In
september 1998 is de nota ‘Herbezinning WVG: voorstellen tot
beleidswijzigingen’ door de gemeenteraad vastgesteld. Gedurende de tweede helft
van 1998, 1999 en de eerste helft van 2000 zijn diverse beleidsvoorstellen
nader uitgewerkt. Tot nu toe is er op 2 momenten een nota ‘Financiële stand van
zaken WVG’ uitgewerkt, de eerste in april 1999 (D991216) en de tweede in
september 1999 (D993867). De conclusie uit de tweede financiële stand van zaken
was dat de besparingen voor 1999 zoals geprognosticeerd in de nota herbezinning
nog niet volledig waren gerealiseerd, met name op het gebied van de
woonvoorzieningen, rolstoelvoorzieningen en advisering. In verband met een
aantal onzekerheden ten aanzien van de vervoersvoorzieningen, was het niet goed
mogelijk de verwachte totaalbesparingen voor de jaren 2000 e.v. te presenteren.
Deze
nota betreft een evaluatie van de herbezinningsnota WVG tot en met juli 2000
waarbij zowel wordt ingegaan op de financiële kant als op de beleidsmatige
kant. Tevens wordt een meerjarenperspectief gepresenteerd. Uitgangspunt vormt
de nota tweede financiële stand van zaken WVG. Voor de gegevens wordt u
verwezen naar de vierde kwartaalrapportage DMZ 1999 en de tweede en derde
kwartaal rapportage WIZ 2000. De
onderdelen WVG zijn als bijlage bij deze nota gevoegd.
In
deze nota worden de volgende onderwerpen behandeld:
Hoofdstuk
2: Beschikbare middelen WVG 2000
Hoofdstuk
3: Beschrijving stand van zaken per onderdeel
Hoofdstuk
4: Meerjarenperspectief
Hoofdstuk
5: Voorstel
In
de tweede financiële stand van zaken (D993867) is een totaaloverzicht opgenomen
van de beschikbare middelen voor 1999 (pagina 2). Het totale budget voor 1999
bedroeg ƒ 9.989.500.
In
2000 is het budget aanmerkelijk hoger doordat het Rijk in een reeks van jaren
tot en met 2002 extra middelen voor de WVG aan het gemeentefonds heeft
toegevoegd. Voor een gedetailleerde uitleg wordt verwezen naar de 1e
kwartaalrapportage WIZ 2000.
Het
totaal beschikbare budget voor 2000 bedraagt:
Begroting
WVG: 10.496.000
Extra
toevoeging WVG-budget: 485.700
Verlaging
door Rijk budget 2000: -17.700
Separate
vergoeding AWBZ: 190.000
Actueel
budget WVG 2000 11.154.000
In
dit hoofdstuk zal achtereenvolgens voor de vervoersvoorzieningen, rolstoelen en
hulpmiddelen, woonvoorziening en de uitvoering worden ingegaan op de
beleidskeuzes vanaf de herbezinningsnota (1998) tot en met juli 2000 en de
financiële stand van zaken.
Als
laatste zal een totale financiële stand van zaken worden gegeven.
3.1
Vervoersvoorzieningen
In
de herbezinningsnota zijn met betrekking tot de vervoersvoorzieningen een
aantal beleidskeuzes gemaakt die aansloten op een andere invulling van de
zorgplicht:
- Het primaat van het collectief
vervoer bleef gehandhaafd;
- Het bovenlokaal vervoer werd ondergebracht in een
landelijke regeling;
- De taxikostenvergoeding voor personen die vanwege hun
handicap geen gebruik kunnen maken van de het collectief vervoer bleef gehandhaafd;
- Vanaf 1 juni 1998 is de Stadstax in
Delft gaan rijden;
- Het aanvullend vervoer in Delft zal worden geïntegreerd
bij de Stadstax:
- Er is een mogelijke uitbreiding van de Stadstax met de
derde zone;
- Scootermobielen werden ondergebracht bij de
vervoersvoorzieningen.
Per
1-1-1999 is de Stadstax uitgebreid met een tweede zone. Aangezien de landelijke
ketenkaart pas per 1 juli 1999 van start is gegaan, in de vorm van TraXX, is er
ter overbrugging van de eerste helft van 1999 een forfaitair bedrag van ƒ 383,
- beschikbaar gesteld. TraXX is een door het Rijk georganiseerde voorziening,
uitgevoerd door ConneXXion, gericht op het plannen en (laten) uitvoeren van
bovenregionale reizen in Nederland, van deur tot deur voor reizigers met een
mobiliteitsbeperking. Dit bovenregionale vervoer omvat alle bestemmingen verder
dan de tweede zone die de Stadstax rijdt. TraXX regelt de hele reis en maakt
gebruik van alle bestaande vervoerssystemen die op dit moment beschikbaar zijn.
De service is landelijk dus hiermee is TraXX aanvullend op bestaande
vervoersvormen voor mensen met een handicap. Het betreft hier alleen recreatief
sociaal vervoer, dus geen woon-werk vervoer.
Eén
van de maatregelen uit de Herbezinningsnota is het onderbrengen van scootermobielen
bij de vervoersvoorzieningen geweest. Het effect van deze maatregel is dat er
in 1999 2 en in 2000 4 aanvragen voor scootermobielen zijn afgewezen op grond
van het inkomen. Van deze 6 cliënten hebben er 3 gebruik gemaakt van het huren
van een scootermobiel bij Harting Bank tegen dezelfde condities als de gemeente
Delft. Per augustus 1999 waren er 321 scootermobielen in omloop, per augustus
2000 waren dit er 361. Het besparingseffect van het onderbrengen van
scootermobielen bij vervoersvoorzieningen, dus inkomensafhankelijk, is vrij
gering gezien het aantal scootermobielen in omloop.
Het
aantal scootermobielen in omloop is in 2000 in vergelijking met 1999 toegenomen. De prognose is dat er aan het
eind van het jaar 2000 ca. 360 scootermobielen in omloop zullen zijn.
Een
andere maatregel uit de Herbezinningsnota is het opzetten van een poolsysteem
voor scootermobielen. In de praktijk is gebleken dat dat vaak niet rendabel is. Het is bijna onmogelijk een
standaard scootermobiel te verstrekken voor meerdere gebruikers en een
kostenpost als voorrijkosten zou dermate hoog uitvallen dat dit geen besparing
zou opleveren. Het zou wellicht rendabel kunnen zijn in verzorgingshuizen en
complexen van aanleunwoningen.
Tenslotte
is er ook naar scootermobielen gekeken tijdens de heronderzoeken die zijn
uitgevoerd conform een maatregel uit de Herbezinningsnota. Naar aanleiding van
die heronderzoeken zijn er 2 scootermobielen ingenomen waar geen nieuwe voor
verstrekt zijn. Redenen hiervoor waren dat 1 cliënt was overleden en de andere
cliënt wegens visusproblemen er niet meer op durfde te rijden. Daarnaast zijn
er uit de heronderzoeken veel aanvragen gekomen voor een andere scootermobiel
of aanpassingen aan de scootermobiel.
Op
dit moment zijn er een aantal ontwikkelingen op het gebied van de
vervoersvoorzieningen.
Na
de introductie van TraXX is er een discussie ontstaan tussen de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten (VNG) en het ministerie van SZW over de zorgplichtgebieden
van gemeenten en, voortvloeiend hieruit, welke ritten door TraXX moeten worden
uitgevoerd en welke ritten onder de verantwoordelijkheid van de gemeente
vallen. Inmiddels is in een ledenbrief van de VNG (juli 2000) medegedeeld dat
de VNG en het ministerie van SZW overeenstemming hebben bereikt over de
omschrijving van de gemeentelijke zorgplicht op het terrein van de
vervoersvoorzieningen. De zorgplicht van de gemeente bevat het gebied waarin de
sociale kontakten in de directe omgeving onderhouden moeten kunnen worden.
Daarnaast moeten een aantal basisvoorzieningen zoals een NS-station met
dienstverlening, een sporthal, een zwembad, grote winkelketens en het
ziekenhuis bereikbaar zijn voor iemand met een handicap. Bij de grotere
gemeenten zal dit gebied afgebakend kunnen worden door de gemeentegrenzen. Voor
de gemeente Delft zijn alle genoemde voorzieningen beschikbaar, behoudens een
NS-station met dienstverlening. In de afgelopen jaren heeft meermalen overleg
plaatsgevonden met NS over het toegankelijk maken van perron 2 van station
Delft. Gesproken is over de bouw van een lift met loopbrug, maar ook over eeen
eenvoudig te realiseren traplift. Helaas is NS niet bereid aan dergelijke
oplossingen mee te werken. Eén van de argumenten is dat er over circa 10 jaar
een nieuw station komt; tot die tijd wil men niet investeren. TraXX verzorgt nu
het vervoer naar toegankelijke stations buiten Delft.
Voorstel:
Het
vervoergebied van de Stadstax niet uit te breiden met een derde zone en
vooralsnog uit te gaan van vervoer door TraXX naar een NS-station met
dienstverlening.
Middels
de nota Contracten CVV en Leerlingenvervoer (00/016046) bent u tijdens de
commissievergadering WZO van 29 augustus 2000 op de hoogte gebracht van de
aanbesteding CVV en leerlingenvervoer. In deze aanbesteding is naar voren
gekomen dat De Vier Gewesten de voorkeur geniet voor de uitvoering van het CVV
en het leerlingenvervoer. De nieuwe contracten zijn ingegaan op 14 augustus
2000. De kosten van het CVV voor het jaar 2000 zijn geraamd op ƒ 1.965.000,-.
De eenmalige kosten van de aanbesteding bedroegen ƒ 125.000,-.
In
overleg met Stadsgewest Haaglanden en het ministerie van V&W is gesproken
over de mogelijkheden voor OV-financiering van de Stadstax. Het betreft hier
een opbrengstsuppletie, wat inhoudt dat op iedere gulden reizigersopbrengst ƒ
1,50 subsidie wordt gegeven. De gemeente Delft is door stadsgewest Haaglanden
aangemeld bij het ministerie van V&W voor de openbaar vervoersubsidie.
Deze
OV-suppletie van het Rijk loopt 1 ½ jaar achter op de feitelijke situatie.
De
opbrengsten van de Stadstax worden grofweg geschat op ƒ 300.000,- per jaar. Dit
betekent dat Delft globaal ƒ 450.000,- subsidie per jaar kan verwachten. Er
wordt ingeschat dat de gelden begin 2001 beschikbaar zijn. Momenteel wordt
nader bekeken hoe deze subsidie ingezet kan worden. Gedacht wordt aan het
wijzigen van de ritprijzen voor WVG-reizigers zodat deze verhoudingsgewijs meer
overeenkomen met de opzet van de ritprijzen voor het reguliere openbaar
vervoer. Daarnaast is er de mogelijkheid om de ritprijzen voor de
niet-WVG-reizigers te verlagen. U wordt middels een separate nota hierover
geïnformeerd.
Momenteel
is stadsgewest Haaglanden bezig met het opzetten van een regionaal CVV-systeem
waar iedereen gebruik van kan maken. Dit systeem is bedoeld als aanvulling op
het reguliere openbaar vervoer, en met name daar waar weinig of geen openbaar
vervoer aanwezig is.
Het
regionale systeem heeft grotendeels dezelfde systeemkenmerken als de Stadstax.
Het tariefsysteem wijkt wel duidelijk af: men wil het bestaande
strippenkaartsysteem van het openbaar vervoer hanteren, met een tarief van
circa ƒ 2,50 per strip. Voor iedere reiziger geldt hetzelfde tarief.
Het
is de bedoeling dat bestaande CVV-systemen (op termijn) worden vervangen door
het regionale systeem. Daarnaast kunnen gemeenten, in overleg met Haaglanden,
individueel afspraken maken met de vervoerder over het opnemen van WVG-vervoer
in dit systeem.
Bij
dit systeem zal gebruik worden gemaakt van de OV-subsidie zoals hierboven
genoemd. Om dubbele subsidiëring te voorkomen is de inzet van Haaglanden om de
subsidie voor bestaande gemeentelijke CVV-systemen stop te zetten zodra het
regionale CVV start. Dit betekent voor Delft dat de subsidie pas daadwerkelijk
wordt stopgezet als Delft feitelijk
aanhaakt bij het regionaal systeem.
Voorlopig zal de OV-subsidie voor Delft betrekking hebben op de jaren 1999,
2000 en 2001. Het contract dat de gemeente Delft heeft gesloten met De Vier Gewesten
loopt tot en met 2003.
In
het Tevredenheidsonderzoek WVG is op het gebied van vervoersvoorzieningen geen
aandacht besteed aan de Stadstax. Voor de Stadstax is immers eind 1999 een
evaluatie uitgevoerd.
Voor
de overige vervoersvoorzieningen is de conclusie uit het Tevredenheidsonderzoek
dat de procedure van aanvraag-beschikking-levering van de voorziening als te
lang wordt ervaren.
Voorstel:
Vragen
over proceduretijd nader te bezien en de oplossingen te verwerken in een verbeteraanpak
voor 2001.
Daarnaast
wordt aangegeven dat ruim 20% van de ondervraagden de informatievoorziening
onvoldoende tot slecht vindt. Voor de Stadstax is er sinds de ingang van het
nieuwe contract ook een nieuwe folder beschikbaar.
Als
bijlage bij deze nota vindt u het nieuwe WVG-communicatieplan dat beoogt de
informatievoorziening op peil te brengen.
Stadstax Special (voorheen
Aanvullend Vervoer Delft)
Uit
het tevredenheidsonderzoek WVG (zie bijlage) dat in de zomer van 2000 is
gehouden is ook de Stadstax Special meegenomen. Hieruit is gebleken dat zowel
de reizigers als de begeleiders van de reizigers van de dagopvang uitermate
positief zijn over de Stadstax Special. Chauffeurs zijn over het algemeen
hulpvaardig en vriendelijk en beschikken over een prettige rijstijl. De
Stadstax Special rijdt meestal op tijd en het comfort van de stoelen is
voldoende tot goed. Minder positief is men over de in- en uitstap en het
gebruik van losse ‘opstapjes’.
Voorstel:
De
gemeente treedt in overleg met de Stadstax Special om na te gaan hoe het
ongemak van in- en uitstappen kan worden weggenomen.
In
tabel 1 wordt een terugblik gegeven voor het jaar 1999 gebaseerd op de cijfers
uit de 2e kwartaalrapportage WIZ 2000.
Tabel
1: terugblik vervoersvoorzieningen 1999
|
Realisatie 1999 (ƒ) |
Stadstax |
1.436.421 |
Scootermobielen |
986.765 |
Taxikostenvergoeding |
365.848 |
Overig |
772.308 |
Totaal
vervoersvoorzieningen |
3.561.342 |
Begroting
1999 |
4.919.500 |
Verschil |
+ 1.358.158 |
Uit
bovenstaande tabel blijkt dat op basis van de Herbezinningsnota en de nota 2e
financiële stand van zaken de uitgaven voor 1999 waren geprognosticeerd op een
bedrag van ƒ 4,9 mln. De werkelijke uitgaven in 1999 waren ƒ 3,6 mln. Dit wordt
deels verklaard doordat bij het budget voor 1999 rekening is gehouden met de
overheveling van het budget van de scootermobielen van ƒ 1,2 mln. naar de
vervoersvoorzieningen, conform de maatregel uit de Herbezinningsnota. Daarnaast
was er bij de verwachte besparingen in de 2e financiële stand van
zaken reeds rekening gehouden met een eventuele extra 3e zone bij de
Stadstax (ƒ 8 ton). Dit is niet uitgegeven. Daarentegen zijn er wel extra
kosten gemaakt voor de Stadstax van ƒ 4 ton.
Voor
2000 wordt en in onderstaande tabel het budget en de verwachte uitgaven
weergegeven gebaseerd op de 3e kwartaalrapportage WIZ 2000.
Tabel
2: prognose vervoersvoorzieningen 2000
|
Verwachte uitgaven 2000
(ƒ) |
Stadstax |
1.866.650 |
Scootermobielen |
1.143.000 |
Taxikostenvergoeding |
495.000 |
Overig |
145.000 |
Totaal
vervoersvoorzieningen |
3.649.650 |
Budget
2000 |
3.702.000 |
Verschil |
-52.350 |
Voor
het jaar 2000 is het budget ƒ 3,7 mln. Dit is lager dan in 1999 omdat, gezien
de realisatiecijfers over 1999 voor de vervoervoorzieningen en de rolstoelen,
het budget voor de verstrekkingen in de begroting 2000 anders is verdeeld over
de verschillende voorzieningen (vervoersvoorzieningen, woonvoorzieningen en
rolstoelen).
In
het jaar 2000 is er ten opzichte van 1999 geen forfaitair bedrag meer verstrekt.
Hiermee was een bedrag van ca. ƒ 7 ton gemoeid. De prognose is dat de kosten
voor de Stadstax in 2000 ca. ƒ 4,5 ton hoger zullen zijn dan in 1999.
De
kosten van de scootermobielen zitten in 2000 ook bij de vervoersvoorzieningen
en zullen naar verwachting ƒ 160.000,- hoger uitvallen dan in 1999. De
taxikostenvergoeding zal naar verwachting ook hoger zijn dan in 1999, verschil
van ƒ 130.000,- (zie ook tabel 3.6 van de 3e kwartaalrapportage WIZ
2000).
Het
beleid uit de Herbezinningsnota voor de rolstoelvoorzieningen bestaat uit de
volgende onderdelen:
- scootermobielen worden ondergebracht bij de
vervoersvoorzieningen
- invoeren van heronderzoeken
- de aanbesteding voor de levering van rolstoelen en andere
hulpmiddelen.
In
de nota 2e financiële stand van zaken WVG wordt vermeld dat uit de
onderhandelingen met Harting Bank is gebleken dat de ingezette besparing niet
volledig kon worden gehaald. Het contract met Harting Bank is ingegaan op 1
januari 1999. In de nota tweede financiële stand van zaken WVG is aangegeven
dat de totale verwachte besparing voor 1999
ƒ
157.500,- was. Voor het jaar 2000 was de verwachte besparing
ƒ
262.500,-. Tevens was in deze nota al aangekondigd dat de in de Herbezinningsnota
vermelde bezuiniging van 25% op het geraamde budget, niet realistisch bleek.
Als belangrijkste punten hieromtrent kunnen de volgende aspecten worden
genoemd:
- Er bleek later dat de kostenbesparing met betrekking tot
de huurprijzen ten opzichte van het prijsniveau van 1998 rond de 10,5% uitkwam.
Daarnaast was er door een strak beleid ten aanzien van de toepassing van het
voorkeurspakket voor nieuw te verstrekken middelen, een besparing mogelijk van
15% ten opzichte van het prijsniveau van 1998. (Harting Bank heeft in 1999 in
97% van de aanvragen hulpmiddelen geleverd uit het voorkeurspakket).
- Er is besloten om niet direct alle uitstaande hulpmiddelen
van Zorglease te vervangen door middelen van Harting Bank. De vervanging van
middelen verloopt ook minder snel dan verwacht.
- De groei van het aantal verstrekte hulpmiddelen in 2000 is
ten opzichte van 1999 gestegen met ongeveer 10%.
- De prijsverhogingen voor hulpmiddelen bedragen jaarlijks
(maximaal) 3%. Daarnaast zijn de prijzen voor individuele aanpassingen het
afgelopen jaar gestegen met 8%.
De
uitgevoerde heronderzoeken hebben hogere uitgaven opgeleverd omdat er, naast
het feit dat er voorzieningen zijn ingetrokken (27, voor een bedrag van ƒ
18.847), ook weer nieuwe voorzieningen zijn toegekend (ook 27, voor een bedrag
van ƒ 13.650,-). Het merendeel van de voorzieningen blijft ongewijzigd (229).
Per saldo heeft dit een besparing van ƒ 5.200,- op de uitstaande voorzieningen
opgeleverd. Dit moet echter gecorrigeerd worden voor de kosten voor inhuur van extra
personeel,
ƒ
21,300,-. Wanneer hiermee rekening wordt gehouden hebben de heronderzoeken geen
besparing opgeleverd (zie 2e kwartaal rapportage DMZ 1999).
Voortvloeiend
uit het contract dat is gesloten met Harting Bank zijn er in 1999 eenmalige
kosten gemaakt voor de aankoop van hulpmiddelen (douche- en toiletmiddelen) van
ca. ƒ 104.000,-. Vanaf de ingangsdatum van het contract met Harting Bank worden
alle hulpmiddelen aangekocht. Door middel van deze aankopen kan er een depot van
hulpmiddelen worden aangelegd. Zodra dit depot er is vervallen uiteraard de
aankoopkosten voor de gemeente Delft en zal er vanuit het depot worden
verstrekt.
Uit
het Tevredenheidsonderzoek blijkt dat 45% van de ondervraagden tevreden is en
31% zeer tevreden is met de rolstoelvoorziening. Evenals bij de
vervoersvoorzieningen wordt de tijdsduur van de procedure
aanvraag-beschikking-voorziening als te lang ervaren. Als laatste wordt door
bijna 20% van de ondervraagden aangegeven dat men niet tevreden is over de
aflevering/installatie van de voorziening. Ook de informatievoorziening is een
punt van aandacht.
Wat
betreft de tijd die de procedure aanvraag-beschikking-levering van de
voorziening geldt hetzelfde als voor de vervoersvoorzieningen.
Voorstel:
Verbeterpunten
uit het klanttevredenheidsonderzoek nader bekijken en oplossingen meenemen in
verbeteraanpak 2001.
In
onderstaande tabel wordt een terugblik gegeven op het jaar 1999.
Tabel
3: terugblik rolstoelvoorzieningen en hulpmiddelen 1999
|
Bedrag 1999 (x ƒ 1.000,-) |
Begroting
1999 |
|
Begroting
1999 |
1.288** |
Realisatie
1999 |
1.847 |
*
Betreft het budget, genoemd in de Herbezinningsnota, na aftrek van geplande bezuinigingen
**
Betreft het budget, voor de rolstoelen, na herziening raming bezuinigingen in
de nota 2e financiële stand van zaken WVG
Het
budget voor 1999 is exclusief het budget voor scootermobielen van ƒ 1,2 mln.
Uit de cijfers in deze tabel en die in tabel 1 blijkt dat in 1999 een te hoog
bedrag is overgeheveld naar de vervoersvoorzieningen. Daarnaast lijkt het
begrote budget sowieso te laag ten opzichte van de werkelijke realisatie van de
afgelopen jaren. In de budgetcijfers 2000 is de raming van het budget
bijgesteld (zie tabel 4).
Verklaringen
voor de cijfers in tabel 3 zijn de volgende:
1
Aan scootermobielen is in 1999 ruim ƒ 230.000,- minder uitgegeven dan
verwacht. Dat heeft bijgedragen aan een overschot in de vervoersvoorzieningen
en het tekort bij de rolstoelen en hulpmiddelen.
2
De kosten voor rolstoelvoorzieningen vallen hoger uit in verband met de
eenmalige aankoop van douche- en toiletmiddelen voor een bedrag van ca. ƒ 104.000,-.
3
De bezuinigingen op de hulpmiddelen konden niet op 1-1-1999 ingaan maar
pas op 1-4-1999 vanwege een onduidelijkheid in het contract met Zorglease.
Daardoor is er over de eerste 3 maanden van 1999 minder bezuinigd.
4
Een rolstoel in omloop brengt jaarlijks structurele/onderhoudskosten met
zich mee. Een laatste verklaring voor het verschil tussen de prognose van de
uitgaven en de realisatie in 1999 is dat ondanks het feit dat het aantal
rolstoelen dat is verstrekt in 1999 is gedaald, de kosten gestegen zijn vanwege
een stijging van het aantal rolstoelen in omloop. In 1999 waren er 738
rolstoelvoorzieningen in omloop, in 2000 zijn dit er 805.
Voor
2000 wordt in tabel 4 het budget en de verwachte uitgaven voor rolstoelen
weergegeven gebaseerd op de 3e kwartaalrapportage WIZ 2000.
Tabel
4: Prognose rolstoelvoorzieningen en
hulpmiddelen 2000
|
Bedrag 2000 (x ƒ 1.000,-) |
Begroting
2000 |
2.000 |
Verwachte
uitgaven 2000 |
2.360 |
Uit
bovenstaande tabel blijkt dat de verwachte uitgaven voor 2000 hoger zullen zijn
dan de realisatie van 1999. Hierdoor is
in de tweede kwartaalrapportage 2000 de prognose voor de uitgaven voor
rolstoelvoorzieningen bijgesteld.
Gelet
op de forse stijging van de prognose uitgaven 2000 ten opzichte van 1999, wordt
thans een afzonderlijke analyse gemaakt van de oorzaken daaromtrent.
(kwantiteit en prijsstijgingen rolstoelvoorzieningen en hulpmiddelen). Daarop
wordt in het 1e kwartaal van 2001 teruggekomen.
Eén
jaar na de Herbezinningsnota is over de woonvoorzieningen een aparte nota
verschenen. In deze ‘Gewijzigde juni-nota WVG woonvoorzieningen’ (S99006346)
van 11 augustus 1999 zijn:
·
de verschillende maatregelen uit de Herbezinningsnota nader onderbouwd;
·
is de voortgang van de diverse bezuinigingsmaatregelen beschreven; en
·
zijn nieuwe bezuinigingsmaatregelen toegevoegd.
In deze nota informeren wij u over de voortgang van
de diverse bezuinigingsmaatregelen uit de twee hierboven genoemde nota’s.
Daarbij is onderscheid gemaakt naar Voorraadbeleid en Verstrekkingenbeleid. De
maatregelen die zijn geïntroduceerd met als doel de voorraad woningen af te
stemmen op de WVG behoefte staan onder de noemer Voorraadbeleid. Onder het Verstrekkingenbeleid
zijn de maatregelen beschreven die de keuzen voor het verstrekken van
voorzieningen beïnvloeden.
Voorraadbeleid
A Terugblik beleid
Meer inzicht was nodig in de voorraad en het vrije
aanbod aangepaste en gemakkelijk aan te passen woningen. Dure woningaanpassingen
kunnen voorkomen worden, als mensen naar een geschikte al aangepaste woning
kunnen verhuizen. In dit kader zijn de volgende maatregelen getroffen:
·
Er is een overzicht met de adressen van alle aangepaste woningen in
Delft. Eind 1999 is de definitie van een 'aangepaste woning' gewijzigd. Het
zijn woningen met WVG-aanpassingen die duurder waren dan ƒ2.000,- . Woningen
met goedkopere aanpassingen maken de woning niet specifiek geschikt voor
bewoning door een gehandicapte. De voorraad aangepaste woningen is daardoor
verminderd, maar reëler. Op 1 juli 2000 waren er 752 aangepaste woningen in
Delft.
·
Er komt een geautomatiseerd systeem waarin per adres te zien is of een
woning aanpassingen heeft voor gehandicapten en welke soort aanpassingen er in
de woning zijn. De invoering van de WVG-gegevens in dit systeem, het Basis
Registratie Gebouwen systeem, is vertraagd. Uiterlijk februari 2001 is de
planning dat de WVG gegevens zijn ingevoerd.
·
Met de woningcorporaties is al in 1996 de afspraak gemaakt, dat zij alle
aangepaste en gemakkelijk aan te passen
woningen die vrij komen, beschikbaar stellen voor de doelgroep. In de praktijk
blijkt nu dat niet alle woningen die onder die afspraak vallen, worden
aangemeld.
Voorstel:
De cluster Wijk- en Stadszaken gaat de afspraken
over de verhuur van aangepaste en gemakkelijk aan te passen woningen opnieuw
onder de aandacht brengen van de woningcorporaties.
In 2001 gaan de woningcorporaties 326 woningen
toegankelijker maken voor mensen die minder goed ter been zijn en/of andere
lichamelijke belemmeringen ondervinden. Voor rolstoelgebruikers zijn deze
woningen echter niet geschikt. Ze zijn wel bezoekbaar voor mensen in een
rolstoel. Momenteel liggen de plannen ter goedkeuring bij de SEV. De SEV heeft
ƒ1.000, - subsidie per woning beschikbaar gesteld, de gemeente eveneens
ƒ1.000,-. Voor dit project worden geen WVG-gelden ingezet. De voorlopige kosten
per woning liggen tussen de ƒ4.000,- en ƒ8.000,- (prijspeil 2000). Dit is hoger
dan de verwachtte kosten van ƒ6.000,- (prijspeil 1996). Eind van dit jaar vindt
er een evaluatie plaats. Daarna wordt er met corporaties een programma
afgesproken voor het opplussen van 2000 woningen (minus aantal experiment) vóór
1 januari 2003.
De keuze om binnen het Opplusproject
met name de toegankelijkheid van appartementencomplexen aan te pakken is zeer
wenselijk. Binnen de WVG is dit een groot knelpunt, om twee redenen. Bij vele appartementencomplexen, ook die
specifiek aan ouderen worden verhuurd, is de toegankelijkheid van de algemene
entree, de liften en de galerij een probleem. Het oplossen van de slechte
toegankelijkheid voor een individuele WVG cliënt is moeilijk, omdat het
aanpassen van de algemene entree valt onder de verantwoordelijkheid van de
eigenaar van het complex.
In de gewijzigde juni nota WVG woonvoorzieningen is
besloten om achtergebleven niet gehandicapte bewoners in aangepaste woningen,
waaruit de WVG-kandidaat definitief vertrokken is, actief te benaderen om te
verhuizen. Tot nu toe is dit nog niet uitgevoerd. Wel zijn er bewoners die
hiernaar uit eigen beweging vragen. Maar zij vinden een verhuiskostenvergoeding
van ƒ4.000 veelal te laag om te verhuizen. Expliciet voor deze groep potentiële
verhuizers wil de gemeente een verhuisstimuleringsregeling voorstellen om
aangepaste woningen, waarnaar vraag is, leeg te krijgen.
Voorstel:
Het instellen van een verhuisstimuleringsregeling
van ƒ8.000,- voor achtergebleven bewoners die een interessante aangepaste
woning vrij kunnen maken. Deze regeling wil de gemeente gedurende 1 jaar
toepassen en daarna evalueren of het gewenste doel bereikt wordt.
De cluster Wijk- en Stadszaken gaat in overleg met
de corporaties bekijken wie deze mensen het best kan gaan benaderen.
De afgelopen jaren zijn er
twee prognoses gemaakt over de behoefte aan aangepaste woningen in Delft, die
sterk van elkaar verschillen. In de Herbezinningsnota was de uitbreidingsbehoefte
(behoefte minus aanbod) geschat op ruim 8000 woningen. Dit wijkt sterk af van
de latere prognose afkomstig uit het onderzoek Seniorenscore. Dit onderzoek
berekende een uitbreidingsbehoefte van bijna 5000 geschikte woningen. Hiervan
zijn ruim 4000 woningen nodig voor mensen met een lichte functiebeperking,
circa 30 voor mensen met zwaardere functiebeperkingen en 700 voor zogenaamde
vitale ouderen. Er zijn indicaties dat het aantal van 30 te weinig is.
Tot voor kort woonden gehandicapten die vallen onder
de AWBZ regeling, in complexen van de instellingen die ook de zorg leveren. De
plannen van het Ministerie VWS om het wonen en zorg te scheiden, maakt dat deze
mensen ook een beroep kunnen doen op de reguliere woningvoorraad. Dit vergroot
de behoefte aan aangepaste woningen. Een aanpassing van de behoefteprognose is
hierdoor noodzakelijk. Deze veranderingen worden meegenomen in het hoofdstuk
Wonen en Zorg in de gemeentelijke beleidsvisie Volksgezondheid- en Zorg. In
deze visie wordt gekeken hoe het huidige bestand van aangepaste woningen en van
aanleunwoningen zich verhoudt tot de gewenste aantallen woningen in
verschillende categorieën. Deze beleidsvisie wordt in de zomer van 2001
verwacht.
In opdracht van het Rijk en
de Provincie wordt door de Regionale Commissie Gezondheidszorg Delft Westland
Oostland (regio DWO is proefregio) gewerkt aan een Structuurvisie Huisvesting
Zorg. Een onderdeel van deze Structuurvisie betreft de ontwikkeling van een
landelijk toepasbare methodiek waarmee de behoefte aan woningen en zorg in de
verschillende gradaties vastgesteld kan worden. Deze methodiek wil de gemeente
gaan gebruiken voor vaststelling van de behoefte aan aangepaste woningen in de
nieuwe situatie. Op basis van deze uitkomsten wil de gemeente de woning- en zorgbehoefte
voor de doelgroep gaan bepalen.
Voorstel:
Opstellen van een nieuwe
behoefteraming voor aangepaste woningen en zorg.
Plannen voor woningen met
zorg
In het kader van de prestatieafspraken
gemeente/woningcorporaties hebben de woningcorporaties plannen ontwikkeld voor
toevoeging van 232 woningen met zorgaanbod en collectieve voorzieningen voor
ouderen. Het aantal woningen ligt ver boven de afspraak van 150 woningen. Deze
woningen zijn geschikt voor de WVG doelgroep en leveren daarmee een gewenste uitbreiding
van geschikte woningen voor de doelgroep.
De woningcorporaties hebben de afgelopen jaren
nieuwbouwcomplexen gebouwd die specifiek bestemd zijn voor mensen met een
woonprobleem als gevolg van een handicap. Ook zijn hiervoor nieuwe plannen.
Deze woningen voldoen aan de eisen van aanpasbaar bouwen in het Bouwbesluit.
Deze eisen zijn echter onvoldoende voor de doelgroep, met name wat betreft de
toegankelijkheid van de woningen. Om te voorkomen dat er in net opgeleverde
complexen woningaanpassingen moeten plaatsvinden kan de gemeente in goed
overleg met de woningcorporaties aanvullende eisen opstellen voor deze
woningen. Dit zijn over het algemeen eisen die zonder meerkosten of met
beperkte meerkosten meegenomen kunnen worden in de nieuwbouw. Eisen die niet
zijn vastgelegd in het Bouwbesluit, zijn niet afdwingbaar.
Voorstel:
Cluster Wijk- en Stadszaken bespreekt met de
woningcorporaties aanvullende nieuwbouweisen voor woningen die specifiek voor
de WVG doelgroep gebouwd worden.
In de herbezinningsnota is de verplichting te
moeten verhuizen indien de aanpassingskosten boven ƒ15.000,- komen als een
bezuinigingsmaatregel vermeld. In de periode 1 juli 1999 - 1 juli 2000 zijn
ruim 100 huishoudens verhuisd omdat, ze belemmeringen ondervonden in hun woning
en de woning niet aanpasbaar was of omdat de noodzakelijke aanpassingen duurder
waren dan ƒ 15.000,- en zelfs met deze aanpassingen geen geschikte aangepaste
woning werd gecreëerd. Daarnaast wordt i.v.m. de ondervonden belemmeringen ook
vaak zelf al de keuze gemaakt om te verhuizen. Woningen die niet geschikt zijn
om aan te passen (op rolstoel- of rollatorgebruik) zijn: portiekwoningen,
bovenwoningen, kleine eengezinswoningen. Bij flatgebouwen zit het probleem
meestal in de toegang tot de woning. De woning zelf is vaak goed aan te passen,
terwijl de toegang de nodige problemen geeft (zware toegangs- en liftdeuren,
hoge drempels en galerijen met hoge op- en afstappen). Voor mensen die gebruik
moeten maken van een rolstoel, ouderen die aangewezen zijn op het gebruik van
een rollator of mensen met een loopstoornis is dit een groot probleem.
Wanneer er niet binnen afzienbare tijd (gestreefd
wordt binnen 6 maanden) een redelijk vergelijkbare aangepaste of aanpasbare
woning beschikbaar komt wordt, indien de bewoners er voor kiezen niet te
verhuizen en de huidige woning geschikt is om aan te passen ook de huidige
woning aangepast indien de aanpassingskosten boven ƒ 15.000,- komen. Dit is
echter niet het streven en het gebeurt minimaal. In de periode juli 1999 - juli
2000 hebben 2 cliënten met een WVG-indicatie ervoor gekozen in hun huidige
(koop)woning te blijven wonen en de maximale vergoeding van
ƒ 15.000,- geaccepteerd.
Cliënten met een verhuis-indicatie hebben zelf de
mogelijkheid om via het aanbodsysteem in de Woonkrant een geschikte woning te
vinden. Daarnaast bestaat er een gehandicaptenlijst. Op deze lijst worden
alleen cliënten vermeld die op grond van een medische urgentie naar een
aangepaste- of aanpasbare benedenwoning moeten verhuizen. Deze woningen worden
bij WVG (woonvoorzieningen) leeggemeld zodat een geschikte kandidaat van de
lijst kan worden voorgedragen aan de desbetreffende corporatie. In de meeste gevallen
moet deze woning dan nog verder aangepast worden (ivm rolstoelgebruik) en komen
de aanpassings-kosten boven ƒ15.000,-. Omdat met deze aanpassingen altijd een
geschikte gehandicapten-woning wordt gecreëerd worden de meeste gelijkvloerse
benedenwoningen (indien noodzakelijk) boven ƒ 15.000,- aangepast.
Sinds 1 januari 2000 zijn ± 20 aangepaste woningen
leeg gemeld door de corporaties. Hiervan zijn 13 woningen verhuurd aan
WVG-kandidaten uit Delft, 2 aan WVG-kandidaten uit de regio, 3 (2-kamerwoningen
met minimale aanpassingen) aan overige woningzoekenden en 2 woningen zijn nog
niet verhuurd.
Deze maatregel uit de
herbezinningsnota beoogde de toekenning van verhuiskostenvergoedingen die na
zes maanden nog steeds niet uitgekeerd waren in te trekken. Omdat het niet
altijd lukt een verhuizing binnen zes maanden te realiseren, wordt met deze
maatregel niet te strak omgegaan. De hoogte van de bijdrage ƒ4.000,- is niet
kostendekkend voor een verhuizing. Veel WVG-cliënten klagen hierover.
In 1999 steeg het aantal
vergoedingen en daarmee de uitgaven aan deze vergoeding met circa ƒ100.000,-.
Voorstel:
Voor 2001 worden alle tarieven en vergoedingen,
waaronder dus ook de verhuiskostenbijdrage
doorgelicht en waar nodig blijvend geïndexeerd.
Deze maatregel is in de praktijk ingevoerd. Er
worden geen woningaanpassingen preventief aangebracht. Alleen in gevallen waar
de medische indicatie spreekt van een progressief ziektebeeld kunnen
woningaanpassingen die op termijn nodig zijn, worden meegenomen. Dit laatste
beperkt het aantal administratieve handelingen, omdat niet met het
voortschrijden van de ziekte er nieuwe aanvragen worden ingediend.
Momenteel plaatst de gemeente losse (beton)cocons
voor scootermobielen, wanneer er geen bestaande stallingsmogelijkheden zijn.
Deze cocons zijn financieel aantrekkelijk doordat ze herbruikbaar zijn en niet
onderhoudsgevoelig zijn. Pas als deze herbruikbare stallingen opnieuw ingezet
kunnen worden, zal het financiële voordeel hiervan blijken. Per jaar worden er
slechts enkele stallingen gerealiseerd: in de periode 1 juli 1999 tot 1 juli
2000 waren dat er 6 stuks. Deze geringe omvang maakt het bezuinigingseffect
beperkt.
Nieuwe maatregelen uit
gewijzigde juni nota
In de gewijzigde juni-nota is een aantal nieuwe
bezuinigingsmaatregelen geïntroduceerd. De gemeente heeft geconstateerd dat
voor dit nieuwe beleid van de WVG woonvoorzieningen meer draagvlak bij de
woningcorporaties noodzakelijk is. De gemeente gaat gezamenlijk met de
woningcorporaties op hoofdlijnen afspraken maken om tot een beperking van de
WVG-uitgaven te komen.
De nieuwe bezuinigingsmaatregelen zijn:
·
op lange termijn vermindering van sanitaire voorzieningen onder de WVG;
·
onderhoud van WVG-voorzieningen onder de verantwoordelijkheid van de
eigenaar van de woning;
·
aanbesteding van de WVG-voorzieningen door de gemeente;
·
componentenlijst 1999.
Alleen de maatregel ‘aanbesteding van de
WVG-voorzieningen door de gemeente’ is nader uitgewerkt door een projectteam
van de gemeente. Dit team heeft geadviseerd het aanbesteden van alle
woningaanpassingen geen hoge prioriteit te geven. Dit is gebeurd na analyse van
de technische en financiële voor- en nadelen van aanbesteden en na
inventarisatie van de knelpunten van het huidige inkoopproces van
woonvoorzieningen. De diversiteit van de woningaanpassingen maakt de kans groot
dat de kosten voor de aanbesteding hoger zijn dan de financiële voordelen. Het
team heeft voorgesteld om diverse andere maatregelen te onderzoeken die
eenvoudiger en sneller het inkoopproces kunnen verbeteren en het prijspeil van
aanpassingen kunnen verlagen. De haalbaarheid van de volgende voorstellen wordt
onderzocht:
·
het bevorderen van prijsconcurrentie tussen aannemers;
·
prijsonderhandelingen met leveranciers van woonvoorzieningen.
Voorstel:
De uitvoering van de gewijzigde juni-nota heeft
nogal te wensen overgelaten. Om de uitwerking en uitvoering van deze nota op te
pakken en te versnellen wordt een projectgroep opgericht, die bestaat uit
medewerkers van gemeente en corporaties onder leiding van de directeur Wijk- en
-en Stadszaken.
Het Tevredenheidsonderzoek geeft een duidelijk
signaal af voor een nieuwe koers voor het verstrekkingenbeleid. Het duurt vaak
onnodig lang voordat een woningaanpassing gerealiseerd wordt. Dit is zowel de
mening van de cliënten in het tevredenheidsonderzoek als ook van de
gemeentemedewerkers. In het tevredenheidsonderzoek geeft 38% van de cliënten
aan dat de periode van de aanvraag tot aan de afgifte van de beschikking lang
of te lang duurt. Daarnaast vindt 33% van de cliënten de periode vanaf de
beschikking tot de daadwerkelijke woningaanpassing te lang.
Voorstel:
In de verbeteraanpak WVG 2001
voorstellen opnemen en uitvoeren ten einde de wachttijden van cliënten te
bekorten.
De gemeente heeft een wettelijke zorgplicht voor de
gehandicapten in haar gemeente. Daarmee hoeft de gemeente niet zelf de
uitvoering van de WVG te verzorgen. De uitvoering kan de gemeente ook geheel of
gedeeltelijk uitbesteden. De gemeente gaat de voor- en nadelen hiervan en de
mogelijkheden hiervoor onderzoeken. Hierbij is het voorstel uit de concept-nota
Wonen van het Ministerie van VROM belangrijk. Dit voorstel stelt voor om de
verantwoordelijkheid van de WVG-woningaanpassingen te leggen bij de
woningcorporaties. De concept-nota stelt dat woningcorporaties een rol hebben
in het aanpassen van woongebouwen voor mensen met een handicap. Volgens het
Ministerie is de kans klein dat dit voorstel zonder wijziging in de definitieve
nota komt, omdat er niet alleen in het corporatiebezit, maar ook in het
particuliere bezit, woningaanpassingen nodig zijn. Een dergelijke wijziging is
over circa 3- 5 jaar te verwachten.
Onderstaande tabel vermeldt de begrote uitgaven
voor 1999 en de daadwerkelijke uitgaven voor het jaar 1999 op het onderdeel
woonvoorzieningen.
Tabel 5: terugblik woonvoorzieningen 1999, op basis
van verplichtingen
|
Bedrag
1999 (x ƒ1.000,-) |
Begroting 1999 |
1.835 |
Realisatie 1999 |
1.715 |
In de nota tweede
financiële stand van zaken WVG was de verwachting dat de beoogde
bezuinigingstaakstelling voor woonvoorzieningen voor het jaar 1999 niet gehaald
zou worden. Aan het eind van het jaar bleek dat de kosten op basis van de
verplichtingen binnen het budget lagen. De volgende factoren hebben hieraan ten
grondslag gelegen:
· Effecten van de bezuinigingsmaatregelen.
· In het najaar was de
uitvoeringsorganisatie actief betrokken bij een herinrichting van de
organisatie, waardoor er minder tijd was om aanvragen te verwerken en er dus
minder verplichtingen geregistreerd konden worden.
·
Eind 1999 is er een aanzienlijke bedrag van circa ƒ300.000,- aan
openstaande verplichtingen bij woonvoorzieningen afgeboekt. Dit waren
administratieve fouten in het systeem. Dat wil zeggen verplichtingen die nog
openstonden, maar al uitbetaald waren.
· Er is geen betrouwbare informatie
of vermindering van het aantal aanvragen in 1999 in vergelijking met 1998
geleid heeft tot daling van de kosten. In 1999 is door de overgang naar een
nieuw automatiseringsysteem veel informatie over aantallen verloren gegaan.
Daarnaast is bij de herinrichting van de werkprocessen gebleken dat de
geregistreerde werkvoorraad vervuild was met aanvragen die al afgehandeld
waren.
Vanaf 1 januari 2000 worden
de uitgaven van woonvoorzieningen anders geregistreerd. Vanaf dit moment worden
de uitgaven aan de aanpassingen niet meer geregistreerd op basis van de
verplichtingen, maar op basis van de daadwerkelijke uitgaven.
Tabel 6: prognose woonvoorzieningen 2000, op basis van uitgaven
|
Bedrag
2000 (x ƒ 1.000,-) |
Begroting 2000 |
1.710 |
Verwachte uitgaven 2000 |
1.945 |
Thans is de verwachting dat de uitgaven voor de
woonvoorzieningen eind 2000 ƒ 1,945 mln. zullen bedragen. Deze prognose is
gebaseerd op enerzijds de uitgaven in de eerste twee kwartalen van 2000 en het
gevolg van tijdelijk extra inzet van capaciteit waardoor de achterstand in
aanvragen weggewerkt wordt. Deze extra inzet zal leiden tot extra
woningaanpassingen in de tweede helft van 2000 in vergelijking met het eerste
halfjaar. Indien deze prognose gerealiseerd wordt, dan liggen de uitgaven iets
boven het begrote bedrag. Echter de volgende ontwikkelingen vormen een onzekere
factor in deze uitgavenprognose:
·
de duurdere woningaanpassingen, waarvoor de gemeente sinds 1 april dit
jaar verantwoordelijk is, zijn nog niet verwerkt in de uitgavenprognose. In
Delft komt zo’n aanpassing tussen ƒ45.000,- – ƒ100.000,- ongeveer 1 x per jaar
voor. Wanneer er in 2000 een dergelijke aanvraag komt, zal dit de uitgaven
sterk doen stijgen.
·
De overgang van het registreren van kosten op basis van verplichtingen
naar het registreren van kosten op basis van daadwerkelijke uitgaven met ingang van 1 januari 2000 maakt dat de
uitgaven in het eerste deel van 2000 tijdelijk lager liggen. Dit betekent dat
met name de kosten van de woonvoorzieningen in een later stadium van de
aanvraag geregistreerd worden, waardoor er dus een tijdelijke daling in de
uitgaven ontstaat.
·
In 2000 stijgt het aantal aanvragen voor woonvoorzieningen.
3.4
WVG-uitvoering
Er
zijn op het gebied van de uitvoering WVG 5 ontwikkelingen:
1 Het klanttevredenheidsonderzoek
met betrekking tot de dienstverlening
De
WVG-cliënten zijn in grote lijnen tevreden over de totale dienstverlening. Uit
het tevredenheidsonderzoek blijkt dat cliënten het prettig vinden wanneer er
gebeld kan worden met iemand van de gemeente over hun WVG-voorzieningen.
Twee-derde van de ondervraagden is tevreden met de tijden van het huidige
spreekuur.
Toch
geeft 1 op de tien cliënten bij bepaalde punten van de dienstverlening aan niet
tevreden te zijn.
Voorstel:
De
door de cliënten aangegeven punten nader bekijken en betrekken bij de
verbeteraanpak 2001.
De
gemeentelijke reorganisatie heeft voor de WVG als gevolg dat de gehele
uitvoering van de WVG, het vakteam zorg, onder Publiekszaken is komen te
vallen, sector Werk, Inkomen en Zorg. Voorheen was de uitvoering van de
woonvoorzieningen ondergebracht bij de voormalige dienst Stadsontwikkeling, de
rest van de uitvoering WVG viel onder de Dienst Maatschappelijke Zorg. Een
zorgpunt is nog wel het gegeven dat de uitvoering fysiek nog niet op 1 plek
zit.
Momenteel
zijn de werkprocessen van de uitvoering van de WVG beschreven en is de overstap
gemaakt naar een ander registratiesysteem (van WVG+ naar SDMS). Dit heeft
invloed op de registratie van de werkvoorraden en houdt in dat er niet langer
op basis van aangegane verplichtingen wordt geregistreerd maar op
daadwerkelijke uitgaven.
Naast
de overgang van naar het nieuwe informatiesysteem SDMS zijn ook de
werkprocessen opnieuw ingericht en beschreven in de nota Planning en Normering
(015547, commissie WZO 19 september 2000). Daardoor wordt de formatieve
ontwikkeling van het vakteam gekoppeld aan de ontwikkeling van de productie van
het vakteam en kan beter aangestuurd worden op een gunstige ontwikkeling van de
productnormtijd. Wel dient bedacht te worden dat deze normtijden zich nog in
een ontwikkelfase bevinden.
Ook
speelt er de ontwikkeling van de overgang van de WVG-indicatiestelling naar het
Regionaal Indicatie Orgaan Delft Westland Oostland (RIO DWO).
Uit
de tweede landelijke evaluatie WVG uitgevoerd in 1997 (de derde evaluatie vindt
plaats in 2000) bleek dat er nog enkele knelpunten waren. Het toenmalige
kabinet heeft daarop aangekondigd dat het een aantal maatregelen zou treffen.
Eén daarvan is een integrale indicatiestelling, om te bereiken dat cliënten bij
1 loket terecht kunnen voor de beoordeling van de totale behoefte aan zorg.
In
eerste instantie was een onafhankelijke indicatie wenselijk bij de dure
woningaanpassingen. Het beleid van het kabinet is er nu op gericht dat de
gemeenten alle indicaties op het gebied van de WVG laten verrichten door het
Regionaal Indicatie Orgaan (RIO). In Delft wordt op dit moment druk gewerkt aan
dit proces. Het streven is om medio 2001 de besluitvorming rond de overgang van
de WVG-indicatiestelling naar het RIO Delft Westland Oostland rond te hebben.
Vanaf dat moment kan dan worden begonnen met de daadwerkelijke implementatie.
In
onderstaande tabel wordt een terugblik gegeven op het jaar 1999 gebaseerd op de
cijfers uit de 4e kwartaalrapportage DMZ 1999.
Tabel
7: terugblik advisering 1999
|
Bedrag 1999 (x ƒ1.000,-) |
Budget
1999 |
590 |
Realisatie
1999 |
561 |
De
besparing die in 1999 gerealiseerd is ten opzichte van de prognose voor 1999
wordt verklaard door de besparingsmaatregel van het deels zelfindiceren door
het vakteam zorg.
Voor
2000 worden in tabel 8 het budget en de verwachte uitgaven voor advisering
weergegeven gebaseerd op de 3e kwartaalrapportage WIZ 2000.
Tabel
8: prognose advisering 2000
|
Bedrag 2000 (x ƒ1.000,-) |
Budget
2000 |
590 |
Verwachte
uitgaven 2000 |
590 |
In
tabel 9 wordt een terugblik weergegeven voor de uitvoeringskosten in 1999
gebaseerd op de jaarrekening DMZ 1999.
Tabel
9: terugblik uitvoeringskosten 1999
|
Bedrag
1999 (x ƒ1.000,-) |
Budget
1999 (excl. kosten uitgaven SO) |
|
Budget
1999 (incl. kosten uitgaven SO*) |
2.132 |
Realisatie
1999 (excl. kosten uitgaven SO) |
1.867 |
Realisatie
1999 ( incl. kosten uitgaven SO) |
2.186 |
*
Het gaat hier om een bedrag van ƒ 319.000,-.
In
tabel 10 wordt het budget 2000 en de verwachte uitgaven voor de
uitvoeringskosten weergegeven, op basis van de 3e kwartaalrapportage
WIZ 2000.
Tabel
10: prognose uitvoeringskosten 2000
|
Bedrag
2000 (x ƒ1.000,-) |
Budget
2000 (incl. kosten uitgaven SO) |
2.032 |
Verwachte
uitgaven 2000 (incl. kosten uitgaven SO |
2.182 |
In
tabel 11 is een overzicht opgenomen van de uitgaven voor de WVG in 1999
uitgesplitst naar de verschillende voorzieningen en de prognose voor 2000.
Tabel
11: Overzicht realisatie WVG 1999 en verwachte uitgaven 2000
(ƒ
mln.)
|
Realisatie 1999 |
Verwachte uitgaven 2000 |
Vervoervoorz. |
3,5 |
3,648 |
Rolstoelvoorz. |
1,8 |
2,362 |
Woonvoorz. |
1,7 |
1,945 |
Uitvoeringskosten |
1,8 |
2,182 |
Advisering |
0,56 |
0,591 |
Totaal |
9,36 |
10,728 |
In
vergelijking met de realisatie 1999 is de prognose voor de uitgaven in 2000 ca.
ƒ 1,3 mln. hoger. Dit gaat tevens gepaard met een stijging van het budget voor
2000 (zie tabel 12).
Tabel
12: verwachte uitgaven en budget 2000
(ƒ)
Verwachte
uitgaven 2000 |
10.728.000 |
Budget
2000 |
11.154.000 |
Verschil
|
+426.000 |
Op
basis van bovenstaande tabel zal er in de prognose op basis van september 2000
ƒ 426.000,- minder worden uitgegeven dan het beschikbare budget wat de gemeente
aan inkomsten ontvangt. Het positieve verschil kan in beginsel aan de
vereveningsreserve WVG worden toegevoegd.
Zoals al vermeld in de 2e
kwartaalrapportage WIZ 2000 is in de meicirculaire 2000 bekend gemaakt dat het
Rijk versneld extra middelen voor de WVG ter beschikking gesteld voor 2000 en
2001 (zie hoofdstuk 2). De voornaamste reden is dat er landelijk sprake is van
een stijgend beslag van de WVG-voorzieningen op de gemeentelijke middelen.
Voor Delft betekent dit dat er in 2000
(incidenteel) nog ƒ 485.700,- aan het WVG-budget wordt toegevoegd. In 2001 is
het extra bedrag ƒ 160.000,-. Het gaat
hierbij dus om een versnelling en
niet om een verhoging van het extra
budget.
De
vraag die in dit hoofdstuk centraal staat is of de beschikbare middelen voor
uitvoering van de WVG in de komende jaren voldoende zullen zijn om de verwachte
uitgaven te kunnen financieren.
Blijkens
de 3e kwartaalrapportage WIZ zal er op het budget dat beschikbaar is
voor de WVG in 2000 naar verwachting een overschot van ruim ƒ400.000,-
ontstaan. Dat overschot wordt toegevoegd aan de vereveningreserve WVG. Het saldo
van deze reserve bedraagt dan begin 2001 ca. ƒ 850.000,-.
Om
een prognose te kunnen maken van de uitgavenontwikkeling in de jaren na 2000 is
inzicht noodzakelijk in de achterliggende groeicijfers per categorie
voorzieningen die de WVG te bieden heeft. Het gaat daarbij niet alleen om de
ontwikkeling in het aantal aanvragen per voorziening maar – voor zover
voorzieningen worden gehuurd – ook om uitstaande voorzieningen (m.n. rolstoelen
en scootmobielen).
Het
gewenste inzicht in de groeicijfers is echter niet eenvoudig te verkrijgen.
Reorganisaties bij het vakteam zorg (specialistenteam), waarbij ook de
werkprocessen opnieuw zijn ingericht, en de keuze voor een ander
automatiseringssysteem, frustreren de volgtijdelijke vergelijkbaarheid van
cijfers. Ook leverancierswisselingen en wijzigingen in het dienstenpakket dat
via de WVG wordt aangeboden maken de vergelijking tussen opeenvolgende cijfers
complex.
Niettemin
is via de leverancier wel informatie beschikbaar over het aantal (gehuurde)
voorzieningen in omloop. Dit geldt met name voor rolstoelvoorzieningen en
scootmobielen. Deze cijfers worden gepresenteerd in de navolgende tabel.
|
1999 |
2000 |
groei in % |
toelichting |
Rolstoelvoorzieningen |
738 |
805 |
9,1 % |
stand
augustus |
Scootmobielen |
321 |
361 |
12,5 % |
stand
augustus |
Ook
over de ontwikkeling van het aantal reizigers dat van de Stadstax gebruik
maakt, zijn cijfers bekend. De groei van het aantal reizigers in zone 1 bedroeg
over de periode augustus 1999 tot augustus 2000 ca. 6,5 %. Dit is iets lager
dan het geprognosticeerde groeicijfer van 8% in de periode van januari 1999 tot
januari 2000 (nota 00/009169). Voor zone 2 werd een reizigersgroei verwacht van
25 %. Over de periode augustus 1999 tot augustus 2000 komt dit echter uit op
12,5 %. De 2e zone maakt echter maar een gering deel uit van de
totale uitgaven voor de Stadstax.
Ook
voor woonvoorzieningen zijn cijfers bekend. In 1999 werden op dit terrein 569
voorzieningen toegekend. Tot en met het 3e kwartaal van 2000 waren
al 619 voorzieningen toegekend. Als dit gegeven wordt geëxtrapoleerd naar een
jaarcijfer worden in heel 2000 825
woonvoorzieningen toegekend. Dit is een groei ten opzichte van 1999 van 45 %!
Bovenstaande
cijfers moeten echter voorzichtig worden geïnterpreteerd. Door de reorganisatie
van het Specialistenteam zijn de werkvoorraden in 1999 opgelopen. Het is dus
waarschijnlijk dat de bovenstaande groeicijfers enigszins zijn geflatteerd door
het wegwerken van te hoge werkvoorraden. De onderliggende ‘structurele’ groei
is dan dus lager.
Om
de uitgavenontwikkeling op het terrein van de WVG te kunnen inschatten is per
type voorziening een prognose gemaakt van de groei. Deze groeicijfers zijn om
de bovengenoemde reden lager dan de groeicijfers over het afgelopen jaar. De
groeicijfers per type voorziening zijn weergegeven in onderstaande tabel.
|
groei in % |
Reizigers
stadstax (gemiddeld) |
7 % |
Taxivoorzieningen |
5 % |
Scootmobielen |
10 % |
Rolstoelvoorzieningen |
8 % |
Woonvoorzieningen |
10 % |
De
groei in de voorzieningen heeft ook gevolgen voor de inzet van personeel en dus
voor de apparaatskosten. De werkprocessen van de WVG zijn dit jaar genormeerd.
De resultaten daarvan zijn verwoord in de 2e nota Planning & Normering (mei 2000). De
groeicijfers voor 2001 zijn doorgerekend met de toen vastgestelde normtijden.
Daaruit blijkt dat voor afhandeling van voorzieningen in 2001 een extra
capaciteit nodig is van 0,8 fte. Inclusief werkplekkosten is daar een bedrag
mee gemoeid van ƒ100.000,-. Bovendien is in de nota ‘Voorstel opzet overleg
Instellingenpanels’ (00/008738) een bedrag van ƒ 50.000,- meegenomen voor de
inrichting van instellingenpanels. Ook dit bedrag zou ten laste van het
WVG-budget moeten worden gebracht. Per saldo nemen de apparaatskosten in 2001
dus structureel met ƒ 150.000,- toe ten opzichte van het huidige niveau.
De
extra apparaatskosten die het gevolg zijn van de verdere groei in de
voorzieningen in 2002 en verder zijn nog niet in de meerjarenraming van deze
nota betrokken. In een volgende nota Planning
& Normering wordt de werkelijk afgehandelde productie vastgesteld,
waarna een nieuwe prognose wordt opgesteld. Op basis daarvan kan de benodigde
personeelscapaciteit voor 2002 worden geraamd. Deze systematiek ligt des te
meer voor de hand omdat aan de groeicijfers in deze nota, zoals boven
geschetst, de nodige onzekerheid kleeft. Op de consequenties daarvan wordt aan
het eind van dit hoofdstuk nog nader ingegaan.
Voor
dat wordt ingegaan op de totale uitgavenontwikkeling die het resultaat is van
deze groeicijfers, wordt eerst stil gestaan bij de ontwikkeling van het budget
dat voor de WVG beschikbaar is.
|
2001 |
2002 |
2003 |
Budget
1999 |
9.990 |
9.990 |
9.990 |
Bij:
extra middelen Rijk meicirculaire 1999 |
686 |
1.029 |
1.029 |
Bij:
extra middelen Rijk meicirculaire 2000 |
160 |
|
|
Bij:
extra middelen Rijk woningaanpassingen |
32 |
32 |
32 |
Bij:
prijscompensatie 2000 |
170 |
170 |
170 |
Af:
afbouw bijdrage Gemeente Delft |
-200 |
-300 |
-400 |
Bij:
doorberekening kostenplaatsen (t.l.v. algemeen) |
400 |
400 |
400 |
Totaal budget subfunctie
WVG |
11.089 |
11.172 |
11.072 |
In
deze opstelling wordt aansluiting gezocht bij het beschikbare budget voor de
WVG dat in 1999 beschikbaar was. Dit budget is ook vermeld in de nota 2e
financiële stand van zaken WVG van september 1999. In het regeerakkoord is
afgesproken dat het Rijk extra middelen voor de WVG beschikbaar zou stellen.
Deze middelen zijn in de meicirculaire van 1999 inderdaad gefaseerd beschikbaar
gesteld. In de meicirculaire 2000 is het tempo van de beschikbaarstelling
verhoogd in verband met de landelijke uitgavenontwikkeling in de WVG (de
hierboven genoemde laatste toevoeging aan het budget van ƒ 160.000,-).
Daarnaast zijn middelen beschikbaar gekomen voor de aanpassing van duurdere
woningen in het kader van de WVG. Bij de besluitvorming over de gemeentelijke
begroting 2000 is vanuit de Delftse algemene middelen ƒ 0,5 miljoen extra
beschikbaar gesteld voor de WVG met ingang van 1999. Daarbij is afgesproken dat
deze bijdrage in een aantal jaren zou worden afgebouwd tot een structureel
bedrag van ƒ 100.000,- in 2003.
Al
met al is dus voor de WVG in de komende jaren een budget beschikbaar van ruim ƒ
11 miljoen. In dit budget is ook begrepen een geschat bedrag van ƒ 190.000,-
voor sociaal vervoer van bewoners van AWBZ-instellingen. Dit bedrag wordt
jaarlijks bij het Rijk gedeclareerd. Met de wijziging van de WVG (22 december
1999) is echter bepaald dat deze ministeriële regeling vervangen moet worden
door een algemene maatregel van bestuur. Dit besluit geldt uitsluitend voor het
jaar 2000. Met ingang van het kalenderjaar 2001 zal de financiering van de
vervoersvoorzieningen als bedoeld verlopen via het gemeentefonds. De middelen
van de bijdrageregeling (ƒ 42,7 mln.)
worden met ingang van 1 januari 2001 naar het gemeentefonds
overgeheveld. In het 1e en 2e jaar wordt 2/3
respectievelijk 1/3 deel van de toevoeging verdeeld via een
integratie-uitkering. Het resterende deel wordt verdeeld via de algemene
uitkering, zodat in het 3e jaar het volledige bedrag als algemene
uitkering wordt verstrekt.
In
tabel 16 is per type voorziening een raming opgenomen van de uitgaven. De
totale uitgaven worden vervolgens geconfronteerd met het beschikbare budget. De
uitgaven en het budget zijn daarbij uitgedrukt in prijzen van 2000. In de
onderstaande tabel worden de hoofdlijnen samengevat en wordt tevens aangegeven
wat daarbij de gevolgen zijn voor de vereveningsreserve WVG.
Tabel
16: Prognose financiële ontwikkeling WVG (x ƒ 1.000,-)
|
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
|
|
|
|
|
Inkomsten x ƒ
1.000 |
|
|
|
|
WVG budget |
10.964 |
10.899 |
10.982 |
10.882 |
Bijdrage Rijk in vervoer Awbz |
190 |
190 |
190 |
190 |
totaal
beschikbaar voor WVG |
11.154 |
11.089 |
11.172 |
11.072 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Uitgaven x ƒ
1.000 |
|
|
|
|
Advisering |
590 |
590 |
590 |
590 |
Vervoersvoorziening/stadstax |
1.865 |
1.996 |
2.135 |
2.285 |
Vervoersvoorziening/taxikosten |
638 |
670 |
703 |
738 |
Scootmobielen |
1.145 |
1.260 |
1.385 |
1.524 |
Rolstoelen |
2.350 |
2.538 |
2.741 |
2.960 |
Woonvoorzieningen |
1.945 |
2.140 |
2.353 |
2.589 |
kosten aanbesteding |
100 |
0 |
0 |
0 |
Apparaatskosten |
2.082 |
2.182 |
2.182 |
2.182 |
|
|
|
|
|
totaal
uitgaven |
10.715 |
11.374 |
12.090 |
12.868 |
|
|
|
|
|
Toevoeging/onttrekking reserve |
439 |
-285 |
-918 |
-1.796 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Vereveningsreserve |
|
|
|
|
stand begin van het jaar |
419 |
858 |
573 |
-345 |
Toevoeging/onttrekking |
439 |
-285 |
-918 |
-1.796 |
stand einde van het jaar |
858 |
573 |
-345 |
-2.141 |
Uit
tabel 16 blijkt dat bij deze groeicijfers in 2001 reeds een overbesteding van
het WVG-budget gaat ontstaan. Dit kan dan naar verwachting nog worden
opgevangen uit de vereveningsreserve. In 2002 is de vereveningsreserve echter
uitgeput en bovendien ontoereikend om het verwachte tekort in dat jaar geheel
op te vangen.
Bij
dit alles moet worden bedacht dat de achterliggende groei in de voorzieningen
een belangrijke variabele is in de prognose. Als de groei over de hele linie
een procent hoger of lager wordt, valt het tekort in 2001 ƒ80.000,- hoger of
lager uit. Dit is nog exclusief het effect op de apparaatskosten.
Aangezien
de in deze nota gehanteerde groeicijfers met de nodige onzekerheid zijn omgeven,
geldt dat dus evenzeer voor de uitgavenontwikkeling.
Voorstel:
Nader
onderzoek te laten doen naar de demografische ontwikkeling in Delft in de
komende jaren en meer in het bijzonder naar de ontwikkeling van de specifieke
doelgroep van de WVG.
Hiermee
kunnen de groeicijfers in een volgende nota – en daarmee de meerjarenraming van
de uitgaven – beter worden onderbouwd. En dit geldt uiteraard evenzeer voor de
raming van de benodigde apparaatskosten voor de jaren 2002 en verder.
Voorgesteld
wordt:
a.
Kennis te nemen van deze nota ‘Stand van zaken WVG
2000: financiën en beleid’.
b.
Akkoord te gaan met bijgevoegd ‘Voorstel inzet communicatie WVG’ en de volgende
voorstellen:
Algemeen
1
De verbeterpunten uit het
Klanttevredenheidsonderzoek WVG nader
te bekijken en te verwerken in een verbeteraanpak WVG 2001 (gereed februari
2001). In deze verbeteraanpak zullen ook de tussenresultaten bekend worden van
de herinrichting van het WVG-team. De verbeteraanpak zal ter kennisname aan de
commissie WZO worden gestuurd.
2
Voor het jaar 2001 alle WVG-tarieven en
WVG-vergoedingen door te lichten en waar nodig deze blijvend te indexeren.
3
Uit deze nota de beleidsitems te selecteren die
noodzakelijk zijn om een goede monitoring van het beleid voor alle
WVG-voorzieningen te kunnen uitvoeren.
4
Nader onderzoek te laten doen naar de demografische ontwikkeling in
Delft in de komende jaren en meer in het bijzonder naar de ontwikkeling van de
specifieke doelgroep van de WVG.
Vervoersvoorzieningen
5
Het vervoersgebied van de Stadstax niet uit te breiden met een derde
zone en vooralsnog uit te gaan van vervoer door TraXX naar een NS-station met
dienstverlening.
6
In overleg te treden met de Stadstax Special om na te gaan hoe het
ongemak van in- en uitstappen kan worden weggenomen.
Woonvoorzieningen
7
Het opnieuw onder de aandacht brengen van de afspraken over de verhuur
van aangepaste en gemakkelijk aan te passen woningen bij de woningcorporaties
(actie Wijk- en Stadszaken).
8
Het instellen van een verhuisstimuleringsregeling van ƒ 8.000,- voor
achtergebleven bewoners die een interessante aangepaste woning vrij kunnen
maken. De bedoeling is om deze regeling gedurende 1 jaar toe te passen en
daarna te evalueren of het gewenste doel bereikt wordt.
9
Het opstellen van een nieuwe behoefteraming voor aangepaste woningen en
zorg.
10
Het opnieuw bespreken van aanvullende nieuwbouweisen voor woningen die
specifiek voor de WVG-doelgroep gebouwd worden met de woningcorporaties (actie
Wijk- en Stadszaken).
11
Een projectgroep op te richten om de uitwerking en uitvoering van de
juni-nota op te pakken en te versnellen. Deze projectgroep zal bestaan uit
medewerkers van de gemeente en corporaties, onder leiding van de directeur
Wijk- en Stadszaken.
Delft,
14 december 2000
M.E.
Klijn
Hoofd
vakteam Beleid en Projecten