Onderwerp
Voortgang
problematiek uitgeprocedeerde ROA- en VVTV-cliënten en voorstel vreemdeling
zonder geldige verblijfsvergunning in opvanginstelling
In deze nota worden 2 onderwerpen
behandeld.
Als eerste zal de voortgang van
de problematiek uitgeprocedeerde ROA- en VVTV-cliënten worden besproken, als
vervolg op de nota van 12 december 2000 (00/030106).
Als tweede zal er een voorstel
worden gedaan met betrekking tot een vreemdeling zonder geldige
verblijfsvergunning die momenteel in een opvanginstelling verblijft.
Op 13 juni 2000 is het College
van B&W akkoord gegaan met het voorstel om een uitstroomregeling in te
stellen voor uitgeprocedeerde ROA- en VVTV-cliënten (kenmerk 00/011686). In het
kort komt dit beleid erop neer dat er een budget van ƒ 30.000,- wordt ingesteld
voor uitgeprocedeerden van wie tevens het stappenplan is beëindigd door de IND.
Hieruit kunnen eenmalig uitkeringen worden verstrekt via het Interkerkelijk
Sociaal Fonds (ISF), gekoppeld aan begeleiding bij onderzoek naar
terugkeermogelijkheden via het IOM. Dit betekent dat wanneer een
uitgeprocedeerde ROA- of VVTV-cliënt aan de voorwaarden voor de regeling
voldoet, gedurende 3 maanden een zak- en kleedgelduitkering ter hoogte van
ƒ400,- per persoon per maand kan worden verstrekt. Gedurende deze periode kan
men in de betreffende woning(en) blijven wonen.
Op 12 december 2000 is het
College van B&W akkoord gegaan met het voorstel dat het beleid zoals hierboven
beschreven ongewijzigd blijft (00/030106), met als aanpassing dat de
uitstroomregeling na 3 maanden wordt voortgezet voor diegene die nog een
procedure zitten anders dan de asielprocedure, totdat die procedure is
afgelopen. Dit heeft als gevolg dat er voor de tweede keer ƒ 30.000,- is
gereserveerd uit de reserve integratiebeleid.
Eind 2000 is een Tussentijds
Bericht Vreemdelingencirculaire (TBV) 2000/29 verschenen met als onderwerp
‘Staatlozen die buiten hun schuld niet kunnen voldoen aan de rechtsverplichting
om uit Nederland te vertrekken’Op dit moment is Stichting Vluchtelingenwerk
Delft bezig de 2 cliënten, die wel zijn uitgeprocedeerd maar technisch niet
uitzetbaar zijn, onder te brengen bij een andere advocaat om te bekijken of de
procedure van de TBV kan worden opgestart en wat de verdere mogelijkheden zijn.
De toelage van deze 2 cliënten
zal worden voortgezet totdat helder is wat hun kansen zijn met betrekking tot
de TBV.
Wel is gebleken dat het niet
eenvoudig zal zijn voor deze 2 cliënten om aan de eisen te voldoen die worden
gesteld in de TBV. Naar aanleiding van dit TBV heeft het College op 3 april
2001 een brief aan staatssecretaris Kalsbeek gestuurd, waarin wordt verzocht om
de TBV opnieuw tegen het licht te houden om op reële wijze terugkeerkansen te
kunnen bepalen.
1 van de 2 cliënten die nog in
procedure zit heeft recentelijk een status gekregen. Met ingang van 1 mei 2001
is de toelage van de uitstroomregeling beëindigd.
De situatie van de overige cliënt
in procedure is onveranderd ten opzichte van de situatie in december 2000.
Tot slot is er opnieuw van een
ROA-cliënt het terugkeerdossier ontvangen van Justitie. Het stappenplan is
beëindigd en cliënt is door de gemeente uitgenodigd voor een gesprek over
terugkeermogelijkheden. Deze cliënt voldoet aan de criteria voor de regeling,
zit niet in een procedure anders dan de asielprocedure en is technisch wel
uitzetbaar. Hierdoor komt de cliënt voor een periode van 3 maanden (ingaande 1
mei 2001) in aanmerking voor de uitstroomregeling. Voor gedetailleerde
informatie wordt verwezen naar de vertrouwelijke bijlage.
In het vrouwenopvanghuis van de
stichting VOZH Ricardis verblijft momenteel een cliënt van buitenlandse afkomst
zonder geldig verblijfsdocument. Cliënt wordt sinds 1,5 jaar opgevangen en is
in afwachting van een verblijfsdocument op grond van klemmende redenen van
humanitaire aard. Vanuit de stichting VOZH Ricardis is het verzoek gekomen of
deze cliënt kan uitstromen omdat er bij Ricardis een plek bezet wordt gehouden
die niet meer passend is.
Voor gedetailleerde informatie
wordt verwezen naar de vertrouwelijke bijlage.
Vreemdelingen die in de procedure
zijn voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden zijn wel legaal in
Nederland maar hebben geen recht op collectieve opvang dat georganiseerd is
door het rijk: dat is voor asielzoekers die in de procedure zijn voor een
eerste verzoek om toelating.
In dergelijke gevallen kon
voorheen op grond van artikel 12 van de Algemene bijstandswet aan deze personen
tijdelijk een bijstandsuitkering worden verstrekt waardoor zij toch inkomsten
hadden en voor onderdak konden zorgen. Echter door de invoering van de
Koppelingswet in 1998 is dit niet meer mogelijk. De gemeente Delft heeft
uitgesproken dat zij de Koppelingswet voor alle gevallen die na de invoering
van de Koppelingswet in 1998 bekend zouden worden, zou uitvoeren (voor gevallen
die voor 1998 bekend waren bij de gemeente is een overgangsregeling ingesteld).
Met andere woorden: voor de
betreffende mevrouw is op grond van de wettelijke regelgeving geen
opvangmogelijkheid passend en is geen inkomensregeling van toepassing.
Deze situatie is een voorbeeld
van situaties die vaker voorkomen, namelijk een vreemdeling is wel rechtmatig
in Nederland, maar heeft geen recht op opvangvoorzieningen en klopt wegens
persoonlijke problemen aan bij instellingen voor dak- en thuislozen of
vrouwenopvang. Zij hebben geen vorm van eigen inkomsten en kunnen de vereiste
eigen bijdrage in de opvang voor dak- en thuislozen en vrouwen niet betalen.
Het ministerie van VWS heeft
aangegeven dat in deze situaties gemeenten de mogelijkheid hebben om uit de
specifieke doeluitkeringen maatschappelijke opvang/vrouwenopvang middelen te
reserveren om niet te innen eigen bijdragen te compenseren in de begroting van
de opvanginstellingen (zie brief van de minister van VWS aan de Federatie
Opvang d.d. augustus 2000, bijlage 1). In de discussienotitie ‘masterplan
maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid’ is voorgesteld om
binnen de specifieke uitkering maatschappelijke opvang aan deze problematiek aandacht
te besteden (zie commissie extern d.d. 2 november 2000).
Voorgesteld wordt om alleen in
dit geval aansluiting te zoeken bij de uitstroomregeling. Bekeken wordt of voor
deze cliënt een plek kan worden geregeld in een leegstaande ROA-woning. Tevens
ontvangt deze cliënt een toelage conform de uitstroomregeling van ƒ 400,- .
Voorgesteld wordt:
a.
Kennis
te nemen van deze nota ‘Voortgang
problematiek uitgeprocedeerde ROA- en VVTV-cliënten en voorstel vreemdelinge
zonder geldige verblijfsvergunning in opvanginstelling’.
b.
In te stemmen met het
voorstel om bij uitzondering voor de cliënt
uit Ricardis aansluiting te zoeken bij de uitstroomregeling. Dit vanwege het
feit dat cliënt al 1,5 jaar in Delft verblijft en een kind in een pleeggezin in
Delft heeft. Bekeken wordt of de cliënt kan worden gehuisvest in een
leegstaande ROA-woning.
Delft, 22 mei 2001
M.E. Klijn
Hoofd vakteam Beleid en Projecten