ACTIEPROGRAMMA
’NAAR INTEGRALE
JEUGDGEZONDHEIDSZORG’
Uitgebracht aan:
Stuurgroep
‘Naar integrale JGZ’
Samengesteld door:
Projectgroep ‘Naar integrale JGZ’
Delft
21 maart 2001
De
samenstelling van het actieprogramma ‘Naar integrale JGZ’ is in opdracht van de
directies van Stichting Maatzorg en GGD Delfland begeleid door:
Drs J.Th.
(Theo) van Iperen MMC, partner bij Giotto Management Consultants te Amsterdam
Voor meer
informatie kunt u zich wenden tot:
Giotto
Management Consultants
Zekeringstraat 17-A
1014 BM AMSTERDAM
Telefoon: (020) 680 5400
Fax: (020) 680 5404
e-mail: tviperen@giotto.nl
internet: www.giotto.nl
GGD
Delfland en Stichting Maatzorg leveren beide een belangrijke bijdrage aan de
preventieve gezondheidszorg voor jongeren in de regio Westland, Delft en
Oostland. Maatzorg voorziet in de preventieve gezondheidszorg tot aan de
schoolgaande leeftijd, de GGD levert de gezondheidszorg gedurende de
schoolcarrière tot het 19e levensjaar. De meest in het oog
springende activiteiten hierbij zijn de consultatiebureaus, verzorgd door
Maatzorg, en de schoolgezondheidszorg, verzorgd door de GGD.
Vanuit het
ministerie van VWS en de gemeenten in het verzorgingsgebied is er de wens om tot
meer geïntegreerde jeugdgezondheidszorg (JGZ) te komen. Vooruitlopend hierop
zijn GGD Delfland en Stichting Maatzorg gestart met een traject om de JGZ die
beide organisaties leveren, beter op elkaar af te stemmen. Hierdoor moet er in
het gemeenschappelijk verzorgingsgebied integrale jeugdgezondheidszorg
ontstaan. Uiteindelijk moet er regionaal een integraal jeugdbeleid ontstaan,
waarin ook andere aanbieders op het terrein van jeugdhulpverlening betrokken
zijn. Het realiseren van integrale JGZ vormt een belangrijke stap in die
richting.
Sinds vorig
jaar wordt er daarom gewerkt aan het beter op elkaar afstemmen van de JGZ die
door de GGD en Maatzorg geleverd wordt. In dat kader is op 15 januari 2001 een
conferentie gehouden, waarin samenwerkingsideeën zijn gegenereerd. Daarbij is
gebleken dat de sfeer rond de samenwerking goed is en dat er veel ideeën zijn
om daadwerkelijke integratie van de zorgverlening te realiseren.
De
directies en (bedrijfs/regio)managers JGZ/OKZ van GGD Delfland en Stichting
Maatzorg hechten er zeer aan om de kansen die er liggen op het vlak van
samenwerking door GGD en Maatzorg te gaan realiseren. Daarvoor is het nodig om:
-
Een
slagvaardige projectorganisatie in te richten, waarin de verschillende betrokkenen
de juiste verantwoordelijkheden krijgen en voldoende doeltreffend kunnen
werken.
-
Een
concreet en helder actieprogramma te hebben, waarin de actielijnen die nodig
zijn om de integrale jeugdgezondheidszorg te realiseren, helder beschreven
zijn.
-
Een stimulerende
en vasthoudende aansturing, waarbij rekening wordt gehouden met de
mogelijkheden en de werkdruk die ieder van de organisaties kent.
Om dit te
realiseren is snel na de conferentie van 15 januari 2001 een projectorganisatie
in het leven geroepen en een actieprogramma opgesteld. Ook is Theo van Iperen,
van Giotto Management Consultants, ingeschakeld om als projectleider deel te
nemen in dit traject.
Het
onderhavige actieprogramma ‘Naar integrale JGZ’ bevat een beschrijving van de
projectorganisatie en de werkwijze gedurende het project en de actielijnen die
de komende tijd uitgevoerd gaan worden. Dit vormt de leidraad voor de
realisatie van de integrale JGZ in ons gemeenschappelijke verzorgingsgebied.
Deze notitie is opgesteld door de projectgroep en is, na bespreking op de
gemeenschappelijke werkconferentie van 12 maart 2001, aangeboden aan de
stuurgroep.
De
projectorganisatie gedurende het traject van realisatie van de integrale JGZ
bestaat uit een stuurgroep, een projectgroep en meerdere werkgroepen en ziet er
als volgt uit:
Figuur 1: Projectorganisatie ‘Naar integrale JGZ’
In het
traject ‘Naar integrale JGZ’ gaat het erom vanuit de inhoud de
bedrijfsvoeringen van de beide JGZ partners zo te veranderen, dat er beter op
elkaar afgestemde JGZ wordt geleverd, waardoor er uiteindelijk sprake is van
integrale JGZ. Deze aanpak en doelstelling geven al aan dat het initiatief en
de verantwoordelijkheid voor het traject ‘Naar integrale JGZ’ bij de twee
aanbieders van JGZ ligt. Er wordt niettemin nadrukkelijk ook steun en
samenwerking gezocht met andere betrokken partijen, zoals andere aanbieders in
het veld van de jeugdzorg en de gemeenten. Deze zijn namelijk van groot belang om
de route naar integrale JGZ succesvol te kunnen bewandelen. In de uitwerking
van de projectstructuur komt dit terug.
De stuurgroep wordt gevormd door de
directeuren van GGD Delfland en Stichting Maatzorg, Guy Buck en Wim van Santen,
en drie wethouders Zorg en Welzijn uit de betrokken gemeenten: mevrouw M.J.
Post van de gemeente ’s-Gravenzande, de heer M. Verwijmeren van de gemeente
Nootdorp, en de heer D. Rensen van gemeente Delf. De stuurgroep informeert de
wethouders van de andere gemeenten via het Algemeen Bestuur van de GGD, waarin
deze allen zitting hebben.
Het voorzitterschap van de
stuurgroep wordt steeds voor een half jaar door één van de directieleden van de
betrokken organisaties vervuld.
Wim van Santen is de eerste voorzitter van februari tot en met augustus 2001.
De voorzitter wordt ondersteund door de externe projectleider/voorzitter
projectgroep, die secretaris van de stuurgroep is.
De samenstelling van de stuurgroep
geeft duidelijk aan welk belang er vanuit de verschillende organisaties aan het
traject gehecht wordt en biedt goede koppeling naar de politiek binnen de
regio. De stuurgroep stelt het actieprogramma vast en bewaakt en bevordert de
uitvoering hiervan. Ook zorgt zij voor de benodigde faciliteiten, waaronder de
financiële middelen, om het actieprogramma succesvol te kunnen uitvoeren.
De projectgroep ‘Naar integrale JGZ’
wordt gevormd door:
-
Carla
Groenendijk, bedrijfsmanager OKZ van Maatzorg,
-
Henrique
Sachse, regiomanager JGZ GGD Delfland,
-
Marieke
van den Bosch, operationeel manager OKZ van Maatzorg,
-
Rob
Hogebijl, hoofd beleidsontwikkeling GGD Delfland,
-
Rian
van Nispen, beleidsmedewerker gemeente ’s-Gravenzande,
-
Marlies
Spakman, beleidsmedewerker gemeente Delft, en
-
Theo
van Iperen, als onafhankelijk voorzitter/projectleider.
De projectgroep is in de
projectorganisatie de club die daadwerkelijke de actielijnen uitzet. Zij stelt
het actieprogramma op, dat door de stuurgroep wordt vastgesteld. Vervolgens is
de projectgroep verantwoordelijk voor de uitvoering van het actieprogramma en
de interne en externe communicatie hierover. Om het actieprogramma goed te
verankeren in de betrokken organisaties en te kunnen afstemmen op de reguliere
werkdruk, maakt het managent van de jeugdgezondheidszorg van beide organisaties
deel uit van de projectgroep. De deelnemers uit de gemeenten hebben meer een
klankbordachtige rol in de projectgroep. De verantwoordelijkheid voor de
werkwijze en voortgang binnen de projectgroep ligt bij de
voorzitter/projectleider. De projectgroep rapporteert regelmatig aan de
stuurgroep over de voortgang en resultaten van het ontwikkeltraject ‘Naar
integrale Jeugdzorg’.
Om tot daadwerkelijk integrale JGZ
te komen moeten verschillende activiteiten worden uitgevoerd. Deze activiteiten
worden als actielijnen beschreven in dit actieprogramma. Per actielijn wordt er
een werkgroep gevraagd deze uit te werken. Deze werkgroepen gaan aan de slag en
rapporteren over de voortgang, knelpunten en resultaten aan de projectgroep.
Iedere werkgroep staat onder leiding
van een lid van de projectgroep, die als voorzitter optreedt. De verdere
samenstelling van de werkgroepen wordt steeds afgestemd op de opdracht aan de
werkgroep. In ieder geval zullen er medewerkers van de GGD en Maatzorg in
iedere werkgroep zitten. Ook kunnen anderen, zoals medewerkers van andere
aanbieders in de jeugdhulpverlening of ambtenaren van betrokken gemeenten,
worden gevraagd in de werkgroepen deel te nemen. Indien nodig kan ook aan de
werkgroepen externe ondersteuning worden geboden, als faciliteit om het
werkplan te kunnen realiseren.
Uiteraard
kan een traject als ‘Naar integrale JGZ’ niet succesvol zijn, zonder de inbreng
van de klanten van de JGZ. Dit zijn kinderen, ouders en scholen. Bij Maatzorg
zal de Klantenraad JGZ regelmatig worden geïnformeerd over het actieprogramma,
de actielijnen en de uitkomsten van het traject. Daarbij wordt de Klantenraad
uitgenodigd haar inbreng te hebben en oordeel te vormen over het traject ‘Naar
integrale JGZ’. Door de GGD zullen de scholen goed geïnformeerd worden over dit
traject. Omdat hier geen daadwerkelijk georganiseerd verband bestaat, zullen de
scholen regelmatig (schriftelijk) worden geïnformeerd over de voortgang en
resultaten van het traject.
Naast de
betrokkenheid op het niveau van het gehele project, zal er ook inbreng van de
klanten op het niveau van de werkgroepen worden gerealiseerd. In de werkgroepen
wordt gewerkt aan vernieuwing van de manier waarop de JGZ wordt gerealiseerd,
dus daar is het meedenken van klanten het meest gewenst. Onderdeel van de
opdracht aan de werkgroepen is daarom ook om te bezien op welk moment en op
welke wijze zij de klant zal betrekken in haar werkzaamheden.
Bij het werken aan integrale jeugdgezondheidszorg
wordt nadrukkelijk gekozen voor een inhoudelijke benadering. Dit betekent dat
de inhoud voorop staat en dat de eventuele organisatorische en financiële
consequenties van het streven naar samenwerking daarvan worden afgeleid. Deze
benadering vanuit de inhoud maakt ook dat de medewerkers van de dagelijkse
praktijk een belangrijke rol toebedeeld krijgen in het samenwerkingstraject.
Mensen van de praktijk weten hoe het werk op dit moment verloopt, waar het
beter kan en hoe dat dan het beste gerealiseerd kan worden.
Deze
benadering neemt niet weg dat er in het proces ook regie en sturing nodig zijn.
Anders
wordt ieder samenwerkingstraject al snel een stroperig verhaal, waar het
plezier snel uit verdwijnt en de resultaten buiten beeld blijven. De regie in
dit proces bestaat uit de volgende zaken:
1.
Op
voorstel van de projectgroep stelt de stuurgroep de actielijnen vast, waarmee
omschreven wordt wat de huidige situatie is, welke vraagstelling moet worden
beantwoord en wat de opdracht aan de werkgroep is. Hierbij wordt ook de
bemensing van de desbetreffende werkgroep aangegeven. Voordat de actielijnen
worden vastgesteld, worden deze eerst besproken in de conferentie van 12 maart
2001.
2.
De
manier waarop de werkgroepen aan de slag gaan wordt in zekere mate
gestandaardiseerd. Op die manier wordt ervoor gezorgd dat de werkgroepen goed
weten wat van ze verwacht wordt en welk pad ze te gaan hebben, zodat voorkomen
wordt dat werkgroepen gaan ‘zwemmen’. Ook maakt deze standaardisatie het
werk van de werkgroepen volgbaar,
waardoor waar dat nodig blijkt extra steun en aandacht besteed kan worden aan
een werkgroep. Iedere werkgroep start, ondersteund door de projectleider, met
het opstellen van een eigen werkplan. Iedere werkgroep staat onder leiding van
een lid van de projectgroep.
3.
Om de
voortgang te bewaken vindt regelmatig terugkoppeling plaats over de voortgang
en de resultaten. Deze terugkoppeling verloopt van de werkgroepen naar de
projectgroep en van de projectgroep naar de stuurgroep. De terugkoppeling
vanuit de werkgroepen aan de projectgroep gebeurt maandelijks. Hiertoe komen de
voorzitters van de werkgroepen bij elkaar. Daarbij worden de voortgang,
ervaringen en knelpunten besproken. Circa drie maanden na de start van de
werkgroepen vindt er een werkconferentie plaats waarin de werkgroepen elkaar
informeren over de voortgang en de stand van zaken in hun werkgroep.
Ook worden de medewerkers die niet
actief deelnemen in dit traject regelmatig geïnformeerd over de voortgang en
resultaten. Dit gebeurt via speciale nieuwsbrieven die in de loop van het
traject zullen verschijnen. Deze worden ook gebruikt om klanten, scholen,
gemeenten en andere betrokkenen op de hoogte te houden van de stand van zaken.
Voor de
uitvoering van dit actieprogramma geldt de volgende planning:
1. |
Bespreken
concept-actielijnen |
Conferentie |
12 maart |
|
In de
startconferentie van 12 maart bespreken de deelnemers inhoudelijk met elkaar
de concept-actielijnen. Dit gebeurt in de subgroepjes en wordt plenair
teruggekoppeld. Daarbij wordt ook ingegaan op de randvoorwaarden die nodig
zijn voor uitvoering van de actielijnen. De uitkomsten hiervan worden
verwerkt in het definitieve actieprogramma dat wordt aangeboden aan de
stuurgroep. |
||||
2. |
Vaststellen
actieprogramma |
Stuurgroep |
|
|
Nadat
gedurende de startconferentie de actielijnen zijn besproken en naar
aanleiding daarvan door de projectgroep zijn bijgesteld, wordt het
actieprogramma aangeboden aan de stuurgroep. Deze stelt het actieprogramma
definitief vast. |
||||
3. |
Opstellen
werkplan |
Werkgroepen |
23 maart – 1 mei |
|
Na
vaststelling van het actieprogramma gaan de werkgroepen aan de slag met het
opstellen van een werkplan voor hun actielijn. Daarvoor gebruiken zij de
standaard werkplanopzet die bij dit actieprogramma zit. Daarbij werkt de
werkgroep uit welke stappen zij moeten zetten, welke mijlpalen behaald moeten
worden, wie betrokken moet worden in het traject en welke planning zij gaan
hanteren. Bij het opstellen van dit werkplan wordt iedere werkgroep
ondersteund door de projectleider. |
||||
4. |
Bespreking
werkplannen |
Projectgroep |
1 mei |
|
De
projectgroep bespreekt en beoordeelt de werkplannen van de werkgroepen.
Daarbij gaat het met name om te bewaken of de totale werkbelasting te
behappen blijft, of er geen overlappingen in de verschillende werkplannen
zitten en of er tussen de werkplannen een logische volgorde zit. |
||||
5. |
Vaststellen
werkplannen |
Stuurgroep |
8 mei |
|
De
werkplannen worden door de projectgroep aangeboden aan de stuurgroep. Deze
zal de werkplannen vaststellen en de randvoorwaarden moeten scheppen om de
werkplannen te kunnen uitvoeren. Deze randvoorwaarden formuleren de
werkgroepen zelf in hun werkplan. |
||||
6. |
Werkconferentie
1 |
Werkgroepen |
Medio mei |
Na
vaststelling van de werkplannen presenteren de werkgroepen hun werkplannen
aan elkaar en bespreken deze. Dit gebeurt in de miniconferentie van de
deelnemers in de werkgroepen. Na deze conferentie worden de andere
medewerkers van de OKZ/JGZ en de andere betrokkenen door middel van een
nieuwsbrief geïnformeerd over de werkplannen en de uitkomsten van deze
conferentie. |
|||
|
|
|
|
7. |
Uitvoeren
werkplannen |
Werkgroepen |
Medio mei en verder |
Na
vaststelling van de werkplannen gaan de werkgroepen aan de slag om hun
actielijn te realiseren. Vanuit de projectgroep wordt daarbij waar nodig
ondersteund en gefaciliteerd. Dit gebeurt met name op verzoek van
werkgroepen. Over de voortgang en resultaten wordt gerapporteerd volgens de
afspraken die in het werkplan zijn gemaakt. |
|||
|
|
|
|
8. |
Werkconferentie
2 |
Werkgroepen |
Begin juli |
In een
tussentijdse conferentie van de werkgroepen, wordt met elkaar de voortgang en
de stand van zaken binnen de werkgroepen opgenomen. Daarbij wordt ook gekeken
of de werkgroepen inhoudelijk goed met elkaar sporen en of er nog aanvullende
dwarsverbanden moeten worden gelegd tussen werkgroepen. Het is hierbij de
bedoeling dat de werkgroepen, en dus niet in het bijzonder de voorzitters,
elkaar over hun bevindingen rapporteren. |
Zoals
eerder uiteengezet, start iedere werkgroep met het opstellen van een werkplan.
Dit werkplan geeft aan hoe de werkgroep haar actielijn gaat uitwerken. Om
duidelijke en goed hanteerbare werkplannen te komen, wordt hier aangegeven wat
er in dit werkplan moet worden opgenomen en hoe dit werkplan eruit gaat zien.
Omdat het opstellen van dit werkplan een wat technische klus is, worden de
werkgroepen hierbij ondersteund door de projectleider.
1. |
Stappen |
|
||||||||
Welke stappen moeten er door de werkgroep worden gezet om
de opdracht uit te voeren. Geef per stap een korte omschrijving. |
|
2. |
Resultaten |
|
||||||||
Geef aan welk resultaat ieder van de stappen die door de
werkgroep gezet gaat worden moet hebben. |
|
|||||||||
3. |
Planning |
|
||||||||
Geef aan wanneer ieder van de stappen afgerond zal zijn,
zodat het resultaat van die stap beschikbaar is. |
|
|||||||||
4. |
Betrokkenen |
|
||||||||
Geef aan welke personen/organisaties/ groepen betrokken of
geconsulteerd moeten worden gedurende de werkzaamheden van de werkgroep. Denk
hierbij met name ook aan de klanten van de JGZ! |
|
|||||||||
5. |
Bijeenkomsten |
|
||||||||
Wanneer en hoe vaak gaat de werkgroep bij elkaar komen om
haar opdracht uit te voeren. |
|
|||||||||
6. |
Tijdsbeslag |
|
||||||||
Geef van ieder van de werkgroepleden aan hoeveel
tijdsbeslag deze naar schatting nodig heeft voor zijn of haar deelname in de
werkgroep |
|
7. |
Randvoorwaarden |
|
||||||
Geef aan welke randvoorwaarden er nodig zijn om de
werkzaamheden op een verantwoorde manier uit te voeren. Denk hierbij aan
faciliteiten in de personele sfeer, aan ondersteuning en aan budget |
|
Om de
integrale JGZ te realiseren, moeten een aantal activiteiten worden uitgevoerd.
Deze activiteiten zijn ontleend aan de uitkomsten van de conferentie van 15
januari en aan de verbeterpunten die uit de praktijk van de dag voortvloeien.
Met deze activiteiten is nog niet de volledige integratie van de JGZ
gerealiseerd, maar worden wel belangrijke stappen in die richting gezet.
Hieronder worden de tien uit te voeren actielijnen beschreven.
Van ieder
van de werkgroepen wordt als eindproduct een bondige rapportage verwacht, met
daarin de inhoudelijke bevindingen van de werkgroep en een inschatting van de
financiële gevolgen van de voorstellen.
De JGZ
voor 0 tot 4 jarigen wordt op dit moment door Maatzorg verzorgd vanuit 16
consultatiebureaus. De aard van het werk maakt dat deze locaties in een aantal
gevallen slechts voor deel van de week bezet zijn. De schoolartsen van
verpleegkundigen van de GGD Delfland werken zoveel mogelijk op de scholen
waar onderzoek wordt gedaan. Steeds vaker echter doet zich daarbij
ruimtegebrek voor. Bij de GGD Delfland bestaat daardoor behoefte aan extra
huisvesting. Een andere belangrijke ontwikkeling die hiermee verband houdt is
die van de brede schoolbenadering. Dit leidt tot een streven om onder andere
de zorg rondom de jeugd te concentreren rond de school. |
Gezien
het ‘overschot’ aan huisvestingscapaciteit aan de ene kant en het ‘tekort’
aan huisvestingscapaciteit aan de andere kant, doet zich de vraag voor of
door het gezamenlijk gaan gebruiken van de consultatiebureaus voordeel te
behalen valt. Deze voordelen kunnen liggen in de sfeer van: -
kwaliteit:
betere ruimte beschikbaar voor het uitvoeren van onderzoek -
continuïteit:
door vanuit gemeenschappelijke huisvesting te werken, beter op elkaar
afgestemde te werken -
doelmatigheid:
met dezelfde kosten meer onderzoek kunnen doen -
herkenbaarheid:
door vanuit gemeenschappelijke locaties te werken kan gewerkt worden aan een
eenduidig beeld van ‘het’ JGZ-centrum naar de klanten. De brede
schoolbenadering maakt dat brengt gelijktijdig de vraag naar voren of eventueel
nieuwe gezamenlijke huisvesting in gecombineerd met brede school locatie
realiseerbaar is. |
Naam |
Functie |
Organisatie |
|
1. |
Rob Hogebijl (voorzitter) |
Hoofd beleidsontwikkeling |
GGD Delfland |
2. |
Paula Westerduin |
Hoofd Facilitaire zaken |
Maatzorg |
3. |
Maria van der Laan |
Wijkverpleegkundige |
Maatzorg |
4. |
Lidy Lenferink |
Operationeel manager |
Maatzorg |
5. |
Conny de Groot |
Doktersassistente |
GGD Delfland |
6. |
Vacature |
Verpleegkundige |
GGD Delfland |
De GGD
Delfland verzamelt veel epidemiologisch materiaal om regionaal en lokaal
sociaal en zorgbeleid op te kunnen ontwikkelen. Bij de consultatiebureaus van
Maatzorg komen ook veel epidemiologische gegevens aan het licht, maar deze
worden niet systematisch vastgelegd en geanalyseerd ten behoeve van
beleidsontwikkeling en advisering. Hierdoor wordt waarschijnlijk waardevol
materiaal onvoldoende benut. |
Gezien
deze situatie doet de vraag zich voor of het niet nuttig is om al bij de
consultatiebureaus te starten met het verzamelen van epidemiologische
gegevens. Het doel hiervan is om tot beter epidemiologisch materiaal te
komen, met name rond het jonge kind, ten behoeve van zowel regionaal en
lokaal beleid als voor de deskundigheidsontwikkeling en productontwikkeling
bij Maatzorg en GGD Delfland. |
Naam |
Functie |
Organisatie |
|
1. |
Marlou de Kroon
(voorzitter) |
Epidemioloog/arts |
GGD Delfland |
2. |
Henny Rexwinkel |
Epidemioloog |
GGD Delfland |
3. |
Pascale Vastrick |
Stafarts |
Maatzorg |
4. |
Hanny Wieseman |
Wijkverpleegkundige |
Maatzorg |
Bij GGD
Delfland en Maatzorg werken in de JGZ medewerkers van vergelijkbare
disciplines, met gemeenschappelijke belangstellingen en opleidings- en
vaardigheidsbehoeften. Deze medewerkers werken voor dezelfde doelgroep aan
hetzelfde doel, alleen in verschillende leeftijdscategorieën. Door de verschillende
ervaringen valt te verwachten dat de
medewerkers veel van elkaar kunnen leren. Binnen
ieder van de organisaties zijn de carrière en ontwikkelkansen begrensd door
de omvang van de organisatie en het type werkzaamheden dat uitgevoerd wordt.
Ook hebben beide organisaties te maken met dezelfde krappe arbeidsmarkt
waarop het lastig is personeel te werven. |
Deze
situatie doet de vraag rijzen of Maatzorg en GGD Delfland aantrekkelijker
werkgevers kunnen worden en tot betere kennisontwikkeling bij de medewerkers
kunnen komen door voor hun JGZ-afdelingen een meer gemeenschappelijk
personeelsbeleid te voeren. Daarbij kan gedacht worden aan zaken als: -
meer
opleidings- en ontplooiingsmogelijkheden -
afwisselende
functies en carrièrepaden -
meer
gezamenlijk leren en ontwikkelen -
sterke
positie op de arbeidsmarkt door gezamenlijke werving. |
Naam |
Functie |
Organisatie |
|
1. |
Carla Groenendijk
(voorzitter) |
Bedrijfsmanager OKZ |
Maatzorg |
2. |
Pablo Hunnego |
Hoofd P&O |
GGD Delfland |
3. |
Chantal Groenendijk |
P&O
consulent |
Maatzorg |
4. |
Maria Ouwersloot |
Wijkverpleegkundige/VAR |
Maatzorg |
5. |
Vacature |
Arts |
GGD Delfland |
Zowel GGD
Delfland als Maatzorg biedt verschillende activiteiten aan op het gebied van
(groeps)voorlichting aan (aanstaande) ouders en kinderen. Dit aanbod is niet
op elkaar afgestemd en niet goed bij elkaar bekend. Dit leidt er mogelijk toe
dat vergelijkbare dingen worden gedaan, dat er verschillende boodschappen
worden uitgezonden, dat er onverwachte lacunes in het voorlichtingspakket
zitten of dat voorlichting niet het bereik heeft (niet de doelgroepen
bereikt) zoals mogelijk is. Daarnaast beschikt Maatzorg over een cursusbureau
dat veel kennis en ervaring heeft met het verzorgen van (groeps)voorlichtingsactiviteiten.
De expertise van dit cursusbureau staat op dit moment niet beschikbaar voor
de GGD Delfland. De GGD zelf heeft maar een beperkte capaciteit op dit vlak. |
Deze
situatie brengt de vraag naar voren of de (groeps)voorlichtingsactiviteiten
van beide organisaties goed op elkaar is afgestemd, geen overlappingen of
lacunes zijn. Daarbij gaat het naast de inhoud van de
voorlichtingsactiviteiten ook om de (bijvoorbeeld opvoedkundige of
pedagogische) visie van waaruit de voorlichtingsactiviteiten zijn opgezet.
Tevens leeft de vraag of er mogelijkheden zijn door gebruik van elkaars
expertises, en meer in het bijzonder van het cursusbureau van Maatzorg, het
aanbod aan groepsvoorlichtingsactiviteiten effectiever onder de aandacht van
de doelgroepen kunnen worden gebracht, waardoor het bereik (het aantal
deelnemers) en de doeltreffendheid (de effecten van de
voorlichtingsactiviteiten) van de voorlichtingsactiviteiten versterkt kunnen
worden. |
Ontwikkel
vervolgens voorstellen hoe de kennis en ervaring die bij beide organisaties
aanwezig is op het gebied van voorlichting en voorlichtingsorganisatie
gebundeld kan worden, zodat een effectiever voorlichtingsbeleid kan worden
gerealiseerd. |
Naam |
Functie |
Organisatie |
|
1. |
Marieke van den Bosch
(voorz) |
Operationeel manager OKZ |
Maatzorg |
2. |
Anke Sjerp |
Mw.
Publieksvoorlichting/GVO |
GGD Delfland |
3. |
Bernadette Bos |
Orthopedagoog |
GGD Delfland |
4. |
Margot Boomsma |
Stafverpleegkundige |
Maatzorg |
5. |
Wieneke Oomen |
Logopediste |
GGD Delfland |
6. |
Mirjam van Eijk |
Wijkverpleegkundige |
Maatzorg |
Op de
scholen is GGD Delfland actief met de schoolarts en verpleegkundigen en is
Maatzorg actief op het vlak van het schoolmaatschappelijk werk (SMW). Deze
twee takken van sport raken elkaar heel nadrukkelijk, maar zijn nog weinig
gecoördineerd en stemmen ook maar weinig met elkaar af. Dit leidt tot verlies
aan energie en doeltreffendheid van de hulpverlening. |
Het naast
elkaar functioneren van de JGZ en SMW op scholen, vraagt om systematische
afstemming tussen deze twee werksoorten. Daarbij gaat het onder meer om: -
casuïstiekbespreking -
inhoudelijke
afstemming -
gemeenschappelijke
evaluatie en bijstelling -
bewerkstelligen
sluitende zorgketen |
Naam |
Functie |
Organisatie |
|
1. |
Rian van Nispen
(voorzitter) |
Beleidsmedewerker |
’s-Gravenzande |
2. |
Lenie van der Voort |
Verpleegkundige |
GGD Delfland |
3. |
Mieke van Bockel |
Arts |
GGD Delfland |
4. |
Ineke van Wezel |
Staffunctionaris
maatschappelijk werk |
Maatzorg |
In de
preventieve JGZ ligt traditioneel een ‘knip’ op vierjarige leeftijd. Het kind
gaat dan van ‘consultatiebureau’ over naar ‘schoolarts’. Deze knip in het
zorg/volgsysteem maakt dat de nodige kennis en ervaring over de individuele
kinderen verloren gaat, dat bij ieder kind dat bij de schoolarts komt een
intensieve intake moet plaatsvinden en dat het kind en de ouders weer met
nieuwe mensen en een nieuwe organisatie te maken krijgen. Met name in
gevallen waar het niet goed gaat, is dit lastig en bemoeilijkt het de
hulpverlening. Overigens zal er altijd een dergelijke knip bestaan, zolang
het gehele traject van 0 tot 19 jaar niet door één
hulpverlener/hulpverlenende instantie wordt uitgevoerd. De indruk bestaat
echter dat de huidige knip op vier jaar een ongelukkige is, omdat er hierdoor
feitelijk een gat tussen 4 en 6 jaar ontstaat. Indien een knip onvermijdelijk
is, bestaat de opvatting dat deze beter bij 6 of bij 12 jaar kan liggen. |
Gezien de
vermeende nadelen van de huidige knip bij vier jaar, moet onderzocht worden
of deze knip inderdaad tot problemen in de preventieve jeugdgezondheidszorg
leidt, welke problemen dat dan specifiek zijn en hoe die opgelost kunnen
worden. Daarbij kan ook onderzocht worden of het wenselijker zou zijn om op
een andere moment een overgang te hebben of om de periodieke geneeskundige
onderzoeken (PGO’s) anders te programmeren. Verder moeten de organisatorische
consequenties van het vergroten van de continuïteit rond vier jaar uitgewerkt
worden. |
Naam |
Functie |
Organisatie |
|
1. |
Theo van Iperen
(voorzitter) |
Projectleider/vz.
projectgroep |
Giotto
MC |
2. |
Rita
Gelauf |
Arts |
GGD Delfland |
3. |
Janny Kuyten |
Verpleegkundige |
GGD Delfland |
4. |
Olga Schoorel |
Arts |
Maatzorg |
5. |
Yvonne Kroon |
Wijkverpleegkundige |
Maatzorg |
6. |
Marieke van den Bosch |
Operationeel manager |
Maatzorg |
Er zijn
vele soorten risico’s te onderkennen, waardoor te verwachten is dat kinderen
op latere leeftijd problemen gaan krijgen. Deze problemen kunnen liggen op
het vlak van criminaliteit, eenzaamheid, eetstoornissen, voortijdig
schooluitval en dergelijke. Door in een zo vroeg mogelijk stadium dergelijke
risico’s te onderkennen en hier adequaat mee om te gaan, kan de kans op
problemen op latere leeftijd worden verminderd. Risico’s waar in dit kader op
gedoeld worden zijn onder meer: -
adhd -
spraakvaardigheidsproblemen -
kinderen
van allochtone afkomst -
onderwijsaansluitingsproblemen -
sexueel
misbruik en kindermishandeling -
ontwikkelingsachterstanden Rond deze
risicogroepen is nog geen gemeenschappelijk beleid tussen GGD Delfland en
Maatzorg, waarbij is bepaald op welke risico’s met name wordt gelet en hoe
onderkenning en signalering op specifieke risico’s plaatsvinden. Ook
ontbreken er nog gezamenlijk ontwikkelde specifieke producten per
risicogroep. Dit maakt dat het risicogroepenbeleid binnen de JGZ nog
verbeterd kan worden. |
Deze
situatie vraagt om het ontwikkelen van een gezamenlijk risicogroepenbeleid.
Daarbij gaat het om te bepalen: 1.
welke
risicogroepen prioriteit krijgen in te ontwikkelen beleid 2.
hoe
deze risico’s te onderkennen zijn 3.
welk
aanbod per risicogroep beschikbaar moet zijn 4.
hoe
outreachend werken te bewerkstelligen is, waardoor ouders gemotiveerd worden
het consultatiebureau/de schoolarts te bezoeken. |
Breng per
risicogroep het bestaande aanbod in kaart en ontwikkel voorstellen om dit
assortiment te verbeteren. Betrek hierbij ook het aanbod van de andere
aanbieders die op dit vlak actief of betrokken zijn, zoals de stichting Spel
en Opvoedingsondersteuning, onderwijsadvies en de kinderopvang. |
Naam |
Functie |
Organisatie |
|
1. |
Henrique Sachse
(voorzitter) |
Regiomanager JGZ |
GGD Delfland |
2. |
Ada Noordam |
Wijkverpleegkundige |
Maatzorg |
3. |
Yoke Oortgijsen |
Arts |
Maatzorg |
4. |
Marianne Leechburch
Auwers |
Logopedist |
GGD Delfland |
5. |
Irene van Koppen |
Arts |
GGD Delfland |
6. |
Marlies Spakman |
Beleidsmedewerker |
Gemeente Delft |
Op het
gebied van vroegsignalering zijn verschillende netwerken en organisaties
actief. Daarbij valt te denken aan het VTO-team, het Integraal Vroeghulpteam,
de Opvoedbureaus, de Bureaus Jeugdzorg en Stichting Spel en
Opvoedingsondersteuning. Mogelijk is dit lijstje nog aan te vullen met andere
hulpnetwerken en organisaties. Een totaalbeeld van de hulpnetwerken en
organisaties die ingeschakeld kunnen worden in het kader van vroegsignalering
en de kerntaken van deze spelers ontbreekt. Daardoor is er ook geen duidelijk
beeld van de mate van dekkendheid van de hulpnetwerken of de lacunes hierin.
Dit belemmert het ketengerichte werken. Voorts is
een belangrijk thema de toeleiding naar deze netwerken. Hoe en wanneer het
tot inschakeling van dergelijke netwerken komt, verschilt per betrokken
organisatie en is niet geharmoniseerd. Dit maakt het onzeker of steeds de
juiste kinderen worden bereikt, of de juiste prioriteitstelling wordt
gehanteerd en of er in het voortraject de goede dingen zijn gedaan. |
De
situatie inzake de vroegsignalering brengt twee type vragen naar voren: 1.
Welke
netwerken ten behoeve van vroegsignalering bestaan er, welk doel hebben deze,
zitten er in deze structuur overlappingen of lacunes en hoe kan eventuele
noodzakelijke harmonisatie tot stand worden gebracht. 2.
Kan
de effectiviteit van de vroegsignalering versterkt worden door gezamenlijke
protocollen op te stellen inzake consultatieprocedures, diagnoseprocessen en
indicatiestelling en toeleiding. |
2.
Ontwikkel
gezamenlijke protocollen voor consultatie bij vroegsignalering en voor
tijdige toeleiding (diagnose, indicatiestelling en toewijzing) naar het meest
aangewezen hulpnetwerk in het kader van vroegsignalering. |
Naam |
Functie |
Organisatie |
|
1. |
Theo van Iperen
(voorzitter) |
Projectleider/vz.
projectgroep |
Giotto
MC |
2. |
Margo
Boomsma |
Stafverpleegkundige |
Maatzorg |
3. |
Pascale Vastrick |
Arts |
Maatzorg |
4. |
Marianne Leechburch
Auwers |
Logopedist |
GGD Delfland |
5. |
Annette Zwetsloot |
Arts |
GGD Delfland |
6. |
Tiek Sillen |
Wijkverpleegkundige |
Maatzorg |
Complexe
problemen bij jongeren zijn zelden toe te rekenen aan één factor, maar worden
bepaald doordat verschillende factoren bij elkaar komen in één geval:
gezinsomstandigheden, gezondheidsrisico’s, emotionele of psychische
stoornissen, mishandeling. Ook de manier waarop de complexe problemen zich
manifesteren zijn meervoudig: criminaliteit, vandalisme, eetproblemen,
schulden, gokproblemen, spijbelen. Het signaleren en aanpakken van dergelijke
complexe problemen kan dan ook niet worden overgelaten aan één partij binnen
de jeugdzorg. De kans is dan te groot dat niet alle stukjes van de puzzel
bekend zijn en dat het probleem niet van voldoende kanten benaderd wordt.
Daarom is in het geval van complexe problemen een multidisciplinaire aanpak
nodig van bijvoorbeeld jeugdarts, wijkverpleging, politie, school
maatschappelijk werk, school, leerplichtambtenaar of RIAGG. Omdat in
grotere steden een aantal van deze voorzieningen wijkgericht is georganiseerd
en omdat de demografische structuur van wijken een bepalende factor is voor
de mate waarin complexe problemen voorkomen – en specifieke problemen
daardoor een zekere mate van wijkgebondenheid kennen – ligt een wijkgerichte
organisatie van diagnose en aanpak van complexe jeugdhulpproblemen voor de
hand: het ‘wijkzorgteam’. Een dergelijke benadering past niet alleen in grote
gemeenten, maar zal ook voor kleinere gemeenten zijn nut kunnen bewijzen. In
kleinere gemeenten zal een dergelijke aanpak echter niet georganiseerd zijn
op het niveau van de wijk, maar op het niveau van de gemeente. In een
dergelijke wijkgerichte aanpak werken verschillende hulpverleningsinstanties
nauw samen inzake concrete gevalsbehandeling en beleidsontwikkeling. Ook kan
dit een ‘loket in de wijk’ vormen. Overigens zal het team van hulpverleners
rond de concrete gevalsbehandeling steeds van samenstelling anders zijn,
omdat verschillende problemen verschillende disciplines vergen. Opgepast moet
worden dat de hele organisatie van de jeugdzorg zich niet organiseert rond de
uitzondering, waardoor bureaucratie en stroperigheid ontstaat. Voor een
dergelijke aanpak is het nodig om een zekere institutionele structuur op
wijkniveau te ontwikkelen, die de verschillende hulpverleningsinstanties
samenbrengt. Dergelijke structuren ontbreken op dit moment nog. |
De
gemeente Delft heeft aangegeven voor de zeven wijken van de stad een
dergelijke wijkgerichte aanpak te ontwikkelen, voor het signaleren van
problemen en het ondersteunen van de reguliere voorzieningen bij het oplossen
ervan. De gemeente Delft ziet GGD Delfland en Maatzorg als trekkers hiervan.
Inmiddels is afgesproken pilots te ontwikkelen voor twee van de zeven wijken.
Daarbij kan gekeken worden naar de ervaringen die eerder door de GGD zijn
opgedaan in Rijswijk. De gemeente ’s-Gravenzande heeft aangegeven onderzoek
te willen laten doen naar de mogelijkheid van een gemeentelijk zorgnetwerk voor
die gemeente, in lijn met het concept van wijkzorgteams voor de gemeente
Delft. |
Deze
situatie rond kinderen met complexe problemen en de uitnodiging van de
gemeente Delft om binnen twee wijken (Voorhof en Tanthof) pilots te gaan
draaien en van de gemeente ’s-Gravenzande om onderzoek hiernaar te doen,
vragen om actie. Binnen deze gemeente kan hierdoor een derde pilot worden
ontwikkeld. Op die manier kan ook ervaring worden opgedaan in niet stedelijke
situaties met het concept van wijkzorgteams. |
Naam |
Functie |
Organisatie |
|
1. |
Rob Hogebijl (voorzitter) |
Hoofd beleidsontwikkeling |
GGD Delfland |
2. |
Nicolette Moes |
Preventiemedewerkster |
GGD
Delfland |
3. |
Patricia
Thebes |
Wijkverpleegkundige |
GGZ Delfland |
4. |
Sylvia Verhoogt |
Regiomanager JGZ/arts |
GGD |
5. |
Ingrid Overpelt |
Verpleegkundige |
Maatzorg |
6. |
Gerrie van Deursen |
Arts |
Maatzorg |
7. |
Marit Verlee |
Medewerker SMW |
Maatzorg |
8. |
Vacature |
Beleidsmedewerker |
Gemeente Delft |
Momenteel
wordt de JGZ binnen het gezamenlijke verzorgingsgebied aangestuurd vanuit
twee organisaties: GGD Delfland en Stichting Maatzorg. Doormiddel van dit
actieprogramma wordt gewerkt aan een nauwe vorm van samenwerking om te komen
tot integrale JGZ. Daarbij staat de inhoud voorop en worden de eventuele
organisatorische en financiële gevolgen daarvan afgeleid. De
samenwerkingsvoornemens en de actielijnen zoals hierboven omschreven, vragen
echter wel om over deze nieuwe organisatievormen na te denken. Immers, als er
tot gemeenschappelijk HRM-beleid wordt gekomen, zal er in de aansturing van
mensen ook iets moeten gebeuren. Voor medewerkers moet duidelijk blijven wie
voor hen verantwoordelijk is, en aan wie zij verantwoording moeten afleggen.
Ook de aanspreekbaarheid van mensen op prestaties en resultaat moet
gewaarborgd blijven. Daar waar wordt samengewerkt tussen organisaties
ontstaat altijd het risico dat niet meer duidelijk is wie waarvoor
verantwoordelijk is. Dit mag niet gebeuren in het samenwerkingstraject voor
de JGZ van Maatzorg en GGD Delfland. |
Het
perspectief van intensieve vormen van samenwerking maakt het belangrijk om te
bezien welk organisatie- en besturingsmodel het best past bij de nieuwe
situatie. Zaken waaraan daarbij aandacht moet worden besteed, zijn: -
beleidsontwikkeling -
middelenverdeling
(of planning en control) -
operationele
aansturing -
verdeling
van verantwoordelijkheden en bevoegdheden -
klantenparticipatie -
bijzondere
functies, zoals pr en externe communicatie |
Werk voor
de jeugdgezondheidszorg zoals deze volgens dit actieprogramma in de toekomst
moet gaan functioneren, uitgangspunten uit van de organisatiestructuur en
besturing en geef hiervan een eerste schets. Schenk daarbij aandacht aan de
besturingscyclus (beleid, middelenverdeling, aansturing en verantwoording) en
aan gemeenschappelijk uit te voeren functies. |
Naam |
Functie |
Organisatie |
|
1. |
Theo van Iperen
(voorzitter) |
Projectleider/vz.
projectgroep |
Giotto MC |
2. |
Carla groenendijk |
Bedrijfsmanager OKZ |
Maatzorg |
3. |
Henrique Sachse |
Regiomanager JGZ |
GGD Delfland |
4. |
Wim van Santen |
Directeur |
Maatzorg |
5. |
Guy Buck |
Directeur |
GGD Delfland |