorm heeft die
door ‘onze’ opleidingen wordt erkend. De trajectbegeleiding zou op dit punt
duidelijke signalen moeten geven, zodat daar meer beleid van gemaakt kan worden
en invloed uitgeoefend kan worden. Een ander probleem is de mogelijkheid om met
behoud van uitkering een aanvullende studie te volgen. In sommige gemeenten mag
dat wel. Een andere mogelijkheid is een flexibeler indeling van de roosters die
rekening houdt met het hebben van een baan.
Beleidsvoorstellen:
1. Opzetten en
uitvoeren van een preventieve, vroegtijdige, voorschoolse aanpak, met aandacht
voor netwerk, hulp, signalering en ondersteuning.
De verschillende initiatieven dienen
op elkaar afgestemd en aansluitend gemaakt te worden; het geheel wordt
geïmplementeerd.
Het informeren van ouders over opvoeding en school in speciale
ouderprogramma’s.
Medewerkers die in de voorschoolse opvang veel allochtone peuters opvangen
trainen en ondersteunen in het dagelijks werk.
Stimuleren van een samenwerkingsrelatie tussen consulatiebureaus en
voorschoolse voorzieningen.
Het stimuleren van een samenwerkingsrelatie in de buurt tussen voorschoolse
voorzieningen en een basisschool.
Voorschoolse taal-, spel- en ouderprojecten ook bereikbaar maken voor
oudkomers.
Aanbieden van taallessen aan moeders, gecombineerd met kinderopvang voor
peuters met het doel het aanleren van Nederlands.
Uitbreiding van het cursusaanbod, ook voor ouders.
Taallijn voor de GOA-scholen en Centrale Opvang ontwikkelen.
Aanbevelingen binnen het
onderwijsbeleid:
·
In het voorjaar 2000 heeft de gemeente Delft een
onderzoek laten uitvoeren bij ouders van allochtone kinderen naar de behoefte
aan onderwijs in allochtone levende talen (OALT) .
Met ingang
van 1 augustus 1998 is via de wet Allochtone Levende talen (Wet OALT) de
primaire verantwoordelijkheid voor het aanbod van onderwijs in allochtone
levende talen (OALT) bij de gemeenten gelegd. De gemeente Delft ontvangt
hiervoor een uitkering en moet hiervoor een OALT-plan vaststellen.
Dat gebeurt
najaar 2001.
·
Het realiseren van brede vensterscholen in alle wijken
waarin nieuwe activiteiten (bijvoorbeeld sport), onderwijsondersteuning en
zorg- en opvoedingsondersteuning op wijkniveau verder uitgebouwd kunnen worden.
·
Een projectplan ‘resultaatverbetering educatie’
schrijven, gekoppeld aan een nieuw te vormen incentivebeleid en
instroombevorderende afspraken met sectoren. Een volgsysteem hanteren om
leerlingprestaties, begeleiding, verzuim/ uitval te volgen en stappen te nemen
indien nodig..
·
Educatief aanbod startkwalificatie en doorlopende
leerlijnen. Het scholingsaanbod zo formuleren dat er sprake is van doorlopende
leerlijnen. Dit kan bereikt worden door in het educatieplan de
activeringsinstrumenten goed af te stemmen op beroepsoriënterende programma's
gevolgd door schakelende programma's naar werk en/of een kwalificerende
opleiding (startkwalificatie). Dit betekent dat alle programma’s in de toekomst
modulair aangeboden moeten kunnen worden, waardoor de individuele burger een
totaal sluitend traject aangeboden kan worden. Scholingsinstellingen stimuleren
een passend aanbod hierop te ontwikkelen.
·
Tesamen met het Voorbereidend Beroepsonderwijs (VBO)
en Onderwijs technocentrum (OTC) zullen projecten ontwikkeld worden ter
bevordering van de instroom en het voorkomen van uitval binnen het VBO. De
relatie onderwijs-bedrijfsleven dient te worden versterkt door het
bedrijfsleven nadrukkelijker te betrekken bij de ontwikkeling en uitvoering van
de onderwijsprogramma’s.
Bij de zorgverlening aan allochtonen in Delft is een aantal knelpunten geconstateerd:
Systeem van de gezondheidszorg
In Delft wordt door de zorgverlenende instanties een tekort aan huisartsen en tandartsen onderkend. De GGD is momenteel bezig om het tekort aan tandartsen in kaart te brengen. Aangegeven wordt dat in de wijken Voorhof en Buitenhof waar relatief veel allochtone burgers wonen, te weinig huisartsen zouden zijn omdat de huidige huisartsen ‘volle’ praktijken hebben, terwijl in de binnenstad relatief veel huisartsen gevestigd zijn. Daarnaast heeft in Delft een aantal oudere huisartsen besloten om parttime te werken waardoor de opnamecapaciteit kleiner is. Uit onderzoek van de gemeente Delft naar de stand van de inburgering van allochtonen in Delft is echter wel gebleken dat bijna iedereen een vaste huisarts heeft. Hoewel er signalen zijn dat het vinden van een huisarts moeilijk is, kan geconcludeerd worden dat bijna alle allochtonen uiteindelijk toch een vaste huisarts vinden. Uit het onderzoek bleek ook dat dit bij tandartsen anders ligt: 76% van de allochtonen die kort in Delft woont, heeft een vaste tandarts en 86% van allochtonen die lang in Delft wonen, heeft een vaste tandarts.
In de gezondheidszorg zijn verschillende instanties
betrokken die een bepaalde vorm van zorg bieden. Juist bij de overdracht van de
ene instantie naar de andere instantie ontstaan problemen. Ook is nu iedere
instantie is wettelijk verplicht om een eigen intake te doen. Hierdoor moeten
cliënten vaak diverse malen hun probleem omschrijven. Voor allochtone cliënten
is dit extra moeilijk vanwege de taalbarrière. Om dit knelpunt op te lossen is
door GGZ Delfland, onderdeel het RIAGG, en het AMW een gezamenlijk
verwijsprotocol opgesteld. Hierin wordt per cliënt bekeken of er sprake is van
een eerste lijns- of een tweede lijnsproblematiek. Cliënten die bij één van
beide organisaties binnenkomen, worden op basis van het protocol gediagnosticeerd
en eventueel naar elkaar doorverwezen. In geval van allochtone cliënten en hun
specifieke problematiek vindt er op deze wijze een optimale uitwisseling plaats
tussen beide instellingen.
Aansluiting allochtonen bij gezondheidszorg
Voor allochtone burgers in Delft die een verleden als
vluchteling hebben, is de aansluiting op de gezondheidszorg extra moeilijk.
Vluchtelingen hebben namelijk een zeer specifiek traject afgelegd voordat zij
in een gemeente gaan wonen: zij hebben traumatische ervaringen gehad in het
land van herkomst en de ervaringen die zij opdoen bij aankomst in Nederland[7]. Wanneer
asielzoekers vanuit de centrale opvang naar de gemeente Delft worden
uitgeplaatst, nemen zij hun lichamelijke en psychische gesteldheid mee en kan
dat van negatieve invloed zijn op de inburgering of integratie in Delft. Zij
ondervinden hierdoor problemen bij bezoeken aan de huisarts en de tandarts in
Delft. Voor huisartsen is het soms moeilijk om relevante signalen van
gezondheidsproblemen op te vangen die allochtonen afgeven.
Een voorbeeld op het terrein van de tandheelkunde
hiervan is dat asielzoekers op grond van de ziekenfondsverzekering in de
centrale opvang tandheelkundige zorg ontvangen dat gericht is op het behandelen
van alleen de meest dringende klachten. Hierdoor is de mondhygiëne van
nieuwkomers die vluchteling zijn, niet optimaal wanneer zij in Delft gaan wonen
en is de zorgvraag die zij bij de tandartsen neerleggen relatief groot.
Een voorbeeld voor wat betreft huisartsen is dat in de
centrale opvang geen huisartsen aanwezig zijn, maar verpleegkundigen.
Verpleegkundigen zijn niet altijd in staat om verschillende ziektebeelden goed
te onderscheiden en dit helder op te schrijven in het cliëntendossier. Daardoor
dragen zij het dossier van de cliënten niet volledig over aan de huisarts
wanneer een asielzoeker wordt overgeplaatst naar de gemeente Delft en moet de
huisarts veel tijd investeren om de klachten te doorgronden.
Het Nederlandse systeem van de gezondheidszorg is erg verschillend ten opzichte van de systemen in de landen van herkomst van de allochtonen. Daardoor komen de verwachtingen van allochtonen van de gezondheidszorg niet overeen met de zorg die wordt geboden. In veel landen bestaat bijvoorbeeld niet de rol van de huisarts als eerste aanspreekpunt en diens verwijsfunctie. Allochtonen zijn daardoor onbekend met wat de huisarts voor hen kan betekenen en zijn sneller teleurgesteld als de hulp niet aan hun verwachtingen voldoet. Daarnaast kennen veel herkomstlanden geen stelsel voor een ziektekostenverzekering waardoor zij onbekend zijn met de mogelijkheden voor verzekering in Nederland.
Taalbarrière en een andere culturele achtergrond hebben eveneens tot gevolg dat allochtone cliënten niet optimaal de zorg ontvangen die zij nodig hebben. De ‘Nederlandse’ hulpverleners begrijpen vaak niet waar een bepaalde reactie vandaan komt bij een allochtone cliënt of begrijpen bepaalde signalen niet die door de cliënt worden afgegeven. Daarnaast is er in instellingen geen aandacht en/of ruimte voor religieuze handelingen door allochtone cliënten.
2.
Versterking van de eerste lijnsgezondheidszorg door
het inrichten van gezondheidscentra waarin deskundigen op het gebied van zorg
voor allochtone cliënten van het maatschappelijk werk, huisartsen, tandartsen
en mogelijk het RIAGG gevestigd zijn.
Allochtone huisartsen en tandartsen verdienen
voorrang. Hierdoor kan meer onderlinge kennisuitwisseling en betere
doorverwijzing plaatsvinden. Hierbij wordt tevens ingezet op extra aandacht
voor allochtonen die te maken hebben met het verwerken van een vluchtelingverleden.
3.
Meer voorlichting aan allochtone burgers in Delft over
het gezondheidssysteem in Nederland.
Het organiseren van cursussen en bijeenkomsten om
allochtonen voor te lichten over het systeem en hun eigen gezondheid. Dit vindt
bij voorkeur plaats in samenwerking met de GGD, zelforganisaties, de Stichting
Vluchtelingenwerk Delft en gezondheidscentra.
4. Wonen en zorg
voor oudere allochtonen in groepsverband mogelijk maken.
In
overleg met de Delftse zorgaanbieders, de corporaties en de Stichting
Ouderenwerk Delft onderzoeken of woonzorgcomplexen voor groepen oudere
migranten ingericht kunnen worden
Aanbevelingen naar ander beleid:
·
Het stimuleren van zorginstellingen om allochtone
hulpverleners in dienst te nemen zodat er binnen de gezondheidszorg meer
gemengde hulpverleningsteams kunnen ontstaan.
·
Meer specifieke aandacht voor gezondheidsproblemen van
allochtone burgers in Delft.
·
Het stimuleren dat allochtonen meer deelnemen aan
besturen van zorginstellingen.
Zowel in het
kader van het ontwikkelen van deze nota, als in het kader van vele andere
gemeentelijke projecten en activiteiten, blijkt het niet eenvoudig de
doelgroepen op hun eigen wijze in het proces te laten participeren. En dat
terwijl deze doelgroepen een steeds groter aandeel van de Delftse bevolking
vormen en het in de toekomst dus alleen maar belangrijker wordt om hen te
betrekken in de beleidsvorming. De gemeente zou, ook richting andere
organisaties en instellingen, het goede voorbeeld op dit terrein moeten geven.
Nu is er nog slechts incidenteel aandacht voor voorlichting aan anderstaligen,
terwijl dit structureel zou moeten zijn. Enkele voorbeelden van incidentele
aandacht binnen projecten zijn: de EZH campagne (korte vertaling op de
brochure), campagne rondom de aanvullende verzekering voor minima (gebruik
gemaakt van de kennis van St. Welzijn en vertalingen gemaakt), informatie over
de centrale opvang (alles vertaald; is voorwaarde voor slagen van dit project
voor nieuwkomers). Maar ook binnen andere projecten en thema’s zou deze
aandacht er moeten zijn, bijvoorbeeld bij de wijkplannen, armoede en
activering, volksgezondheid, onderwijsactieplan, standaard
informatievoorziening in de Stadskrant, informatie over uitkeringen, WVG,
enzovoort. Tot op heden worden anderstaligen binnen deze projecten nauwelijks
tot niet bereikt.
Bovendien kan
een belangrijke bijdrage worden geleverd aan de imagoverbetering van
buitenlandse werknemers.
In de nota
wordt nu op een aantal plekken het aanstellen van contactpersonen uit de
doelgroepen aanbevolen. Dat zal helpen, maar een functionaris die vanuit het
vakteam communicatie op alle punten kan adviseren en deels uitvoeren en
vertalen is eigenlijk onmisbaar geworden. We denken dan aan iemand met een
parttime aanstelling die minstens een, liefst twee van de “vreemde” talen
beheerst, die kan adviseren over methoden en ook kan helpen bij het geven en
organiseren van cursussen aan vrijwilligers en contactpersonen die voorlichting
geven aan allochtonen.
Ook andersom
is er ondersteuning te leveren: om je ideeën over het voetlicht te brengen als
je de taal niet helemaal beheerst, als je niet gewend bent aan onze
vergadercultuur, vereist moed. Dan kan hulp en training van iemand die daar
veel ervaring mee heeft uitkomst bieden. Ook professionals die met de
doelgroepen te maken krijgen kunnen zich laten trainen in op een open manier
luisteren en communiceren.
Naast de
parttime functionaris kan er nog aanvullende vertaal deskundigheid worden
ingehuurd of op nog kleinere schaal aangesteld. De parttime functionaris kan
worden aangesteld met een proeftijd van twee jaar, waarna het takenpakket
geëvalueerd wordt om te bezien of er daadwerkelijk in een behoefte vanuit de
organisatie wordt voorzien. Geschatte kosten bedragen 60.000,= op jaarbasis bij
een halftime aanstelling.
De
financiering van deze functie kan uit diverse dienstverleningen aan projecten
en deels vast uit de bestaande financieringsstromen (WIN, oudkomers,
communicatie etc.) worden gedekt.
Voorstel:
Akkoord gaan met het aanstellen van een halftime
migranten-cmmunicatiemedewerker voor de proeftijd van twee jaar, waarna deze
functie wordt geëvalueerd.
De
projectgroep heeft met het verschijnen van deze nota haar eerste opdracht
vervuld. Het beeld van een nieuw beleid voor integratie en opvang van
vreemdelingen is duidelijk en de stappen die gezet moeten worden zijn in kaart
gebracht. Bovendien is een deel van de knelpunten, die aan het begin van het
traject bestonden, reeds opgelost doordat er al stappen gezet zijn.
Er is
in de afgelopen tijd ervaring opgedaan met de samenwerking tussen de diverse
beleidsonderdelen binnen de gemeente, waarbij de Stichting Vluchtelingenwerk
als directe partner meewerkt. De projectgroep is daardoor overtuigd van het
belang van voortgaande samenwerking en voortgang van de domeingroepen waarbij
ook leden uit de doelgroepen en instellingen betrokken worden.
Gezien de onderwerpen die nu aan de orde zijn om nog
verder te worden uitgewerkt is het belangrijk de samenwerking met de
corporaties te versterken. We stellen dan ook voor iemand uit hun kring in het
team op te nemen.
In de nieuwe organisatie zijn programmateams mogelijk
voor beleidsgebieden waarvoor een dwarsdoorsnee door de organisatie helpt de
onderlinge relaties te ondersteunen en op die manier de diverse
beleidsonderdelen beter op elkaar af te
stemmen.
Voorstel
is daarom de projectgroep om te zetten in een programmateam en blijvend op deze
interactieve wijze door te werken. Dit laatste vereist nog steeds de nodige
aandacht en nu bestaande netwerken zijn erg belangrijk om te onderhouden.
Voorstel:
·
De projectgroep omzetten naar een programmateam.
Samenstellen programmateam opvang- en
integratiebeleid, waarin participeren:
Projectleider: mevrouw F. Wethmar
Vakteam activering en inburgering: teamleider nieuwkomers en coördinator
oudkomers
Vakteam beleid en projecten: beleidsmedewerker zorg
Vakteam welzijn: beleidsmedewerker emancipatie
Vakteam onderwijs: beleidsmedewerker basisonderwijs
Vakteam wonen: beleidsmedewerker wonen
Directeur Stichting Vluchtelingenwerk Delft
Iemand namens de gezamenlijke corporaties
De egalisatiereserve integratiebeleid [8]is
op de begroting ondergebracht bij het vakteam Activering en Inburgering. De
budgethouder is adjunct sectorhoofd Act en I in overleg met de projectleider in
afwachting van de mandatering.
De egalisatiereserve is ingesteld om de fluctuering
die bestaat in de uitkeringen voor inburgering nieuwkomers (WIN) en inburgering
oudkomers (regeling inburgering oudkomers) en opvang van ROA-cliënten en
houders van een VVTV in woningen en extra kosten ten gevolge van de opvang van
vele leerplichtige asielzoekers in het onderwijs (Centrale Opvang) op te
vangen. Zowel in overschotten als
tekorten.
Aangezien de beleidsmaatregelen die met deze middelen
worden uitgevoerd elkaar sterk beïnvloeden en nauw met elkaar samenhangen
verdient het aanbeveling de bestemming van de middelen te koppelen met de
bestemming van de gelden voor nieuw beleid op dit terrein.
Het overzicht van voorstellen, waarin ook de
voorstellen voor uitvoering inburgering oudkomers zijn verwerkt vermelden dan
ook voor een bedrag van ƒ100.000,- nieuw beleid, voor een bedrag van ƒ1.500.000
oudkomers (stortingen 1999 en 2000 inclusief een éénmalige extra storting van
480.000) bestemmingen en maken verder gebruik van een deel van de reserve.
Deze reserve kan dus niet geheel worden gebruikt
aangezien ook in de komende jaren rekening gehouden dient te worden met
mogelijke tekorten in de verhouding vergoedingen en uitgaven in het totaal van
dit beleid.
Integr/
Oudk |
Nr |
Voorstel |
uitvoering |
2000 |
2001 |
2002 |
nb/res/ok |
resultaten |
Integr |
4.1 |
Participatie: |
|
|
|
|
|
|
Integr |
4.1-1 |
Wijziging subsidiebeleid zelforganisaties |
Programmateam |
- |
40.000 |
40.000 |
Nb |
2001 experimenten, 2002 nieuwe opzet |
Integr |
4.1-2 |
Regeling ruimtegebruik |
|
- |
- |
- |
- |
Optimaal en breed gebruik accommodaties |
Integr |
4.1-3 |
Deelname besturen bevorderen |
Programmateam |
- |
10.000 |
p.m. |
Res |
cursus,
deelnemers, stages |
Integr |
4.1-4 |
Maatschappelijke begeleiding migranten |
Programmateam |
p.m. |
30.000 |
30.000 |
WIN |
Ontwikkeling en normering product maatschappelijke
begeleiding migranten |
Integr |
4.1-5 |
Kunstmanifestatie |
Programmateam
en Cultuur |
- |
100.000 |
100.000 |
Res |
manifestatie in Voorhof en Buitenhof + blijvend
resultaat |
Integr |
4.1-6 |
Inspraak en invloed allochtonen in gemeentelijk
beleid |
Programmateam |
- |
- |
- |
- |
inbreng van allochtonen in gemeentelijk beleid |
|
4.2 |
Wonen: |
|
|
|
|
|
|
Integr |
4.2-1 |
Verdeling woningvoorraad |
Programmateam en Wonen |
10.000 |
40.000 |
p.m. |
Nb: 10.000 Res: 40.000 |
Medio 2001 plan van aanpak |
Integr |
4.2-2 |
Aanstellen huismeesters/ contactpersonen allochtone
afkomst |
Activering/ inburgering |
- |
25.000 |
25.000 |
Res |
10 en mogelijk meer opgeleide huismeesters |
|
4.3 |
Werk en
activering: |
|
|
|
|
|
|
Integr |
4.3-1 |
Migranten in hogere functies |
Activering/ inburgering en B&P |
- |
- |
- |
- |
doorstroming van de contactpersonen en
sleutelfuncties |
Integr |
4.3-2 |
Werk op niveau; diploma-waardering; studeren met
behoud van uitkering |
Activering/ inburgering en B&P |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
|
sneller werk en studie op eigen niveau voor
nieuwkomers |
Integr |
4.3-3 |
Wet Samen |
Programmateam en P&O |
- |
- |
- |
- |
14 aanstellingen per jaar extra |
Integr |
4.3-4 |
Netwerk diversiteitsbeleid |
Programmateam |
- |
30.000 |
30.000 |
Nb |
Meer allochtonen in dienst bij instellingen en
bedrijven |
Integr |
4.3-5 |
Allochtonen in dienst bij partnerorganisaties |
Programmateam en betreffende vakteams |
- |
- |
- |
- |
Meer allochtonen in dienst bij instellingen en
bedrijven |
Integr |
4.3-6 |
Training en voorlichting budgetteren |
Activering / inburgering |
- |
p.m.* |
p.m.* |
p.m.* |
Beter budgetbeheer door allochtonen |
Oudk |
3 |
Inkoopbudget begeleiding SVD |
Activering/ inburgering |
165.000 |
165.000 |
165.000 |
Oudk |
Verbetering welzijn oudkomers in traject |
Oudk |
8 |
Trajectbegeleiding op maat: Inkoopbudget t.b.v. taal- en werkstages en cursus
Nederlands op de werkvloer |
Activering/ inburgering |
150.000 |
100.000 |
100.000 |
Oudk |
2000: 10,
2001 100 banen / plaatsen |
|
4.4 |
Onderwijs: |
|
|
|
|
|
|
Integr Oudk |
4.4-1 5 |
Taalcursus moeders met kinderopvang en scholing
kinderen |
Onderwijs |
200.000 |
120.000 |
120.000 |
Oudk |
Per jaar 120- 150 moeders en peuters verbetering
taalvaardigheid door 8 à 10 extra cursussen per jaar |
Integr Oudk |
4.4-1 6 |
Opvoedingsondersteuning aan ouders van kinderen in
basisonderwijs |
Onderwijs |
145.000 |
145.000 |
145.000 |
Oudk |
Per jaar volgen 90-120 ouders opvoedingscursus door
6 à 8 extra cursussen per jaar |
Integr Oudk |
4.4-1 6 |
Tijdelijk coördinator |
Onderwijs |
85.000 |
- |
- |
Oudk |
Verbeterde samenhang en coördinatie |
Oudk |
9 |
Casemanagement 16-23 jarigen |
Onderwijs |
75.000 |
75.000 |
75.000 |
Oudk |
Casebegeleiding allochtone jongeren die vroegtijdig
school verlaten |
Bestaand beleid |
- |
Centrale opvang Twee klassen extra leerwerkbank |
Onderwijs |
266.000 15.000 |
340.000 30.000 |
p.m. |
Res Res |
plek voor alle nieuwkomers waar nodig in centrale
opvang |
Oudk |
10 |
Conversatiegroepen in buurthuizen |
Welzijn |
30.000 |
30.000 |
30.000 |
Oudk |
Verbetering taalvaardigheid allochtonen in
aanvulling op taallessen |
|
4.5 |
Zorg: |
|
|
|
|
|
12 groepen in 2001, 8 a 10 in 2000 |
Integr |
4.5-1 |
Voorlichting over psychische hulpverlening aan
vluchtelingen |
B&P |
- |
20.000 |
20.000 |
Res |
Vluchtelingen maken meer gebruik van psychische
hulpverlening |
Integr |
4.5-2 |
Versterking eerste lijnsgezondheidszorg |
B&P |
- |
- |
- |
- |
Meer huisartsen en tandartsen Huisartsen/tandartsen hebben meer kennis over
allochtonen |
Integr |
4.5-3 |
Gezondheidsvoorlichting |
B&P |
20.000 |
20.000 |
20.000 |
Nb |
collectieve voorlichting aan alochtonen |
Integr |
4.5-4 |
Wonen, zorg en oudere migranten |
Wonen/B&P |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
Woonzorgcomplexen voor oudere migranten |
Oudk |
7 |
Video gezondheid en opvoeding |
B&P |
20.000 |
p.m. |
p.m. |
Oudk |
video beschikbaar eind 2000 |
Oudk |
11 |
Doorverwijzing via laagdrempelige opvang |
Bestaande loketten |
- |
- |
- |
Bestaand |
Betere toegankelijkheid voor allochtonen naar
begeleiding op allerlei terreinen |
Bestaand beleid |
- |
Subsidie SVD begeleiding ama’s En begeleiding ama’s+ |
beleid |
60.000 10.000 |
p.m. p.m. |
p.m. p.m. |
Res Res |
In 2000 begeleiding AMA’s en AMA’s ouder dan 18 jaar
conform lopend subsidiecontract. Vanaf 2001 afhankelijk van rijksbeleid
opnieuw bezien. |
|
|
Organisatie: |
|
|
|
|
|
|
Integr. |
- |
Onderzoek Intomart nul meting en 2e meting |
Programmateam |
50.000 |
- |
30.000 |
Nb: 60.000 Res: 20.000 |
Resultaat vergelijking per 2002 |
Integr |
5.1 |
Aanstelling parttime migranten
communicatiemedewerker |
Communicatie |
20.000 |
20.000 |
p.m. |
Nb:10.000 Res:10.000 |
op alle momenten in gemeentebeleid tijdig en
adequaat vertaling en methode ook voor allochtonen in Delft |
Oudk |
12 |
Organisatiekosten |
Act/inb welzijn beleid onderwijs project communicatie |
20.000 5.000 5.000 20.000 20.000 30.000 |
5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 25.000 |
5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 25.000 |
Oudk |
ter bestrijding van bureau, computers,
administratie, congres, etc. kosten, organisatie enz. |
Oudk |
1 |
Inrichting centraal punt oudkomers en aanstelling
2,5 fte coördinator/ trajectbegeleider en 1 tijdelijke trajectbegeleider |
Activering/ inburgering |
350.000 |
250.000 |
250.000 |
Oudk |
aanstellingen gerealiseerd voor eind 2000, 6
uitstroom, 20001: 30 2000 : 12 WIW en 2001: 50 120 mensen in traject |
Oudk |
2 |
5 tot 7 contactpersonen + cursussen |
Activering/ inburgering |
100.000 |
75.000 |
75.000 |
Oudk |
|
Oudk |
4 |
Registratiesysteem en onderzoek monitoring |
Act/inb./ project-groep |
100.000 |
50.000 |
50.000 |
Oudk |
draaien met inwin eind 2000 en monitoring systeem
eind 2001 |
· onderdeel
van inkoopbudget / inrichting centraal punt oudkomers.
Tabel 1: overzicht voorstellen en
financieringsbron
Bestemming/ herkomst |
totaal budget 2000 |
2001 |
2002 |
Voorstelnummers |
Nieuw beleid |
100.000 |
100.000 |
100.000 |
4.1-1, 4.2-1,4.3-4,4.5-3, 5.1, Onderzoek
Intomart |
Oudkomers |
1.520.000 |
1.060.000 |
1.060.000 |
1 t/m
12 |
Reserve |
351.000 |
575.000 |
165.000 |
4.1-3, 4.1-5, 4.2-2, 4.5-1, 5.1, bestaand beleid
onderwijs en SVD |
Totaal |
1.971.000 |
1.735.000 |
1.325.000 |
|
Tabel 2: stand van de reserve integratie- en
opvangbeleid
|
2000 |
2001 |
2002 |
|||
Stand van
de reserve d.d. augustus 2000: 2.872.000 (inclusief toevoeging oudkomers
2000) |
||||||
Extra toevoeging oudkomers |
+480.000 |
|
|
|
|
|
Verplichtingen als boven opgenomen: |
|
-1.971.000 |
|
|
|
|
Stand per
einde 2000 |
1.381.000 |
|
|
|
|
|
Toevoeging bijdrage oudkomers 2001 |
|
|
+1.135.198 |
|
|
|
Nieuw beleid |
|
|
+100.000 |
|
|
|
Verplichtingen 2001 |
|
|
|
- 1.735.000 |
|
|
Stand per
einde 2001 |
|
|
881.198 |
|
|
|
Toevoeging oudkomers 2002 |
|
|
|
|
+1.343.985 |
|
Nieuw beleid |
|
|
|
|
+100.000 |
|
Verplichtingen als boven opgenomen |
|
|
|
|
|
-1.325.000 |
Stand per
einde 2002 |
|
|
|
|
1.000.183 |
|
[1] Islam in de multiculturele samenleving, onderzoek uitgevoerd door de Universiteit Utrecht in opdracht van de Volkskrant. Publicatie in de volkskrant d.d. 11 mei j.l.
[2] Vreemdelingenwet
[3] Wet Inburgering Nieuwkomers en Regeling Inburgering Oudkomers
[4] GOA en diverse aparte regelingen
[5] In de nota Samen aan de slag is een apart project over management informatie en database voor sociaal beleid. In het oudkomersbeleid is registratie van cliënten voorzien.
[6] Inburgering van allochtonen in de gemeente Delft, Bureau Intomart, maart 2000
[7] Zie ook: Over de kloof, een kwalitatief onderzoek naar de ervaringen van vluchtelingen met de Nederlandse gezondheidszorg; in de stad en op het platteland, Vluchtelingenwerk Nederland en ‘onderzoek VGC’
[8] Uit het raadsvoorstel:
De
bestaande reserves op dit gebied worden opgeheven en er wordt één nieuwe
egalisatiereserve integratiebeleid gevormd. (zie het voor u ter inzage gelegde
overzicht en de begrotingswijziging) De voordelen en risico’s van het uitvoeren
van diverse wetten en regelingen op dit terrein worden op deze wijze ook onder
één regie gebracht.
Voor het
totale beleid (uitvoering zorgwet VVTV en ROA regeling, uitvoering WIN,
subsidiëring instellingen bij de integratie betrokken, en onderwijs aan
kinderen van nieuwkomers en asielzoekers, en educatie voor mensen met een VVTV
status) wordt jaarlijks een bestedingsplan gemaakt, waar in de rekening en bij
de Maraps over wordt gerapporteerd.
Het vormen van één reserve
vereenvoudigt de regiefunctie en bevordert de samenhang in de
beleidsmaatregelen en bovendien kan de rapportage over het beleid aan één
concernpost worden opgehangen.