1. Inleiding
In het hele land zijn vanuit diverse kanalen signalen gekomen over
(dreigende) tekorten in de eerste lijnsgezondheidszorg. De term eerste
lijnsgezondheidszorg refereert naar onderdelen in de zorgketen die voor
iedereen direct toegankelijk zijn en in de hoedanigheid van “poortwachter”
mensen eventueel doorverwijzen naar meer gespecialiseerde zorg. Voorbeelden van
eerste lijnspartijen zijn huisartsen, tandartsen en maatschappelijke
werkers.
De
afgelopen jaren is de vraag naar zorg niet alleen veranderd maar ook
toegenomen. Recente ontwikkelingen en het belang van een betere
toegankelijkheid en bereikbaarheid van de zorg maken het noodzakelijk om de
aandacht te vestigen op het versterken van de eerste lijnsgezondheidszorg in
Delft.
Het eerste lijnsoverleg van de Regionale Commissie
Gezondheidszorg (RCG) en de projectgroep integratiebeleid hebben in Delft
tekorten in de eerste lijn geconstateerd. Er is met name sprake van een
(dreigend) tekort aan huisartsen en tandartsen. Om de problemen in de eerste
lijnsgezondheidszorg te inventariseren en de rol van de gemeente in deze
kwestie te bespreken, hebben de vakteams Beleid en Projecten en Grond het
afgelopen jaar nauw samengewerkt. In de eerste helft van 2001 hebben zij
gesprekken gevoerd met (eerste lijns)zorgverleners en -instellingen (o.a.
huisartsen, tandartsen, een fysiotherapeut, eerste lijnspsychologen,
logopedisten, Stichting Maatzorg, Reinier de Graaf ziekenhuis, GGZ en
zorgverzekeraar DSW). Het doel van deze gesprekken was om in navolging van de
commissie extern van 2 november jl. gezamenlijk te bekijken welke mogelijkheden
er bestaan om de eerste lijnsgezondheidszorg in Delft in zowel kwantitatief als
kwalitatief opzicht te versterken.
Het
Delfts gemeentelijk beleid is er op gericht de eerste lijnsgezondheidszorg te
verbeteren. Hierbij is het van belang dat zorgvraag en -aanbod goed op elkaar
worden afgestemd. In de tweede paragraaf van deze nota zal nader worden
ingegaan op de knelpunten die zich in de eerste lijn voordoen en de oorzaken
die hieraan ten grondslag liggen. De derde paragraaf beschrijft ontwikkelingen
die zich op het niveau van het veld, het rijk en de gemeente ten aanzien van de
eerste lijn voordoen. In de vierde paragraaf worden de gemeentelijke
doelstellingen ten aanzien van het versterken van de eerste lijn belicht en de
rol die de gemeente voor zichzelf ziet weggelegd. In de vijfde paragraaf staat
het sleutelinstrument centraal waarmee een adequate eerste lijn gerealiseerd
kan worden, namelijk een gezondheidsaccommodatie. Een gezondheidsaccommodatie
is een gebouw waarin diverse eerste lijnspartijen die raakvlakken met elkaar
vertonen, zijn gehuisvest en onderling nauw samenwerken. In het kader van het
versterken van de eerste lijn is het tevens van belang dat er aandacht besteed
wordt aan het verbeteren van het zorgaanbod voor allochtonen. Hierop zal ten
slotte in paragraaf zes worden ingegaan.
2. Probleemomschrijving
2.1 (Dreigend) tekort aan huisartsen en
tandartsen
Zoals in de inleiding reeds kort werd aangegeven is
de zorgvraag de laatste jaren niet alleen veranderd maar ook toegenomen. Deze
veranderingen zijn o.a. het gevolg van bredere maatschappelijke en
beleidsmatige ontwikkelingen die van invloed zijn op de zorg. Het gaat
bijvoorbeeld om demografische verschuivingen (vergrijzing en bevolkingsgroei),
de toenemende mondigheid van de patiënt, interculturalisatie in en
vermaatschappelijking van de zorg en de verschuiving van aanbod- naar
vraagsturing. Hierdoor werken zorgverleners in andere omstandigheden dan
voorheen. Er is een aanzienlijke toename van de werkdruk en de eisen die van
verschillende kanten worden gesteld.
Tegelijkertijd
zijn er belangrijke ontwikkelingen gaande binnen de eerste
lijnsgezondheidszorg. Er bestaat bij zorgverleners zoals huisartsen en
tandartsen steeds meer behoefte om in deeltijd te werken. Dit hangt samen met
het feit dat het aantal vrouwen dat binnen de eerste lijn werkzaam is, is
toegenomen. Over het algemeen willen ook net afgestudeerden vaak in deeltijd
werken en over een grotere mate van flexibiliteit beschikken dan hun oudere
collega’s. Bovendien zullen relatief veel zorgverleners de aankomende jaren met
pensioen gaan. Deze ontwikkelingen, in combinatie met bredere maatschappelijke
en beleidsmatige veranderingen, hebben tot gevolg dat er tekorten in de eerste
lijnsgezondheidszorg (dreigen te) ontstaan. Met name huisartsen en tandartsen
zullen steeds moeilijker aan de zorgvraag kunnen voldoen.
Alhoewel er op dit moment
in Delft nog geen tekort aan huisartsen bestaat, is het wel moeilijk om een huisarts
te vinden die een bestaande praktijk wil overnemen. Over enkele jaren dreigt er
in Delft een tekort aan huisartsen te ontstaan. Een relatief groot aantal
huisartsen zal dan met pensioen gaan. Rond 2005 wordt een tekort van minimaal 6
à 7 huisartsen verwacht.
Wat betreft tandartsen is
er reeds sprake van een patiëntenstop. Bij tandartsen wordt het tekort ook in
de hand gewerkt doordat er een tendens tot specialiseren bestaat. Door alle
mogelijkheden binnen de tandheelkunde kan vaak niet meer het gehele werkterrein
worden beheerst. Daarnaast is er sprake van een stijgende vraag. Steeds meer
mensen behouden hun natuurlijke gebit door de goede tandheelkundige verzorging.
Over 3 jaar zullen ongeveer 9000 mensen die momenteel een tandarts hebben
zonder tandarts zitten. Het werkelijke aantal mensen dat geen tandarts heeft,
is echter groter. Om een dergelijke situatie te voorkomen, zullen in Delft
tussen nu en drie jaar 3 full-time (of 6 part-time) tandartsen bij moeten
komen.
2.2 Zorgvraag van allochtonen
Om de eerste lijnsgezondheidszorg in Delft te
verbeteren, zal niet alleen aandacht geschonken moeten worden aan het wegwerken
van (dreigende) tekorten maar ook aan het optimaliseren van het zorgaanbod voor
allochtonen. Hierbij is het van belang dat een betere aansluiting tussen het
zorgaanbod en de zorgvraag van allochtonen gerealiseerd wordt. Het aantal
allochtone patiënten en cliënten dat gebruikmaakt van de gezondheidszorg neemt
toe en verwacht wordt dat deze trend zich in de toekomst zal voortzetten. De
samenleving wordt immers steeds multicultureler van karakter en de groep
allochtone ouderen neemt gestaag toe.
Verschillen
in taal, cultuur, moraal en religie leiden regelmatig tot misverstanden tussen
allochtone zorgvragers en eerste lijnspartijen zoals huisartsen. Deze
misverstanden zijn over het algemeen het gevolg van communicatiestoornissen.
Allochtone patiënten beleven en uiten een ziekte dikwijls op een andere wijze
dan autochtone patiënten. Tevens hebben zij een ander verwachtingspatroon van
zorgaanbieders. Veel allochtonen hebben het gevoel dat er te weinig tijd en
aandacht aan hun klachten worden geschonken. Wantrouwen in zorgaanbieders kan
bijvoorbeeld ontstaan wanneer er niet wordt doorverwezen naar een specialist of
geen medicijnen worden voorgeschreven. Communicatiestoornissen worden ook in de
hand gewerkt wanneer bij eerste lijnspartijen vooroordelen bestaan over
allochtonen of over bepaalde gebruiken van een cultuur.
3. Ontwikkelingen
3.1
Het veld: de HOED en de
TOED
Op verschillende niveaus zijn ontwikkelingen gaande
die samenhangen met de veranderingen in de eerste lijnsgezondheidszorg. Uit de
gesprekken die de gemeente met eerste lijnszorgverleners heeft gevoerd, is
gebleken dat velen van hen behoefte hebben om met collega’s binnen de eigen
beroepsgroep nauwer samen te werken. Dit houdt in dat meerdere huisartsen of
tandartsen een praktijk delen. Bij huisartsen heet een groepspraktijk een HOED
(Huisartsen Onder Een Dak) en bij tandartsen een TOED (Tandartsen Onder Een
Dak).
Het
aangaan van samenwerkingsverbanden brengt een aantal voordelen met zich mee.
Ten eerste liggen in het aangaan van samenwerkingsverbanden duidelijke kansen
om te komen tot een betere kwaliteit van zorg, tot taakdifferentiatie en
–delegatie en tot meer doelmatigheid bij de zorgverlening. Een groepspraktijk
biedt huisartsen en tandartsen de mogelijkheid om hulpkrachten (een
praktijkondersteuner c.q. mondhygiëniste) aan te trekken die bepaalde taken van
hen overneemt. Tandartsen en huisartsen worden op deze wijze in de gelegenheid
gesteld om zich toe te leggen op meer complexe behandelingen. Hierdoor kunnen
zij zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht beter aan de zorgvraag van
patiënten voldoen. Ten tweede kunnen zorgverleners die samenwerken elkaar
gemakkelijker raadplegen, van elkaar leren en in geval van ziekte en vakantie
elkaar waarnemen. Ten derde kunnen bepaalde kosten worden gedeeld.
Zorgverleners die bijvoorbeeld in deeltijd werken kunnen een praktijkruimte, en
dus de huisvestingskosten, met elkaar delen.
3.2 Het rijk
Het aangaan van samenwerkingsverbanden tussen
eerste lijnszorgverleners wordt door het rijk gesteund. De Commissie
Toekomstige Financieringsstructuur Huisartsenzorg (ook wel de commissie
Tabaksblat genoemd) die door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
(VWS) is ingesteld, schrijft in het rapport Een gezonde spil in de zorg:
“De huisarts neemt een dominante spilpositie in in het continuüm van algemene
naar specialistische zorg. Verdergaande en gedifferentieerde samenwerking
blijft in de toekomst noodzakelijk, inclusief de daarbijbehorende
ondersteunende voorzieningen. De commissie wenst deze ontwikkeling te
bevorderen, omdat deze recht doet aan de complexiteit van de zorgbehoeften en
aan de noodzaak tot integrale behandeling van patiënten”. Verder stelt de
commissie te zijn getroffen “door de creativiteit waarmee huisartsen vormen
hebben weten te vinden voor hun samenwerking, in collegial verband, maar ook
met andere professionals in de zorg (gezondheidscentra, ziekenhuizen en anderen).
(…) Ruimte voor deze creativiteit en flexibliteit in de vormgeving van de
huisartsenzorg moet volgens de commissie voorop staan en worden gestimuleerd”.
Het rijk faciliteert het
werken in teamverband door aan huisartsen, die een juridisch samenwerkingsverband
aangaan en gezamenlijk een bestand van minimaal 7500 patiënten hebben, geld ter
beschikking te stellen voor het aantrekken van een praktijkondersteuner.
Multidisciplinaire samenwerking wordt tevens door het rijk gestimuleerd door
middel van een subsidieregeling. Voor de startperiode van een
gezondheidsaccommodatie en zwaarder gestructureerde samenwerkingsverbanden kan
bij het College Voor Zorgvoorzieningen (CVZ) een subsidie worden aangevraagd
(zie paragraaf 5.3).
3.3 De gemeente
De gemeente heeft momenteel een belangrijke taak op
het gebied van de eerste lijnsgezondheidszorg voor jeugdigen in de leeftijd van
4 tot 19 jaar. Deze wordt momenteel uitgevoerd door de GGD die daarvoor een
jaarlijkse bijdrage van de gemeente ontvangt. In het kader van een nieuwe wet
op het gebied van de integrale jeugdgezondheidszorg zal de taak van de gemeente
uitgebreid worden. De zorg voor jeugdigen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar (kind
en ouderzorg) zal tevens onder de verantwoordelijkheid van de gemeente komen te
vallen. De gemeente ziet hierdoor een kans om een relatie te leggen tussen de
eerste lijngezondheidszorg voor jeugdigen en de eerste lijngezondheidszorg in
gezondheidsaccommodaties. De nieuwe wet zal naar alle waarschijnlijkheid per 1
januari 2003 ingaan. In 2002 zal een nota volgen over hoe de gemeente Delft
haar toekomstige regietaak op het terrein van de integrale jeugdgezondheidszorg
vorm zal geven (zie paragraaf 4.1, punt d).
4. Doelstellingen
4.1 Algemeen
Het algemeen doel van het Delfts gemeentelijk
beleid is om de eerste lijnsgezondheidszorg in zowel kwantitatief als
kwalitatief opzicht te verbeteren. Hiertoe dient een aantal subdoelen te worden
gerealiseerd, te weten:
a. het afwenden van (dreigende) tekorten
aan huisartsen en tandartsen;
b. het creëren van meer samenhang en
integraliteit binnen de eerste lijnsgezondheidszorg;
c. het
realiseren van een laagdrempelig zorgaanbod;
d. het op wijkniveau realiseren van de
infrastructuur voor de jeugdgezondheidszorg;
e. het
verbeteren van het zorgaanbod voor allochtonen.
Ad a:
Ten einde (dreigende) tekorten aan huisartsen en
tandartsen af te wenden, dient het vestigingsklimaat in Delft voor deze
beroepsgroepen aantrekkelijker te worden gemaakt. Uit de gesprekken die de
gemeente met huisartsen en tandartsen heeft gevoerd, is naar voren gekomen dat
zij erg veel moeite hebben met het vinden van een geschikte praktijkruimte.
Door het creeëren van meer praktijkruimtes kunnen nieuwe (pas afgestudeerde)
huisartsen en tandartsen worden gemotiveerd om zich in Delft te vestigen.
Daarbij is het van belang dat Delft ook in financieel opzicht een
aantrekkelijke optie is. Dat wil zeggen dat de huurprijs per vierkante meter
voor hen acceptabel moet zijn. Tevens dienen in Delft meer mogelijkheden te
worden gecreeërd om in teamverband te werken. Veel nieuwe huisartsen en
tandartsen willen namelijk meer flexibiliteit, in deeltijd werken en
samenwerken met ervaren collega’s van wie ze kunnen leren.
Ad b:
Om meer samenhang en integraliteit binnen de zorg
te bewerkstelligen, dienen zorgverleners niet alleen nauwer samen te werken met
collega’s binnen de eigen discipline maar ook met mensen daarbuiten. Een goede
afstemming, taakverdeling en verwijsprocedure tussen huisarts en andere
disciplines is noodzakelijk om aan de zorgvraag van patiënten te kunnen
voldoen. Voor huisartsen zijn korte communicatielijnen met bijvoorbeeld het
algemeen maatschappelijk werk van belang omdat patiënten in toenemende mate
kampen met problemen die van psychosociale aard zijn. Algemeen maatschappelijke
werkers (en eerste lijnspsychologen en sociaal psychiatrisch verpleegkundigen)
hebben een belangrijke rol in het ondersteunen van huisartsen in hun
poortwachtersfunctie naar de geestelijke gezondheidszorg. Een
gezondheidsaccommodatie is een sleutelinstrument om dergelijke
multidisciplinaire samenwerking vorm te geven.
Ad c:
Voor het realiseren van een adequate eerste lijn
dient het zorgaanbod ook laagdrempelig te zijn. Dit houdt in dat een optimale
toegang tot de zorg is gegarandeerd. Een belangrijk element hierbij is dat het
zorgaanbod wijkgericht is georganiseerd. In het kader hiervan zou elke wijk in
Delft over een goed geoutilleerde gezondheidsaccommodatie moeten beschikken.
Ad d:
Laagdrempeligheid en samenwerking zijn in het
bijzonder van belang waar het gaat om de (preventieve) zorg voor kinderen en
jongeren. De huidige inrichting van de zorg voor 0 tot 19 jarigen wordt nog te
veel gekenmerkt door versnippering over organisaties en specialismen. Gezinnen,
onderwijs en niet te vergeten de kinderopvang hebben juist een groot belang bij
een nabije en generalistische eerste lijn die problemen snel kan signaleren en
(helpen) aanpakken en zonodig de juiste specialisten kan inschakelen.
Deze
gedachten worden uitgewerkt in de samenwerking tussen Stichting Maatzorg, GGD
en de betrokken gemeenten in de regio. Inzet is in iedere wijk een
jeugdgezondheidsteam (0 tot 19 jaar) te stationeren dat verantwoordelijk is
voor de uitvoering van het jeugdgezondheidspakket van de GGD en het werk van
het consultatiebureau. Tevens biedt een dergelijk team laagdrempelige
ondersteuning aan kinderen en gezinnen, de (zorgteams van) scholen en de
kinderopvang (inclusief opvoedadvieswerk). Hier ligt ook een nadrukkelijke
relatie met de brede school en de voorschool.
Deze
aanpak wordt nader beschreven in het actieprogramma “Naar een integrale
jeugdgezondheidszorg” op grond waarvan nu een subsidie-aanvraag in het kader
van de Tijdelijke regeling vroegsignalering wordt gedaan (hierover volgt op
korte termijn een notitie met een bestedingsvoorstel voor 2001). Koppeling van
deze ontwikkeling met de (huisvestings)inzet op het punt van andere eerste
lijnsfuncties ligt om inhoudelijke en praktische redenen voor de hand.
Ad e:
Tot slot is het van belang dat het zorgaanbod beter
aansluit op de zorgvraag van allochtonen. Dat wil zeggen dat er binnen de
structuur van de zorg en de direct aanpalende beleidsterreinen mogelijkheden
moeten worden gecreeërd om beter in te spelen op wat allochtone patiënten
willen en belangrijk vinden.
4.2
De rol van de gemeente
De taken van de gemeente lopen uiteen op
verschillende onderdelen van de eerste lijnsgezondheidszorg. In de vorige
paragraaf is reeds aangegeven dat de gemeente een belangrijke rol heeft ten
aanzien van het inrichten van het beleid inzake de integrale
jeugdgezondheidszorg van 0 tot 19 jarigen. Ook is de gemeente verantwoordelijk
voor het beleid ten aanzien van het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) en de
uitvoering daarvan. De gemeente heeft echter geen wettelijke verplichtingen ten
aanzien van overige onderdelen van de eerste lijn, zoals huisartsen, tandartsen
en psychologen. Dat neemt niet weg dat de gemeente een algemeen belang heeft om
het zorgaanbod in Delft op peil te houden en daarom stappen wil ondernemen ten
einde de eerste lijn te verbeteren.
Op basis van het
bovenstaande en naar aanleiding van gesprekken die met zorgverleners zijn
gevoerd, wordt voorgesteld dat de gemeente een regierol op zich neemt om
betrokken partijen bij elkaar te brengen. Hierdoor kunnen wensen en behoeften
goed op elkaar worden afgestemd. Ook
andere partijen (DSW en Maatzorg) hebben het nodige te regisseren.
Samenwerking met dergelijke organisaties staat daarom voorop.
Tevens wordt voorgesteld om
de gemeente op het gebied van huisvesting een faciliterende rol te laten
vervullen. Ten eerste zal de gemeente proberen te voorkomen dat zorgverleners
bij het vinden van een praktijkruimte door wettelijke belemmeringen in de weg
worden gestaan. De gemeente zal daarom voor zo ver mogelijk meewerken aan het
wijzigen van bestemmingsplannen als bestaande bestemmingen niet voldoen.
Bovendien kan door middel van bestemmingsplannen een betere verspreiding van
huisartsen over de hele stad worden nagestreefd.
Ten tweede zal de gemeente
een bemiddelende rol spelen in het zoeken naar partners die eventueel
accommodaties kunnen ontwikkelen. Hierbij wordt gedacht aan
woningbouwverenigingen, zorgverzekeraar DSW, Stichting Maatzorg, Reinier de Graaf ziekenhuis en GGZ Delfland.
Ten
derde heeft de gemeente in het verleden een aantal gezondheidsaccommodaties
ingericht en sindsdien beheerd. Het betreft accommodaties aan de Veulenkamp,
Händellaan, Pootstraat en Nassaulaan. Verbetering en/of uitbreiding van het
aantal accommodaties is op dit moment gegeven de bouwkundige situatie en de
vraag concreet aan de orde. De gemeente wil voorts, en dat is punt vier,
bijdragen aan het totstandkomen van een beheersorganisatie voor
gezondheids-accommodaties in Delft of de regio. Hierover zijn gesprekken gaande
met de partners in het veld en met het ministerie van VWS, dat bereid is deze
ontwikkeling te helpen ondersteunen door het verlenen van de experimentstatus.
Door deze ontwikkeling te ondersteunen kan aan gezondheidsaccommodaties een
betere beheersbasis meegegeven worden en kan tegelijkertijd een aanknopingspunt
gevonden worden om gemeentelijke doelstellingen (integrale
jeugdgezondheidszorg, meer allochtone artsen) daadwerkelijk vorm te geven.
5.
Gezondheidsaccommodaties
5.1
Algemeen
Het bovenstaande maakt duidelijk dat
gezondheidsaccommodaties een sleutelinstrument zijn om een adequate eerste
lijnsgezondheidszorg te realiseren. In een gezondheidsaccommodatie zijn in
ieder geval huisartsen, wijkverpleegkundigen en een maatschappelijk werker
vertegenwoordigd. Verder wil de gemeente in iedere gezondheidsaccommodatie een
jeugdgezondheidsteam (0 tot 19 jaar) realiseren. Naast deze kerndisciplines
kunnen ook andere disciplines in een gezondheidsaccommodatie gehuisvest zijn,
zoals fysiotherapeuten, eerste lijnspsychologen, logopedisten en (andere)
onderdelen van Stichting Maatzorg en GGZ-Delfland. Ondanks het feit dat
tandartsen inhoudelijk gezien weinig raakvlakken met huisartsen hebben, kunnen
ook zij in een accommodatie vertegenwoordigd zijn. Afhankelijk van de zorgvraag
kan een gezondheidsaccommodatie meer of minder disciplines bevatten.
Gezondheidsaccommodaties
zijn een effectief instrument om de gemeentelijke doeleinden, zoals die in
paragraaf 4.1 zijn beschreven, te verwezenlijken. In het kader van het
verbeteren van de eerste lijn dienen niet alleen voldoende disciplines in één
gebouw vertegenwoordigd te zijn en nauw samen te werken. Tevens zullen nieuwe
huisartsen en tandartsen moeten worden aangetrokken om in de accommodaties te
gaan werken. Daarbij is het van cruciaal belang dat reeds in Delft gevestigde huisartsen
en tandartsen bereid zijn om met nieuwkomers samen te werken en hen eventueel
op te leiden. Uit de gesprekken die met zorgverleners zijn gevoerd, is gebleken
dat een aantal daartoe bereidheid is.
5.2 Wijkgericht
zorgaanbod
Aangezien gezondheidsaccommodaties een
sleutelinstrument zijn voor het verbeteren van de eerste lijn, wil de gemeente
elke wijk in Delft van een goed geoutilleerde accommodatie voorzien. Door de
eerste lijn op wijkniveau te organiseren, worden duidelijke mogelijkheden
geschept om een laagdrempelig zorgaanbod te realiseren dat dichtbij de
zorgvragers staat.
Momenteel
bestaan er vijf gezondheidsaccommodaties in Delft (zie bijlage I voor een
overzichtskaart): de Pootstraat (Hof van Delft Zuidoost), Händellaan
(Buitenhof), Veulenkamp (Tanthof), Nassaulaan (Wippolder) en een particuliere
ontwikkeling in de binnenstad (Kampveld). Met uitzondering van de nieuwe
accommodatie in de binnenstad, dient er naar de overige accommodaties goed
gekeken te worden of aan alle fysieke en inhoudelijke eisen wordt voldaan.
Mogelijk moet er gerenoveerd worden, een andere functie-invulling aan gegeven
worden of, zoals in Tanthof, uitgebreid worden. Er zijn nog drie wijken,
namelijk Voorhof, Hof van Delft Noordwest en Vrijenban, zonder een goed geoutilleerde
accommodatie. Op de overzichtskaart zijn d.m.v. vraagtekens mogelijke lokaties
aangegeven die zich lenen voor het ontwikkelen van een gezondheidsaccommodatie.
Een gezondheidsaccommodatie
met uitstraling is belangrijk om de aantrekkingskracht van een wijk te
vergroten. Dit is met name van belang voor de wijk Voorhof. Door het grote
aantal allochtonen in deze wijk en de extra tijd en aandacht die de behandeling
van deze patiënten vergt, kampen huisartsen met een hoge werkdruk. Een
praktijkruimte in een goed geoutilleerde accommodatie met huisartsen, algemeen
maatschappelijk werk, een wijkverpleegkundige en een jeugdgezondheidsteam moet
het voor nieuwe huisartsen en tandartsen aantrekkelijker maken om in deze wijk
een praktijk te beginnen.
5.3 Het
beheer van gezondheidsaccommodaties
Eerste lijnszorgverleners
beschikken over het algemeen niet over de tijd en deskundigheid om zich te
verdiepen in de beheersmatige c.q. organisatorische aspecten van een
gezondheidsaccommodatie. Het beheer van een accommodatie is echter een
belangrijk punt. De gemeente zal hierover op zeer korte termijn overleg voeren
met verschillende partijen. De intentie is om een stichting in het leven te
roepen die het beheer en de organisatie van de accommodaties op zich neemt. Het
is hierbij van belang dat op regionaal niveau wordt aangehaakt en een breder
samenwerkingsverband tot stand wordt gebracht zodat gebruik kan worden gemaakt
van de expertise die elders is opgebouwd. Hierbij wordt gedacht aan de regio
Nieuwe Waterweg Noord omdat daar op het gebied van het beheer van
gezondheidsaccommodaties reeds ervaring is opgedaan. Bovendien bestaat er de
mogelijkheid dat het initiatief tot een breder samenwerkingsverband als
landelijke pilot zal fungeren. De gemeente hoopt op deze wijze extra gelden van
het Ministerie van VWS te ontvangen.
5.4 De
financiering van gezondheidsaccommodaties
De gemeenteraad heeft dit jaar besloten om 2,1
miljoen gulden (€ 952.938,45) van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting
Nederlandse gemeenten (“Bouwfondsgelden”) te reserveren voor het versterken van
de eerste lijnsgezondheidszorg. Deze gelden worden aangewend voor het
verstrekken van laagrentende leningen aan externe ontwikkelaars/beheerders
(bijvoorbeeld een woningbouwvereniging of beheersstichting) zodat de
basishuurprijs per vierkante meter in een gezondheidsaccommodatie voor eerste
lijnszorgverleners acceptabel wordt. Om het genoemde huurprijsniveau te kunnen
garanderen zal een deel van de investering voor de bouwkosten (en voor zo ver
het een nieuwe uitgifte betreft de investering van de grond) gefinancierd
worden uit de hierboven genoemde Bouwfondsgelden.
De Bouwfondsgelden over de
jaarschijf 2001 die zijn gereserveerd voor het versterken van de eerste lijn
zullen worden aangewend voor het realiseren van twee of drie volwaardige
gezondheidsaccommodaties. Hiervoor komen in aanmerking de wijken Voorhof (Aart
van der Leeuwlaan of één van de andere twee lokaties die de gemeente in deze
wijk op het oog heeft), Tanthof (Veulenkamp) en/of Hof van Delft Zuidoost
(Pootstraat). Het uiteindelijke resultaat, namelijk in elke wijk een goed
geoutilleerde accommodatie, zal gefaseerd worden bereikt. Uitgaande van de op
dit moment bekende gegevens lijkt het mogelijk om de eerste twee of drie
accommodaties in 2003 te realiseren.
Momenteel bevindt het
project ter verbetering van de eerste lijnsgezondheidszorg zich in de
voorbereidingsfase. Het is hierbij van belang dat het kader van het project
goed uiteen wordt gezet. Dat wil zeggen dat de wensen en behoeften van de
betrokken partijen (de gemeente, Maatzorg, DSW, woningbouwverenigingen, GGZ
Delfland, Pieter van Foreest en zorgverleners) goed op elkaar moeten worden
afgestemd. Een initiërende rol is erg
belangrijk om de partijen op een zelfde lijn te krijgen. Er wordt voorgesteld
om middels de zomernota fl. 145.444,86 (€ 66.000) te reserveren voor het
vervullen van deze rol. De gelden zullen worden aangewend voor het inhuren van
externe deskundigheid en project- en organisatiekosten.
De gemeente zal bij het
ontwikkelen van volwaardige gezondheidsaccommodaties er ook naar streven om in
aanmerking te komen voor de reguliere subsidieregeling van het rijk. De
minimale eisen hiervoor zijn een officieel samenwerkingsverband van tenminste
twee huisartsen met ieder tenminste 800 patiënten, twee wijkverpleegkundigen en
een maatschappelijk werkende onder één dak. Voor meer gedetailleerde informatie
zie bijlage II waar de subsidieregeling is opgenomen.
Daarnaast zal de gemeente zich inzetten om externe partners
(bijvoorbeeld DSW, Pieter van Foreest, Reinier de Graaf en GGZ Delfland) te
vinden die in financieel opzicht bereid zijn een bijdrage te leveren aan het realiseren
van een goed geoutilleerde gezondheidsaccommodatie. Samen met
woningbouwverenigingen zal bijvoorbeeld worden bekeken wat de mogelijkheden
zijn om de accommodatie in de Pootstraat te vervangen en een nieuwe en
aanvullende accommodatie in Voorhof c.q. Tanthof te realiseren.
6. Het verbeteren van het zorgaanbod voor
allochtonen
In paragraaf 2.2 is reeds aangegeven dat het
zorgaanbod dikwijls niet goed aansluit op de zorgvraag van allochtonen. Er zijn
drie manieren waarop dit verbeterd zou kunnen worden. Ten eerste wordt getracht
het vestigingsklimaat in Delft voor zorgverleners van allochtone afkomst
aantrekkelijker te maken. Dat wil zeggen dat geprobeerd zal worden om
allochtone zorgverleners te interesseren in het deelnemen in een
gezondheidsaccommodatie.
Ten
tweede zal de gemeente onderzoeken of het aanstellen van allochtone
zorgconsulenten zowel wenselijk als haalbaar is ten einde het zorgaanbod voor
allochtonen te verbeteren. Allochtone zorgconsulenten treden op als
intermediair tussen de patiënt en arts. Zij zijn door hun eigen (allochtone)
achtergrond en medische basiskennis in staat om de moeilijkheden waarmee
allochtonen kampen goed in te schatten. Op het aanstellen van zorgconsulenten
wordt door het veld echter uiteenlopend gereageerd. Enkele huisartsen
bijvoorbeeld waarschuwen voor het creeëren van een extra zorglaag.
Ten
derde wil de gemeente aan de zorgvraag van allochtonen tegemoet komen door
activiteiten op het gebied van gezondheidsvoorlichting beter op elkaar af te
stemmen. De kwaliteit en toegankelijkheid van de gezondheidszorg wordt voor
allochtonen verbeterd wanneer zij goed worden voorgelicht over onderwerpen op
het gebied van volksgezondheid en de wijze waarop de gezondheidszorg in Delft
is georganiseerd en wat er van verwacht kan worden (zie integratienota). In het
kader van het verbeteren en professionaliseren van het eerste lijnszorgaanbod
voor allochtonen wordt daarom voorgesteld om de samenwerkingsverbanden tussen
het Vrouwengezondheidscentrum (VGC) en de GGD aan te halen. Het VGC is namelijk
succesvol in het benaderen van (allochtone) burgers die voor andere
zorgaanbieders moeilijk te bereiken zijn. Dit heeft te maken met het
laagdrempelige karakter van het centrum en de centrale lokatie in de wijk
Voorhof. De GGD, daarentegen, vervult een cruciale rol ten aanzien van
gezondheidsvoorlichting en de preventie van gezondheidsproblemen. Door nauwere
samenwerkings-verbanden tussen deze twee instellingen te realiseren, kan het
zorgaanbod voor een groep moeilijk te bereiken allochtonen worden
geoptimaliseerd en geprofessionaliseerd. De mogelijkheden hiertoe dienen met
beide instellingen nader onderzocht te worden. Tevens zal bekeken moeten worden
of het VGC haar intrek zal nemen in het
nog te realiseren gezondheidsaccommodatie aan de Aart van der Leeuwlaan.
Huisartsen in de Poptahof hebben te kennen gegeven dat zij de nauwe band met
het VGC als zeer prettig ervaren.
7. Voorstel
Er wordt voorgesteld om in te
stemmen met deze nota waarbij de hoofdlijnen zijn:
1. De gemeente een regierol te
laten vervullen om betrokken partijen bij elkaar te brengen zodat wensen en
behoeften binnen de eerste lijn op elkaar worden afgestemd.
2. Het vestigingsklimaat voor
huisartsen en tandartsen aantrekkelijker te maken en meer samenhang en
integraliteit binnen de zorg te creëren. Dat wil zeggen dat de gemeente op het
gebied van huisvesting een faciliterende rol zal vervullen. Dit kan door: a)
mee te werken aan het wijzigen van bestemmingsplannen binnen de kaders van het
RO-beleid; b) het zoeken naar externe partners die eventueel accommodaties
kunnen ontwikkelen; c) het verbeteren en/of uitbreiden van het aantal
gezondheidsaccommodaties en d) bij te dragen aan het totstandkomen van een
beheersorganisatie voor gezondheidsaccommodaties in Delft of de regio.
3. Elke wijk van een goed geoutilleerde
gezondheidsaccommodatie te voorzien. In een gezondheidsaccommodatie zijn
minimaal gehuisvest: twee huisartsen, twee wijkverpleegkundigen en een
maatschappelijk werker. Afhankelijk van de zorgvraag in de wijk kunnen ook
andere disciplines in een gezondheidsaccommodatie vertegenwoordigd zijn.
4. In iedere
gezondheidsaccommodatie een jeugdgezondheidsteam (0 tot 19 jaar) te realiseren.
5. Concrete voorstellen te
ontwikkelen ten aanzien van de oprichting van een beheersorganisatie en de
realisatie van (de verbetering van) gezondheidsaccommodaties in Delft.
6. Het zorgaanbod voor allochtonen te
verbeteren door: a) zorgverleners van allochtone afkomst te interesseren in het
deelnemen aan een gezondheidsaccommodatie; b) te onderzoeken of het aanstellen
van allochtone zorgconsulenten wenselijk en haalbaar is; en c) de
samenwerkingsverbanden tussen de GGD en het VGC aan te halen.
7. De Bouwfondsgelden en de
gereserveerde gelden in de zomernota in te zetten zoals in deze nota is
beschreven.
Delft, 16 augustus 2001
M.E. Klijn
Hoofd vakteam Beleid en Projecten