D
E B A K E N S V E R Z E T
als het tij verloopt, verzet men de bakens
Versie
Klats 2
ONDERWIJSBELEIDSPLAN
2001 - 2004
Gemeente Delft
I N H O U D S O P G A V E
SAMENVATTING EN LEESWIJZER pagina
INLEIDING
Hoofdstuk 1 KANSENBELEID
Hoofdstuk 2 DE
BREDE SCHOOL
Hoofdstuk 3 SCHOLEN
VOOR DE TOEKOMST
Hoofdstuk 4 IMPULSEN VOOR PERSONEELSBELEID
Hoofdstuk 5 DE
DELFTSE ONDERWIJSMONITOR
Hoofdstuk 6 DE
ONDERSTEUNING VAN HET DELFTSE ONDERWIJS
Hoofdstuk 7 ONDERWIJSHUISVESTING
Hoofdstuk 8 OVERIGE
ONDERWERPEN
Hoofdstuk 9 FINANCIËLE
CONSEQUENTIES
INLEIDING
‘
De bakens verzet’ is de naam van het onderwijsbeleidsplan voor de
periode 2001 - 2004.
Voor
de derde keer is bij de naamgeving gebruik gemaakt van een nautische term.
Na
‘Voor top en takel’, een plan met een zware bezuinigingstaakstelling volgde
‘Kerend tij’, ook met een opdracht tot bezuinigen. De zittende gemeenteraad
heeft in 1998 door een tussentijdse bijstelling het ‘tij doen keren’ en de
bezuinigingen op bewegingsonderwijs en schoolzwemmen ongedaan gemaakt.
Onze
taal is rijk aan maritieme zegswijzen en uitdrukkingen. Eén daarvan is
‘Als
het tij verloopt, verzet men de bakens’. Daarom hebben we geheel in de traditie
van de opvolgende onderwijsbeleidsplannen, het document voor de periode
2001-2004 gedoopt tot ‘De bakens verzet’
Immers
het tij is verlopen. De situatie van 1995 is moeilijk vergelijkbaar met nu:
De economie draait op volle toeren. Nederland profiteert van een economische
opleving. Het onderwijs profiteert echter nog te weinig van deze bloei.
Als
wij onze welvaart veilig willen stellen, dan zullen landelijke en lokale
overheden moeten blijven investeren in de toekomst van onze samenleving en in
de toekomstige generatie, vanuit het perspectief dat wij ons ontwikkelen naar
een kenniseconomie.
Investeringen
in het onderwijs zijn daarin van cruciaal belang.
De
gemeente Delft in haar rol als lokale overheid wil met dit plan voor een
periode van vier jaar zichtbaar maken waar zij de prioriteiten in het
onderwijsbeleid legt.
Gemeentelijke visie De gemeente Delft heeft met het formuleren van eigen
onderwijsbeleid
op lokaal onderwijs- altijd voorop gelopen. Het eerste
onderwijsbeleidsplan dateert van 1982.
beleid. ‘De bakens
verzet’ is dan ook het zesde vierjarige plan.Sedert 1997 is er
echter
sprake van een fundamentele beleidswijziging.
Tot 1997 voerde de gemeente vooral taken in
medebewind van de rijksoverheid
uit: leerlingenvervoer, uitvoering leerplichtwet. Daarnaast verstrekte Delft
extra subsidies voor ‘eigen beleid’, dat als aanvullend
getypeerd
kan worden op het rijksbeleid.
Na 1997 verandert deze meer uitvoerende rol van de
gemeente Delft.
Door de decentralisatie van het rijksbeleid wordt de
gemeente Delft primair beleidsverantwoordelijk voor:
*
het huisvestingsbeleid;
*
het gemeentelijk
onderwijsachterstandenbeleid (GOA);
*
het beleid inzake
schoolbegeleidng;
*
het beleid voor het
onderwijs in allochtone levende talen (OALT).
Lokabel De gemeente Delft heeft de bevoegdheden en middelen
voor de hiervoor
genoemde beleidsvelden overgedragen gekregen op basis
van een wettelijke opdracht tot het voeren van “op overeenstemming gericht
overleg” met de Delftse schoolbesturen.Deze opdracht trekt de gemeente Delft
door voor de inzet van de ‘eigen’ Delftse middelen.
Het
consensus-model, heeft voor wat betreft de wettelijke taken geen vrijblijvend
karakter. Als schoolbesturen denken, dat de vrijheid van onderwijs in het
geding is of dat er sprake is van ongelijke behandeling kunnen zij in beroep
bij de Onderwijsraad.In het laatste geval alleen als
het
bezwaar van toepassing is op door de rijksoverheid aan gemeenten overgedragen
bevoegdheden.
Sedert
1998 is het overleg met de lokale besturen
vastgelegd in een Verordening. Het overlegorgaan LOKABEL komt vier keer
per jaar bijeen.
Onder
LOKABEL zijn werkgroepen actief op de deelgebieden:
- Zorg - en
achterstandsbeleid;
- Onderwijsbeleid;
- ICT-beleid;
- Huisvestingsbeleid.
In
het schooljaar 1999 - 2000 is deze overlegstructuur volledig operationeel
geworden.
De
nieuwe rol van de gemeente Delft kan in het licht van het voorgaande getypeerd
worden als:
* regisseur: de gemeente tracht partijen bij elkaar te
brengen en al samenwerkend passende antwoorden te vinden op Delftse problemen.
* stimulator: de gemeente zoekt samen met de
onderwijsinstellingen en met de bewoners in een wijk naar creatieve oplossingen
voor onderwijs- en schoolproblemen, zoals bijvoorbeeld voortijdig
schoolverlaten en opvang van vluchtelingen-kinderen.
Het Collegeprogramma Het collegeprogramma ‘Grensoverschrijdend’ bevat de
centrale
‘Grensoverschrijdend’ uitgangspunten voor een nieuw OBP. Een aantal
passages uit het
collegeprogramma willen wij hier dan ook samenvattend
weergeven:
Onderwijs
Het
college wil de grote beleidsvrijheid, die de gemeente op onderwijsgebied heeft
gekregen maximaal benutten om een stevig lokaal onderwijsbeleid neer te
zetten.Daarin krijgt de vormgeving van een lokaal zorg- en achterstandsbeleid
hoge prioriteit:
‘het
voorkomen van achterstanden vereist een ‘brede’ aanpak, die al voorschools
begint, veel aandacht geeft aan taalproblemen, opvoedingsproblemen meeneemt,
ouders betrekt bij het onderwijs van de kinderen, spijbelen krachtig aanpakt en
alternatieve leerwegen bedenkt voor uitvallers.’
Het
college spreekt zich verder nadrukkelijk uit over de realisering van een
Vensterschool: ‘¹) een plek, waar ‘gewoon’ onderwijs, opvoedings-ondersteuning,
jeugdhulpverlening, buurtorganisaties en politie samenwerken, juist ook buiten
de schooltijd.’
Leefbaarheid
Het
college gaat investeren in de leefbaarheid van Delft. De aanpak richt zich op
de wijken. In de wijkaanpak gaan fysiek en sociaal beheer samen.
1) In Delft wordt op dit moment de term Brede
school gebruikt. In citaten uit het verleden kunt U nog de benaming
Vensterschool aantreffen.
De
wijkaanpak is een belangrijke pijler van dit college. De kern van de aanpak is
dat bewoners, instellingen en gemeenten voor de wijken een visie ontwikkelen.
Deze
visie wordt neergelegd in een wijkplan, waarin de thema’s welzijn,
leefbaarheid, herstructurering, wonen, werk, gezondheid en veiligheid aan de
orde komen.
Om
dit wijkplan te kunnen opstellen is het essentieel de ‘harde’ sectoren (ruimtelijke
ordening, volkshuisvesting, verkeer, economie en werk ) te koppelen aan de
‘zachte sectoren’ (welzijn, veiligheid, onderwijs, sport, cultuur, zorg en sociaal beleid).
De
bedoeling is maatwerk. Delft wordt ingedeeld in 7 wijken, waarvan de binnenstad
als centrum van de stad een bijzondere wijk is.
Met
de wijkaanpak streeft het gemeentebestuur een integratie van fysiek en sociaal
beheer èn van beheer en ontwikkeling van stedelijk beleid en wijkbeleid na, dat
bewoners, bedrijven en instellingen wensen.
Zo’n
samenwerking kan in het geval van nieuwbouw leiden tot combinaties van
instellingen. Een voorbeeld daarvan is het Vensterschoolprogramma.
In
het kader van wijkgericht werken wordt verder nog opgemerkt:
Kinderen
en jongeren krijgen een eigen plek in de wijkaanpak. Voor kinderen betekent
dit, dat op veel plaatsen in de stad een stukje openbare ruimte moet worden
teruggewonnen om ruimte te krijgen voor spelen.
Een
onderdeel van een wijkplan kan gaan over het creëren van nieuwe banen in de
wijk. Dat kan o.a. door voorzieningen aan te bieden en door geld vrij te maken
voor werk in zorg en onderwijs.
Delft Kennisstad.
Dit
wordt de leidende strategie van het college genoemd. In zijn aard is het een
extern gerichte visie.
Samenwerking
van kennispartners is een eerste vereiste voor succes. Daarom zullen in de
komende jaren samenwerkingsvarianten worden opgezet of verder uitgebouwd.
In
dit perspectief is er gewerkte aan een ‘Delftse ICT Afspraak’ in het onderwijs.
Het zogenaamde DIA-platform heeft zich ontwikkeld van afstemmings-en
discussieplatform tot een officiële werkgroep onder LOKABEL.
Kaderbrief onderwijsbeleidplan Traditioneel
start een Delftse OBP-procedure met het
vaststellen van een
Kader
door de gemeenteraad van Delft. De huidige Kaderbrief is in oktober
2000 door de gemeenteraad vastgesteld, na een eerste
bespreking in LOKABEL en een onderwijsconferentie
met het ‘onderwijsveld’.
Het draagvlak voor de Kaderbrief was groot. Hierna
treft U de door de gemeenteraad geformuleerde uitgangspunten voor het nu
ontwikkelde OBP
‘ De bakens
verzet’ in samenvatting aan:
1.Het
onderwijsbeleidsplan 2001-2004 zal als centrale gemeentelijke thema’s kennen:
Þ invoering
van het vensterschoolprogramma,
Þ kansenbeleid:
voorheen integraal zorg- en achterstandsbeleid.
Þ
Delft Kennisstad, investeringen in ICT-ontwikkelingen in het
onderwijs.
Þ Impuls
werving en behoud Delfts personeel voor alle onderwijssectoren.
2.
In afwijking van voorgaande
jaren is er dit keer geen sprake van
bezuinigingen. Aan het
onderwijsbeleidsplan 2001 - 2004 wordt voor
een
bedrag van ongeveer ƒ 17,5 miljoen guldens aan middelen
toegevoegd.
In de
afweging van het Onderwijsbeleidsplan 2001 - 2004 worden de
voor onderwijshuisvesting
bestemde middelen betrokken. Dit omvat een
bedrag
van ruim ƒ 11 miljoen guldens op jaarbasis.
4 Nadrukkelijker dan in vorige
onderwijsbeleidsplannen zal een zakelijke
subsidierelatie
worden ontwikkeld.
5.
Wijkbenadering en integraal werken (Vensterschoolprogramma).
In het komend OBP zal het integraal werken en
werken via de wijken worden ontwikkeld.
Met
name de uitvoering van het Vensterschoolprogramma zal daarin een centrale
plaats gaan innemen.
De
wens van de wijkbewoners, kinderen en ouders komt daarin centraal te staan.
Koppelingen worden gemaakt van onderwijsbeleid met kinderopvang,
jeugdbeleid en
veiligheidsbeleid. Ook zullen relaties worden gelegd met
consultatiebureau’s en het
maatschappelijk werk om een
opvoedondersteunende
functie te gaan ontwikkelen.
6. Het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid wordt
een belangrijke
drager van het Vensterschoolprogramma.
Het
GOA-beleid zal versterkt worden op de onderdelen:
- taalbeleid;
- voorschoolse
stimulering;
- monitoring.
Het GOA-beleid zal zich verder meer gaan
richten op het voortgezet
onderwijs: - taalbeleid;
-
doorstroming naar hogere vormen van v.o.;
- tegengaan van schooluitval.
7. Zoals eerder opgemerkt blijft het zorgbeleid één van
de centrale thema’s.
Daarbinnen zal verder gewerkt worden aan één Delfts
zorg-en
achterstandsbeleid. De doelstellingen van OBP ‘Kerend
tij’ blijven
daarmee onverkort gelden.
‘De bakens verzet’ Alvorens een
korte uiteenzetting te geven, wat u in de diverse hoofdstukken
is een plan in ontwikkeling zult
aantreffen is het misschien goed nog een opmerking vooraf te plaatsen,
die
het wat afwijkende karakter van ‘De bakens verzet’ ten opzichte van eerdere
onderwijsbeleidsplannen kenmerkt.
Door de Delftse Duitenactie heeft er ten aanzien van
een aantal in dit OBP beschreven thema’s en speerpunten al besluitvorming
plaatsgevonden.
Zo is het ICT-beleid
‘Scholen voor de toekomst’ , mede op advies van LOKABEL door de
gemeenteraad in oktober 2000 vastgesteld.
Dit geldt ook voor het project ‘De Brede school’.
Beide projecten zullen tijdens hun uitvoering worden
bijgesteld.
Mede op
verzoek van een groot aantal fracties in de gemeenteraad is het beleid,
dat staat verwoord in ‘Impulsen voor
personeelsbeleid’ niet gekoppeld aan de vaststelling van dit OBP, maar
is er voor de uitvoering een fiat gegeven door de gemeenteraad, zodat het beleid al in gaat per 1 januari
2001.
Het bovenstaande typeert ‘De bakens verzet’ als een
plan in ontwikkeling, dat voortdurende bijstelling veronderstelt. De huidige
beschrijving geeft de situatie van 2001 weer.
Opbouw van de nota In eerdere
onderwijsbeleidsplannen werd het beleid per onderwijssector
primair,
voortgezet onderwijs en volwasseneneducatie beschreven.
Door de gemeentelijke reorganisatie is het
beleidsveld volwasseneneducatie ondergebracht bij een andere gemeentelijke
sector.
‘De bakens verzet’ volgt een meer thema-gewijze
beschrijving, met name van de speerpunten van het gemeentelijk onderwijsbeleid
voor de komende vier jaar.
In hoofdstuk 1 wordt de inzet in het Kansenbeleid
uitgewerkt. Naast een groot aantal zaken, dat doorloopt vanuit het vorige
beleidsplan wordt ook een aantal
initatieven aangekondigd, zoals
de instelling van een zorgplatform, het uitwerken van een taalaanpak van
2 tot 16 jaar met daarin nieuwe
elementen als: vroeg- en voorschoolse educatie, centrale opvang.
In het voortgezet onderwijs wordt het ‘continuüm -aan
-zorg’ begrip uitgewerkt op basis van de gewenste vormgeving van één zorgloket.
Ook de mogelijke realisering van een nevensvestiging VSO-ZMOK wordt aangegeven.
Het project ‘een sluitende aanpak van 16-23 jaar’, dat tot doel heeft alle
jongeren een startkwalificatie of een baan te laten verwerven krijgt een plaats
in het kansenbeleid.
In hoofdstuk 2 valt het licht op ‘De Brede school’.
Het beleid
zoals dat in het Plan van Aanpak is vastgesteld, staat beschreven, evenals een aantal initiatieven, dat is ontwikkeld in het kader van het
EZH-project ‘Meer zorg en activiteiten
rond scholen’, zoals het optimaliseren van schoolspeelplaatsen met
speeltoestellen.
Hoofdstuk 3 gaat over de ambitieuze uitwerking van het ICT-beleid, waar de basis
voorgelegd is in het EZH-project ‘Scholen voor de toekomst’ Naast de
omvangrijke investeringen in hardware,
beheer en netwerken in primair en
voortgezet onderwijs wordt ook aandacht gevraagd voor een aantal educatieve en
communicatieve voorstellen: zoals het maken van een ‘onderwijsportal’ op het
internet voor Delft, de koppeling van de administraties van scholen met de
leerplichtadministratie van de gemeente.
Het ICT-beleid is deels gecombineerd met de wens van
het gemeentebestuur om ook het technisch onderwijs een beter imago te geven.
Vandaar dat in dit hoofdstuk ook het project Techno-talent en de
beroepsmanifestatiedag aan de orde komen.
In hoofdstuk 4 ‘Impulsen voor personeelsbeleid’ wordt een bijdrage geleverd aan een
manifest en actueel probleem, dat de komende jaren het onderwijs, ook
landelijk, nadrukkelijk zal gaan bezighouden: de schaarste aan
onderwijsgevenden in primair en voortgezet onderwijs. De gemeente Delft zal een
aantal initiatieven nemen om de schoolbesturen te helpen bij hun moeilijke taak tot werving en behoud
van onderwijspersoneel.
Hoofdstuk 5 gaat in op de wens van de gemeente Delft om het onderwijsbeleid beter
te gaan volgen. Daarvoor moet een eigen monitoringsysteem ontwikkeld gaan
worden: ‘De Delftse onderwijsmonitor’ De ontwikkeling ervan zal gaan
plaats vinden in nauwe samenhang met landelijk beleid gericht op de monitoring
van het achterstandenbeleid, dat wetttelijk verplicht is.
In hoofdstuk 6 komt de ondersteuning van het Delftse onderwijs
aan bod.
Deze ondersteuning is vaak op contractbasis geregeld
met instellingen, zoal OnderwijsAdvies voor schoolbegeleidng, de Vrije Akademie
voor hun inzet in cultuurtrajecten , de Papaver voor Natuur- en Milieueducatie,
de GGD voor logopedische hulp
Hoofdstuk 7 geeft inzicht in de plannen op het gebied van onderwijshuisvesting. Dit
gebeurt kort, omdat gelijktijdig met de ontwikkeling van dit
onderwijsbeleidsplan een Integraal Huisvestingsplan (IHP) wordt opgesteld.
Hoofdstuk 8 bevat een grote diversiteit aan onderwerpen:
bewegingsonderwijs en schoolzwemmen,
onderwijsondersteuning, taakrealisatie, onderwijs in allochtone levende talen
(OALT).
Het laatste onderdeel hoofdstuk 9 geeft een
overzicht van de financiën, die bij het beleid passen. Naast een totaal
overzicht van de gemeentelijke middelen, worden ook de gelden voor Nieuw Beleid
aangegeven.
Hoofdstuk 1 Kansenbeleid
Inleiding In OBP ‘Kerend tij’ is de eerste aanzet gegeven voor
een allesomvattende
aanpak van het Zorgbeleid.
De gemeente Delft en de schoolbesturen
in het primair onderwijs kiezen voor een beleidsmatige integratie van het Weer
Samen Naar Schoolbeleid en het Achterstandsbeleid.
Dit
wordt de inhoudelijke basis van het OBP ‘Kerend tij’ genoemd.
Hoofddoelstelling
is het ontwikkelen en uitvoeren van één zorgplan, dat twee onderscheiden
deeplannen kent: één gericht op het WSNS-beleid en
één
gericht op het Achterstandsbeleid.
Een
coördinatieteam, waarin de drie coördinatoren van verbanden samenwerken zal het
zorgbeleid gaan aansturen. Dit alles met het doel van het zorgbeleid ,
kwaliteitsbeleid te maken. Niet voor niets luidde het onderschrift van ‘Kerend
tij’ : Kwaliteit in zorg, zorg voor
kwaliteit.
Inmiddels
zijn we vier jaar verder. In Delft spreken wij niet meer over Zorgbeleid en
Achterstandsbeleid. De term Kansenbeleid spreekt ons meer aan.
Als
we terugblikken, dan kan geconstateerd worden, dat de totstandkoming van een
geïntegreerd Kansenbeleid bij lange na nog niet is gerealiseerd.
Er
kan rustig gesproken worden van een moeizame start. Van integratie is nog geen
sprake. Gegronde redenen zijn daarvoor aan te geven: de invoering van WSNS met
fusies van scholen en afdelingen eiste veel energie, de vormgeving van de
Centrale Opvang verkreeg prioriteit en was niet voorzien, het GOA-beleid kreeg
na de decentralisatie een andere opzet.
Hoewel
er hard gewerkt is aan de uitwerking van deelaspecten van het
Kansenbeleid; de integratie van zorg en
achterstand is nog niet gerealiseerd. Vandaar dat de hoofddoelstellingen uit
‘Kerend tij’ worden voortgezet in ‘De bakens verzet’en zoals uit het vervolg
van dit hoofdstuk duidelijk zal worden, nog zullen worden versterkt.
Ontwikkelingen In de Kaderbrief OBP heeft de gemeenteraad van Delft,
op advies van
LOKABEL al uitgesproken, dat het Kansenbeleid één
van de centrale beleidsthema’s blijft.
Deze
uitspraak was gebaseerd op een aantal beleidsverkenningen.
Met
name de groei van allochtone kinderen en de diversiteit in etnische achtergrond
is voor het formuleren van lokaal onderwijsbeleid van groot belang.
Daarnaast
blijft ook extra aandacht nodig voor de traditionele autochtone risicokinderen,
de 1.25 leerlingen, die met name onze aandacht verdienen in de voor-en
vroegschoolse periode.
Van
de scholen wordt verwacht, dat zij
inspelen op maatschappelijke
ontwikkelingen en trachten
achterstanden te compenseren en een bijdrage leveren aan de integratie
van deze kinderen in de Nederlandse samenleving.
De
scholen moeten daarbij geholpen worden. De gemeente Delft zet zich daar
nadrukkelijk voor in.
GOA -beleidsplan 2002-2006 In december
1999 is het GOA-beleid landelijk door het Sociaal en Cultureel
Planbureau (SCP) onderzocht. Een aantal aanbevelingen
zal Delft in het
GOA-beleid
moeten gaan oppakken:
Þ grotere aandacht voor de voor- en
vroegschoolse educatie;
Þ extra inzet op de beheersing van de
Nederlandse taal;
Þ meer aandacht voor het bereiken van een
evenredige deelname van
leerlingen uit alle bevolkingsgroepen aan het onderwijs;
Þ tegengaan van schooluitval en voortijdig
schoolverlaten;
Þ scherpere monitoring van ontwikkelingen en
resultaten.
Het GOA-beleid zal
zich in de toekomst meer in preventieve richtingen
moeten
gaan ontwikkelen.Door middel van monitoring zal duidelijk worden of de gerichte aandacht effect heeft. Specifiek
zal daarbij gerapporteerd worden of de doelgroep geen vertraging oploopt
cq.blijft zitten.
Alle
punten zullen in ‘De bakens verzet’ worden opgepakt en worden meegegeven bij de
ontwikkeling van het nieuwe GOA-beleid 2002- 2006.
Aan
het bestuur GOA zal teven worden verzocht dit plan te ontwikkelen met
inspraak
van het Delftse onderwijs.
Een
laatste beleidspunt, dat nadrukkelijk betrokken wordt bij het Kansenbeleid is
het regeringsbeleid gericht op het verwerven van een startkwalificatie. Er
komt een ‘Levenslang recht’ op het
kunnen behalen van een beroepskwalificatie. Daarvoor zijn alternatieve leerwegen nodig, ook binnen het leerplichtig
onderwijs.
In
Delft is het project ‘Een sluitende aanpak 16-23 jaar’ van start gegaan, met
het registreren van jeugdigen en jong volwassenen , die geen
beroepskwalificatie hebben en de ontwikkeling en aanbieding van integrale trajecten voor die groep, die zich
op het snijvlak van onderwijs en arbeidsmarkt bevinden.
Uit
het voorgaande zal duidelijk worden, dat Delft de aandacht voor Kansenbeleid
voortzet en waar mogelijk zal versterken.
Juist
ook op dit beleidsveld zal een ander uitgangspunt uit de Kaderbrief ingezet
gaan worden: vanuit doelstellingen zal er op resultaten gestuurd moeten gaan
worden.Alle hierna te beschrijven beleidsacties zullen dan ook omgezet worden
in concrete actieplannen , waarin ijkpunten zullen worden opgenomen, die zoveel
mogelijk onderdeel zullen worden van ‘De Delftse Onderwijsmonitor’ (zie
hoofdstuk 5).
Hoofddoelstelling De hoofddoelstelling voor het Kansenbeleid in de
periode 2001- 2004 Kansenbeleid wordt:
Werken aan één zorgkader, realiseren van een continuüm aan zorg.
Eén zorgkader De wens om
één zorgkader te gaan ontwikkelen komt voort uit de behoefte
te willen werken vanuit de (zorg) leerling en zijn ouders.
Het is een benaderingswijze, waarbij getracht wordt
de zorg, die een leerling behoeft voor een optimale ontwikkeling vanuit een
geïntegreerd zorgkader aan te bieden.
Tevens is het een instrument om scholen in staat te
stellen hun zorgfunctie doelmatig te organiseren.
Het mes snijdt zodoende aan twee kanten: het schept
duidelijkheid voor ouders en scholen.
Delft
wil daarom in het zorgbeleid één structuur
gaan brengen. Daarin zal er sprake zij van:
a.
verticale integratie;
b.
horizontale integratie.
Verticale integratie De
meest ideale situatie is dat het zorgkader zich uitstrekt vanaf de
Voorschool tot en met de tweede fase voortgezet
onderwijs en voor diegenen,
die dan nog geen startkwalificatie hebben verworven is ook de periode
daarna nog onderdeel van gemeentelijke zorg en
aandacht.( Zie verderop
het project ‘een sluitende aanpak van 16 - 23 jaar.’)
Met name het Gemeentelijk Onderwijs
Achterstandenbeleid kan hierin een
katalyserende werking hebben, omdat dit alle sectoren
van de verticale
zorgstructuur omvat.
Binnen het kader van de verticale integratie past het
ontwikkelen van een
logitudinaal taalbeleid, zoals dat verderop in dit
hoofdstuk staat beschreven.
Door middel van de toekomstige wettelijke invoering
van een uniek
onderwijsnummer voor de leerlingen zullen de
leerlingen in hun
schoolloopbaan beter gevolg kunnen worden.
Horizontale integratie Op de
horizontale lijn vindt er afstemming
plaats tussen de
onderwijs)instellingen - jeugdzorg -
jeugdgezondheidszorg - gemeentelijk
onderwijsachterstandenbeleid- WSNS- en VO-SVO-beleid.
In onze plannen
wordt dit punt gerealiseerd door het instellen van:
n een zorgplatform primair onderwijs; en
n de inrichting van een Centrale Zorgcommissie (één
loket) in het voortgezet onderwijs met uitgroeimogelijkheden naar een
Onderwijsservice Centrum.
In
een nog breder perspectief worden hier de ontwikkelingen die staan beschreven
in hoofdstuk 2 ‘De Brede School’ bij betrokken en dan met
name het inrichten van wijkzorgteams.
Dit
streefbeeld is in Delft op korte termijn niet realiseerbaar vanwege diverse
oorzaken.
Vandaar
dat het streefbeeld op basis van bereikbare doelstellingen, en met medewerking
van alle betrokkenen fasegewijs tot stand gebracht kan worden.
Voor
de beleidsperiode die bestreken wordt door
‘De bakens verzet’ zien we de volgende uitwerkingsdoelstellingen:
1.
Nadere uitwerking van de integratie van de WSNS-verbanden met als
inzet : inhoudelijke samenwerking, een gelijke taakstelling voor interne
begeleiders en overeenstemmende procedures .
2.
Op basis van een aantal
varianten nader vormgeven van het
zorgkader in het voortgezet onderwijs op basis van de ‘één-loket gedachte’.
3.
Integratie van het GOA-beleid
met het individuele zorgbeleid (WSNS en VO -SVO) ,met als speerpunten:
* ontwikkeling longitudinale taallijn ( incl. Centrale
opvang)
* eenheid in diagnostiek en begeleidingsmodel op basis
van een Delfts leerlingenvolgsysteem.
In
samenhang met de uitwerking van de
zorgstructuur wordt een aantal aan zorg verwante actiepunten punten
betrokken:
Þ onderzoek naar de opzet van een
nevenvestiging VSO-ZMOK
Þ positie van de zorgteams in het zorgkader
voortgezet onderwijs
Þ positie van ‘De’Wissel’ binnen het zorgkader.
Gemeentelijke prioriteiten
in het kansenbeleid
2-12 jaar
Inrichting van een In het vorige onderwijsbeleidsplan is aandacht
besteed aan de noodzaak
Zorgplatform van samenwerking van de samenwerkingsverbanden WSNS
en de integratie
Primair onderwijs. van het WSNS-beleid en het GOA-beleid.
Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk staat
beschreven is de beleidsmatige integratie onvoldoende tot stand gekomen.
Wij vinden de omstandigheden voor het uitwerken van
integraal Kansenbeleid nu nadrukkelijk beter, dan vier jaar geleden.
Immers de wetgeving rond de samenwerkingsverbanden in
zowel primair als voortgezet onderwijs is tot stand gebracht, het GOA-beleid is
nu ingekaderd binnen LOKABEL. Ook noodzakelijke fusieprocessen van scholen voor
speciaal onderwijs zijn afgerond.
Daarom willen wij het beoogde beleid met extra inzet doorzetten, door:
1.
het oprichten van een
zorgplatform en
2.
het instellen van een
tijdelijke ‘aanjaagfunctie’;
Van het zorgplatform maken deel uit alle
cöordinatoren van de samenwerkingsverbanden WSNS en GOA. Ook de cöordinator
VO-SVO neemt aan het zorgplatform deel.
De gemeente
Delft zal door het instellen van een tijdelijke aanjaagfunctie de
beleidsontwikkeling strakker en resultaatsgericht gaan aansturen en stimuleren.
De aanjaagfunctie zal voor twee schooljaren
worden ingesteld.
Onder de regie van de aanjaagfunctie zullen de volgende ontwikkelingen
worden aangepakt:
1.
De integratie van de twee
samenwerkingsverbanden WSNS;
2.
Koppeling van individueel
zorgbeleid aan GOA-beleid.;
3.
Afstemming van het
Kansenbeleid op het Brede School -beleid.
In het zorgplatform :
n vindt
uitwisseling van ervaringen plaats;
n worden de zorgplannen van de
samenwerkingsverbanden en het GOA-plan
op elkaar afgestemd;
n wordt gewerkt aan de uitwerking van één inhoudelijke
zorglijn.
Integratie van de
WSNS-verbanden. Februari 1998 is
aan de besturen en gemeente een rapport
aangeboden, met
een
aantal aanbevelingen gericht op de samenwerking van de twee WSNS-verbanden.
De aanbevelingen zijn door alle besturen overgenomen
De besturen
van beide verbanden zouden op grond van de rapportage
uitwerking geven aan de adviezen.
Op
28 mei 2000 is er door de ingestelde coördinatiegroep WSNS een actualisatie van
het rapport uitgebracht.
De
besturen van beide samenwerkingsverbanden hebben op nieuw aangegeven een
intensieve samenwerking cq. samengaan
op korte termijn na te willen streven.
Met
de procescoördinatoren is afgesproken, dat de doelstellingen meer worden
geconcretiseerd in een Plan van Aanpak, inhoudende
doelstellingen,
acties, duur van het proces, tijdstippen van tussenrapportages en
eindrapportage. Zichtbaar wordt gemaakt, dat het beleid gefundeerd wordt binnen
de IB-structuur.
De
rapportages vinden plaats richting LOKABEL.
Ten
behoeve van de integratie van de samenwerkingsverbanden zijn wij bereid vanuit
de middelen beschikbaar voor het zorgplatform ƒ 37.500 aan coõrdinatiemiddelen
beschikbaar te stellen. Voor te ondernemen activiteiten kan een beroep op het
activiteitenbudget van het zorgplatform worden gedaan.
Deskundige hulp Ook
het actiepunt ‘Deskundige hulp aan kleuters met een
aan kleuters ontwikkelingsachterstand’
uit het EZH-project ‘Meer zorg en activiteiten
rond scholen’ zal onder de hoede van het
coõrdinatieteam WSNS worden
gebracht.
In
dit actiepunt wordt door middel van een jaarlijkse bijdrage van ƒ 25.000
voor
vier jaar een extra stimulans geboden aan de hulp van jonge risico-kinderen. De
gemeente acht dit van belang, omdat bij
de invoering van WSNS in 1998 er problemen zijn ontstaan met deskundige hulp
aan kleuters.
Het
extra bedrag moet rechtstreeks ten goede komen aan het jonge risico-kind.
Integratie WSNS In dit onderwijsbeleidsplan wordt grote waarde gehecht aan de
VO-SVO met afstemming en
integratie van WSNS en GOA
GOA
Hoewel het onderscheiden beleidspunten zijn, hebben beide beleidsterreinen
veel overeenkomsten. Het gaat daarbij om zaken als:
· voorkomen van uitval van risicokinderen door
preventief handelen;
· bevordering
van de voorschoolse opvang en educatie;
· accent op de onderbouw in het basisonderwijs;
· aandacht voor sociale- emotionele ontwikkeling en
· nadruk op taalontwikkeling
Door
integratie en afstemming zal het zorgbeleid aan kracht kunnen
toenemen.
Het hoofddoel is de
zorgfunctie binnen het primair onderwijs vanuit een
gemeenschappelijk perspectief structuur
en vorm te geven.
De
schoolbegeleidingsdienst speelt bij de totstandkoming van de integratie,
als inhoudelijke ondersteuner een belangrijke rol.
Om
de integratie en afstemming van beide beleidsprocessen meer kracht en
succes te geven, wordt het volgende voorgesteld:
1.
het project wordt aangestuurd
vanuit het Zorgplatform;
2.
er wordt een Plan van aanpak
opgesteld met doelstellingen,concrete actiepunten en tijdstippen van
rapportage.
3.
ook hier kan een beroep gedaan
worden op de coördinatiemiddelen van het zorgplatform.
Middelen 2001 2002 2003 2004
Aanjaagfunctie
50 50
Integratie WSNS 38
37
Koppeling Zorg
en Achterstand
50 50 50 50
Activiteitenbudget 50
50 50 50
Desk.hulp aan kleuters 25 25 25 25
Totaal 213 212 125
125
Het
grootste gedeelte van de benodigde middelen wordt gevonden door herschikking
binnen de huidige begroting.
Voorschool Jonge risicokinderen, heel vaak allochtone kinderen en kansarme
autochtone
kinderen, beginnen in de regel al met een achterstand aan het primair
onderwijs. Deze achterstand wordt gedurende hun schoolloopbaan nauwelijks
weggewerkt. Het bestrijden van eenmaal ontstane achterstanden is ingewikkeld.
Het is niet meer dan logisch dat de aandacht verschuift naar preventie in de
voor-en vroegschoolse periode.
De
Voorschool heeft als doel Delftse
kinderen met een potentiële achterstand meer kansen te bieden op een
succesvolle schoolloopbaan. Kinderen in de leeftijd van 2 tot 6 jaar volgen een
effectief en intensief speel-leerprogramma. De basisschool en een
peuterspeelzaal vormen samen een combinatie, waardoor de overgang soepel
verloopt en er sprake is van een doorgaande ontwikkelingslijn.
Doelstellingen De
voorschool(ontwikkelingsstimulering)
· Toename van het aantal jonge risicokinderen dat een
voorschoolse voorziening bezoekt.
·
Kinderen, die deelnemen
aan het programma hebben een betere startpositie om het onderwijs te volgen en
hebben meer vertrouwen in hun eigen kunnen.
·
Gerichte aandacht voor
(tweede) taalverwerving en cognitieve vaardigheden
·
Verbetering van het
bereik en de kwaliteit van de voorschoolse voorzieningen
·
Realiseren doorgaande
ontwikkelingslijn van peuterspeelzaal en onderbouw basisschool.
Cursussen
Taal- en Opvoedingsondersteuning voor
ouders van kinderen in de leeftijd 2 t/m 16 jaar.:
·
Toename van het aantal
ouders dat deelneemt aan de oudercursus.
·
Versnelde integratie.
·
Het vergroten van de
onderwijskansen van betrokken kinderen, door het vergroten van de betrokkenheid
van ouders.
·
Het vergroten van het
inzicht in opvoeding en opvoedingsvaardigheden van ouders.
·
Het aanbieden van een
programma dat gebaseerd is op het aanleren
van Nederlands als tweede taal in combinatie met informatie over opvoeden,
peuterspeelzaal en school.
Opbrengsten In de komende
onderwijsbeleidsperiode zullen de volgende producten
gerealiseerd zijn:
·
De werving van de
doelgroep is in Delft (door middel van een contract)
geregeld via de consultatiebureau’s
·
Er komen (in fasen) 5 à
7 Voorscholen.
·
De cursus
Opvoedingsondersteuning wordt voor ouders (leerlingen in de groepen 0, 3, 6 en
8) op 7 (GOA)scholen gerealiseerd. Voor het voortgezet onderwijs wordt de
cursus in het eerste jaar gegeven.
·
De Taalcursus
“Moeder/peuter/kleuter” wordt ontwikkeld en in het schooljaar 2001-2002 op 2
plekken aangeboden. In het schooljaar 2001-2003 zullen er minimaal 5 cursussen
van start gaan.
De Cursus loopt parallel met de start van de
Voorschool.
·
De Intake-procedure en
het leerlingvolgsysteem worden vanaf augustus 2001 ingevoerd en sluit aan bij
de GOA- beleid terzake ende te ontwikkelen Delftse onderwijsmonitor.
Centraal worden relevante gegevens van ouders
verzameld.
Het project
wordt vanuit de gemeente in samenwerking met vakteam
Welzijn, aangestuurd
door het vakteam Onderwijs Het
GOA-bestuur draagt
zorg voor de uitvoering van het beleid
De
uitvoering wordt ondergebracht bij het projectbureau GOA, additionele inbreng
vanuit het peuterwerk wordt daaraan toegevoegd.
Middelen 2001 2002 2003 2004
1110 945 945 850
De
financiering vindt plaats middels rijksinkomsten en oudkomersgelden.
Taalbeleid Accenten in de taalleerlijn voor risicoleerlingen
van 2 tot 16 jaar.
Op
grond van de leerlingprestaties, gemeten met de landelijke GOA monitor, kan geconcludeerd worden dat de
resultaten op het gebied van begrijpend/studeren lezen in het primair onderwijs niet voldoen aan de
landelijke norm.
Risicoleerlingen
in het basis en voortgezet onderwijs hebben grote moeite met het lezen van teksten.Dit is te verbeteren
door de woordenschat uit te breiden en leerlingen van jongs af aan vertrouwd te
maken met teksten. ( eerst door luisteren en later door lezen)
Belangrijk
is om bij het bestrijden van
achterstanden zo vroeg mogelijk te beginnen, dus al voordat kinderen de
basisschool bezoeken en er zorg voor te dragen dat een doorgaande taallijn
met het accent op woordenschatontwikkeling en begrijpend/studerend lezen van 2
tot 16 jaar wordt gerealiseerd. Juist deze onderdelen hebben leerlingen het
hardst nodig in hun schoolcarrière.
Wij
stellen ons een ononderbroken taallijn als volgt voor:
Begrijpend
luisteren/lezen Woordenschatontwikkeling
Peuterspeelzaal Begrijpend luisteren Basiswoordenschat
Beginnende geletterdheid
Groep 1-2
Begrijpend luisteren
Basiswoordenschat
Beginnende
geletterdheid Woordleerstrategieen
Groep
3 Leren lezen
Vroege aanpak leesproblemen
Groep
4-8 Begrijpend en studerend
lezen Rest basiswoordenschat
Taalgericht zaakvakonderwijs Minder frequente woorden
Schooltaal
Woordleerstrategieen
Taalgericht zaakvakonderwijs
Voortgezet Studerend lezen Minder frequente woorden
Onderwijs Taalgericht
vakonderwijs consolideren/verdiepen Schooltaal
Woordleerstrategieen
Taalgericht vakonderwijs
(bron:
Het Kompas, gem. Utrecht)
Elke
groep kent groepsgebonden doelen en
resultaten en vraagt om specifieke
didaktischne vaardigheden.
Om
resultaten van de 2 tot 16 jarigen in kaart te kunnen brengen zal de huidige
gemeentelijke GOA-monitor worden uitgebreid (zie hoofdstuk 5).
Binnen
de taalaanpak vormen de nieuwkomers een
aparte groep; de nieuwkomers krijgen bij aankomst in Delft een intensief NT2
programma aangeboden, gericht op het leren van het Nederlands, en stromen na
een jaar het regulier onderwijs in.
Middelen De
gelden voor het taalbeleid zijn onderdeel van de GOA- begroting, met
name
beschikbaar vanuit de VVE-middelen en het Oudekomersproject.
Aan
GOA zal gevraagd worden in het nieuwe GOA-beleidsplan
het taalbeleid expliciet te omschrijven, zowel naar
inhoud als financiëel.
Centrale Opvang Op 1 augustus 1999 is aan de Glenn Millerstraat de
Centrale Opvang voor
Primair Onderwijs leerlingen van 6 tot en met 12 jaar van start gegaan.
De
Centrale Opvang in Delft werd noodzakelijk toen bleek, dat het aantal
nieuwkomers en vluchtelingenkinderen sterk groeiende was. Dat plaatste de
opvangende scholen voor grote problemen. Ook dreigden er wachtlijsten te
ontstaan. In LOKABEL hebben de Delftse schoolbesturen zich vervolgens
uitgesproken voor een gezamenlijke opvang.
In 6 maanden tijd werd de Centrale Opvang gerealiseerd.We zijn nu één
jaar verder en gebleken is, dat de Centrale Opvang in een behoefte voorziet.
Het
lesprogramma, dat wordt aangeboden is een zogenaamd ‘smal pakket’,
dat
wil zeggen dat alle aandacht uitgaat naar het leren van de Nederlandse Taal.
Doelstellingen
·
De leerlingen moeten zo
snel mogelijk kunnen integreren in het reguliere
basisonderwijs.
·
De leerlingen moeten na
het verlaten van de Centrale Opvang op hun
eigen niveau het programma van de basisschool kunnen
volgen.
·
De leesvaardigheid,
technisch en begrijpend, moet op een zodanig niveau
gebracht worden, dat leerlingen een tekst kunnen
begrijpen en
navertellen. Het niveau is gerelateerd aan de groep
waarin leerlingen
geplaatst worden.
·
Leerlingen worden zo
nodig dusdanig sociale vaardigheden bijgebracht
(qua spreekvaardigheid en gedrag), dat zij kunnen
functioneren in een
groep.
Bestuurlijk kader In het kader van het Gemeentelijk
Onderwijsachterstandenplan (GOA)
dragen de gemeente Delft en de Delftse schoolbesturen
van de scholen voor
primair onderwijs een gezamenlijke
verantwoordelijkheid.
De
Centrale Opvang is bestuurlijk ondergebracht bij het GOA-bestuur. Dit betekent
dat de Centrale Opvang nader geregeld
is in de statuten en reglementen van de Centrale Opvang.
Het
dagelijks bestuur bestaat uit de vertegenwoordigers van de drie grote
schoolbesturen en de gemeente Delft. Het bestuur heeft het karakter van een schoolbestuur. De taken van het
dagelijks bestuur zijn: zorg voor de in -en uitstroom van leerlingen, de
formatie, de financiën en onderwijsinhoudelijke zaken; de organisatie van
periodiek werkoverleg met de coördinator Centrale Opvang; de opstelling van
jaarverslagen; het uitbrengen van adviezen aan besturen en gemeente.
Ontwikkelingen Het leerlingen aantal van de Centrale Opvang bedroeg
op 1-10-2000: 53.
De consequenties van de nieuwe Vreemdelingenwet
kunnen nog niet worden
ingeschat. Vooralsnog wordt uitgegaan van een
stabilisatie, dan wel kleine
groei van het leerlingenaantal. Dit betekent dat de
komende vier jaar de
Centrale Opvang
wordt voortgezet.
Ook hier wordt in de komende periode gewerkt aan
kwaliteitsverbetering
(Nederlands als tweede taal).
Daarnaast zal in het kader van de beleidsmonitoring
nadrukkelijk aandacht
gegeven worden aan het registreren van de in-en
uitstroomgegevens,
verblijfsduur op de centrale opvang en het
uitstroom-niveau.
Getracht zal worden de leerlingen ook nog in de
eerste periode in het
basisonderwijs te blijven volgen.
Een ander knelpunt, dat om een oplossing vraagt houdt
verband met het
WSNS-beleid.
In de Centrale Opvang bevinden zich leerlingen , die naast het Nederlands
taalprobleem geconfronteerd worden met andere leer- en
gedragproblemen. Met name het vervolgtraject van deze
leerlingen levert
knelpunten op . Hierover zullen afspraken gemaakt
moeten worden met de
WSNS-verbanden.
Middelen 2001 2002 2003 2004
170 170 170 170
Deze middelen zijn reeds opgenomen in de
gemeentebegroting.
Schoolmaatschappelijk Mede onder impuls van nieuw beleid gericht op schoolgericht
werk maatschappelijk werk van ƒ 100.000 per 1 januari 1999 heeft er een
toename plaatsgevonden van het aantal zorgteams
binnen het primair onderwijs. Aan alle GOA scholen is momenteel een zorgteam
verbonden en wordt schoolmaatschappelijk werk aangeboden .
omgeving van het kind: de ouders en het gezin.
Ouders, gezin en scholen worden bijgestaan in hun taken als opvoeders door
middel van consultatie, informatie, kortdurende hulpverlening en doorverwijzing
en bemiddeling naar hulpverleningsinstanties.
Doelstelling Schoolmaatschappelijk
werk wordt aangeboden middels zorgteams.
De
doelstelling van de zorgteams is identiek aan die in het voortgezet onderwijs,
waar zij al langer bestaan. Deelname en werkwijze verschillen momenteel nog per
individuele school. Coördinatie en evaluatie van de zorgteams en het
schoolmaatschappelijk werk zijn in handen van de GOA-coördinator.
Bij groei van het aantal
zorgteams in het primair onderwijs, zal de
formatie van genoemde
deelnemende partners evenredige mee dienen te groeien. De gemeente Delft onderzoekt
op dit moment de mogelijkheden om het schoolmaatschappelijk werk, waar ook
vanuit de niet GOA-scholen een grote behoefte aan kenbaar gemaakt wordt ,
wijkgericht te gaan organiseren via het Brede Schoolproject. De uitwerking van
wijkzorgteams zal in dat kader plaatsvinden.
Om in de behoefte aan
schoolmaatschappelijk werk te kunnen voorzien, wordt voorgesteld om ook binnen
het nieuwe GOA-plan een grotere bijdrage hiervoor vrij te maken.
Middelen Naast
GOA-middelen stelt de gemeente het volgende bedrag beschikbaar:
2001 2002 2003 2004
100 100 100 100
Deze middelen zijn reeds
opgenomen in de gemeentebegroting
Gemeentelijke prioriteiten
in het kansenbeleid
12-18/23 jaar
Vormgeving zorgloket In 1998 is de Wet op het Voortgezet Onderwijs gewijzigd .
voortgezet onderwijs Daarmee
zijn de nieuwe leerwegen: MAVO, VBO, Leerwegondersteunend
onderwijs
(LWOO) en praktijkonderwijs een feit.
Met deze wet wil de wetgever de integratie van
zorgdeskundigheid bevorderen , zodat leerlingen, die tijdelijk of structureel
speciale orthodidactische of orthopedagogische hulp nodig hebben, binnen het
reguliere onderwijs hulp ontvangen. Het uiteindelijk doel is dat de leerlingen
zo in staat gesteld worden een diploma MAVO of VBO te behalen. Daarmee kunnen
zij doorstromen en in het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) een
startkwalificatie verwerven.
In Delft bestaat van oudsher een aantal
voorzieningen, dat gericht is op extra hulp voor leerlingen, die dat nodig
hebben. Delft kent:
De zorgteams op
alle lokaties van scholen voor voortgezet onderwijs.
Het regionaal centrum voortijdige schoolverlaters ‘De Wissel’
Het GOA-beleid
strekt zich uit tot in het voortgezet onderwijs , naast ‘De Wissel’ voorziet
GOA ook in huiswerkbegeleiding en de ondersteuning van de Centrale Opvang.
Tijdens ‘Kerend tij’ is er een aantal nieuwe
voorzieningen bijgekomen. Het
samenwerkingsverband VO - SVO is
verantwoordelijk voor de inrichting van de zorgstructuur, op basis van de
wetswijziging van de WVO in 1998. Het samenwerkingsverband werkt in overleg met
de scholen de interne zorg op de scholengemeenschappen uit.
De Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) heeft,
onder verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband, de taak om de
toeleiding van leerlingen, die extra zorg nodig hebben (LWOO en
praktijkonderwijs) naar de RVC te verzorgen.
Recent is in het kader van de regeling Regionale
meld- en coördinatiepunten (RMC) een project ‘Een sluitende aanpak van 16-23jaar ‘ van start gegaan, met als doel voortijdige
schoolverlaters zonder startkwalificatie op te sporen en zo mogelijk , via
specifieke trajecten, te bewegen een
startkwalificatie te gaan behalen.
Er dreigt een lappendeken te ontstaan aan
zorgvoorzieningen , met als gevolg, dat scholen, ouders en kinderen de weg
kwijt raken, maar ook, dat door de versnippering er inefficiënt gewerkt gaat
worden.
De vraag wordt danook terecht gesteld of er met name
vanuit het perspectief van leerlingen en hun ouders niet een samenhangende
zorgstructuur voortgezet onderwijs ontwikkeld kan worden, met als
uitgangspunten:
*
zorgverlening dicht bij
de leerling;
*
direct aansluitend aan
de zorgvraag,
*
met een scherpe
afbakening in de tijd.
continuüm van zorg Ter uitwerking van
de doelstelling en rekeninghoudend met de
uitgangspunten
is’ het continuüm van zorg voortgezet
onderwijs’ ontwikkeld.
Wij laten dit schematisch zien en zullen het
vervolgens van een korte toelichting voorzien.
Coördinatie
leerlingenzorg
Continuüm van zorg
niveau 5
Zeer speciale zorg
niveau 4
Speciale zorg
Leerlingen- niveau 3 Leerlingen-
volgsysteem Bovenschoolse zorg overleg
één - loket
niveau 2
Extra zorg
niveau 1
Reguliere zorg
Klassenorganisatie
Schoolorganisatie
In
het schema wordt zichtbaar, dat de basis van alle zorg voor de leerling
voortkomt uit de schoolorganisatie en de klassenorganisatie. Het is de
klassementor, die in de eerste lijn een behoefte aan zorg signaleert. In verre
weg de meeste gevallen zal de schoolorganisatie de oplossingen voor
problematiek kunnen bereiken via het eerste zorgniveau, de reguliere zorg.
Bij
instrumenten, die beschikbaar zijn op dit eerste niveau kan gedacht worden aan:
goed onderwijs op basis van duidelijke doelen met inzet van
adequate
didactische methoden en een expliciete vorm van klassenmanagement, waarin een
duidelijk leerlingenvolgsysteem een
noodzakelijke vereiste is voor leerlingenbesprekingen,
die op basis van protocollen en taakomschrijvingen voor zorgbiedende
functionarissen
plaatsvinden.
Van belang daarbij is, dat middels het zorgplatform primair onderwijs er
afspraken komen tussen primair en voortgezet onderwijs over een overdraagbaar
leerlingenvolgsysteem naar het voortgezet onderwijs.
Als
de zorg op het reguliere niveau niet baat, zal extra zorg ingezet moeten
worden. Op basis van de inzichten vanuit het eerste niveau wordt de leerling nu
besproken in het zorgteam. In het
zorgteam kan deskundigheid worden georganiseerd voor het stellen van een
scherpe diagnose, op basis waarvan een handelingsplan wordt opgesteld . Het
handelingsplan zorgt voor planmatige begeleiding. Daarbij kan gedacht worden
aan inzet van tijdelijke remedial teaching, aan aanpassing van het leertraject.
Soms kunnen trainingen een oplossing bieden: faalangsttraining, cursus
werkhouding etc.
Ook
kan sociaal- maatschappelijke hulp worden toegekend, via schoolmaatschappelijk
werk of de jeugdhulpverlening.
Op
het volgend niveau komt de bovenschoolse zorg nadrukkelijk in
beeld.
De
gedachte is ontstaan, dat een leerling niet binnen het reguliere systeem
geholpen kan worden. Een nadere probleemanalyse zal daarover uitsluitsel moeten
geven. Het kan zijn, dat de leerling verwezen moet worden naar
Leerwegondersteunend
onderwijs of naar Praktijkonderwijs of naar de Time-outvoorziening (‘De
Wissel’). Alle genoemde speciale voorzieningen maken deel uit van het
Samenwerkingsverband. De Permanente
Commissie Leerlingenzorg vervult een centrale rol in de aanmeldingsprocedure
richting LWOO- en Praktijkonderwijs. De Regionale Verwijzingscommissie geeft
hiervoor een beschikking af.
Op
grond van probleemanalyse en diagnose kan het ook voorkomen, dat een leerling
niet meer binnen de zorgstructuur van het Samenwerkingsverband geholpen kan
worden en doorverwezen moet worden naar zeer speciaal zorg in een Regionaal Expertise Centrum (REC).
Met
de beschrijving van de zorgstructuur hebben we een basis willen neerleggen,
waarop de inzet van het één-zorgloket kan worden gefundeerd.
De
essentie is, dat de primaire zorgverlening op schoolniveau blijft. Als er
echter een beroep gedaan wordt op gemeenschappelijk middelen, via de regeling
Samenwerkingsverbanden VO - SVO of via gemeentelijk middelen
(GOA,
zorgteams ), eventueel in samenhang met middelen uit de jeugdzorg
( ‘De Wissel’) dan komt het zorgloket
nadrukkelijk in beeld.
eén zorgloket:
centrale zorg commissie Hierna volgt een
schets voor de toekomst, waarbij de één-loket functie in de onderwijsservice centrum Delftse
situatie nader wordt uitgewerkt.
SCHOOLORGANISATIE
KLASSENORGANISATIE
MENTORAAT zorgniveau 1
ZORGTEAM zorgniveau 2
OUDERS
CENTRALE OPVANG zorgniveau 1 en 2
Centrale
Zorg Commissie TIME -OUT
RCVS
‘De Wissel’
zorgniveau
3
Coördinator
Samenwerkingsverband
Leerplichtambtenaar
Deskundigen:
psycholoog + jeugdhulpverlening
jeugdarts LWOO-tijdelijk
administratief
secretariële ondersteuning zorgniveau
3
PCL
Samenststelling:
CZC + 4 scholen VO
PRAKTIJKONDERWIJS LWOO-STRUCTUREEL VSO -ZMOK
zorgniveau
4 zorgniveau
4 zorgniveau 5
Bij
deze schets voor een toekomstige inrichting van het loket kunnen de volgende
kanttekeningen geplaatst worden:
1.
De Centrale Opvang als
bovenschoolse voorziening wordt hier gezien als
een
verlengstuk van de school. Het zorgniveau wordt ook gerekend tot het
schoolinterne zorgbeleid: reguliere zorg en extra zorg kunnen daar
geboden worden. Mocht in het Centrale
Opvang- jaar blijken, dat een
kind meer zorg behoeft, dan vindt
aanmelding plaats bij de CZC.
2 .Aan de
rechterzijde van het schema bevinden zich de bovenschoolse zorgniveau’s, waar
na een intake procedure door de CZC een plaatsingsbesluit genomen kan worden.
Bij plaatsing in ‘De Wissel’ heeft de leerplichtambtenaar een doorslaggevende
stem. In het LWOO - tijdelijk beslist
de school over de toewijzing van de extra zorg.
In
beide gevallen is op termijn (terug)plaatsing in het reguliere onderwijs het
doel (De Wissel), of vindt de zorgtoewijzing plaats in de vorm van extra
begeleiding of steun bij het dagelijkse lesprogramma, dat in de reguliere
setting wordt gevolgd. Dit wordt door de wederkerige pijl aangegeven.
3.
De onderste blokken van het
schema hebben betrekking op de
zorgniveau’s, waarbij er sprake is van
doorverwijzing met een vaak
structureel
karakter. De Permanente Commissie Leerlingenzorg geeft hiervoor een advies af , soms aan de Regionale
Verwijzingscommissie (RVC), die een beslissing neemt op het advies.
In
het geval van doorverwijzing naar VSO-ZMOK beslist de plaatsingscommissie van
het REC.
4.
De CZC kent een beperkte
samenstelling, weergegeven in het bovenste
deel van het blok en een uitgebreide
samenstelling, waarbij de PCL wordt
ingeschakeld.
5. Ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot
het loket. Daarbij wordt
altijd
met advies terugverwezen naar de eigen school.
De
taken van de Centrale Zorg Commissie
zijn:
· onderzoek leerlingen: doorverwijzing, advisering en
ondersetuning;
· toeleiding leerlingen naar leerwegondersteunend
onderwijs (via PCL);
· toeleiding leerlingen naar praktijkonderwijs (via
PCL);
· plaatsing in ‘De Wissel’;
· advisering over terugplaatsing van leerlingen;
· advisering samenwerkingsverband over specifiek te
nemen maatregelen,
bijvoorbeeld op gebied van
scholing, opzet handelingsplan etc.
· doorverwijzing naar REC’s, bijvoorbeeld in geval van
VSO-ZMOK;
· advisering van ouders.
Door
de samenwerking van de scholen, de gemeente en de jeugdhulpverlening kan de CZC
zich ontwikkelen tot een Onderwijsservice Centrum.
In
het perspectief van ontwikkeling naar een Onderwijsservice Centrum kan de
Centrale Zorg Commissie zich specialiseren op het gebied van:
diagnosticeren;observeren;
trajectbegeleiding
en nazorg.
GOA-Delft
is betrokken bij de werkzaamheden van het loket.
GOA-Delft
heeft een inhoudelijke, beleidsmatige en ondersteunende inbreng in de Centrale Opvang. Daarnaast zal er, evenals
dat in het basisonderwijs wordt nagestreefd , sprake moeten zijn van integratie
van de zorg voor de individuele leerling en de zorg voor de doelgroepen. De
afstemming zal dan plaatsvinden door het ontwikkelen van gemeenschappelijke
kaders voor de te hanteren methodieken, handelingsplannen en
leerlingenvolgsystemen.
Bestuurlijke structuur In het licht
van het hiervoor neergelegde perspectief tot inrichting van
zorgkader een zorgloket, waarbij veel instellingen zijn
betrokken is het noodzakelijk
voortgezet onderwijs tot een gezamenlijk bestuurlijk kader te komen.
De ruimte voor inbreng en zeggenschap van alle
participanten wordt daarin gegarandeerd. De specifieke belangen van de verschillende
participanten bij de onderscheiden onderdelen van de zorgstructuur wordt ook
vastgelegd.
Wij denken dat dit het best geregeld kan worden,door
het bestuur van het huidige samenwerkingsverband om te vormen tot een bestuur
Samenwerkingsverband Delft Plus.
De gemeente Delft zal daarin gaan deelnemen, met name
vanuit de verantwoordelijkheid voor de inzet van de leerplichtambtenaar , het
middelenbeslag voor de zorgteams , ‘De Wissel’ en de Centrale Opvang.
Ook het GOA-bestuur zal moeten participeren, vanwege
de betrokkenheid bij de ‘Centrale Opvang’, de koppeling van GOA-zorg aan
VO-SVO-zorg.
Verder zal ook de Jeugdzorg deel uit kunnen gaan
maken van het bestuur.
Als er jeugdzorgmiddelen worden ingebracht kunnen zij
volwaardig participeren, anders adviserend.
Vervolgsstappen Bij de besprekingen naar aanleiding van dit beleidsplan zal getracht worden
intentioneel draagvlak te verwerven voor de nadere
uitwerking van het
zorgkader en de één-loket gedachte.
Op
basis van het draagvlak kan nadere uitwerking plaatsvinden:
1.
Rapport over de inhoudelijke
vormgeving en uitwerking van het zorgkader.
2.
Nadere plaatsbepaling van ‘De
Wissel’ in het licht van punt 1 en de uitkomsten van een haalbaarheidsrapport over
het realiseren van een
VSO-ZMOK nevenvestiging.
3.
Rapport over inrichting
één-loketfunctie in personele zin en qua
positionering.
4.
Opstellen van een nieuw
stichtingsstatuut.(SWV Delft Plus)
5.
Financiën.
Het
bestuur van het Samenwerkingsverband VO-SVO en de gemeente Delft nemen het
initiatief voor de uitwerking van de hiervoor genoemde onderdelen.
In
2000 zal daarvoor onder leiding van de coördinator van het Samenwerkingsverband
en een beleidsmedewerker van de gemeente Delft een projectteam worden opgericht.
In
2001/2002 zullen de diverse deelrapportages verschijnen die betrekking hebben
op het inhoudelijk en bestuurlijk kader.
Middelen onderzoek 2001 2002 2003 2004
zorgloket voortgezet onderwijs
50 50 pm pm
Voor 2003 en 2004 staan de middelen pro memori aangegeven. Bij een positieve uitkomst zullen de middelen, die nu bestemd zijn
voor de zorgteams ƒ175.000 en ‘De
Wissel’ ƒ 265.000 ingezet worden ten behoeve van de uitvoering van de
één-loketfunctie en het Onderwijsservice Centrum
Zorgteams In het
onderwijsbeleidsplan ‘Kerend tij’ is vastgelegd dat de
gemeente Delft zich in wil
zetten voor de begeleiding van (zorg) leerlingen in het voortgezet onderwijs.
Het bestaande beleid zal met betrekking tot het voortgezet onderwijs worden
voortgezet in ‘De bakens verzet’, en met betrekking tot het primair onderwijs
worden geïntensiveerd.
Doel
In het zorgteam worden risicoleerlingen besproken. Het doel van het
zorgteam
is het bundelen van deskundigheid vanuit verschillende disciplines. In het zorgteam-overleg wordt een handelingsplan opgesteld voor genoemde risicoleerlingen. Van elk overleg van het
zorgteam wordt een verslag of een
besluitenlijst gemaakt zodat de
zorg planmatig aangepakt kan worden.
Eindverantwoordelijkheid
voor de zorgteams ligt in handen van de
afzonderlijke scholen.
Van zorgteams maken deel uit:
·
leerlingbegeleider
van betreffende school;
·
jeugdarts,
jeugdverpleegkundige GGD;
·
jeugdhulpverlener
van het consultatieteam Reg. Inst.
Jeugdhulpverlening ‘Haaglanden’ (RIJ);
·
leerplichtambtenaar
gemeente Delft;
·
agent
Jeugd- en Zedenpolitie.
Voor de uitvoering van de
werkzaamheden van de zorgteams is een bedrag beschikbaar van ƒ 125.000. Dit
bedrag wordt beheerd door het bureau Leerlingzaken van de gemeente Delft. Dit
bedrag kan worden besteed aan:
1.
scholing
in het kader van leerlingbegeleiding,
2.
aanvullende
kortdurende hulpverlening aan zorgleerlingen afkomstig uit het voortgezet
onderwijs in Delft,
3.
inhoud
geven aan de werkzaamheden en activiteiten centrale zorg commissie binnen het
‘één loket’ .
De
zorgteams functioneren op niveau 2 van
het continuüm van zorg en willen
een bijdrage leveren aan het voorkomen van voortijdig schoolverlaten .
Het
beleid van de afgelopen jaren heeft de
volgende resultaten opgeleverd:
·
op
alle locaties voor voortgezet onderwijs is een zorgteam actief.
·
alle
locaties kunnen samenwerking organiseren met het consultatieteam
onderwijs-jeugdhulpverlening van het R.I.J. Haaglanden.
Voor
de samenwerking tussen scholen en het R.I.J. stelt de gemeente
Delft ƒ 50.000, -- beschikbaar.
Middelen: 2001 2002 2003 2004
175 175 175 175
Deze middelen zijn reeds
opgenomen in de gemeentebegroting.
‘De Wissel’ Het Regionaal Centrum
Voortijdig Schoolverlaters ‘De Wissel stelt zich
ten
doel volledig en partieel leerplichtige leerlingen succesvol te laten
terugkeren naar het regulier onderwijs, door te verwijzen richting speciaal
onderwijs, of voor te bereiden op een baan eventueel in combinatie met een
deeltijdopleiding.
‘De Wissel ‘is een project waarin op bestuurlijk en
uitvoerend niveau wordt samengewerkt tussen instellingen van onderwijs en
jeugdhulpverlening.
Het is een samenwerkingsproject waarvan de volgende
partners deel uitmaken:
·
De Delftse scholen voor
voortgezet onderwijs, de stichting Jeugdhulpverlening Delft e.o.,
· De Stichting Jeugdzorg Den Haag Zuid-Holland Noord,
· Het bestuur GOA,
· Gemeente Delft.
Gemiddeld maken vijftig leerlingen per jaar afkomstig
uit Delft, Westland, Oostland, gebruik van het aanbod van ‘De Wissel’ .
De doelgroep bestaat uit leerlingen met gedrags- en
motivatieproblemen, in de leeftijd van 12 t/m 17 jaar, die niet meer kunnen
worden gehandhaafd binnen het regulier onderwijs. Verwijzing vindt plaats door
de leerplichtambtenaar van de betreffende gemeente.
De gemeentelijke doelstelling betreffende ‘De
Wissel’ kan worden omschreven als het
voortzetten van de huidige voorziening, in kaderen binnen het zorgloket en zo
mogelijk ontwikkeling tot een time-out project, waarbij een structurele rol en
co-financiering van de regiogemeenten, de jeugdhulpverlening en de scholen
wordt nagestreefd.
Een belangrijk knelpunt van de afgelopen jaren is het
financieel rond krijgen van de begroting. De gemeente Delft zal het
huidige middelenbeslag op niveau houden, maar ziet geen mogelijkheden tot extra
inzet van middelen.
Ten
einde de begroting voor de komende periode sluitend te krijgen,
wordt
van alle deelnemende partners een extra inspanning verlangd.
·
Naast de structurele
bijdragen van de regiogemeenten, wordt
ook de kostprijs voor geplaatste leerling aan gemeenten in rekening gebracht.
·
De inzet van de
gemeente Delft is er op gericht om in samenwerking met het Stadsgewest
Haaglanden, de deelnemende Delftse instellingen voor jeugdhulpverlening
financieel en inhoudelijk verantwoordelijk te laten zijn voor het vervullen van
de hulpverleningsfunctie van de Wissel.
·
Van de deelnemende
scholen mag worden verwacht dat zij een bedrag per leerling bijdragen
in de kosten van ‘De Wissel’.
De komende vier jaar zal een definitieve
positioneringvan ‘De Wissel’
binnen het zorgkader zijn beslag dienen te
krijgen.Ten einde dit te bereiken zullen er initiatieven op bestuurlijk-, beleidsmatig-, en uitvoerend
niveau worden ontplooid met name gericht op
de totstandkoming van het
zorgloket voortgezet onderwijs en samenwerkingsverband Delft Plus.
Vanuit het middelenbeslag voor de zorgstructuur
voortgezet onderwijs,
(ƒ125.000) zal de psycho-sociale hulpverleningsfunctie worden uitgebreid
ten behoeve van alle Delftse leerlingen in het voortgezet onderwijs, die
daar via zorgteams voor in aanmerking kunnen komen.
Hierbij zal
functionele
samenwerking met ‘De Wissel’ worden
nagestreefd. Daarbij kan gedacht worden aan de ontwikkeling naar een Onderwijsservice
Centrum, dat binnen de structuur ven het continuüm van zorg naar verdere vervolmaking gebracht kan
worden.
Middelen Het
middelenbeslag ten behoeve van ‘De
Wissel’ bedraagt
ƒ
265.000,-- en is opgenomen in ‘Nieuwe Kansen’, het
onderwijsachterstandenplan
1998-2002, van de gemeente Delft. In het
nieuwe
beleid wil de gemeente de financiering van ‘De Wissel’ anders
organiseren,
waardoor de bijdrage van de verschillende partners duidelijker
wordt.
2001
2002 2003 2004
Vaste bijdrage
Gemeente Delft 100 100 100 100
Inkoop/onderwijsservice 165 165 165 165
Bijdrage scholen )
Bijdrage regio-gemeenten ) nader te bepalen.
Bijdrage jeugdzorg )
Met een dergelijke opzet denken wij de ontwikkeling
naar een Onderwijsservice centrum te kunnen stimuleren.
TOTAAL: 265 265 265 265
RMC/SMC Het doel van de Regionale
Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig
schoolverlaten (RMC ) is te komen
tot:
1.Centrale melding en registratie van voortijdig
schoolverlaters.
2.Centrale intake en doorverwijzing en begeleiding.
3.Ontwikkelen regionale netwerken tussen onderwijs,
hulpverlening,
arbeidsvoorziening, jongerenwerk, politie, leerplicht, en anderen.
De
gemeente Delft is contactgemeente binnen de subregio Delft/Westland Pijnacker,
Nootdorp (SMC ). De resultaten van de SMC-functie worden zowel kwalitatief als
kwantitatief verwerkt in een jaarlijks actieplan en effectrapportage.
Vanaf 2000 zijn de rijksmiddelen voor de
RMC-functie geïntensiveerd.
Hierdoor
is er in regionaal verband een start gemaakt met RMC-Casemanagement, gericht op
de niet-leerplichtigen. Voor Delft is
dit uitgewerkt in het project ‘Een sluitende aanpak 16 -23 jarigen’
Middelen Vanuit rijksmiddelen is tot 2004 voor het SMC Delft
Westland/Oostland.
ƒ
234.000 beschikbaar.
· ƒ 74.000
Coördinatie, administratie, registratie en activiteiten.
·
ƒ 160.000 RMC-Casemanagement.
De gemeente vult dit bedrag aan met in totaal ƒ 155.000,-- , om de sector werk en inkomen
en het jongerenwerk in staat te stellen deel te nemen aan het project sluitende aanpak.
2001 2002 2003 2004
RMC 384 384 384 384
Deze
middelen zijn reeds opgenomen in de gemeentebegroting.
Sluitende
aanpak 16-23 jarigen De laatste jaren is het beleid van de
landelijke en lokale overheid erop gericht het aantal schoolverlaters dat
ongekwalificeerd op de arbeidsmarkt komt te verminderen. Het gaat daarbij om
jongeren in de leeftijd 16 tot 23 jaar, die bij het verlaten van de school niet aansluitend bij een andere onderwijsinstelling
worden ingeschreven en die nog niet over een
voldoende
startkwalificatie beschikken.
De zorg voor en opvang van jongeren die voortijdig de school verlaten,
dan
wel uitkeringsgerechtigd zijn, of geen betaald werk
hebben, heeft de nodige
aandacht in Delft. De gemeente Delft streeft in het
kader van Integraal
Jongerenbeleid , naar een sluitende aanpak.
Integrale aanpak De
integrale aanpak krijgt gestalte vanuit drie sectoren.
· Onderwijs.
· Maatschappelijk Zorg
· Jongerenwerk.
Het
project ‘Een sluitende aanpak 16-23 jarigen ‘ maakt onderdeel uit van het actieprogramma integraal jongerenbeleid.
Doelstelling De
gemeente Delft formuleert als doelstelling:
het behalen van een startkwalificatie.
Een voortijdig schoolverlater wordt als volgt aangeduid:
Iedere leerling c.q. jongere tot 23 jaar die
zonder startkwalificatie het
onderwijs verlaat.
In dit kader
wordt gesproken over risicoleerlingen:
Leerlingen die zonder bijzondere aandacht een
aanzienlijk risico lopen de
schoolloopbaan voortijdig te onderbreken, daardoor dreigen geen
startkwalificatie te behalen, waardoor zij zonder voldoende toerusting aan hun maatschappelijke loopbaan kunnen beginnen en als gevolg hiervan een
beroep doen op een uitkering, dan dan
wel geen betaald werk hebben.
De
gemeente Delft erkent echter dat het behalen van de doelstelling niet voor alle
jongeren in Delft realistisch is. Naast jongeren die cognitief niet in staat
zijn om een startkwalificatie te behalen, zijn er jongeren die te veel
psycho-sociale dan wel maatschappelijke belemmeringen ondervinden bij het
behalen van een startkwalificatie.
Juist om deze reden, streeft de gemeente Delft naar een sluitende
aanpak, waarbij jongeren worden gevolgd en begeleid of richting onderwijs, of
werk, of hulpverlening. Maatschappelijke participatie van jongeren staat
hierbij centraal.
Binnen
het project ‘Een sluitend aanpak voor 16-23 jarigen’ wordt case-management
ingezet om de jongeren te motiveren tot het behalen van een startkwalificatie.
Case-management kan worden omschreven als:
Een proces
waarbij op basis van een intake
gestelde diagnose met
betrekking
tot de capaciteiten en competenties van een leerling,
achtereenvolgens
instrumenten worden ingezet die gericht zijn op het
behalen
van de gewenste uitstroom.
De gewenste
uitstroom bezien vanuit de potenties en competenties van de leerling zijn:
·
Behalen van een startkwalificatie.
·
Bereiken van het maximaal haalbare positie in het onderwijs.
·
Bereiken van de maximaal haalbare positie op de
arbeidsmarkt.
Een uitvoerend team van case-managers wordt
samengesteld met als opdracht
1. Centrale
melding en registratie van voortijdig schoolverlaters, uitkeringsgerechtigden.
2. Centrale
intake en doorverwijzing.
3.
Begeleiding op basis van
handelingsplan.
Ten
aanzien van Melding en registratie kan worden gesteld dat voor het realiseren
van een sluitende aanpak het noodzakelijk is dat in aansluiting op de
systematiek van de Leerplichtwet ook de niet-leerplichtige voortijdig
schoolverlaters, uitkeringsgerechtigden, en jongeren zonder betaald werk
centraal worden geregistreerd.
Naast
het aspect van centrale registratie en centrale intake is coördinatie een
belangrijk aspect van de sluitende aanpak.. Coördinatie betekent in dit verband
het op elkaar afstemmen van de inspanningen van de diverse instanties die
betrokken zijn bij de teruggeleiding naar school, de doorgeleiding naar een
leerwerkplaats c.q. betaald werk of de toeleiding naar specifieke
hulpverlening.
De activiteiten worden gerealiseerd, vanuit RMC-beleidgelden. (zie
hiervoor).
Centrale Opvang Op 1 augustus 1999 is de Centrale Opvang voor het
voortgezet onderwijs
voortgezet onderwijs van start gegaan
.
Doelstelling
van de Centrale Opvang is dat de leerling op zijn/haar niveau het programma van
het regulier (voortgezet) onderwijs kan volgen.
Het
lesprogramma dat wordt aangeboden is een ‘smal pakket’, d.w.z. dat het leren
van Nederlands centraal staat.
Na het verlaten van de Centrale Opvang moet
de leerling in staat zijn de instructie te kunnen volgen in de groep in het
vervolgonderwijs.
De
sociale vaardigheden, zowel mondeling als in gedrag, moeten van dien aard zijn
dat de leerling in een groep kan functioneren.
De
leerling heeft bij het verlaten van de Centrale Opvang een vastgesteld minimaal
niveau Nederlands bereikt en ontvangt een onderwijskundig rapport.
Bestuurlijke kader. In het kader van het Gemeentelijk
Onderwijsachterstandenbeleid (GOA)
hebben de gemeente Delft en de besturen van de
scholen voor voortgezet
onderwijs in Delft, te weten het Grotius College, het
Sint Stanislascollege en
het
Christelijk Lyceum Delft, een convenant gesloten, dat de gezamenlijke
verantwoordelijkheid voor de Centrale Opvang van 12-
tot 18-jarige
anderstalige leerlingen regelt.
De praktische uitvoering vindt plaats op het Grotius
College.
Per jaar wordt een jaarverslag (inhoudelijk en
financieel) uitgebracht en aan
de schoolbesturen en gemeente ter goedkeuring
aangeboden.
Verdere ontwikkeling Gezien de ontwikkeling van het leerlingenaantal (
1-10-2000) van 145
wordt de komende periode de Centrale Opvang VO
voortgezet.
Daarnaast staat de verdere inhoudelijke ontwikkeling,
met als speerpunt het
Nederlands als tweede taal, centraal.
Vanuit het
GOA wordt inhoudelijke ondersteuning geboden.
Evenals in het primair onderwijs zal de Delftse
onderwijsmonitor gegevens
moeten opleveren over de effecten van het beleid. De
in- door- en
uitstroomgegveens zullen worden verzameld evenals het
uitstroomniveau en
de vervolgloopbaan.
Een knelpunt bij de Centrale Opvang voortgezet
onderwijs is de relatief
grote uitstroom van leerlingen, die niet opgevangen
kunnen worden binnen
het reguliere VMBO. Bijvoorbeeld omdat de leerlingen
te oud zijn om ineen
tweede leerjaar te plaatsen. Het vervolgtraject van
16 en 17 jarigen zal dan
ook gevonden moeten worden binnen het ROC.
Nader onderzoek zal hier meer duidelijkheid in moeten
brengen.
Middelen 2001 2002 2003 2004
410 410 410 410
Deze middelen zijn reeds opgenomen in de
gemeentebegroting.
Haalbaarheidsonderzoek naar Vanuit het samenwerkingsverband VO-SVO ( voortgezet onderwijs-speciaal
VSO-ZMOK in
Delft voortgezet onderwijs) is te kennen gegeven dat er in Delft behoefte is aan
een opvang voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen
(ZMOK).
Landelijke ontwikkelingen Het ZMOK-onderwijs
kent landelijk een behoorlijke groei, vooral in het
rond het zmok-onderwijs voortgezet
onderwijs. Sinds 1991 is het VSO-ZMOK gestegen van 3507
leerlingen
naar 5723 leerlingen in 1998.
Mede door deze groei
is er sprake van een wachtlijstproblematiek.
De
rijksinspectie heeft in 1999 landelijk onderzoek verricht naar de problematiek
van wachtlijsten in het speciaal onderwijs. De inspectie heeft geconstateerd
dat de wachtlijsten het omvangrijkst zijn bij scholen, die bestemd zijn voor
leerlingen met gedragsstoornissen. Als mogelijke oorzaken van de wachtlijsten
noemt de inspectie het wachtlijstbeleid van de scholen, de weglek vanuit de
samenwerkingsverbanden primair onderwijs, de toename van psychiatrische
problematiek, de instroom vanuit het voortgezet onderwijs en de
personeelsproblematiek in het onderwijs voor zeer moeilijk opvoedbare leerlingen.
De
wettelijk verplichte vorming van de Regionale Expertise Centra (REC’s) betekent
dat o.a. dat scholen voor Zeer moeilijk Opvoedbare kinderen onder een regionaal
bestuur vallen.
Dit
bestuur is onder meer verantwoordelijk voor de regionale spreiding van de
ZMOK-scholen.
De
onderwijswethouders van Zoetermeer en Delft hebben afgesproken dat een eerste
verkenning naar de mogelijkheden om een lesplaats ZMOK-onderwijs te starten,
gezamenlijk wordt uitgevoerd. Het gaat hier om een ZMOK-voorziening gericht op
het VMBO.
Conclusies verkennend Een eerste onderzoek is in middels afgerond.
onderzoek De belangrijkste
conclusies uit dit onderzoek zijn:
· Er zijn voldoende Delftse leerlingen om een lesplaats
VSO-ZMOK voor 5 groepen in Delft te starten
· De nieuwe wetgeving maakt het mogelijk dat, in
tegenstelling tot nu toe, nieuwe ZMOK-lesplaatsen opgericht worden.
· Er zijn
aanvullende financiële middelen,
voor exploitatie en huisvesting, nodig.
· Het bestuur van de VSO-ZMOK school, de Pleyzierschool
in Den Haag staat positief ten opzichte
van de intenties van de gemeente Delft om een zmok lesplaats te gaan
realiseren.
Vervolgstappen Een vervolg
onderzoek, in samenwerking met de gemeente Zoetermeer, is
noodzakelijk. Dit onderzoek zal vooral gericht zijn
op de praktische haalbaarheid (
inhoudelijk, financieel, personeel en mogelijke locatie voor een vestiging in
Delft)
Op basis daarvan zal het REC Haaglanden accoord
moeten gaan met het
vestigen van een lesplaats in Delft
De
omringende, mogelijke belanghebbende REC’s zullen een verklarting van ‘geen
bezwaar’ moeten afgeven.
De gemeente Delft zal met de gemeente Den Haag moeten
onderhandelen
over
het doorgeven van huisvestingsmiddelen, die voor de categorie vso - zmok
leerlingen bij de gemeente Den Haag worden ontvangen.
Ook
zal bezien worden of het oprichten van een lesplaats in Delft effect heeft
op
de uitgaven voor leerlingenvervoer. De revenuen daarvan zouden ingezet kunnen
worden voor de dekking van de extra financiën, die nodig zijn voor het
inrichten van een lesplaats.
Op
basis van een haalbaarheidsrapport zal definitief besloten kunnen worden over
de komst van een vso-zmok nevenvestiging naar Delft.
Middelen 2001 2002 2003 2004
30 30 pm pm
Hoofdstuk 2 De Brede School
Inleiding In 1996 werd er voor het eerst in Delft gesproken
over de mogelijkheden tot
het vormgeven van een zogenaamde Vensterschool .
Vanuit Groningen waren daartoe de eerste berichten in Nederland doorgedrongen.
Het Groningse Vensterschool-concept was erop gericht om met name in
achterstandswijken een aantal nieuwe initiatieven te kunnen nemen, die een
goede bijdrage zouden kunnen bieden aan het wegwerken van
(onderwijs)achterstanden, het versterken van de relatie gezin-school en buurt ,
het maken van koppelingen tussen opvoedingsondersteuning en onderwijs . Een
belangrijk uitgangspunt daarbij was verder, dat de onderwijsgevenden zich op
hun kerntaak: geven van onderwijs,
zouden moeten kunnen concentreren.
Bij het aantreden van ons college zijn wij gaan
nadenken over de Delftse variant van de Vensterschool, verder aangeduid als De
Brede School.
Daarbij is enerzijds aangesloten bij de gedachten,
die daarover bestonden in Groningen en in andere plaatsen.
Maar in Delft is nadrukkelijk gekozen voor een eigen
Delftse doelstelling en ontwikkeling van de Brede School-aanpak.
In 2000 vonden een aantal voorbereidende activiteiten
plaats.
Zo is er een onderzoek geweest naar de mogelijkheden
van vormgeving van de Brede School in Delft bij scholen, kinderopvang
-instellingen en programma-aanbieders.
Er is een conferentie gehouden en op basis van een
groot aantal gegevens is in het najaar van 2000 een Plan van Aanpak opgesteld,
een projectorganisatie ingericht en zijn via het EZH-project ‘Meer zorg en
activiteiten rond scholen’ middelen vrijgemaakt voor een verantwoorde
uitvoering van het Plan van Aanpak.
Hierna zal daarvan verslag worden gedaan. Omdat het
Plan van Aanpak
slechts de eerste periode van dit OBP aangaat,
kondigen wij aan dat een vervolgplan in de loop van 2002 zal verschijnen,
waarbij de ervaringen in de eerste projecten zullen worden verwerkt.
Doelstelling
Brede School De doelstelling is als volgt omschreven:
‘wijkgericht meer samenhang brengen tussen
onderwijs, kinderopvang,
jeugdbeleid, culturele, sportieve en opvoedingsondersteunende
activiteiten met als doel de ontwikkelingskansen van kinderen te verbeteren’.
Centraal staat in de doelstelling dat het gaat om een
kwalitatieve verbetering van de ontwikkelingskansen van de kinderen. In principe bedoeld voor alle kinderen. Anders
dan in Groningen niet alleen bedoeld voor kinderen in achterstandssituaties..
Hoewel ook in Delft er wel vanuit gegaan wordt dat de activteiten juist voor
het Kansenbeleid van essentiële betekenis kunnen zijn.
In Delft kan op termijn elke school, die dat wil in
de wijk betrokken worden bij de uitvoering van het Brede School-programma.
Het is goed om ook hier even bij stil te staan.
Nadrukkelijk spreken wij van een Brede School-programma en niet van een Brede
School.
Natuurlijk is het mooi als je in de huisvesting een
aantal nieuwe ontwikkelingen kunt samenbrengen. Maar het is niet een
noodzakelijke voorwaarde om de Brede School - gedachte tot uitvoering te
brengen.
Het gaat om programma activiteiten ,die op meerdere plaatsen
in de wijk tot uitvoering komen.
In scholen, buurthuizen, peuterzalen , speelplaatsen
en kindertuinen.
Natuurlijk wel in samenhang, goed gecoördineerd en
planmatig.
Met de Brede School gedachte wordt getracht aan te
sluiten bij een groot aantal maatschappelijke behoeften en ontwikkelingen. Het
gaat daarbij om:
·
meer activiteiten voor
alle kinderen en jongeren in hun wijk;
·
het kunnen verminderen
en wegwerken van sociaal - emotionele problematiek bij kinderen en jongeren;
·
het voorkomen en
wegwerken van (onderwijs) achterstanden;
·
het verzorgen van een
sluitende en kwalitatief goede dagopvang voor kinderen van alleenstaande ouders
en een toenemd aantal tweeverdieners.
Schematisch gesproken ziet de Delftse aanpak er aldus
uit:
KIND WIJK GEBOUWEN
kind & programma relatie met combinatie
van
1. sport, cultuur,ict ,etc1. Wijkactiviteiten
gebouwde voorzieningen
INHOUD 2. Zorg & 2. Jongerenwerk
Opvoedings-ondersteuning
ORGANISATIE wijkclusters van scholen wijknetwerken breed bouwoverleg
en
kinderopvang
wijkwerkgroepen mee in ontwikkeling onderwijs
scholen buurt-en wijkwerk kinderopvang
VOORBEREIDING kinderopvang jongerenwerk buurtaccomodaties
ouders grondzaken
programma-aanbieders ruimtelijke ordening
Plan van Aanpak In oktober 2000
is het Plan van Aanpak voor het Brede School-programma
voor
de periode 2000 - 2001 vastgesteld. Samengevat
worden de volgende
activiteiten ondernomen:
Stedelijk
niveau
In het voorjaar van 2001 worden op stedelijk niveau
de kaders voor de
activteitenprogramma’s, die wijkgericht uitgevoerd gaan worden opgesteld.
Gedacht wordt aan een volgende opstelling:
Basisprogramma:
In het basisprogramma worden activteiten opgenomen,
die in principe in alle wijken structureel aangeboden zullen gaan worden. Het
is als het ware een kernprogramma van vooral onderwijs- en
opvoedingsondersteunende
functies. In dit kernprogramma worden activiteiten betrokken, die vooral
gericht zijn op het voorkomen en verkleinen van onderwijsachterstanden en het
bieden van (preventieve) zorg bij opvoedings- en gezondheidsproblemen.
Daarbij valt te denken aan het werk van
consultatiebureau’s, de jeugdgezondheidszorg, opvoedingsadvieswerk,
schoolgericht maatschappelijk werk en grote delen van het GOA-beleid. Ook het
nieuwe beleid inzake de voor-en vroegschoolse educatie zal in het basisprogramma
worden opgenomen.
In overleg met de instellingen in de wijk wordt er
onderzocht of er integratie van functies kan plaatsvinden in
ouder-kind-zorgteams per wijk.
Menu-programma:
Het menuprogramma lijkt sterk op het huidige
naschoolse aanbod van vooral culturele activiteiten, zoals dat door de Vrije
Academie op de GOA-scholen wordt aangeboden.
In het Brede School-kader zal verbreding van dit
aanbod gaan plaatsvinden naar alle wijken en alle scholen en kinderopvang -
instellingen, die daarin willen participeren.
Een verdere verbreding vindt plaats naar de aard van
de activiteiten. Naast de culturele activiteiten, zal ook een sport- , NME- en
een ICT-aanbod worden ontwikkeld.
Voor deze activiteiten wordt vanuit de
onderwijsbegroting ƒ 50.000 extra beschikbaar gesteld.
Vrije
activiteiten:
Het is de bedoeling dat iedere wijk de beschikking
krijgt over een budget, waar een wijkwerkgroep zelf ideeën voor kan inbrengen.
Wijkniveau
In augustus 2001 zal het Brede Schoolproject echt uit
de startblokken gaan.
Een ambitieus project. In Delft is gekozen voor een
beheerste start, waarbij de ervaringen in de eerste wijken nadrukkelijk kunnen worden betrokken
bij de voortgang naar andere wijken in 2003.
De planning is als volgt:
2001 Start
in Voorhof en Buitenhof;
2002 Start
in Tanthof en Vrijenban;
2003 Vervolgstart
in de Binnenstad, Hof van Delft en Wippolder.
Om de programma’s te kunnen ontwikkelen zullen er per
wijkprogrammamakelaars worden
aangesteld.
Zij zullen samen met scholen, instellingen , ouders
en kinderen uit de wijken een
wijkactiviteitenprogramma gaan opstellen.
Dit programma moet passen binnen het richtinggevend
kader en de beoordelingscriteria, die op stedelijk niveau zullen worden
opgesteld.
Omdat het ook belangrijk is, dat de beheersfunctie
goed wordt vervuld zal er bij de uitgifte van
In-en Doorstroom - banen (I/D- banen) een vijftal banen gereserveerd
worden voor het vervullen van beheerstaken.
Bijvoorbeeld als er ‘s avonds in de computerruimte
van een school cursussen gegeven worden, dan zal alleen, die ruimte
toegankelijk en verwarmd moeten zijn. De computers moeten opgestart worden en
weer afgesloten en na afloop moet de ruimte weer netjes worden opgeleverd voor
schoolgebruik de dag daarop. De I/D - banen zullen voor een adequate vorm van
beheer ingezet kunnen gaan worden.
Meer zorg en activteiten De middelen voor
de uitvoering van het Brede Schoolprogramma komen
rond scholen vooral uit het EZH -project ‘Meer zorg en
activiteiten rond scholen’ In dit
project staat nog een activiteiten benoemd, die in relatie staan tot het Brede
Schoolprogramma:
Spelontwikkeling
Delftse kinderen
Om de spelontwikkeling van Delftse kinderen te
stimuleren worden middelen beschikbaar gesteld voor de inrichting van de
Delftse schoolpleinen.
Iedere school kan een plan indienen voor de
inrichting van het schoolplein, onder de voorwaarde, dat de school zelf
investeert. De gemeente verdubbelt de schoolinvestering tot maximaal een bedrag
van ƒ 20.000,=
De speelplaats zal ook open toegankelijk moeten zijn
voor de wijk.
Dit actiepunt wordt gekoppeld aan het Brede
School-project, omdat de meerwaarde van dit beleid is gelegen in de koppeling
aan ander beleid, zoals het speelplekkenbeleid en investeren in de wijken
Huisvesting en Brede School Zoals al eerder is
aangegeven, is de uitvoering van de Brede School niet
in de eerste plaats afhankelijk van de
beschikbaarheid van een
multi-functioneel gebouw.
Het programma kan in bestaande gebouwen van diverse
aard en soort worden uitgevoerd.
Wel is het zo, dat toekomstgericht bij nieuwbouw en
ingrijpende verbouwingen, rekening
gehouden gaat worden met de mogelijke uitvoering van het Brede Schoolprogramma
.
De projectgroep Brede School zal daarvoor een
programma van eisen gaan ontwikkelen.
Omdat de bouwactiviteiten zich de komende jaren op
diverse plaatsen in de stad voordoen, zal bij de bouwprojecten steeds gekeken
worden welke gebouwelijke samenhang kan worden gerealiseerd en in hoeverre
functies van bijvoorbeeld scholen en kinderopvang in relatie tot
opvoedingsondersteuning , ook gebouwelijk kunnen worden samengebracht.
De huisvestingsactiviteiten vormen een apart spoor
binnen het project de Brede school en zijn niet één op één gekoppeld aan de
startjaren van de onderscheiden wijken.
Middelen 2001 2002 2003 2004
EZH-project
‘Meer
zorg en
activiteiten
rond
scholen 350 350 350 350
Programmagelden 50 50 50
50
ICT-voorzieningen 150 150 150 150 Totaal: 550 550 550 550
In de lopende begroting staat al jaarlijks ƒ 50.000
opgenomen.
Daarnaast
worden via andere gemeentelijke begrotingsposten
investeringsbedragen
beschikbaar gesteld, zoals de
Meerjaren Raming
Stadvernieuwing
(MRSV),Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing(ISV), Huisvestingsmiddelen
Onderwijs:
2001 2002 2003 2004
3950 1450
950 950
Hoofdstuk 3 Scholen voor de toekomst
Inleiding In onze
huidige moderne informatiemaatschappij is ICT (Informatie en
Communicatietechnologie) niet meer weg te denken. Zo heeft bijvoorbeeld in de
nautische wereld - om in het licht van dit OBP te blijven - de intrede van
digitale communicatiemiddelen de laatste jaren een vlucht genomen. Elk modern
schip is tegenwoordig uitgerust met moderne navigatie-apparatuur, waarbij via
satellietverbindingen gecommuniceerd, maar ook de koers bepaald en aangehouden
kan worden. Ook in het bedrijfsleven en in
huishoudens is het gebruik van moderne communicatiemiddelen als
computers en het werken met internet steeds meer gemeengoed. Dit heeft
uiteraard invloed op het onderwijs,
waarvan één van de belangrijkste functies is kinderen voor te bereiden op de
moderne samenleving en hen de kennis en vaardigheden bij te brengen om hierin
optimaal te kunnen functioneren. Het gebruik van ICT in het onderwijs zorgt
ervoor dat kinderen kunnen kennismaken en vertrouwd raken met de verschillende
gebruiks-/communicatiemogelijkheden van ICT. Daarnaast kan ICT een belangrijke
bijdrage leveren aan onderwijsvernieuwing en -versterking zoals onderwijs op
maat, waarbij leerlingen in eigen tempo en ook zelfstandig kunnen werken.
Helaas
hebben de ICT-ontwikkelingen binnen het onderwijs geen gelijke tred gehouden
met die in andere sectoren. De Delftse scholen vormen hierop geen
uitzondering,waardoor er op ICT-gebied de komende jaren dus nog ‘vele bakens
verzet’ moeten worden.
Ontwikkelingen:
beleid rijksoverheid De rijksoverheid heeft genoemde achterstanden onderkend. Zo is ter bevordering van de integratie van ICT in het onderwijs in het uitwerkingsplan ’Onderwijs on line, verbindingen naar de toekomst’ (juli 1999) incidenteel 670 miljoen en structureel 250 miljoen gulden beschikbaar gesteld. Inmiddels zijn hierop vanuit de Tweede Kamer diverse aanvullingen gekomen, waardoor de structurele vergoedingen die de scholen ontvangen voor de invoering van ICT er per december 2000 als volgt uitzien (bedragen per leerling per jaar):
1999 2000 2001 2002 e.v.
primair onderwijs: f 40,-- f 125,-- f 129,50 f 129,50
99/00 00/01 01/02 02/03 e.v.
voortgezet onderwijs: f 100,-- f 125,-- f 129,50 f 129,50
In zowel PO als VO is bovendien een extra bedrag van f 36,-- per leerling per jaar (met ingang van 2000) toegekend ter besteding aan de modernisering van leermethoden en/of ICT-voorzieningen.
Naast
deze structurele ICT-vergoeding voor de scholen investeert de rijksoverheid
bovendien in het stimuleren van de ontwikkeling van methoden, educatieve
software en scholingsmogelijkheden.
Kennisnet Verder is één van speerpunten in het
ICT-onderwijsbeleid van de rijksoverheid
de aansluiting van alle scholen, bibliotheken en musea op Kennisnet, een
landelijk digitaal onderwijsnetwerk. Hier is veel relevante onderwijsinformatie
te vinden en via Kennisnet kan met elkaar gecommuniceerd worden. Hiertoe biedt
Kennisnet toegang tot Internet en via webmail kunnen alle leerlingen vanaf
groep 5 van de basisschool en hun leerkrachten vanaf elke plek op de wereld en
op ieder tijdstip e-mailen. Om van de diensten van Kennisnet gebruik te kunnen
maken, ontvangen de scholen in zowel het PO als VO een structurele vergoeding
van respectievelijk f 24,25 en f 23,-- per leerling per jaar. Bovendien
ontvangen de scholen een eenmalige vergoeding van f 3000,-- voor de bekostiging
van eventuele aanpassingen die nodig zijn om de Kennisnetapparatuur in de
school te plaatsen.
Bovengenoemde
rijksbijdrage is een goede stap in de richting, maar is helaas niet voldoende
om alle kosten te vergoeden die zijn verbonden aan een professionele invoering
van ICT op de scholen. Daarmee kunnen zij nooit de noodzakelijke inhaalslag
maken en zullen op dit terrein dus blijven achterlopen. Aanvullend gemeentelijk
beleid is derhalve gewenst.
Gemeentelijk
ICT-beleid De gemeente Delft heeft - in het kader van Delft Kennisstad -
al eerder de ambitie uitgesproken op het gebied van ICT in het onderwijs
initiatieven te willen nemen, zodat onderwijsinstellingen in Delft ICT in het
onderwijs snel, efficiënt en optimaal kunnen inzetten. Hiertoe is een aantal
relevante Delftse partijen bij elkaar gebracht om via een discussie- en
afstemmingsplatform te komen tot een Delftse ICT Afspraak (DIA) voor het
onderwijs. Het DIA-platform is inmiddels een officiële werkgroep onder LOKABEL,
het besturenoverleg van de Delftse scholen. Naast de schoolbesturen zijn de
vakteams Onderwijs en ICT van de gemeente Delft, de Delftse bibliotheek en
Onderwijs Advies West Zuid-Holland in het platform vertegenwoordigd.
Bij
de uitwerking van het ICT-beleid voor het Delftse onderwijs is vanuit DIA al
snel een onderscheid gemaakt tussen het beleid voor het primair onderwijs en
het voortgezet onderwijs. Reden hiervoor is het verschil in uitgangsposities,
knelpunten, wensen en eisen op het gebied van ICT tussen het primair en
voortgezet onderwijs.
DIA in het
primair onderwijs Gezien de schaalgrootte van de individuele
basisscholen is samenwerking bij de integratie van ICT in het primair onderwijs
essentieel. Door samenwerking worden schaalgroottevoordelen behaald, zoals
inkoopvoordelen, bundeling van kennis en efficiënt beheer en onderhoud.
Hiervoor is een bepaalde mate van standaardisatie noodzakelijk.
Derhalve
is bij de uitwerking van het ICT-beleidsplan voor het Delfts primair onderwijs
uitgegaan van de doelstelling van DIA, namelijk te komen tot een gezamenlijke
aanpak en het ontwikkelen van een gezamenlijke standaard voor
ICT-basisvoorzieningen als pc’s, randapparatuur, servers,
(netwerk)infrastructuur, besturingssoftware en beheer/onderhoud voor het
Delftse onderwijs. Focus van DIA ligt dus op de ICT-basisvoorzieningen.
Vanuit het onderwijsveld is met name
aangegeven dat DIA ervoor zou moeten zorgdragen dat alle scholen in Delft over
moderne ICT-basisvoorzieningen (inclusief beheer) beschikken om ICT ook
daadwerkelijk professioneel in de lespraktijk te kunnen invoeren. De educatieve
toepassing van ICT, de ICT-scholing van personeel en de keuze en aanschaf van
educatieve software worden gezien als schoolspecifieke zaken.
ICT-basisvoorzieningen Wat
de ICT-basisvoorzieningen betreft is uitgegaan van de uitgangspunten, die het
ministerie van OCW heeft gehanteerd voor de voorhoedescholen. Hiermee komen
alle scholen in het primair onderwijs in Delft te beschikken over dezelfde
ICT-basisvoorzieningen, zodat de uitgangspositie van alle scholen op het gebied
van ICT in het Delftse onderwijs dezelfde is.
Concreet
betekent dit dat alle Delftse scholen komen te beschikken over een intern
computernetwerk inclusief server, moderne multimedia pc’s in een verhouding van
1 multimedia pc per 10 leerlingen en 1 randapparaat (printer, scanner, etc.)
per tien pc’s. Bovendien ontvangen de scholen een financiële vergoeding voor de
aanschaf van educatieve software en voor de scholing van het personeel.
Daarnaast krijgen alle scholen
toegang tot Kennisnet, waarmee de scholen toegang hebben tot het wereldwijde
internet inclusief e-mail-faciliteiten voor leraren en leerlingen.
Centraal
beheer/onderhoud Een belangrijk knelpunt voor een goede,
structurele integratie van ICT in het primair onderwijs is professioneel beheer
en onderhoud. Vanwege de schaarsheid aan technische expertise en om de
continuïteit te kunnen waarborgen is derhalve gekozen voor een gezamenlijke/centrale
beheersorganisatie. Het vakteam ICT van de gemeente Delft zal deze centrale
beheers/onderhoudsfunctie voor het Delfts primair onderwijs vervullen.
Clustergewijze
uitrol De uitrol vindt clustergewijs - per 6 à 7 scholen -
plaats. Het eerste cluster scholen is gestart in september 2000. Hierbij vindt
eerst een intake- en bewustwordingstraject op de school plaats met als doel om
gezamenlijk - met directie en het team - te komen tot een schoolspecifiek
ICT-plan, waaarbij op basis van de educatieve visie op het gebruik van ICT in
de school het implementatietraject direct tot uitvoering gebracht kan worden.
Hierna wordt de netwerkinfrastructuur aangelegd en worden vervolgens de
computers en randapparatuur geplaatst. Tevens wordt zorggedragen voor een
adequaat ICT-scholingstraject voor leerkrachten en ICT-coördinatoren.
Augustus
2002 moeten alle Delftse scholen volgens dit scenario zijn voorzien van
genoemde ICT-basisvoorzieningen.
DIA in het
voortgezet onderwijs In het voortgezet onderwijs kan ICT met name een
belangrijke bijdrage leveren aan onderwijsvernieuwing, zoals de tweede fase
, het studiehuis en digitale
internationaliseringsprojecten. Echter, door de beperkte financiële
mogelijkheden hebben de ICT-ontwikkelingen binnen het voortgezet onderwijs geen
gelijke tred gehouden met die in andere sectoren.
Ook
op hogescholen en universiteiten is het automatiseringsniveau vele malen hoger.
Hierdoor missen de VO-scholen en haar leerlingen op automatiseringsgebied de
aansluiting op deze vervolgopleidingen.
Met de beperkte financiële middelen hebben de drie
Delftse scholengemeenschappen in het voortgezet onderwijs ieder in eigen tempo
inmiddels een bepaald - nog wel beperkt - automatiseringsniveau opgebouwd.
Verder is de schaalgrootte van de drie Delftse VO-scholen dusdanig, dat inkoop,
kennisopbouw en beheer/onderhoud op de scholen zelf reeds is georganiseerd.
Standaardisatie zal derhalve in het voortgezet onderwijs per scholengemeenschap
plaatsvinden. Bij de uitwerking van het ICT-beleid voor het Delfts voortgezet
onderwijs in DIA is vanuit het onderwijsveld met name aangegeven dat de
gemeente Delft zou moeten zorgdragen voor de middelen, waardoor de VO-scholen
allen over moderne ICT-basisvoorzieningen komen te beschikken, waarmee zij een dusdanig
automatiseringsniveau bereiken dat de eerdergenoemde kloof met andere sectoren
cq vervolgopleidingen gedicht kan worden.
ICT-basisvoorzieningen Aangezien
in het voorhoedetraject geen gespecificeerde normeringen voor
het voortgezet onderwijs zijn gedefinieerd, is
allereerst uitgegaan van de
ICT-basisvoorzieningen in het primair onderwijs.
Echter, de eisen die in het voortgezet onderwijs aan het automatiseringsniveau
worden gesteld zijn niet geheel vergelijkbaar met die in het primair onderwijs.
Zo worden vanwege de schaalgrootte van de drie scholengemeenschappen (met elk
meerdere gebouwen) andere (hogere) eisen gesteld aan onder meer de
administratie en het beheer alsook de inrichting van de interne netwerken.
Bovendien is het gebruikersniveau van de leerlingen hoger, waardoor ook hogere
eisen worden gesteld aan de educatieve software en bijvoorbeeld de beveiliging
van de hard- en software. Op basis van deze ICT-norm is een berekening van de
benodigde investeringen gemaakt.
Fasegewijze implementatie Alleerst vindt op elke
school een zogeheten nulmeting plaats ter vaststelling
van
de reeds gerealiseerde en derhalve tevens nog benodigde ICT-voorzieningen per
school om aan genoemde ICT-norm te voldoen. Aangezien de 3 scholen al een
bepaald automatiseringsniveau hebben opgebouwd, resteert er van de
oorspronkelijk benodigde ICT-norminvestering derhalve nog een bepaald bedrag
(dat voor iedere school verschillend zal zijn). Deze resterende ICT-middelen
dienen de scholen naar eigen inzicht en prioriteitstelling te besteden aan
extra ICT-voorzieningen met als voorwaarde dat minimaal 50% daarvan bestemd
wordt voor ICT-voorzieningen voor het onderwijs in de beroepsvoorbereidende
afdelingen. Bovendien dient de school vooraf ter goedkeuring aan de gemeente
aan te geven aan welke ICT-voorzieningen deze resterende middelen besteed
zullen worden.
Het
gewenste automatiseringsniveau dient voor 1 augustus 2002 gerealiseerd te zijn
op de Delftse VO-scholen.
Benodigde
middelen Om genoemde ambitieuze doelstellingen van DIA in het
primair en voortgezet onderwijs te kunnen realiseren zijn forse investeringen
noodzakelijk, die bekostigd worden door een gezamenlijke inzet van
schoolbestuurlijke en gemeentelijke middelen. De Delftse schoolbesturen zetten
een fors deel van hun ICT-rijksvergoeding in, waarbij voor de resterende
benodigde investeringen een financiële aanvraag is ingediend - en inmiddels ook
gehonoreerd - uit de EZH-gelden van het project 'Scholen voor de toekomst'.
EZH-project:
Scholen
voor de Toekomst De ontwikkeling van het Delftse
ICT-onderwijsbeleid heeft een forse impuls gekregen door de beschikbaarstelling
van f 10 miljoen vanuit de EZH-gelden voor het project ‘Scholen voor de
toekomst’. Onder dit project vallen 6 deelprojecten die allen betrekking hebben
ICT en Techniek in het Delftse onderwijs.
In
het project ‘Scholen voor de toekomst’ is voor de realisatie van het ICT-beleid
in het primair en voortgezet onderwijs in totaal ruim 7,5 miljoen gulden
beschikbaar gesteld (dit bedrag is inclusief reservering van f 2 miljoen als
bijdrage in de vervangingskosten en de beheerskosten na 2003).
De
overige beschikbare f 2,5 miljoen gulden is bedoeld voor de koppeling van ICT
en De Brede School en de koppeling van ICT en Techniek.
ICT en
Brede School De gemeente streeft ernaar de via DIA te realiseren
moderne ICT-voorzieningen op de Delftse scholen zo optimaal en efficiënt mogelijk
te gebruiken. Zo kunnen de ICT-voorzieningen op de scholen ook na schooltijd
worden ingezet voor educatie en edutainment aan een bredere doelgroep, zoals
kinderen en ouders uit de wijk. Derhalve wordt in het project 'Scholen voor de
toekomst' ook f 0,6 miljoen over een periode van 4 jaar ter beschikking gesteld
voor ICT-activiteiten in de verlengde schooldag, waarmee een koppeling wordt
gelegd tussen de kernthema's ICT en Brede School. Verder uitwerking van dit
traject vindt plaats via de projectgroep Brede School.
ICT en
Techniek In het kader van Delft Kennisstad heeft het
gemeentebestuur tevens de wens uitgesproken het technisch onderwijs een beter
imago te geven. Jaarlijks kiezen te weinig leerlingen voor technische
opleidingen, waardoor een tekort aan goed opgeleide mensen in de technische
beroepssector is ontstaan. Met name in Delft met de vele kennisintensieve
bedrijven en de gerenommeerde TU Delft op haar grondgebied is dit een
zorgwekkende ontwikkeling. Een van de redenen voor het minder goede imago van
de technische opleidingen is dat op de scholen veelal wordt gewerkt met sterk
verouderde apparatuur, waardoor tevens een goede aansluiting met de praktijk
ontbreekt. Moderne computergestuurde apparatuur om mee te werken en
geavanceerde software voor computersimulaties zijn nodig om het vak Techniek
voor jongeren weer interessant te maken. Derhalve is in het project ‘Scholen
voor de toekomst’ een bedrag van f 1,5 miljoen gereserveerd voor de koppeling
ICT en Techniek. Hieruit wordt onder meer een reeds bestaand initiatief om de
technische beroepsopleidingen onder de leerlingen uit de hoogste groepen van
het Delfts primair onderwijs te promoten, namelijk de 'Beroepsonderwijsdag
Delft', gesubsidieerd. Bovendien wordt een initiatief als Technotalent nader
onderzocht. De verdere uitwerking van dit traject zal plaatsvinden in nauwe
samenwerking met de drie Delftse VO-scholen. Participatie van het Delftse
bedrijfsleven zal hierin een belangrijke plaats krijgen.
Educatieve
ICT-projecten In het ambitieuze Delftse ICT-onderwijsbeleid worden
forse investeringen gedaan in een professionele ICT-infrastructuur op de
scholen. Daarbij is het uiteraard wel de bedoeling dat deze moderne
ICT-voorzieningen ook daadwerkelijk gebruikt worden in de dagelijkse
lespraktijk. Allereerst zullen hiertoe de leerkrachten over voldoende
ICT-kennis en vaardigheden moeten beschikken. Binnen DIA is dan ook voorzien in
een ICT-scholingstraject voor leerkachten en ICT-coördinatoren. Om het gebruik
van ICT in de lessen verder te stimuleren wil de gemeente een aantal educatieve
projecten ondersteunen en aanbieden aan de Delftse scholen, zodat leerkrachten
via deze ‘good practice’-projecten gestimuleerd worden tot het gebruik van ICT
in hun lessen en ook zelf inspiratie kunnen opdoen. Verder gaan de
ontwikkelingen op de softwaremarkt zo
snel dat het niet te doen is voor individuele leerkrachten of scholen om dit
allemaal zelf bij te houden. Daarom wordt in samenwerking met Onderwijs Advies
en de Delftse bibliotheek onderzocht of een Delftse Onderwijsmediatheek
realiseerbaar is. Hier zou het Delftse onderwijsveld terecht moeten kunnen voor
demo’s van en advies over de nieuwste onderwijssoftware.
Communicatie
en digitale
informatie-uitwisseling Het vakteam Onderwijs van de gemeente Delft beschikt over veel
informatie die van belang is voor diverse doelgroepen als het onderwijsveld,
ouders, leerlingen en collega-gemeenten. En vice versa beschikt het
onderwijsveld over informatie die van belang is voor de gemeente. De opzet van
een Delftse onderwijsportal is één van de instrumenten om deze gemeentelijke
informatie betere te ontsluiten cq. toegankelijker te maken. Daarnaast kan door
koppeling van de leerlingadministraties op de scholen met de
leerplichtadministratie van de gemeente een efficiëntere wijze van
gegevensuitwisseling plaatsvinden.
Delftse
Onderwijsportal Doelstelling van de Delftse onderwijsportal is door
gebruikmaking van Internet de communicatie tussen de gemeente en het
onderwijsveld te verbeteren cq. professionaliseren. De te ontwikkelen
onderwijsportal is te gebruiken voor algemene informatie over het
onderwijsaanbod in Delft en andere relevante onderwijs(beleids)informatie die
voor iedereen toegankelijk is. Later kan hieraan ook specifieke informatie
worden toegevoegd via het extranet. Het extranet is een stukje van het Internet
dat is beveiligd/afgeschermd en dat speciaal wordt gereserveerd voor specifieke
doelgroepen. Zo kan via het extranet bijvoorbeeld tussen gemeente en
onderwijsveld gecommuniceerd worden over te ontwikkelen beleid.
De
opzet van de onderwijsportal is inmiddels gereed en de komende maanden wordt
gewerkt aan de verdere concretisering en invulling ervan.
Digitalisering
gegevensuitwisseling Momenteel vindt reeds gegevensuitwisseling plaats tussen het
onderwijsveld en de gemeente, zoals het doorgeven van in- en uitschrijvingen op
de scholen, telgegevens, etc. Hierbij worden de betreffende gegevens vaak uit
de leerlingadministratie uitgeprint en opgestuurd naar de gemeente, waarna deze
weer in de gemeentelijke leerplichtadministratie worden ingevoerd.
Door
de schooladministraties te koppelen met de leerplichtadministratie kan deze
gegevensuitwisseling gedigitaliseerd plaatsvinden. Dit zal tot tijdbesparing en
een efficiëntere werkwijze leiden. Deze gedigitaliseerde gegevensuitwisseling
kan via Internet gerealiseerd worden, maar vanwege het vaak privacygevoelige
karakter van deze gegevens moet hierbij uiteraard gezorgd worden voor voldoende
beveiliging. Bovendien moeten de administraties zodanig zijn ingericht dat de
data zonder problemen geconverteerd en ingelezen kunnen worden.
Standaardisering/uniformering van de schooladministraties is derhalve gewenst
en hiermee is in het DIA-traject ook reeds rekening gehouden. De komende
periode zal nader onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheden en
randvoorwaarden van digitale gegevensuitwisseling.
Delftse
onderwijsmonitor Digitalisering en uniformering van
gegevensuitwisseling tussen het onderwijsveld en de gemeente is tevens een van
de randvoorwaarden voor de opzet van
de Delftse onderwijsmonitor (zie hoofdstuk 5).
.Middelen
School voor de toekomst |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
|
|
|
|
|
|
Ict in het
primair onderwijs |
1500 |
1500 |
500 |
|
|
Ict in het
voortgezet onderwijs |
1700 |
500 |
|
|
|
Investeren in
techniek |
500 |
500 |
500 |
|
|
Reservering
voor periode 2004 t/m 2007 |
|
|
|
2000 |
|
Educatieve projecten w.o. soundbox |
70 |
70 |
20 |
20 |
|
Beroepenmanifestatiedag |
15 |
15 |
15 |
15 |
|
Onderwijsportal |
35 |
35 |
35 |
35 |
|
Koppeling
registraties scholen/gemeente |
100 |
50 |
50 |
50 |
|
|
|
|
|
|
|
Totaal school voor de toekomst |
3920 |
2670 |
1120 |
2120 |
|
|
|
|
|
|
|
Hoofdstuk 4 Impulsen voor personeelsbeleid.
Inleiding Het
vervullen van vacatures in het Delftse onderwijs levert grote problemen op. Dit
bedreigt de kwaliteit van het onderwijs. Prognoses van het ministerie geven aan
dat de schaarste aan onderwijsgevenden in het primair en voortgezet onderwijs
in de periode 2001-2004 nog verder zal toenemen. Samen met de schoolbesturen
wil de gemeente Delft in het kader van het lokaal onderwijs beleid activiteiten ontwikkelen om het werven en behouden
van (schaars) onderwijspersoneel te realiseren. De voorstellen zullen daarbij
aanvullend zijn op het personeelsbeleid van het bevoegd gezag zelf.
Coördinatiepunt regelt: Bij het vakteam onderwijs zal een
coördinatiepunt ingericht worden voor de
werving
en pr periode
van 01-01-2001 t/m 31/12/2004
bemiddelt bij
huisvesting De volgende taken zullen uitgevoerd worden:
Þ bijhouden en verzamelen van gegevens over personeelsverloop en openstaande vacatures in het
Delftse onderwijs.
Þ organiseren van gezamenlijke
werving van de schoolbesturen De pr richt zich niet alleen op de aantrekkelijke
kanten van de stad Delft, maar ook nadrukkelijk op het aantrekkelijke
onderwijs-werkklimaat.
De omvang en inzet van
dit onderwijsbeleidsplan geeft daartoe alle aanleiding. Ook komt er op de
Delftse onderwijsportal een actueel overzicht van de onderwijsvacatures in
het Delftse onderwijs.
Þ hulp
bieden bij huisvesting van nieuwe
leerkrachten. Er komen in 2001 maximaal 20 huurwoningen in de sociale
huursector beschikbaar. Er worden
tijdelijk woningen in de vrije huursector gehuurd
en er wordt een beperkte hulp geboden bij het verwerven van een koopwoning. De
hulp bij huisvesting is van groot
belang omdat het werven van onderwijspersoneel
uit andere regio’s dat noodzakelijk maakt. Een evaluatie in september
2001 vormt de basis voor de aanpak voor de jaren 2002 t/m 2004.
Activiteiten budget: Onder
beheer van het coördinatiepunt komt er
een activiteiten
budget
scholing bestemd voor scholing van nieuwe leerkrachten, hulp
bij reguliere en
kinderopvang
kort lopende kinderopvang, en hulp voor besturen bij
het realiseren van
privé-projecten pc- en fiets privé plannen.
Voor de kosten
van de scholen en besturen om een jaarlijkse
“sfeer”
activiteit voor het zittende personeel
te organiseren wordt uit het activiteiten
budget
een koppelsubsidie (50% bijdrage schoolbestuur) van maximaal
f
1000,- per school voor primair
onderwijs en f 2500,- per school voor
voortgezet
onderwijs vergoed.
Bij
de scholingsactiviteiten wordt gedacht aan extra cursussen en
begeleiding
bij klassenmanagement en scholing in computervaardigheden.
Voor
scholing van nieuwe leerkrachten op het terrein van
computervaardigheden zal aansluiting worden gezocht bij het
bestaande
ICT - beleid (Dia-platform) en het
door OnderwijsAdvies
ontwikkelde
aanbod.
Extra taakrealisatie Er
komt extra steun voor coaching en opvang van nieuwe leerkrachten.
De
scholen van primair onderwijs krijgen daarvoor 2 uur extra taak-
realisatie toegevoegd aan het budget voor taakrealisatie
(Zie hoofdstuk 8). De scholen voor voortgezet onderwijs een lump sum bedrag van
f 25.000, -
Werkplekken De wens voor het maken
van werkplekken voor leerkrachten
wordt
meegenomen
in een discussie over een mogelijke aanpassing van het
programma
van eisen voor moderne schoolgebouwen. Deze discussie zal
betrokken
worden bij de behandeling van het Integraal Huisvestingsplan in
het
voorjaar van 2001. Op basis van de uitkomsten kan een nader onderzoek
naar
de haalbaarheid worden verricht en een plan van uitwerking
worden
opgesteld.
Middelen Voor de financiering van de activiteiten
voor “Impulsen voor personeelsbeleid”
zijn voor de genoemde jaren de volgende bedragen opgenomen:
Impulsen voor personeelsbeleid |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
||||
|
|
|
|
|
|
|
|||
inrichting 1
loket ( personeelsconsulent) |
28 |
65 |
65 |
65 |
|
|
|||
activiteiten
budget 1 loket |
130 |
180 |
180 |
180 |
|
|
|||
extra steun
binnen school |
|
|
|
|
|
|
|||
po:10 fre,s per school a f 312,--= f 3.120,-- x 30 |
94 |
94 |
94 |
94 |
|
|
|||
vo: 25000 per
school, aantal scholen 3 |
75 |
75 |
75 |
75 |
|
|
|||
gezamelijke
werving (2/3 deel vd kosten) |
60 |
70 |
60 |
41 |
|
|
|||
Totaal Impulsen voor personeelsbeleid |
387 |
484 |
474 |
455 |
|
|
|||
|
|
|
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|
|
|
|||
Hoofdstuk 5. De Delftse Onderwijsmonitor.
Inleiding Op landelijk en
plaatselijk niveau zijn diverse studies gaande over opzet en
inhoud
van een gemeentelijke onderwijsmonitor. Dit is overigens een
wettelijke
verplichting, die de gemeenten is opgelegd bij de decentralisatie van het
GOA-beleid in 1997.
In het kader van het GOA-beleid bestaat al een aantal
jaren overeenstemming over een aantal specifieke items, die onderdeel zijn van
een gemeentelijke monitor.VNG, OCW en G4 hebben met
elkaar afspraken gemaakt over afstemming en regie.
Een verdere koppeling met CBS gegevens en de
bestanden van de Gemeentelijke Basisadministratie zijn voor het inbeeld brengen
van de ontwikkelingen van specifieke doelgroepen noodzakelijk.
In de Delftse onderwijsmonitor zal de opzet van de
Delftse GOA- monitor meegenomen worden. De resultaten van de Delftse ICT - monitor en de gegevens uit
jaarverslagen van organisaties die zich met onderwijs bezig houden, kunnen
eveneens opgenomen worden.
Het
in de toekomst in te voeren onderwijsnummer voor elke leerling maakt
meerjarig
monitoren van te onderscheiden doelgroepen mogelijk
De
basisgegevens van de gemeentelijke leerplichtadministratie spelen hierbij
een
belangrijke rol.
In het kader van het onderwijsbeleidsplan “Kerend
tij” is in juni 2000 in hetonderzoeksrapport
“ Delfts Onderwijsbeleid in Beeld” (ITS - Nijmegen) een eerste aanzet
gegeven voor een Delftse Onderwijsmonitor.
Naast
een aantal uitgewerkte items bevat het rapport ook een aantal
wensenlijstjes
voor het verder inrichten van basisstatistieken voor zowel het
primair
- , als het voortgezet onderwijs.
Daarmee is het inrichten van een gemeentelijke
onderwijsmonitor niet alleen een eis van de rijksoverheid (inzake lokaal beleid, GOA enz.) maar ook een
belangrijk aspect voor het monitoren van het eigen gemeentelijk onderwijsbeleid
(onderwijsbeleidsplan).
Voorstel
voor opzet Er is nog geen algemeen geaccepteerd landelijk kader
voor een gemeentelijke onderwijsmonitor
en de aangekondigde invoering van een onderwijsnummer voor leerlingen heeft
nog niet plaats gevonden.
Dit
leidt tot de keuze van een groeimodel bij de verdere uitwerking. De
volgende
uitgangspunten en bronnen voor de
gemeentelijk
onderwijsmonitor
2000 zijn daarbij van belang:
* als basis kunnen de items uit het rapport “ Delfts
Onderwijsbeleid in
beeld”
(nulmeting) dienen;
* een aantal items uit de wensenlijstjes uit datzelfde
rapport kunnen
toegevoegd worden (groeimodel);
* afstemming met de items uit de Delftse GOA-monitor
(primair -en
voortgezet onderwijs;
*
afstemming met gegevens
uit de leerplichtadministratie;
*
afstemming met de items
uit de te ontwikkelen ICT- monitor;
*
inventarisatie van CBS
gegevens als basis voor het landelijk referentie kader;
*
items uit het lopende
onderwijsbeleidsplan;
*
gegevens uit Integraal
Huisvestings Plan.
Bij
het verzamelen, verwerken en analyseren is het gewenst om de afdeling
“
onderzoek en statistiek” te betrekken.
De
gegevens uit de onderwijsmonitor zijn van belang in de vergelijking van Delft
met landelijke gegevens. Bovendien zal het ook mogelijk zijn dat individuele scholen zicht krijgen op hun
positie in Delft en/ of wijk.
Daarmee
is het beter mogelijk om in plannen ter verbetering van de kwaliteit en
doelgroepenbeleid de ontwikkelingen in een meerjarig beleidskader met gegevens
uit de jaarlijkse monitor te onderbouwen.
Groeimodel en Plan van Aanpak
De vormgeving en de inhoud van de monitor zal
via een groeimodel
gerealiseerd worden.
Door
het maken van een eerste Plan van Aanpak
in 2001 zal daarvoor een voorstel uitgewerkt worden.
De
opstelling van het plan van Aanpak zal in nauw overleg plaatsvinden met
vertegenwoordigers vanuit de Delftse scholen en vanuit GOA, omdat daar al de nodige expertise aanwezig is. De
brede benadering is ook noodzakelijk om eventuele weerstanden tegen de monitor
weg te nemen en besturen en scholen , maar ook leerlingen en hun ouders te
garanderen dat de privacy van school, kind en ouders is gewaarborgd.
Vanuit
de wettelijke verplichting tot monitoring van het GOA-beleid, zien wij deelname
van het Delftse onderwijs aan de opzet en de uitwerking van de monitor niet als
vrijblijvend.
In
de door ons voorgestane zakelijke subsidierelatie zien wij medewerking aan de
Delftse onderwijsmonitor als een noodzakelijke voorwaarde voor het verkrijgen
van alle subsidies, die op basis van ‘De bakens verzet’ beschikbaar gesteld
worden.
Wij
hebben de hoop daarmee het eigen Delftse beleid ook transperanter te kunnen
maken.
De
opbouw van de basisgegevens vanuit de diverse administratiesystemen en de leerplichtadministratie is ook een
belangrijke randvoorwaarde om de monitor zo doelmatig mogelijk te kunnen
vormgeven.
Het
ICT plan voor koppeling van schooladministratiesystemen wordt hier nadrukkelijk bij betrokken.
Algemene doelstelling van a. Het
verzamelen van feiten en cijfers over de ontwikkeling van het
de Delftse onderwijs monitor: onderwijs in Delft
waardoor jaarlijks een vergelijking met een aantal
landelijke items en referentie getallen
mogelijk wordt.
b.
Het verzamelen van feiten en cijfers over de ontwikkeling van het
onderwijs in Delft waardoor jaarlijks zichtbaar wordt
of de inzet van activiteiten en budgetten in het kader van het OBP tot een verhoging van de onderwijskwaliteit
heeft geleid.
Voorstel
voor sub-doelstellingen en onderzoeksitems, waarbij het
mogelijk is om binnen elk item meerdere
tabellen samen te stellen.
Operationele doelen: 01.
het in beeld brengen van de
ontwikkeling van devroeg- en
voorschoolse educatie.
02
het in beeld brengen van de deelname aan het primair onderwijs.
03.
het in beeld brengen van de deelname aan het speciaal basisonderwijs.
04. het in beeld brengen van de mate van schoolverzuim
primair onderwijs (ongeoorloofde afwezigheid) van leerplichtige
leerlingen.
05 het in beeld brengen van onderwijsontwikkelingen voor
diverse
vakgebieden (taal, rekenen, lezen en
wereldorientatie) door gebruikte
maken van toets - scores.
06 het in beeld brengen van de Centrale opvang primair onderwijs naar deelname, doorstroomtijd, etniciteit, geslacht, verblijfsduur en vervolg
binnen
het aansluitende basisonderwijs
07
het in beeld brengen van vertraging schoolloopbaan
basisonderwijs en
speciaal basisonderwijs.
08
het in beeld brengen van de deelname aan het voortgezet onderwijs.
09
het in beeld brengen van schoolverzuim in het voortgezet onderwijs
(ongeoorloofde afwezigheid) van
leerplichtige leerlingen.
10
het in beeld brengen van de vertraging in de schoolloopbaan in het
voortgezet onderwijs.
11 het in beeld brengen van de Centrale opvang in het
voortgezet onderwijs.
12 het in beeld brengen van de Ict -ontwikkelingen in het primair - en
het voortgezet onderwijs..
13 het in beeld brengen van de effecten van de plannen
uit het Onderwijsbeleidsplan (voorzover
niet reeds in eerdere items verwerkt.)
14
het in beeld brengen van de huisvesting van het onderwijs in Delft.
Middelen In de begroting is jaarlijks ƒ 30.000 opgenomen voor
beleidsevaluatie- en
monitoring.
Dit bedrag wordt verhoogd tot totaal ƒ 100.000.
Derhalve
is ng nodig:
2001 2002 2003 2004
70 70
70 70
Hoofdstuk 6 De Ondersteuning van het
Delftse onderwijs.
Inleiding In dit hoofdstuk treft U de van oudsher bekende
ondersteuningsinstellingen
voor het onderwijs aan: de schoolbegeleidngsdienst
OnderwijsAdvies, KV, het centrum voor
Kunstzinnige Vorming, een afdeling van de VAK en ‘De Papaver’ , het Delftse
centrum voor natuur- en milieueducatie.
Genoemde instellingen worden allen met ontwikkelingen
geconfronteerd.
Enerzijds vloeien die voort uit wijzigingen in het
rijksbeleid. Zo zijn de middelen voor schoolbegeleiding vanuit het rijk in 1998
overgedragen aan de gemeenten, waardoor de gemeenten direct verantwoordelijk
worden voor het ondersteuningsbeleid op pedagogisch, didactisch en
schoolorganisatorisch gebied.
De evaluatie door het ITS heeft aangetoond, dat het
Delftse onderwijs over het algemeen tevreden is over de aangeboden begeleiding
door de drie hiervoor genoemde ondersteuningsinstellingen.
Alleen het aanbod van de Papaver vraagt om
verbetering.Dit wordt hierna toegezegd.
Alle instellingen is verzocht medewerking te geven
aan vernieuwingen binnen het gemeentelijk beleid. Met name ‘KV’ en ‘De Papaver’
zullen een rol gaan spelen in het programma-aanbod voor de Brede School.
OnderwijsAdvies krijgt een centrale taak binnen het Kansenbeleid en het ICT-beleid.
Schoolbegeleiding Per 1 augustus 1997 is de Wet Regeling
Schoolbegeleiding in werking
getreden. De vroegere rijksmiddelen voor
schoolbegeleiding zijn vanaf
1 januari 1998 als doeluitkering aan de gemeenten
overgedragen
Op grond van de wet
zijn gemeenten verplicht tot het (gezamenlijk) instandhouden van een
begeleidingsdienst.
Na de fusie per oktober 1999 is OnderwijsAdvies de schoolbegeleidings
-dienst voor de Delftse scholen ( de regio omvat het Westland, Delft,
Zoetermeer en de Vlietsteden).
De
gemeenten moeten de specifieke uitkering van het rijk , samen met een liefst
even hoge gemeentelijke bijdrage , inzetten voor schoolbegeleiding, zodat de
begeleidingsdienst in stand gehouden kan worden.
De
gemeenten stellen hiertoe een budget voor algemene begeleiding en een budget
voor specifieke begeleiding beschikbaar.
Het
budget voor algemene begeleiding wordt ingezet voor de school-nabije
begeleiding.
De
gemeenten kunnen, na op overeenstemming gericht overleg gevoerd te hebben met
de schoolbesturen, besluiten om een deel van de middelen in te zetten voor
lokale prioriteiten.
Om
te kunnen voldoen aan de instandhoudings-norm voor de begeleidingsdiensten
dienen gemeenten met elkaar samen te werken.
De
nieuwe verantwoordelijkheden van gemeenten, zoals het aangeven van eigen
gemeentelijke of gezamenlijke prioriteiten van begeleiding, het vaststellen van
de tarievenstructuur, het financieel toezicht en de bewaking van de kwaliteit
worden gezamenlijk uitgevoerd.
Deze
samenwerking is geregeld in een samenwerkingsovereenkomst.
De
relatie met de SBD is vastgelegd in een raamovereenkomst. Hierin is tevens
geregeld dat de dienst elk half jaar een managementsrapportage uitbrengt.
De
rol van de gemeente is door de Wet Regeling Schoolbegeleiding sterk veranderd.
Er is een zeer directe relatie met de schoolbegeleidingsdienst ontstaan mede
door de mogelijkheid om een deel van de middelen gerichter in te zetten ter
ondersteuning van het lokale onderwijsbeleid.
De
vigerende wetgeving voor schoolbegeleiding loopt op 1 januari 2002 af. Nu is
nog niet duidelijk hoe de bekostiging van de schoolbegeleidingsdiensten na die
datum gaat verlopen. Door een Kamermeerderheid is er een motie ingediend, met
als strekking de rijksmiddelen voor schoolbegeleiding rechtstreeks aan de
scholen toe te kennen.Als deze motie wordt uitgevoerd, zal dit leiden tot een
wederom volledig nieuwe situatie.
specifieke begeleiding OnderwijsAdvies
geeft aan dat per schooljaar 4755 uur voor begeleiding
voor lokale prioriteiten. beschikbaar is.
Nog steeds is de vraag naar leerlingbegeleiding het grootst
(68
% van het uren-budget wordt daaraan uitgegeven).De Delftse scholen
hebben
verder de mogelijkheid om de ICT helpdesk te raadplegen voor 120
uur
per jaar. Voor Weer Samen Naar School activiteiten is tevens 120 uur
uitgetrokken.
Kansenbeleid.
Wij
zullen besprekingen aangaan over een grotere inzet van OnderwijsAdvies op onze
hoofddoelstelling: Kansenbeleid.
Voor
de begeleiding van de IB-netwerken, de ontwikkeling richting adaptief onderwijs
en de begeleiding ten behoeve van het maken van handelingsplannen lijkt het ons
gewenst een budget van 10% van de vergoeding van gemeenten aan de
begeleidinggsdienst daarvoor te bestemmen en OnderwijsAdvies te vragen, dit
expliciet in de jaarlijkse verantwoording zowel inhoudelijk als financieel
zichtbaar te maken.
Kansenbeleid voor doelgroepen.
Voor
de 11 scholen, die aan het GOA-project deelnemen is per jaar 2105 uur extra voor begeleiding beschikbaar. De begeleiding kent een algemeen deel (bijv. overleg directies)
en schoolspecifiek deel ( bijv. ontwikkeling van een taallijn)
Om
verdere invulling te geven aan lokale onderwijsprioriteiten wordt de volgende
procedure gevolgd.
·
Per jaar is bekend
hoeveel begeleidingsuren voor het
Delftse onderwijs beschikbaar zijn ( dit wordt op grond van de beschikbare
subsidie berekend)
·
Per jaar is bekend
welke additionele middelen voor extra activiteiten of begeleiding beschikbaar
zijn (Kansenbeleid, aanvullend personeelsbeleid, ICT)
·
Vervolgens maakt de
gemeente Delft met de schoolbesturen afspraken over de besteding van het
budget. Er wordt een onderscheid gemaakt in inzet op lokale prioriteiten en
schoolspecifieke wensen.
·
Via een notitie worden
deze wensen in afspraken met de schoolbegeleidingsdienst vastgelegd. Jaarlijkse
bijsturing is mogelijk.
De
concrete uitwerking is een taak van de
werkgroep onderwijs onder LOKABEL.
Middelen: Het jaarlijks beschikbare budget voor
schoolbegeleiding is ruim ƒ 900.000
Kunstzinnige vorming Het binnen- en het buitenschoolse aanbod van de VRIJE AKADEMIE
WESTVEST
(VAK) versterkt elkaar. In een samenwerking tussen consulenten en docenten van
de VAK is een inhoudelijke kruisbestuiving tot stand gekomen die een grote
meerwaarde geeft aan de programma’s. Voorbeelden hiervan zijn voor het
basisonderwijs het kunstmenuproject ‘Uit je dak in de VAK’ en voor het
voortgezet onderwijs de ‘VAKWERK’ workshops. Door mddel van sponsoring kan aan
dergelijke programma’s uitbreiding gegeven worden.
Cultuur en school In het gemeentelijk actieplan Cultuurbereik 2001 -
2004 is een hoofdstuk
Cultuur & School opgenomen met drie inhoudelijke
prioriteiten:
·
blijvend beter gebruik
maken van het culturele erfgoed in het onderwijs
·
blijvend meer aandacht
besteden aan het thema ‘culturele diversiteit’ in het onderwijs
·
blijvend meer
samenwerking tot stand brengen tussen het VMBO en culturele instellingen.
Deze
prioriteiten zullen een nadruk krijgen in de programma’s voor het basis- en
voortgezet onderwijs.
BASISONDERWIJS
Verlengde schooldag De Vrije Akademie verzorgt voor GOA-scholen en voor
scholen op eigen
verzoek een cultureel cursusaanbod op school,
rekening houdend met de wensen van de scholen. Het betreft een aanbod
theater/taalexpressie,
beeldende kunst, dans en beweging, muziek en creatief
schrijven. In alle
cursussen liggen accenten op spelen met taal en / of
werken in teamverband
aan een product voor de school. De cursussen worden
afgesloten met een
presentatie voor ouders en belangstellenden in de
vorm van een voorstelling,
een openbare les, een video of een krant. De vraag om
verlengde
schooldagactiviteiten
voor niet GOA-scholen wordt groter. Die scholen dragen zelf zorg voor de
financiering.
In
de beleidsplanperiode zal in de betreffende wijken de verlengde schooldag in de
brede school worden ingepast.
Brede
school
In
overleg met de projectgroep van de brede school wordt een cultureel aanbod
samengesteld, afgestemd op de behoeften van de wijk, met inbegrip van het verlengde
schooldagprogramma. Ook de Cultuur
& Schoolprioriteiten ‘culturele diversiteit’ en ‘cultureel erfgoed’ krijgen
hierin aandacht, waarbij nieuwe media worden ingezet.
Kunstmenu Met uitzondering van de Vrije School nemen alle
scholen voor basis- en
speciaal onderwijs deel aan het kunstmenu. Het
kunstmenu is een
samenhangend
kunstprogramma waarmee in een driejarige cyclus alle kunstdisciplines aan de
leerlingen van vier tot twaalf jaar worden aangeboden. De zes kunstdisciplines
zijn: muziek, beeldende kunst, dans, literatuur, theater en audiovisuele kunst.
De leerlingen worden in contact gebracht met professionele kunstuitingen,
waarvoor in nauwe samenwerking met de Delftse kunst- en cultuurinstellingen
programma’s worden ontwikkeld en uitgevoerd. Het programma van voorstellingen,
concerten, films, tentoonstellingen en kunstprojecten wordt opgebouwd met een
doordacht aanbod per leeftijdscategorie dat aansluit op de kerndoelen voor het
basisonderwijs.
In
de programma’s worden de actieve, de receptieve en de reflectieve vorming
gekoppeld. .
Koffers / lesbrieven Het kofferaanbod wordt aanhoudend vernieuwd en
aangevuld. Ook hierin
komt
meer aandacht voor culturele diversitieit en het cultureel erfgoed. In
samenwerking met de schoolmediatheekdienst worden leencollecties voor de
‘kamishibai’ (verteltheater) samengesteld waarbij lesbrieven worden gemaakt.
Alle
nieuwe lesbrieven van de VAK en de schoolmediatheek worden voortaan in een
nieuwe vorm, die op scholen in het land is uitgetest, uitgegeven.
Doorgaande lijn ‘Kunst van 4 - 12’
Na
het succesvolle jubileumkunstmenu wil de VAK nu de doorgaande lijn in de kunst-
en cultuureducatie aandacht geven. In april 2001 is er een studiemiddag ‘Kunst
van 4 - 12’ voor leerkrachten. Zij
kunnen kennisnemen van nieuwe methoden en leerlijnen zoals ‘Kunst van 4 - 12’
en ‘Moet je doen’. Voor geïnteresseerde scholen bestaat de mogelijkheid deel te
nemen aan een pilotproject om vanaf schooljaar 2001 met een doorgaande lijn,
gekoppeld aan het kunstmenu, te beginnen in de onderbouw. Hierbij wordt een
aanbod voor deskundigheidsbevordering ontwikkeld voor de leerkrachten en
schoolteams.
VOORTGEZET ONDERWIJS
Cultuurtraject voor de basisvorming
De
projectperiode met subsidiëring door de provincie Zuid Holland is succesvol
afgesloten: er is 100% deelname van de leerlingen in de basisvorming (het
streven van de provincie was 40%). Het succes is voornamelijk te danken aan de
inzet van de VAK die in overleg met de locatiecoördinatoren een aanbod op maat
samenstelt. Nu de subsidie van de provincie is weggevallen zal het Cultuurtraject
worden voortgezet, gefinancierd door de gemeente en de scholen. Daarbij is het
opvallend dat de kosten van het cultuurtraject hoog zijn. Vanuit de scholen van
voortgezet onderwijs is aangegeven dat de hoogte van de bijdrage door de
scholen een knelpunt is. Voorgesteld
wordt om het beschikbare budget van uit de gemeente met f. 40.000,- op
jaarbasis te verhogen.
VMBO Om blijvend meer samenwerking tot stand te brengen
tussen VMBO en
culturele
instellingen (één van de Cultuur & Schoolprioriteiten) zijn de Delftse
VO-scholen met de VAK een vierjarenplan overeengekomen:
·
Tot aan de invoering
van CKV als examenvak in 2003 komt er een geleidelijke overgang van aanbod
waaruit de school kiest naar aanbod waaruit de leerlingen zelfstandig kiezen.
Daartoe liggen er in 2003 van alle Delftse culturele instellingen pakketten
klaar en bemiddelt de VAK voor producties van gezelschappen.
·
De CKV-coördinatoren
zorgen voor een breed draagvlak en scheppen voorwaarden op school.
·
De VAK inventariseert
bij de culturele instellingen voor VMBO geschikt aanbod en onderhandelt in een
later stadium over samen te stellen kant-en-klaar-pakketten voor de leerlingen.
·
Er komt een
inhoudelijke verbinding met het bestaande Cultuurtraject voor de basisvorming.
·
Er is regelmatig
overleg tussen de CKV-coördinatoren van de scholen en de VAK en tussen de
VAK en de culturele instellingen.
CKV
De
VAK heeft een overleg met de CKV-coördinatoren om in samenwerking met de
Delftse kunst- en cultuurinstellingen een CKV-aanbod te ontwikkelen. De VAK
speelt hierin een coördinerende en bemiddelende rol.
Middelen: Het beschikbare budget voor Kunstzinnige Vorming is
jaarlijks bijna
ƒ
400.000. In deze beleidplanperiode wordt er ten behoeve van het voortgezet
onderwijs aan toegeveoegd:
2001 2002 2003 2004
40 40 40 40
Natuur- en milieueducatie Vanuit de
Papaver worden activiteiten en materialen aangeboden die tot doel
hebben het natuur -en milieuonderwijs op de Delftse
scholen te ondersteunen en te stimuleren.
Basisonderwijs Ieder schooljaar ontvangen de (basis) scholen een
jaarprogramma waarin het
aanbod staat vermeld, en waarop scholen zich in
kunnen schrijven. Deze
wijze van inschrijving zal vooralsnog worden
gehandhaafd.
Kwaliteitsverbetering
onderwijsmaterialen Uit de rapportage “Delfts Onderwijsbeleid in Beeld”,
uitgevoerd door ITS
(mei 2000) blijkt dat de aangeboden diensten door de
scholen over het
algemeen
als belangrijk worden ervaren. Hierbij moet helaas wel de kanttekening worden geplaatst dat bijna de
helft van de basisscholen aangeeft dat de kwaliteit van het aanbod de laatste
jaren verslechterd is. Dat wordt ook door de medewerkers van de Papver
onderkend, een groot deel van het materiaal gaat inmiddels alweer 10 jaar mee
en is toe aan een nieuw jasje. In de komende periode zal het accent dan ook
komen te liggen op het actualiseren en vernieuwen van de activiteiten en
materialen. Hiertoe zal met collega NME-centra worden samengewerkt om zo
gebruik te maken van elkaars expertise. Bij het actualiseren zal de aandacht
uitgaan naar:
·
het verbeteren van de
gebruikersvriendelijkheid van de materialen voor
zowel leerlingen als leerkrachten
·
het aansluiten bij
moderne (natuur)lesmethoden
·
het benadrukken van de
relatie tussen ons gedrag en de effecten daarvan
op de eigen leefomgeving
·
het integreren met het
overig gemeentelijk (natuur- en milieu)beleid.
In
de komende 2 jaar krijgt het actualiseren van het onderwijsmateriaal
(leskisten, ontdekdozen, excursies en lessen) prioriteit, in de 2 jaar die
volgen staat het beheer en de ontwikkeling van nieuwe materialen centraal. In
overleg met het vakteam onderwijs worden hiervoor gelden gereserveerd in dit
Onderwijsbeleidsplan. Hiervoor komt per jaar ƒ 30.000,- beschikbaar.
Koppeling met
digitaal scholennetwerk Bij de
kwaliteitsverbetering van de huidige materialen gaat het vooral nog
om
het traditionele aanbod van NME-materialen. Bij de kwaliteitsimpuls ervan wordt
ook de bijbehorende methode onder de loep genomen. Door aan te sluiten bij
andere ontwikkelingen binnen Delft komen ook andere methoden en mogelijkheden
binnen handbereik.
Om
de aansluiting met de scholen niet te missen is het nodig dat het NME-aanbod
wordt gekoppeld aan het digitale scholennetwerk voor het primair onderwijs dat
op dit moment in voorbereiding is. Als de contacten met de scholen op deze
manier makkelijker en efficiënter worden, wordt het ook steeds eenvoudiger
vraaggericht te gaan werken. Een digitale ingang via de onderwijsportal, die
door het vakteam onderwijs wordt ontwikkeld zou dat nog kunnen versterken. Om
te beginnen zou bijvoorbeeld de inschrijving
voor het jaarprogramma digitaal kunnen verlopen.
Brede School en NME Activiteiten op gebied van natuur- en milieu(educatie) kunnen ingepast
worden binnen het buitenschoolse aanbod voor de Brede
School.
Komende periode zal onderzocht worden op welke wijze
dat het beste
uitgewerkt kan worden in samenwerking met het
projectteam dat voor dit
project is ingesteld.
Voortgezet Onderwijs Uit de rapportage “Delfts onderwijs in beeld” is ook gebleken dat men
binnen
het voortgezet onderwijs minder bekend is met de dienstverlening van de
gemeente op het gebied van natuur en milieu(educatie). Het aanbod voor deze
doelgroep is (nog) vrij beperkt.
Pilotproject “Milieuzorg- en Ondertussen is een start
gemaakt met een project uit het 3D-plan
educatie in het VO” “milieuzorg en -educatie in het voortgezet
onderwijs”. In de eerste fase heeft
een inventarisatie plaatsgevonden van de beschikbare
materialen voor het
voortgezet onderwijs op gebied van NME, er is gekeken
naar zowel
landelijke als specifiek Delftse aanwezige
mogelijkheden en materialen. In
gesprekken met vertegenwoordigers van de drie
middelbare scholen in Delft
is de behoefte van de scholen gepeild. In de komende
periode zal op basis
daarvan een pilotproject voor het voortgezet
onderwijs in Delft worden
opgezet. Dit voorstel zal separaat aan deze notitie
verschijnen.
Structureel aanbod VO Om het huidige aanbod meer voor het voetlicht te
laten komen bij het
voortgezet onderwijs, zal daarnaast ook meer contact
gezocht worden met de
scholen door structureel deel te gaan nemen aan het
bestaande
onderwijsoverleg tussen de gemeente en de scholen.
Uiteraard is het via zo’n
overleg ook mogelijk te vernemen welke vraag er is bij
het voortgezet
onderwijs. Om een structureel aanbod te kunnen
ontwikkelen is echter
aanvullend onderzoek nodig om een beeld te krijgen
van de mogelijkheden
en
welke middelen en menskracht daarvoor nodig is. In ieder geval is duidelijk dat
structurele ondersteuning aan het VO is alleen mogelijk met extra capaciteit.
Middelen Het beschikbare budget voor NME is jaarlijks ƒ
180.000. Hieraan wordt in
deze beleidsplanperiode toegevoegd:
2001 2002 2003 2004
30 30 30 30
Logopedie De
centrale doelstelling van de schoollogopedie is het vroegtijdig signaleren
van problemen bij
kinderen van vijf en zes jaar op het gebied van spraak, taal, stem en gehoor.
In
vierjarig contract worden de doelstellingen en activiteiten van
schoollogopedie vastgelegd. Uit de
rapportage van het Delftse onderwijsbeleid blijkt dat er grote tevredenheid
bestaat over de uitvoering van de schoollogopedie.
De
logopedisten werken volgens een preventieve aanpak. Het gaat hierbij om:
het voorkomen;
het vroegtijdig opsporen;
het stellen van een
diagnose;
het kortdurend begeleiden
van kind en intermediairen;
het geven van
voorlichting aan kind en intermediairen.
Voordat de
screening van vijf en zes jarigen plaatsvindt, winnen de logopedisten tijdens
een voorgesprek met directie en/of leerkracht achtergrondinformatie in over
reeds afgenomen testen en/of sociale aspecten van leerlingen uit de doelgroep.
In het voorgesprek kan de directie eigen wensen omtrent de inhoud van de
screening kenbaar maken. Het is ook mogelijk leerlingen uit andere groepen aan
te melden voor een nader onderzoek. Tijdens het screenen let men vooral op
ademhaling, stemgebruik, mondgedrag, uitspreekvaardigheid, taalbegrip,
taalgebruik en de vloeiendheid van het spreken.
De
resultaten van de screening en welke vorm van nazorg essentieel nodig is,
bespreekt men in eerste instantie met de directie en/of leerkracht van de
school. Ook de ouders nemen kennis van de resultaten. Nader onderzoek kan
noodzakelijk zijn. Dit kan resulteren in verwijzing, kortdurende begeleiding of
een éénmalig advies.
Die
adviesgesprekken vinden meestal telefonisch plaats, met name wanneer dit
eenmalige adviezen betreft. Het kortdurend begeleiden van kinderen met een
logopedisch probleem houdt in dat zij maximaal vier keer door de logopedist
worden gezien. Het controleren van verwezen/of geadviseerde kinderen gebeurt
met name telefonisch en vindt meestal ongeveer twee maanden na het gegeven
advies plaats.
Algemene
voorlichting aan leerkrachten en ouders vindt plaats door het verspreiden van
themafolders en het geven van voorlichtingsbijeenkomsten.
In het
jaarverslag wordt een inhoudelijke en financiële verantwoording aan het college
uitgebracht.
Middelen Jaarlijks
is voor logopedie ƒ 160.000 beschikbaar.
Door
een meer dan trendmatige verhoging door de GGD wordt daar in deze
beleidsplanperiode
aan toegevoegd
2001 2002 2003 2004
20 20 20 20
Hoofdstuk 7 Onderwijshuisvesting
Inleiding Met ingang van 1997 heeft de rijksoverheid de verantwoordelijkheid
voor de
huisvesting van scholen voor primair en voortgezet
onderwijs gedecentraliseerd naar de gemeenten.
Delft
werkt deze ”zorgplicht” uit in op
overeenstemming gericht overleg met de schoolbesturen.
Dit
leidt tot een jaarlijks door de gemeenteraad vast te stellen
huisvestingsprogramma, waarin de voorzieningen voor het eerstvolgende jaar zijn
opgenomen.
Huisvestingsprogramma Het huisvestingsprogramma bevat derhalve geen meerjarenperspectief.
De
schoolbesturen kunnen rechten ontlenen aan het huisvestingsprogramma dat
gebaseerd is op wet-en regelgeving, uitgewerkt in de gemeentelijke Verordening
voorzieningen onderwijshuisvesting.
De
schoolbesturen kunnen jaarlijks voor 1 februari aanvragen indienen voor het
huisvestingsprogramma van het volgende jaar. Deze aanvragen worden met de
vertegenwoordigers van de schoolbesturen besproken, waarna in een plenaire
vergadering tot een gezamenlijk advies aan het formele overlegorgaan van
gemeente en besturen, Lokabel, wordt
gekomen.
Na
consensus in Lokabel gaat het huisvestingsprogramma naar de gemeenteraad ter
vaststelling.
Tot
op heden zijn wij erin geslaagd om over het huisvestingsprogramma consensus met
de Delftse schoolbesturen te bereiken.
Vooral
de groei van het aantal leerlingen binnen het voortgezet onderwijs in Delft
vergt forse financiële inspanningen van de gemeente.
Daarnaast
vinden in de nabijheid van Delft op de zogenaamde Vinex- locaties
woningbouwprojecten van grote omvang plaats. Ook deze ontwikkelingen kunnen
voor het Delftse voortgezet onderwijs consequenties hebben. Zeer van belang is
of er op de Vinex -gebieden scholen voor voortgezet onderwijs komen. Gelet op
de belangen voor het Delftse onderwijs en om te komen tot een verantwoord
niveau van huisvesting voor het voortgezet onderwijs in Delft participeert de
gemeente in een regionaal overleg over dit onderwerp.
Integraal Huisvestingsplan Een
instrument om de onderwijshuisvesting op langere termijn in beeld te
brengen
is het Integrale Huisvestingsplan (IHP).
In
dit plan is per wijk de ontwikkeling bij de scholen voor basisonderwijs in
beeld gebracht op basis van extern opgestelde leerlingprognoses. Voor de
speciale scholen voor basis- en voortgezet onderwijs en het voortgezet
onderwijs is de ontwikkeling niet per wijk doch gemeentebreed bekeken.
Rekening
wordt in het IHP gehouden met ontwikkelingen zoals klassenverkleining, brede
school concept, de veranderingen in het speciaal onderwijs als gevolg van “weer
samen naar school” en het invoeren van de z.g. “tweede fase” in het voortgezet
onderwijs.
Bij
het totstandkomen van het Integraal Huisvestingsplan heeft de gemeente Delft
een regisserende rol en streeft naar consensus met de schoolbesturen. De
schoolbesturen worden daarbij volop in de gelegenheid gesteld hun visie op de
ontwikkeling van de huisvesting in te brengen.
Aan
het IHP wordt een financieel overzicht toegevoegd, waarin de budgettaire
consequenties van de huisvestingsontwikkelingen zijn weergegeven.
Aan
het Integraal Huisvestingsplan kunnen de schoolbesturen geen rechten ontlenen.
Het plan geeft echter wel een gezamenlijke visie van schoolbesturen en gemeente
op de ontwikkeling van de onderwijshuisvesting en is te beschouwen als een
richtinggevend kader.
Aanpassingen Het Integraal Huisvestingsplan volgt de
ontwikkelingen binnen
Huisvestingsbeleid “onderwijsland”
en zal dus regelmatige bijstelling behoeven. Ook het
actueel
houden van het IHP zal door de gemeente in op overeenstemming gericht overleg
met de Delftse schoolbesturen worden uitgevoerd.
Tijdens
de vooroverleggen met de schoolbesturen over het Integrale Huisvestingsplan
zijn een aantal zaken aan de orde gekomen, die tot aanpassingen in het
onderwijs huisvestingsbeleid kunnen gaan leiden.
Deze
zaken hebben betrekking op de volgende onderdelen van het huisvestingsbeleid:
1. Er ontwikkelt zich een behoefte aan een
visie op hoe een op deze tijd
toegerust schoolgebouw er uit zou moeten zien alsmede hoe een
dergelijke voorziening zou kunnen worden
gefinancierd.
In dit verband wijzen we ook op de in
hoofdstuk 4 ‘Impulsen voor
personeelsbeleid’ geformuleerde wens tot
het mogelijk maken van
werkplekken voor onderwijspersoneel in de
schoolgebouwen.
Voorgesteld wordt om een extern bureau
hiernaar een onderzoek te laten
uitvoeren, waarbij de specifieke Delftse
visie, landelijke tendensen en
adviezen inzake financiële haalbaarheid
worden meegenomen.
Aan het totstandkomen van een dergelijke
visie kan onder externe
leiding worden deelgenomen door vertegenwoordigers
van de
schoolbesturen en medewerkers van de
gemeente Delft.
Gelet op het gezamenlijke belang van een
dergelijk onderzoek wordt
voorgesteld om hiertoe eenmalig een
bedrag van ƒ 75.000 uit te
trekken vanuit het
onderwijshuisvestingsbudget
2. Bij een aantal basisscholen heeft het
leerlingengewicht een structureel
karakter.
Conform
de huidige regelgeving kan weging slechts leiden tot tijdelijke
voorzieningen, veelal noodlokalen dus.
Dit achten wij een ongewenste
ontwikkeling, noodlokalen dienen te
worden aangemerkt als tijdelijke
voorziening en de plaatsingsduur is aan
een bepaalde tijd gebonden.
Bij de vaststelling door de gemeenteraad
van Delft van het IHP zullen wij
voorstellen om bij scholen waar de weging een structureel karakter
vertoont, deze weging te betrekken bij
het beoordelen van de noodzaak
van permanente huisvestingsvoorzieningen.
3. Het conform de regelgeving doorverwijzen van
een groep leerlingen naar
het
gebouw van een andere school wordt op
onderwijskundige gronden
als zeer
belastend ervaren.
Bij de vaststelling van het IHP door de
gemeenteraad van Delft zullen wij
voorstellen deze regeling in de verordening te versoepelen
door de
toevoeging, dat doorverwijzing slechts
plaats zal vinden bij aanvullende
huisvestingsbehoefte voor tenminste twee
groepen leerlingen.
4. Door het rijksbeleid inzake dislocaties komen
groot onderhoud of
uitbreiding van dislocaties niet voor
bekostiging in aanmerking. In de
Delftse situatie van veel scholen met
dislocaties wordt deze regelgeving
uit praktische overwegingen niet
stringent toegepast.
Om de regelgeving aan te passen aan de
praktijk zullen wij bij de
vaststelling van het IHP door de gemeenteraad van Delft voorstellen om
dislocaties waarin een volledig
onderwijsprogramma wordt verzorgd voor
de huisvesting te behandelen als aparte
vestiging.
Middelen: Jaarlijks is voor onderwijshuisvesting ruim ƒ 11
miljoen beschikbaar. Binnen dit budget wordt ƒ 300.000 vrijgemaakt voor
aanpassing van het huisvestingsbeleid, zoals hiervoor aangegeven
2001 2002 2003 2004
375 300 300 300
Hoofdstuk 8 Overige Onderwerpen
Inleiding In dit hoofdstuk komen alle onderwerpen, die niet in
één van de thematische hoofdstukken ingepast kunnen worden aan bod.
Het onderwijs in allochtone levende talen (OALT)
wordt in Delft als cultuurbeleid
benaderd. Daarom is het niet opgenomen binnen het hoofdstuk Kansenbeleid,
hoewel het daar mee wel een relatie heeft.
Schoolzwemmen en bewegingsonderwijs, van oudsher
speerpunten in het Delftse onderwijsbeleid staan hier opgenomen. Dit keer voor
het eerst sinds jaren zonder een bezuinigingstaakstelling.
Een belangrijk onderwerp is de taakrealisatie. Door
de opname ervan in dit afsluitende hoofdstuk neemt het de plaats in, die het
toekomt. Immers de taakrealisatie in de nieuwe opzet zal door Delft als
voorwaarde worden ingebracht voor participatie van de scholen en besturen in
het gemeentelijk onderwijsbeleid in totaliteit.
Onderwijs in De wet onderwijs in Allochtone Levende Talen (OALT)
is in de plaats
Allochtone Levende Talen gekomen
van de voormalige wetgeving ten aanzien van het Onderwijs in
(OALT) Eigen Taal en Cultuur (OETC).
De uitvoering van de
wet OALT valt onder het lokaal onderwijsbeleid.
De
Wet OALT geeft een kader aan, maar laat tevens ruimte voor een eigen
organisatiemodel.
Ten einde de behoefte
aan OALT te peilen, is door de gemeente gekozen
voor een behoeftepeiling onder de grootste allochtone
groepen en onder de
taalgroepen waarvoor nu reeds OALT bestaat.
Uitgangspunt voor de grootte van de groep vormt het
aantal 3-11 jarigen per
herkomstgroep.
Taalgroepen, die aan een bepaalde norm: 12 kinderen
voor een lesgroep
voldoen, komen in aanmerking voor OALT.
Het Delftse model kent verder de volgende
mogelijkheden.
1.
OALT als cultuurbeleid
Kenmerkend hiervoor is dat de lessen buiten de
reguliere schooltijd vallen
en dat programma is gericht op stimulering van de
moedertaal en/of
officiële landstaal.
2.
OALT als
taalondersteuning
Kenmerkend hiervoor is dat de lessen onder schooltijd
vallen en deel
uitmaken van het curriculum van de hetrokken school.
Alleen leerlingen uit
de groepen 1 t/m 4 mogen op grond van de wettelijke
regeling deze lessen
ontvangen. De lessen zijn gericht op het leren van
het Nederlands als tweede
taal (de eigen taal vervult hierbij een belangrijke
rol).
Deze
aanpak vraagt vakbekwaamheid van de OALT-leerkracht in zowel de
Nederlandse
als de allochtone taal.
3.
OALT als taalondersteuning in de groepen 1 t/m 4 en
daarna OALT als cultuurbeleid
Dit komt neer op een combinatie van de twee eerder
genoemde varianten.
4.
OALT als
taalondersteuning na schooltijd (verlengde schooldag)
De kenmerken hiervan zijn gelijk aan die van variant
2 met uitzondering
van het feit dat de lessen aansluiten op de gewone
schooltijd. Er is dus
sprake van een verlengde schooldag.
In
de behoeftepeiling is geconstateerd dat van de bestaande taalgroepen alle
huidige taalgroepen voor OALT in aanmerking komen (minimaal 12 kinderen voor
een lesgroep
Hierna
treft U de uitslag van de
behoeftepeiling, naar gewenste vorm van OALT aan.
Onderbouw bovenbouw
|
OALT als |
OALT als |
OALT als |
totaal aantal |
|
|
taalondersteuning |
cultuurbeleid |
cultuurbeleid |
leerlingen |
|
|
|
|
|
|
|
Turks |
77 |
64 |
61 |
202 |
|
Koerdisch |
31 |
44 |
47 |
122 |
|
Marokkaans-Arabisch |
31 |
38 |
43 |
112 |
|
Somalisch |
30 |
27 |
28 |
85 |
|
Irakees |
17 |
16 |
30 |
63 |
|
Spaans |
10 |
17 |
14 |
41 |
|
Vietnamees |
8 |
10 |
12 |
30 |
|
Perzisch/Iraans |
8 |
9 |
7 |
24 |
|
Berbers |
9 |
8 |
10 |
27 |
|
Sarnami Hindi |
3 |
9 |
9 |
21 |
|
Sranan Tongo |
2 |
2 |
9 |
13 |
|
Javaans |
1 |
0 |
9 |
10 |
|
|
|
|
|
|
|
Duidelijk
is dat Turks, Koerdisch, Marokkaans-Arabisch, Somalisch, Irakees en Spaans de
talen zijn waarvoor OALT mogelijk is, gelet op de getalsnorm van 12 kinderen
Voor die taalgroepen is zowel ‘OALT als taalondersteuning’ in de onderbouw ,
Oalt als cultuur beleid in de onder- en bovenbouw haalbaar.
Van
de andere talen komen Vietnamees, Berbers, Perzisch/Iraans en Sarnami Hindi alleen in aanmerking voor
‘OALT als cultuurbeleid’, indien de kinderen in de onderbouw worden
samengevoegd met die in de bovenbouw. Dan wordt de minimumnorm van 12 kinderen
gehaald. Sranan Tongo en Javaans
blijven ook in dat geval te klein.
Al
met al betekent dit dat een uitbreiding van het huidige aanbod met Koerdisch,
Irakees en Somalisch, als het om het draagvlak gaat, zonder meer gerealiseerd
kan worden.
Evaluatie van OALT De gemeente Delft dient
verantwoording af te leggen over de ontvangen
OALT-middelen. Dit kan
in de vorm van een jaarverslag waarin
de activiteiten worden
vermeld en de financiën worden verantwoord.
Hiervoor zal nog een
model worden ontwikkeld.
Bij de behandeling van
de notitie in de gemeenteraad is een motie aangenomen over het OALT binnen
schooltijd. Voorjaar 2002 moet er een
inhoudelijke evaluatie over het OALT binnen schooltijd aan de gemeenteraad worden
uitgebracht.
Middelen Voor OALT is
jaarlijks ƒ 600.000 beschikbaar.
Regeling taakrealisatie Ten
opzichte van de vorige beleidplanperiodes zullen wij de gemeentelijke
regeling taakrealisatie gaan wijzigen.
Bij
de bijstelling van het OBP ’Kerend tij’
is daar al een begin
mee
gemaakt; er is toen overgegaan tot een toekenning van de taakfaciliteiten op
basis van een vast verzilveringstarief in plaats van op declaratiebasis.
In
‘Kerend tij’ is de toekenning van de taakfaciliteiten gekoppeld aan de
uitvoering van het zorgbeleid. De school mocht zelf beslissen over de inzet. Zo
kon men kiezen of men de faciliteiten aan de directeur verleende om zorgoverleg
te kunnen voeren, maar ook kon men besluiten om de interne begeleider extra te
faciliteren.
Uit
de ‘Monitor onderwijsbeleid gemeente Delft 1997 -2000’ (ITS) komt naar voren,
dat de taakrealisatie door 70% van de directeuren als zeer wezenlijk wordt
gezien en dat de faciliteiten voor ongeveer 50% ten behoeve van zorgbeleid
worden ingezet (Zorgbeleid WSNS, GOA-beleid en externe contacten).
Het
laaste geeft aan, dat de gemeentelijke doelstelling : inzet voor het zorgbeleid
niet is gereraliseerd.
Wel
kan worden afgeleid, dat de faciliteiten zeker zinvol worden gebruikt , met
name ook voor overig beleid, dat een relatie heeft met Delfts onderwijsbeleid:
ICT, personeelsbeleid.
De
directeuren geven verder aan, dat zij graag wat meer ruimte willen krijgen voor
het voeren van personeelsbeleid.
Zoals
U in hoofdstuk 4 ‘Impulsen voor
personeelsbeleid’ kunt lezen, willen wij deze wens honoreren, door het
toekennen van twee uur extra taakrealisatie, met name bedoeld voor coaching van
nieuwe leraren, begeleiding van zij-instromers etc.
In
de gewijzigde regeling willen wij ook het fenomeen van de centrale
(bovenschoolse) directeur of bestuursvertegenwoordiger betrekken.
In
de gemeentelijke overlegsituaties vaardigen met name de grotere schoolbesturen
hun bovenschoolse managers als vertegenwoordiger in werkgroepen en overleggen
af.
In
de periode 2001 - 2004 kennen de Laurentiussstichting, het PCBO en het openbaar
onderwijs zo’n functionaris.
Door
een procentuele toeslag van 10% per school binnen de gemeentelijke
taakrealisatieregeling kunnen wij dit nieuwe verschijnsel gaan honoreren,
zonder het principe van gelijke bekostiging van alle scholen geweld aan te
doen.
De
kwantitatieve berekening voor de toekenning van de gemeentelijke faciliteiten
komt er dan als volgt uit te zien:
taakrealisatie
(oud) 8
uur per school
uitbreiding
‘Impulsen voor personeelsbeleid’ 2 uur per school
10%
opslag voor ‘bovenschoolse inzet’ 1
uur per school
Dit
betekent dat er per school uitgegaan wordt van een 11 uurs norm. Een
uitbreiding van 37 ½ % ten opzichte van de vorige periode.
Inhoudelijk
komt de nieuwe regeling er als volgt uit te zien:
1. Ieder bestuur krijgt een taakrealisatiebudget
gebaseerd op een berekeningsgrondslag van 11 uur per school.
2. De taakfaciliteiten van gemeentewege zijn bedoeld als
om gemeentelijke beleidsdoelstellingen te kunnen realiseren, zoals omschreven
in dit onderwijsbeleidsplan.
3. Het schoolbestuur kan op bovenschools-niveau zelf
beslissen hoe de uren worden verdeeld. Het bestuur zelf beslist over de
verhouding bovenschools - schoolspecifiek.
Op
schoolniveau kan intern worden besloten hoe de schoolfaciliteiten worden
besteed: al dan niet extra faciliteiten
voor de directeur of voor een zorgfunctionaris of zoals geopperd werd in de
ronde tafelbesprekingen voor een coach
op personeelsgebied.
4.
De gemeente vraagt geen
verdere verantwoording over de
inzet van de taakfaciliteiten, dan een
bestuurlijke rapportage
over de toekenning van de faciliteiten.
Middelen Voor
taakrealisatie is ƒ 280.000 beschikbaar. Hieraan wordt toegevoegd het
in
hoofdstuk 4.3 opgenomen bedrag ten behoeve van extra steun binnen de school
(Impulsen voor Personeelsbeleid) ƒ 94.000 jaarlijks
Daarenboven
vindt er een uitbreiding plaats als gevolg van 10 % opslag voor ‘bovenschoolse
inzet’
2001 2002 2003 2004
20 47 47 47
Bewegingsonderwijs Het vakonderwijs gymnastiek is bij vorige
onderwijsbeleidsplan
besprekingen
altijd voorwerp geweest van felle discussie. Op een volgende
Colleges
hebben getracht bij dit onderwerp een bezuinigingstaakstelling te
realiseren.
Steeds tevergeefs, vooral omdat vanuit de scholen en de ouders werd aangegeven,
dat dit specifieke vormingsgebied door een deskundige en speciaal bevoegde
leraar mede moest worden aangeboden.
De huidige gemeenteraad heeft de beoogde bezuiniging
op vakonderwijs bewegingsonderwijs in 1998 dan ook ongedaan gemaakt.
In deze beleidsplanperiode blijft de gemeente Delft
de rijksnorm danook verdubbelen volgens de volgende regeling:
aantal
leerlingen aantal uren
(les- en niet les-gebonden).
Voormalige Rijksnorm Gemeente Totaal
169 - 200 5,5 5,5 11
201 - 228 6,0 6,0 12
229 - 256 6,5 6,5 13
257 - 284 7,0 7,0 14
285 - 312 7,5 7,5 15
313 - 340 8,0 8,0 16
341 - 368 8,5 8,5 17
369 - 396 9,0 9,0 18
397 - 424 9,5 9,5 19
425 - 452 10,0 10,0 20
enz.
De gemeente Delft heeft in 2000 op verzoek van de
vakleraren gymnastiek, mede op advies van LOKABEL besloten een eenvoudige vergaderfaciliteit
aan te bieden .Voor deze specialistische groep leraren wordt het daarmee
mogelijk onderling een aantal malen per jaar contact te onderhouden ,
waarbij gesproken kan worden over
ontwikkelingen in het vakgebied., de aansluiting bij gemeentelijk beleid
bijvoorbeeld bij de Brede School-ontwikkeling , afstemming van werkroosters van
vakleraren , scholing etc.
Middelen Jaarlijks wordt voor bewegingsonderwijs ƒ 520.000 beschikbaar gesteld.
Schoolzwemmen Het zwemonderwijs kent een aantal specifieke
doelstellingen.
Het
veiligheidsaspect
Nederland
is een waterrijk land, om te kunnen overleven is het kunnen zwemmen van groot
belang.
Zwemmen is onderdeel van
bewegingscultuur
Naast
het leren lopen, fietsen is het kunnen zwemmen voor de zelfstandigheid van
kinderen van groot belang. Het zwemmen oefent het hele lichaam en is een
belangrijk onderdeel van het bewegingsonderwijs.
Het vrijetijdsaspect
Vrije
tijdsbesteding op en rond het water heeft een grote aantrekkingskracht op vele
mensen, het zwemmen vervult hierin een essentiële rol.
Hoewel
alle hiervoor genoemde doelstellingen belangrijk zijn, legt Delft het accent op
het veiligheidsaspect.
In
de komende onderwijsbeleidsperiode wordt het huidig model van 1 jaar
schoolzwemmen gehandhaafd. Voor leerlingen, die na 1 jaar schoolzwemmen het A
diploma nog niet hebben behaald is de mogelijkheid om deel te nemen aan een
na-cursus -DDVC- (De Delftse vangnet constructie).
Mede
naar aanleiding van een aantal ongevallen in zwembaden in de loop van 1998 is er
in Delft in 1999 een instructie voor het onderwijzend personeel en de
zweminstructeurs uitgebracht.
Deze
instructie heeft als doel om een goed en veilig verloop van het schoolzwemmen
in de gemeente Delft te regelen, daarbij worden taken en bevoegdheden van
betrokkenen beschreven.
Uit
de Delftse monitor blijkt dat na 1 jaar zwemonderwijs het aantal
ongediplomeerde kinderen 25 procent bedraagt. De reden is dat de eisen voor het
behalen van een diploma behoorlijk verzwaard zijn. Dit betekent in de praktijk dat
meer leerlingen gebruik maken van de “vangnet-constructie” en veel leerlingen
bij aanvang van de cursus in het ondiepe les krijgen. Om de daarbij gepaarde
rooster-problemen op te lossen wordt een uitbreiding van het beschikbare budget
van f 40.000 voorgesteld.
Middelen Voor
schoolzwemmen is jaarlijks ƒ 350.000 beschikbaar (incl. vervoer)
Vanwege noodzakelijke
beleidsaanpassingen in verband met verzwaring van
programma-eisen wordt dit bedrag verhoogd:
2001 2002 2003 2004
17 40 40 40
Hoofdstuk 9 Financiële
Consequenties ‘De bakens verzet’.
Hierna volgen de financiën welke voortvloeien uit de
in ‘De bakens verzet’ beschreven hoofdstukken. (Overzicht A.).
In Overzicht B staat de financiering van de
beleidswijzigingen beschreven.
Opgemerkt wordt, dat over de hoofdstukken 2 ‘De Brede School’, hoofdstuk 3 ‘Scholen voor
de toekomst’ en hoofdstuk 4 ‘Impulsen voor personeelsbeleid’ reeds
besluitvorming heeft plaatsgevonden door de gemeenteraad.
Deze thema’s zijn voor de volledige weergave van het
beleid wel meegenomen in dit Onderwijsbeleidsplan.
In overzicht A zijn in het hoofdstuk Kansenbeleid de
benodigde middelen beschreven voor de diverse activiteiten 1.1 t/m 1.10. Dit
zijn veelal bestaande middelen, die soms anders worden ingezet.
Aan nieuwe middelen voor Kansenbeleid wordt ƒ 1,8
miljoen ingebracht, voor een 4-jarige beleidsplanperiode. Dit vanuit
gemeentelijke middelen en rijksgelden.
In Overzicht C staan de uitgaven van het lokale
onderwijsbeleid van de gemeente Delft opgenomen , zoals die waren in 2000.
Voor de overzichtelijkheid is hierbij dezelfde
indeling aangebracht als die wordt gehanteerd in ‘De bakens verzet’.
Zoals uit dit overzicht blijkt, zijn de uitgaven in
2000 ruim 18 miljoen op jaarbasis. Aan het nieuwe OBP wordt over de periode
2001 - 2004 16,9 miljoen toegevoegd. (ruim 4 miljoen op
jaarbasis).
Bijlage 1 Staat A |
|
|
||||
|
|
|
Bedragen x f
1000,-- |
|
||
|
|
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
tot obp |
|
(Extra) benodigde middelen voor nieuw
beleid |
|
|
|
|
|
1 |
Kansenbeleid |
|
|
|
|
|
|
Primair onderwijs |
|
|
|
|
|
1.1 |
Zorgplatform
p.o. |
213 |
212 |
125 |
125 |
675 |
1.2 |
Voorschool
Delft po |
1110 |
945 |
945 |
850 |
3850 |
1.3 |
Centrale
opvang p.o. |
170 |
170 |
170 |
170 |
680 |
1.4 |
Schoolmaatschappelijk
werk |
100 |
100 |
100 |
100 |
400 |
|
Voortgezet onderwijs |
|
|
|
|
|
1.5 |
Zorgloket v.o. |
50 |
50 |
p.m. |
p.m. |
100 |
1.6 |
Zorgteams v.o. |
175 |
175 |
175 |
175 |
700 |
1.7 |
De Wissel |
265 |
265 |
265 |
265 |
1060 |
1.8 |
RMC/SMC |
384 |
384 |
384 |
384 |
1536 |
1.9 |
Centrale
opvang v.o. |
410 |
410 |
410 |
410 |
1640 |
1.10 |
Vso-zmok in
Delft |
30 |
30 |
p.m. |
p.m. |
60 |
|
sub-totaal
kansenbeleid |
2907 |
2741 |
2574 |
2479 |
10701 |
|
|
|
|
|
|
|
2 |
Bredeschool |
|
|
|
|
|
2.1 |
Ict
voorzieningen verlengde schooldag |
150 |
150 |
150 |
150 |
600 |
2.2 |
Meer zorg en
activiteiten rond scholen |
350 |
350 |
350 |
350 |
1400 |
2.3 |
Extra inzet
programma |
50 |
50 |
50 |
50 |
200 |
|
sub-totaal
bredeschool |
550 |
550 |
550 |
550 |
2200 |
|
|
|
|
|
|
|
3 |
School voor de toekomst |
|
|
|
|
|
3.1 |
Ict in het
primair onderwijs |
1500 |
1500 |
500 |
|
3500 |
3.2. |
Ict in het
voortgezet onderwijs |
1700 |
500 |
|
|
2200 |
3.3 |
Investeren in
techniek |
500 |
500 |
500 |
|
1500 |
3.4 |
Reservering
voor periode 2004 t/m 2007 |
|
|
|
2000 |
2000 |
3.5 |
Educatieve projecten w.o. soundbox |
70 |
70 |
20 |
20 |
180 |
3.6 |
Beroepenmanifestatiedag |
15 |
15 |
15 |
15 |
60 |
3.7 |
Onderwijsportal |
35 |
35 |
35 |
35 |
140 |
3.8 |
Koppeling
registraties scholen/gemeente |
100 |
50 |
50 |
50 |
250 |
|
sub-totaal
school voor de toekomst |
3920 |
2670 |
1120 |
2120 |
9830 |
4 |
Impulsen voor personeelsbeleid |
|
|
|
|
|
4.1 |
inrichting 1
loket ( personeelsconsulent) |
28 |
65 |
65 |
65 |
223 |
4.2 |
activiteiten
budget 1 loket |
130 |
180 |
180 |
180 |
670 |
4.3 |
extra steun
binnen school |
|
|
|
|
|
|
po:10 fre,s per school a f 312,--= f 3.120,-- x 30 |
94 |
94 |
94 |
94 |
376 |
|
vo: 25000 per
school, aantal scholen 3 |
75 |
75 |
75 |
75 |
300 |
4.4 |
gezamelijke
werving (2/3 deel vd kosten) |
60 |
70 |
60 |
41 |
231 |
|
sub-totaal
impuls voor personeelsbeleid |
387 |
484 |
474 |
455 |
1800 |
|
|
|
|
|
|
|
5 |
Monitoring beleid |
70 |
70 |
70 |
70 |
280 |
|
|
|
|
|
|
|
6. |
Ondersteuning van het Delftse onderwijs |
|
|
|
|
|
6.1 |
natuureducatie
(extra subsidie papaver) |
30 |
30 |
30 |
30 |
120 |
6.2 |
cultuurtraject
vo ( f 10,-- per ll basisvorming) |
40 |
40 |
40 |
40 |
160 |
6.3 |
logopedie |
20 |
20 |
20 |
20 |
80 |
|
sub-totaal
ondersteuning |
90 |
90 |
90 |
90 |
360 |
|
|
|
|
|
|
|
7 |
Onderwijshuisvesting |
375 |
300 |
300 |
300 |
1275 |
|
|
|
|
|
|
|
8 |
Overige beleidspunten |
|
|
|
|
|
8.1 |
schoolzwemmen
+2.5 uur tbv goa-scholen |
17 |
40 |
40 |
40 |
137 |
8.2 |
wijziging
regeling taakrealisatie p.o. + 5 fre,s |
20 |
47 |
47 |
47 |
161 |
|
sub-totaal
overige beleidspunten |
37 |
87 |
87 |
87 |
298 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal (extra) benodigde middelen |
8336 |
6992 |
5265 |
6151 |
26744 |
|
|
|
|
|
|
|
Bijlage 1 Staat B |
|
|
|
|
|
Financiering beleidswijzigingen |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
tot obp |
|
|
|
|
|
|
Raming/herschikking
gemeentebegroting |
2304 |
2304 |
2220 |
2220 |
9048 |
|
|
|
|
|
|
Oudkomersgelden |
505 |
340 |
340 |
340 |
1525 |
|
|
|
|
|
|
Zomernota |
100 |
50 |
50 |
50 |
250 |
|
|
|
|
|
|
EZH-middelen |
4310 |
3110 |
1540 |
2540 |
11500 |
|
|
|
|
|
|
Ontrekking aan
voorzieningen: |
|
|
|
|
|
Voorziening
invalkrachten |
50 |
70 |
70 |
70 |
260 |
Voorziening
onderwijsbeleidsplan |
361 |
487 |
314 |
295 |
1457 |
Voorziening
vijf-jaarlijkse afrekening |
310 |
260 |
260 |
260 |
1090 |
Voorziening
goa |
21 |
71 |
171 |
76 |
339 |
|
|
|
|
|
|
Gedecentraliseerde
huisvestingsmiddelen |
375 |
300 |
300 |
300 |
1275 |
|
|
|
|
|
|
Totaal financieringsmiddelen |
8336 |
6992 |
5265 |
6151 |
26744 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
NB |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Uit het
vorenstaande overzichtje blijkt dat de gemeente in het tijdvak van het nieuwe
obp ruim 16 miljoen aan middelen toevoegt aan het lokaal onderwijsbudget. |
|
||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijlage 1 Staat
C |
|
|
|
|
Uitgaven
lokaal onderwijs Delft volgens huidige beleid |
|
Uitgaven |
|
|
(basis globaal
begroting 2000) |
|
(x 1000,-) |
|
|
|
|
|
|
|
Kansenbeleid |
|
2400 |
|
|
|
|
|
|
|
Gemeentelijk
Onderwijs Achterstandsplan: |
2100 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Schoolmaatschappelijk
werk |
100 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Zorgstructuur
vo |
130 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Zorgteams (vm
gidsgelden) |
70 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Bredeschool |
|
50 |
|
|
|
|
|
|
|
School voor de toekomst |
|
80 |
|
|
|
|
|
|
|
Impuls personeelsbeleid |
|
0 |
|
|
|
|
|
|
|
Monitoring |
|
30 |
|
|
|
|
|
|
|
Ondersteuning van het Delftse Onderwijs |
|
1650 |
|
|
|
920 |
|
|
|
Onderwijsbegeleiding |
390 |
|
|
|
Kunstzinnige
vorming |
180 |
|
|
|
Natuur-en
Milieueducatie |
160 |
|
|
|
Logopedie |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Onderwijshuisvesting |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Kapitaallasten |
|
11300 |
|
|
Huren/erfpacht |
7300 |
|
|
|
Verzekering/belastingen |
1000 |
|
|
|
Buitenkantonderhoud |
1100 |
|
|
|
overig |
1200 |
|
|
|
|
700 |
|
|
|
Overig beleid |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Onderwijs
Allochtone Levende Talen |
|
3110 |
|
|
Schoolzwemmen |
590 |
|
|
|
Taakrealisatie
voor gemeente rekening |
350 |
|
|
|
Bewegingsonderwijs
voor gemeenterekening |
280 |
|
|
|
Leerlingenvervoer |
520 |
|
|
|
Overig |
1090 |
|
|
|
|
280 |
|
|
|
Totaal |
|
|
|
|
|
|
18620 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage 2. |
Overzicht van het aantal leerlingen. |
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Aantal leerlingen basisonderwijs |
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
oo |
rk |
Pc |
ref |
ab |
totaal |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
1988 |
|
2148 |
2079 |
1608 |
506 |
745 |
7086 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
1990 |
|
2137 |
2145 |
1624 |
462 |
746 |
7114 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
1992 |
|
2186 |
2173 |
1685 |
422 |
697 |
7163 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
1994 |
|
2150 |
2278 |
1766 |
357 |
726 |
7277 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
1996 |
|
2287 |
2545 |
1860 |
316 |
800 |
7808 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
1998 |
|
2322 |
2664 |
1973 |
301 |
822 |
8082 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
2000 |
|
2301 |
2663 |
2002 |
272 |
848 |
8086 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
2002 |
(prognose) |
2280 |
2700 |
2020 |
270 |
860 |
8130 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
2004 |
(prognose) |
2260 |
2750 |
2040 |
260 |
900 |
8210 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Verloop aantal
leerlingen basisonderwijs 1988-2004 |
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Hier grafiek
invoegen. |
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Aantal leerlingen speciaal
onderwijs/speciale scholen voor bao |
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
oo |
rk |
Ab |
totaal |
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
1992 |
|
249 |
286 |
214 |
749 |
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
1994 |
|
274 |
284 |
223 |
781 |
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
1996 |
|
256 |
294 |
239 |
789 |
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
1997 |
|
233 |
291 |
261 |
785 |
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
1998 |
|
166 |
234 |
288 |
688 |
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
1999 |
|
132 |
244 |
315 |
691 |
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
2000 |
|
118 |
247 |
309 |
674 |
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Verloop aantal
leerlingen speciaal onderwijs/speciale scholen voor basisonderwijs |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
grafiek
invoegen |
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Aantal leerlingen voortgezet onderwijs |
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
1995 |
1996 |
1997 |
1998 |
1999 |
2000 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Grotiuscollege |
1724 |
1650 |
1589 |
1577 |
1623 |
1640 |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
St.
Stanislascollege |
2001 |
2137 |
2230 |
2394 |
2630 |
2832 |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Christelijk
Lyceum Delft |
1755 |
1844 |
1831 |
1885 |
1957 |
1975 |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Laurentius
praktijkschool |
|
|
|
81 |
91 |
91 |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Totaal |
|
5480 |
5631 |
5650 |
5937 |
6301 |
6538 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage
3. Nadere uitwerking operationele doelstellingen Delftse Onderwijsmonitor
01.
Doelstelling: het in beeld brengen
van de ontwikkeling van de
vroeg- en voorschoolse educatie. De gegevens uitsplitsen naar
doelgroep
Te
verzamelen gegevens: deelname
cijfers aan vroegschoolse stimuleringsprogramma’ s naar opleidingsniveau ouders,
etniciteit en geslacht. Uitsplitsen naar wijk en totaal aantal van de
doelgroep. Referentie landelijke gegevens
02.
Doelstelling: het in beeld brengen
van de deelname aan het primair onderwijs. De gegevens
uitsplitsen naar doelgroep, denominatie en wijk. Refereren aan voorgaande
jaren.
Te verzamelen gegevens:
Deelname cijfers (teldatum) primair onderwijs (basis- en speciaal basisonderwijs)
naar leerling - gewicht, etniciteit en
geslacht. Uitsplitsen naar wijk en totaal aantallen van de doelgroepen.
Referentie landelijke gegevens. Deelname cijfers naar denominatie en
mobiliteit.
03.
Doelstelling: het in beeld brengen
van de deelname aan het speciaal basisonderwijs. De gegevens
uitsplitsen naar samenwerkingsverband en verwijzende school.
Te verzamelen gegevens:
Verwijzing speciaal basisonderwijs (percentages samenwerkingsverbanden en
sector 2/3) uitsplitsen naar basisschool, wijk, leerling - gewicht,
etniciteit
en geslacht. Binnen- en buiten de stad leerlingen. Referentie met landelijke
gegevens.
04.
Doelstelling: het in beeld brengen
van de mate van schoolverzuim primair onderwijs (ongeoorloofde afwezigheid)
van leerplichtige leerlingen.
Te verzamelen gegevens: via leerplichtadministratie
en schooladministratie (via te koppelen leerling - administratiesystemen) De verzuimregistratie inrichten naar leerling
- gewicht, etniciteit geslacht, school, wijk, reden en duur van het verzuim
05
Doelstelling: het in beeld brengen
van onderwijsontwikkelingen voor diverse vakgebieden (taal, rekenen, lezen en wereldorientatie)
door gebruik te maken van toets - scores.
Te verzamelen gegevens:
de toetsgegevens uit de goa -monitor aanvullen
met de toetsgegevens van de overige
scholen voor basisonderwijs en speciaal basisonderwijs. Cito -
leerlingvolgsysteem en de gegevens van de cito
- eindtoets, uitsplitsen naar wijk en school, leerling - gewicht, etniciteit en
geslacht. Adviezen voortgezet onderwijs
naar instroom niveau.
Referentie
met landelijke gegevens. Relatie met kwaliteistkaart van de rijksinspectie.
06
Doelstelling: het in beeld brengen
van de Centrale opvang primair onderwijs naar deelname, doorstroomtijd,
etniciteit, geslacht, verblijfsduur en vervolg binnen het aansluitende basisonderwijs
Te verzamelen gegevens:
leerling gegevens, datum toelating, tijd in etniciteit, verblijfsduur, in - en uitstroom
niveau, doorstroom naar basisschool/ speciaal basisonderwijs, gegevens basisschool
na jaar (inpassing en behaald niveau)
07
Doelstelling: het in beeld brengen
van vertraging schoolloopbaan
basisonderwijs en speciaal basisonderwijs.
Te verzamelen gegevens:
leerling - gegevens (o.a. Geb. Datum) toelatingsdatum, uitschrijvingsdatum,
etniciteit, verblijfsduur in Nederland, geslacht,
doorstroom - datum naar het voortgezet onderwijs.
08
Doelstelling: het in beeld brengen
van de deelname aan het voortgezet onderwijs.
Te
verzamelen gegevens deelname per school, naar wijk, binnen en buiten de stad ,
naar type voortgezet onderwijs, instroom - advies en doorstroom - gegevens naar
etniciteit, geslacht.. Gegevens kwaliteitskaart inspectie. Verdeling naar denominatie.
09
Doelstelling: het in beeld brengen
van schoolverzuim in het voortgezet onderwijs
(ongeoorloofde afwezigheid) van leerplichtige leerlingen.
Te
verzamelen gegevens: via leerplichtadministratie en schooladministratie (via te koppelen leerling –administratiesystemen)
De verzuimregistratie inrichten naar
leerling - gewicht, etniciteit, geslacht, school, wijk, reden en duur van verzuim.
10
Doelstelling: het in beeld brengen
van de vertraging in de schoolloopbaan in het voortgezet
onderwijs.
Te verzamelen gegevens:
leerling - gegevens (o.a. Geb. Datum) toelatingsdatum, uitschrijvingsdatum,
etniciteit, verblijfsduur in Nederland, geslacht,
doorstroom - datum naar soort voortgezet onderwijs, de startkwalificatie, De
Wissel in cijfers, omvang vertraging
schoolloopbaan in primair onderwijs en voortgezet onderwijs.
11
Doelstelling: het in beeld brengen
van de Centrale opvang in het voortgezet onderwijs.
Te
verzamelen gegevens: deelname gegevens, verblijfsduur, doorstroomtijd, etniciteit
en geslacht, resultaten na uitstroom, verblijfsduur in Nederland.
12
Doelstelling: het in beeld brengen
van de Ict -ontwikkelingen in het primair
- en het voortgezet onderwijs.Te
verzamelen gegevens: cijfers h ardware
ontwikkelingen, scholing per school/ denominatie, inzet scholing en resultaat.
Gebruik in de school en de klas, leerling gebruik in uren per week, overzicht
gebruikte administratie en educatieve software.
13
Doelstelling: het in beeld brengen
van de effecten van de plannen uit het Onderwijsbeleidsplan (voorzover niet
reeds in eerdere items verwerkt.)
Te verzamelen gegevens:
inzet en verantwoording van de taakrealisatie,
deelname en overzicht resultaten schoolzwemmen, deelname aan aanbod natuureducatie,deelname
aan aanbod kunstzinnige vorming, deelname aan aanbod Onderwijsadvies. Bij alle
te verzamelen leerling - gegevens uitsplitsen naar leeftijd, etniciteit,
geslacht, school, denominatie
14
Doelstelling: het in beeld brengen
van de huisvesting van het onderwijs in Delft.Te verzamelen gegevens: kengetallen uit het Integraal
Huisvesting plan/ jaarverslag (IHP