Nota

 

Onderwerp

Beleidsplan bijzondere bijstand 2001-2003                     


Geacht college,

 

Hierbij bieden wij het beleidsplan aan voor de bijzondere bijstand voor de komende jaren. In dit plan worden een aantal beleidsvoornemens voor de komende jaren gepresenteerd. Daarnaast bevat dit plan ook een overzicht over het gebruik van de bijzondere bijstand over de jaren 1996 tot en met 2000.

 

In een separate nota wordt voorgesteld om de mogelijkheden, om voor bepaalde doelgroepen via de bijzondere bijstand een computer met toebehoren aan te schaffen, te verruimen. De voorstellen uit deze nota, inclusief de noodzakelijke financiële middelen, zijn in het beleidsplan verwerkt.

 

Wij vragen u in te stemmen met de voorstellen zoals deze in dit beleidsplan worden gepresenteerd.

 

Hoogachtend,

 

M. Klijn

 

 


 

Beleidsplan bijzondere bijstand 2001-2003

 

Inhoudsopgave                                                                                             2

 

 

1.         Inleiding                                                                                            3

 

2.         Het wettelijk kader; Delfts beleid                                                      5

2.1.      De bijzondere bijstand binnen de Abw                                                    5

2.2.             Voor welke kosten kan bijzondere bijstand worden verleend                     5

2.3.             Het drempelbedrag                                                                              6

2.4.      De draagkracht                                                                                    6

 

3.         De doelgroep                                                                                    8

3.1.             De ontwikkeling van het aantal belanghebbenden met een uitkering

Van de gemeente                                                                                8

3.2.      De overige minima                                                                               8

3.3.      De overige aanvragers van de bijzondere bijstand                                    9

3.4.      De bekendheid met de bijzondere bijstand                                             9

3.5.      De gebruikers van de bijzondere bijstand                                                10

 

4.         Evaluatie bijzondere bijstand periode 1996-2000                              11

4.1.      Het aantal verstrekkingen bijzondere bijstand                                         11

4.2.      De uitgaven bijzondere bijstand                                                            17

4.3.      Totaal overzicht uitgaven versus begroting                                              21

4.4.      De belangrijkste constateringen                                                            22

 

5.         Prognose 2001 op basis van het huidige beleid                                23

 

6.         Nieuw beleid 2001-2003 inclusief prognose uitgaven                        25

6.1.      Prognose bijzondere bijstand op basis van nieuw beleid                           27

 

 

7.         Voorstel                                                                                             29


 

Beleidsplan bijzondere bijstand 2001-2003

 

 

1.    Inleiding

 

Naast de uitkeringen voor levensonderhoud kent de bijstandswet ook de mogelijkheid om aan individuele cliënten  voor bijzondere noodzakelijke kosten apart bijstand te verlenen. Het gaat dan om kosten die belanghebbenden niet uit hun normale inkomen kunnen voldoen.

Bijzondere bijstand is enerzijds een instrument dat erop gericht is een inkomensondersteuning te bieden, met name voor die groepen belanghebbenden in onze samenleving een inkomen hebben op het sociaal minimum en door een grote afstand tot de arbeidsmarkt niet in staat zijn verbetering te bewerkstelligen in hun situatie. Anderzijds is de bijzondere bijstand een instrument dat wordt gebruikt voor het activeren van belanghebbenden. Bij dit laatste moet wel vermeden worden dat de gevolgen van de armoedeval een terugslag vormen op het activeren.

 

In het verleden werden de kosten voor de bijzondere bijstand op gelijke wijze als de algemene bijstand afgerekend met het Rijk.

De financiële verantwoordelijkheid voor de bijzondere bijstand werd met ingang van het najaar van 1991 overgedragen naar de gemeenten. Vanaf dat moment maakt de rijksvergoeding voor de bijzondere bijstand deel uit van de gemeentefondsuitkering.  

 

Vanaf juli 1996 biedt de bijstandswet de mogelijkheid om bijzondere bijstand ook categoriaal toe te kennen. De gemeente Delft heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt door te starten met een witgoedregeling, een regeling voor bijkomende studiekosten. Ook de collectieve ziektekostenverzekering (de AV-Delft), ingevoerd per 1 maart 2000, behoort hiertoe.

 

De begroting bijzondere bijstand kende de afgelopen jaren een overschot. Dit was aanleiding om nader te bezien hoe het gebruik van de bijzondere bijstand de afgelopen jaren is geweest. Deze nota geeft een overzicht over het gebruik van de bijzondere bijstand over de afgelopen jaren.

 

In de nota worden tevens enkele voorstellen gedaan om beleidsdoelstellingen te realiseren. Voor een deel betreffen dit voorstellen waarover reeds besluitvorming heeft plaatsgevonden (bijvoorbeeld de nota Scholing in de bijstand). Over andere voorstellen moet nog besluitvorming plaatsvinden, zoals  het verstrekken van computers via de bijzondere bijstand. Een aparte nota over dit onderwerp wordt tegelijkertijd ter besluitvorming aangeboden..

 

 

In deze nota komen achtereenvolgens aan de orde:

-          Het wettelijk kader

-          De doelgroep

-          Evaluatie bijzondere bijstand over de periode 1996-2000

o        De verstrekkingen bijzondere bijstand

o        De uitgaven bijzondere bijstand

-          Nieuw beleid 2001-2003.


2.    Het wettelijk kader; Delfts beleid

 

2.1. De bijzondere bijstand binnen de Algemene bijstandswet

 

Het recht op bijzondere bijstand in binnen de huidige bijstandswet geregeld in de artikelen 39 t/m 41.

De belangrijkste bepalingen hieruit zijn:

 

Uit de bovengenoemde punten blijkt dat bijzondere bijstand uitsluitend kan worden verstrekt voor noodzakelijke kosten. Het verstrekken van bijzondere bijstand mag niet leiden tot ongerichte inkomenssuppleties.

 

Ook blijkt dat de bijzondere bijstand niet uitsluitend openstaat voor belanghebbenden met een bijstandsuitkering. In het geval dat een aanvrager een ander inkomen heeft dan een bijstandsuitkering wordt vastgesteld of men zelf in staat is om deze kosten (deels) te dragen.

 

De gemeente Delft heeft een aantal categorieën benoemd aan wie categoriaal bijzondere bijstand kan worden verleend. Voor deze categorieën zijn een aantal specifieke regelingen van kracht.

 

 

2.2.  Voor welke kosten kan bijzondere bijstand worden verleend

 

Het feit dat bijzondere bijstand uitsluitend kan worden verleend voor noodzakelijke kosten maakt het noodzakelijk  dat bij iedere aanvraag de noodzakelijkheid moet worden beoordeeld. In hoeverre bepaalde kosten als noodzakelijk moeten worden aangemerkt is in hoge mate afhankelijk van de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

Dit vraagt steeds een individuele toetsing.

 

Toch zijn hierin enkele beleidslijnen vastgesteld:

 

Bovenstaande lijst is niet limitatief. Er zijn veel meer kostensoorten denkbaar die in een bepaald individueel geval als noodzakelijk zijn aan te merken, op basis waarvan bijzondere bijstand wordt verleend.

 

De bijstandswet geeft wel een tweetal kostensoorten aan waarvoor geen bijzondere bijstand mag worden verleend. Dit zijn schulden en boetes.

 

2.3.  Het drempelbedrag

 

In het verleden was de gemeente verplicht om voor de bijzondere kosten een zgn. drempelbedrag te hanteren. Slechts indien de kosten waarvoor bijzondere bijstand werd gevraagd hoger waren dan dit bedrag, kon voor het meerdere bijzondere bijstand worden verleend. Doel van het drempelbedrag was enerzijds een beperking van de uitgaven. Anderzijds werd voorkomen dat voor relatief geringe bedragen aan bijzondere bijstand, veel administratieve handelingen moesten worden verricht.

 

Nadat de verplichting tot het hanteren van een drempelbedrag is komen te vervallen heeft ook  de gemeente Delft besloten om ingaande 1-1-1996 niet langer een drempelbedrag voor de bijzondere bijstand te hanteren.

 

2.4. De draagkracht

 

Met het overhevelen van de financiële verantwoordelijkheid naar de gemeenten kregen de gemeenten de mogelijkheid om zelf draagkrachtregels op te stellen. De gemeente Delft heeft ook van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Zo is in het huidige beleid vastgesteld dat geen draagkracht aanwezig wordt geacht als het in aanmerking te nemen inkomen lager is dan 110% van de betreffende bijstandsnorm (was voorheen 100%).

 

Tevens zijn de regels voor de bepaling van de aanwezige draagkracht, voor belanghebbenden met een inkomen hoger dan 110% versoepeld.


 

3.       De doelgroep

 

Reeds eerder werd aangegeven dat bijzondere bijstand wordt toegekend afhankelijk van de mogelijkheid van belanghebbenden om zelf in de kosten te kunnen voorzien. Dit betekent dat de doelgroep in principe bestaat uit alle Delftse burgers.

 

In de praktijk is het zo dat het grootste deel van de gebruikers belanghebbenden zijn met een inkomen op minimumniveau of iets daarboven. Het grootste deel van de gebruikers heeft een uitkering van de gemeente.

 

3.1. De ontwikkeling van aantal belanghebbenden met een uitkering van de gemeente

 

De afgelopen jaren is er sprake van een daling van het aantal belanghebbenden dat een uitkering ontvangt van de gemeente. Begin 1996 waren er nog meer dan 3600 uitkeringsgerechtigden. Eind december 2000 was dit iets minder dan 3000.  Medio 2001 is dit gedaald naar ca. 2950.

De onderstaande grafiek illustreert dit.

 

Fig. 1 Aantal cliënten sector WIZ over de periode 1998 tot met augustus 2001

 

 

 

3.2. De overige minima

 

Onder een minimuminkomen wordt verstaan een netto besteedbaar inkomen dat lager is dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm plus 10%.

 

Het maken van een schatting van het aantal overige huishoudens met een minimuminkomen is heel moeilijk. Hiervoor zijn verschillende redenen aan te geven. Ten eerste zijn niet alle inkomstengegevens van iedereen binnen de gemeente bekend. Een tweede reden is dat voor de bijzondere bijstand wordt gewerkt met netto besteedbaar inkomen. Daarbij moet ook nog rekening gehouden worden met bijzondere uitgaven die als gevolg hebben dat het netto besteedbaar inkomen beneden de 110% uitkomt.

 

Bij de invoering van het armoedebeleid in de gemeente (medio 1997) is een schatting gemaakt van het aantal huishoudens binnen de gemeente met een minimuminkomen. Op dat moment bestond er geen inzicht in het netto inkomen van de belanghebbenden. Het aantal overige huishoudens met een minimuminkomen werd toen geraamd op 5000. In hoeverre dit een reële schatting was is nooit onderzocht.

 

De economische opleving van de afgelopen jaren heeft geleid tot een daling van het aantal huishoudens dat rond moet komen van een minimuminkomen.          

De afdeling ICT heeft voor de afgelopen jaren, gebaseerd op het Stadspanelonderzoek, een schatting gemaakt van het aantal minimahuishoudens binnen Delft. Voor de jaren 1999 en 2000 wordt het aantal overige minima geschat op 2800 huishoudens. Medio 2001 zou dit gedaald zijn naar 2500[1]. Een andere schatting, van bureau KWIZ, dat een adressenbestand verzorgd in het kader van de AV-Delft promotie, komt tot iets meer dan 2600 minima huishoudens.

 

Algemeen kan gesteld worden dat het totale aantal minimahuishoudens binnen de gemeente over de periode 1996-2000 is afgenomen.

 

 

3.3. De overige aanvragers bijzondere bijstand

 

Ook andere burgers kunnen een aanvraag indienen voor bijzondere bijstand. Middels een draagkrachtberekening wordt bepaald of zij in aanmerking komen. Er bestaat op dit moment geen inzicht in het aantal toekenningen waarin op grond van het inkomen de aangevraagde bijstand slechts gedeeltelijk werd toegekend.

 

Een verbetering van de registratie is van de actiepunten voor het komende jaar.

 

 

3.4. De bekendheid met de bijzondere bijstand

 

De mogelijkheden van de vergoeding van bepaalde kosten via de bijzondere bijstand komt altijd bij elk klantencontact met medewerkers van de sector WIZ (intake, heronderzoek etc.) aan de orde. Ook is bij de sector WIZ schriftelijke informatie verkrijgbaar over de mogelijkheden van bijzondere bijstand.

Verder worden nieuwe regelingen op verschillende manieren onder de aandacht gebracht. Zo wordt gebruik gemaakt van mailings en posters. Nieuwe regelingen worden ook via de lokale media onder de aandacht gebracht.

 

In het vorig jaar gehouden Klanttevredenheidsonderzoek was de bekendheid met de bijzondere bijstand geen onderwerp. Het verdient aanbeveling om in een komend tevredenheidsonderzoek onderzoek te doen naar de bekendheid van de bijzondere bijstand. Als uit dit onderzoek naar voren komt dat de bijzondere bijstand onvoldoende bekend is, zal bezien moeten worden of, en in welke vorm, meer bekendheid gegeven kan worden aan de bijzondere bijstand.

 

3.5. De gebruikers van de bijzondere bijstand 

 

Voor de algemene bijstand is de afgelopen jaren een project afgerond om de managementinformatie over de gebruikers van de algemene bijstand (en IOAW/Z) te verbeteren. Soortgelijke informatie over de gebruikers van de bijzondere bijstand is op dit moment niet beschikbaar. Zo kan op dit moment geen goede analyse gemaakt naar specifieke kenmerken van de gebruikers, zoals de bron van inkomen, (wel of geen periodieke uitkering), leeftijd, huishoudtype etc.

Wel is uit ervaring bekend dat het grootste deel van de ontvangers van bijzondere bijstand ook een uitkering levensonderhoud van de gemeente ontvangen. In eerdere rapportages werd aangegeven dat dit geschat wordt op 75% tot 80%.

 

Er wordt nu een start gemaakt om deze gegevens op dezelfde wijze als die van de algemene bijstand via de sociale database te presenteren.  Dit is voor de komende periode een actiepunt. 

 

In totaal moeten deze actiepunten (doelgroeponderzoek, verbetering registratie van gebruikers, meten van de bekendheid van de bijzondere bijstand) moeten leiden tot meer inzicht in het gebruik en het niet-gebruik van de bijzondere bijstand. Met de hieruit verkregen inzichten kan het bijzondere bijstandsbeleid voor de komende jaren beter gestuurd worden.

De uitkomsten hiervan zijn ook van belang voor de verdere ontwikkeling van andere gemeentelijk instrumenten op het gebied van inkomensondersteuning. Zo kunnen de gegevens uit dit onderzoek ook gebruikt worden voor de verdere ontwikkeling van het project DUIT, het sportfonds en de collectieve verzekering (AV-Delft).


 

4.       Evaluatie bijzondere bijstand over de periode 1996 tot en met 2000

 

 

4.1. Het aantal verstrekkingen bijzondere bijstand.

 

Het algemene doel van bijzondere bijstand is het bieden van een gerichte inkomensondersteuning, waarmee voorkomen wordt dat belanghebbenden door bijzondere niet voorzienbare kosten over onvoldoende middelen van bestaan kunnen beschikken.

 

Het totale aantal verstrekkingen bijzondere bijstand is de afgelopen jaren toegenomen. Voor een deel is dit verklaarbaar doordat er binnen de bijzondere bijstand nieuwe regelingen van kracht zijn geworden. Zo is in 1997 het armoedebeleid van start gegaan met de witgoedregeling en de regeling bijkomende studiekosten. In 1999 is een begin gemaakt met de collectieve ziektekostenverzekering. Eind 1999 is vanuit de bijzondere bijstand een millenniumuitkering verstrekt.

 

In deze paragraaf wordt daarom een onderscheid gemaakt tussen het aantal ‘reguliere’ verstrekkingen bijzondere bijstand en de overige regelingen in de bijzondere bijstand.

 

4.1.1          De ‘reguliere’ bijzondere bijstand.

 

a.    Het totaal aantal verstrekkingen.

 

Onder de reguliere bijzondere bijstand wordt de bijstandsverlening verstaan voor de normale bijzondere kosten die op individuele gronden worden verstrekt. Voor sommige kostensoorten geldt dat deze een periodiek karakter hebben. De bijzondere bijstand wordt dan vaak ook periodiek (bijvoorbeeld maandelijks) verstrekt.

 

In de onderstaande tabel vindt u een overzicht van het aantal reguliere verstrekkingen bijzondere bijstand over de afgelopen jaren.

 

Tabel 1: Totaal aantal reguliere verstrekkingen bijzondere bijstand over de periode 1995 tot en met 2000

Jaar

Incidentele verstrekkingen

Periodieke verstrekkingen

Totaal

1995

 

 

1909

1996

 

 

2934

1997

4160

1042

5202

1998

3187

870

4057

1999

3159

926

4085

2000

2942

945

3887

 

 

Over de periode 1995 tot en met 1997 was er sprake van een sterke stijging. Daarna daalde het aantal verstrekkingen en heeft zich de afgelopen jaren gestabiliseerd op ca. 4000 verstrekkingen. Een verklaring voor de piek in het aantal verstrekkingen in 1997 was de toenmalig grote media aandacht voor de bijzondere bijstand. In die periode was er veel aandacht in de media en de politiek doordat veel gemeenten zijn gestart met verschillende vormen van armoedebeleid.

 

b. De belangrijkste kostensoorten

 

Alle verstrekkingen die plaatsvinden in de bijzondere bijstand zijn te rubriceren in een negental rubrieken. Het aantal verstrekkingen per rubriek (zowel absoluut als in procenten) kunt u terugvinden in de onderstaande tabel.

 

Tabel 2: aantal verstrekkingen reguliere bijzondere bijstand uitgesplitst naar kostenrubriek over de periode 1996 tot en met 2000

Rubriek

1996

In %

1997

In %

1998

In %

1999

In %

2000

In %

Directe levensbehoeften

275

9.4

673

13.0

610

15.1

591

14.5

552

14.2

Voorz. Ivm huishouden

175

6.0

328

6.3

264

6.5

272

6.7

255

6.6

Voorz. Ivm wonen

619

21.1

1545

29.7

1085

26.7

1004

24.6

1083

27.9

Voorz. Ivm opvang

108

3.7

182

3.5

79

1.9

103

2.5

99

2.6

Voorz. Ivm maatschappelijk verkeer

121

4.1

214

4.1

188

4.6

188

4.6

184

4.7

Financiele transacties

37

1.3

216

4.1

208

5.1

235

5.8

232

6.0

Uitstroom

188

6.4

383

7.4

253

6.2

351

8.6

289

7.4

Medische kosten

813

27.7

1458

28.0

1301

32.0

1293

31.7

1090

28.0

Overig

598

20.4

203

3.9

69

1.8

48

1.2

103

2.7

Totaal

2934

100

5202

100

4057

100

4085

100

3887

100

 

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de belangrijkste kostensoorten waarvoor bijzondere bijstand wordt verstrekt vallen onder de rubrieken voorziening in verband met wonen (dit zijn met name de verhuis- en inrichtingskosten en woonkostentoeslagen) en medische kosten. Deze beide rubrieken omvatten meer dan 50% van alle verstrekkingen.

 

De voorzieningen in verband met wonen kende in absolute zin een piek in 1997. Nadien is het aantal verstrekkingen in absolute zin gedaald en heeft zich de afgelopen jaren gestabiliseerd op een aantal tussen de 1000 en 1100. De procentuele daling is minder sterk.

Ook de rubriek medische kosten kende een piek in 1997. Nadien is er voortdurend sprake van een daling van het aantal verstrekkingen. In 2000 is een deel van de verlaging te verklaren uit de totstandkoming van de collectieve ziektekostenverzekering.


 

 

4.1.2.        De bijzondere regelingen in de bijzondere bijstand (armoedebeleid)

 

Vanaf 1997 is het mogelijk om in plaats van individueel ook categoriaal verstrekkingen te doen binnen de bijzondere bijstand. Hiermee werd het mogelijk een gericht beleid te ontwikkelen op het gebied van armoedebestrijding.

 

Bij de totstandkoming van het armoedebeleid werd in verschillende landelijke onderzoeken geconstateerd dat de ontwikkeling van de hoogte van de uitkeringen achterbleef bij de gemiddelde loonontwikkeling. Verschillende kosten drukten daardoor relatief zwaar op het budget van belanghebbenden met een minimuminkomen. Deze kosten betroffen met name de vervanging van huisraad, schoolkosten en medische kosten.

 

De gemeente Delft heeft deze mogelijkheid aangegrepen door in eerste instantie een tweetal categoriale regelingen te introduceren, namelijk een regeling voor de vervanging van witgoed en een regeling voor bijkomende studiekosten. Later is ook nog een regeling voor een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering van start gegaan.

 

b.    De witgoedregeling

 

Vanaf juli 1997 kent de gemeente een witgoedregeling. Deze regeling maakt het mogelijk dat  belanghebbenden die langer dan 5 jaar geleefd hebben van een inkomen op bijstandsniveau bijstand a fonds perdu ontvangen voor de vervanging van een viertal goederen, namelijk een wasmachine, een koelkast, een stofzuiger en een televisietoestel. Van deze regeling kan men 1 keer in de 8 jaar gebruik maken. In totaal kan een belanghebbende hiervoor een bedrag van ¦ 2450,00 (€ 1111,-) ontvangen.

 

Met het bieden van deze vorm van inkomensondersteuning wordt voorkomen dat belanghebbenden voor de vervanging van deze goederen schulden moeten maken.

 

Bij de aanvang van de regeling kon een belanghebbende het totale bedrag in een keer ontvangen. Het gebruik van de regeling was hoog. Om de kosten te spreiden is vanaf maart 1999 de regeling iets gewijzigd. Vanaf die datum kan een belanghebbende op basis van deze regeling maximaal

¦ 1000,- (€ 453,-) per jaar ontvangen.

 

In de onderstaande tabel vindt u een overzicht van het aantal verstrekkingen in het kader van de regelingen. Voor 1997 geldt dat de regeling slechts een half jaar van kracht was.


 

Tabel 3: aantal verstrekkingen witgoedregeling over de periode 1997 tot en met 2000

Jaar

Aantal verstrekkingen

1997 (vanaf 1-juli)

781

1998

1816

1999

1023

2000

502

 

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de regeling direct na het van kracht worden een groot bereik had.  Na 1998 is het aantal verstrekkingen dat in het kader van deze regeling plaatsvond afgenomen. Het grootste deel van de doelgroep heeft inmiddels de maximale vergoeding ontvangen.

 

c.    De regeling bijkomende studiekosten.

 

Ook vanaf 1 juli 1997 kent Delft de regeling voor bijkomende studiekosten. Ouders van kinderen die het voortgezet onderwijs bezoeken worden geconfronteerd met extra kosten. Voor belanghebbenden met een laag inkomen geldt dat zij voor de zgn. directe studiekosten een beroep kunnen doen op het Ministerie van Onderwijs.

De regeling bijkomende studiekosten geeft een vergoeding voor andere kosten, zoals de aanschaf  of reparatie van een fiets, regenkleding, sportkleding, de deelname aan schoolreisjes, werkweken e.d. 

 

Doel van deze regeling was door het bieden van deze inkomensondersteuning het voorkomen dat kinderen van belanghebbenden met een minimuminkomen niet volledig kunnen deelnemen aan het voortgezet onderwijs. Inkomen mag geen reden zijn om kinderen aan bepaalde schoolactiviteiten niet deel te laten nemen.

 

Voor kinderen die naar de brugklas gaan wordt eenmalig een bedrag verstrekt van ¦ 300,-. Voor de overige leerjaren geldt een vergoeding van

¦ 150,-. Met ingang van dit jaar zijn deze bedragen verhoogd naar ¦ 340,- en ¦ 170,-. Vanaf 1-1-2002 wordt dit € 155,- resp. € 77,-.

 

Voor alle belanghebbenden die een uitkering ontvangen van de sector WIZ geldt dat dit bedrag ambtshalve wordt toegekend. Voor alle overigen belanghebbenden met een minimuminkomen geldt dat zij een aanvraag kunnen indienen. Ook in dit geval geldt dat de aanvraag eenvoudig zonder een uitgebreide controle wordt afgehandeld.

 

Over de afgelopen jaren is er sprake van een lichte stijging van het aantal verstrekkingen.

 

In de onderstaande tabel vindt u een overzicht van het aantal verstrekkingen.


 

Tabel 4: aantal verstrekkingen bijkomende studiekosten over de periode 1997 tot en met 2000

Jaar

Aantal verstrekkingen

1997 (vanaf 1-juli)

506

1998

560

1999

541

2000

621

 

 

d.    De collectieve aanvullende ziektekostenverzekering.

 

Met ingang van maart 2000 is in samenwerking met zorgverzekeraar DSW een collectieve aanvullende verzekering van kracht geworden. Het is een extra aanvulling op de normale aanvullende verzekering die de meeste belanghebbenden hebben afgesloten. In hoofdzaak omvat de aanvulling een vergoeding voor de aanschaf van een bril, de kosten van orthodontie voor kinderen, en een vergoeding voor saneringskosten.

Deze aanvulling wordt aangeboden aan Delftse burgers met een minimuminkomen. De kosten van de verzekering worden direct aan DSW betaald uit de bijzondere bijstand.

 

In eerste instantie werd de verzekering aangeboden aan uitsluitend cliënten van de sector WIZ die reeds verzekerd waren bij DSW. Met ingang van 1-1-2001 is de verzekering ook aangeboden aan de overige minima.

 

Doel van de verzekering is drieledig:

-          De Delftse minima beter verzekeren tegen ziektekosten;

-          Bestaande drempels wegnemen zodat het gemak van het gebruik van medische voorzieningen wordt vergroot;

-          Het verlagen van het aantal aanvragen en verstrekkingen bijzondere bijstand waardoor de werkdruk binnen de sector WIZ vermindert.

 

Uit de evaluatie die september jl. aan u is toegezonden (nota nummer 01/019929) blijkt dat ca. 74% van de cliënten van de sector WIZ  de aanbieding hebben geaccepteerd om ingaande 1 maart 2000 op deze wijze verzekerd te zijn. Dit zijn bijna alle cliënten van de sector die reeds via DSW waren verzekerd.

 

De invoering van de collectieve verzekering heeft geleid tot een daling van het aantal verstrekkingen voor bijzondere bijstand voor brillen en orthodontie.

 

4.1.3.        De millenniumuitkering

 

Omdat in veel gevallen werknemers een extra uitkering kregen van hun werkgevers hebben veel gemeenten besloten om ook uitkeringsgerechtigden aan het eind van het millennium een eenmalige extra uitkering te verstrekken. Ook de gemeente Delft heeft dit gedaan. De millenniumuitkering werd in eerste instantie ambtshalve verstrekt aan alle cliënten van de sector WIZ. Nadien konden alle overige minima een aanvraag indienen. In de onderstaande tabel kunt het aantal verstrekkingen vinden dat werd uitgekeerd.

 

Tabel 5: aantal verstrekkingen millenniumuitkering in 1999 en 2000

Jaar

Aantal verstrekkingen

1999 via sdms

3047

2000 via sdms

67

2000 buiten sdms

1119

 

 

4.1.4.        Het  totaal aantal verstrekkingen

 

In de onderstaande tabel vindt u een overzicht van alle verstrekkingen over de afgelopen jaren in totaal.

 

Tabel 6: totaal aantal verstrekkingen bijzondere bijstand periode 1996 tot en met 2000

 

1996

1997

1998

1999

2000

Normale verstrekkingen

2934

5213

4057

4085

3887

Armoedebeleid

0

1290

2376

1564

1123

Millenniumuitkering

0

0

0

3047

1186

Totaal

2934

6503

6433

8696

6196

 

 

 

Grafisch kan dit als volgt worden weergegeven.

 

 

Figuur 2: Totaal aantal verstrekkingen bijzondere bijstand over de periode 1996 tot en met 2000

 

 

Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat sinds 1997 er sprake is van een daling van het reguliere aantal verstrekkingen dat uit de bijzondere bijstand plaats. Voor de verstrekkingen uit het armoedebeleid geldt dat deze daling plaatsvindt vanaf 1998. De toename  in het aantal verstrekkingen in 1999 en 2000 wordt volledig veroorzaakt door de millenniumuitkering.

 

 

4.2. De uitgaven bijzondere bijstand.

 

Eén van de aanleidingen voor deze nota is het feit dat de afgelopen jaren op de begroting bijzondere bijstand een overschot ontstond. In deze paragraaf wordt een overzicht gemaakt van de uitgaven bijzondere bijstand over de afgelopen jaren. Hierbij wordt dezelfde indeling gemaakt als in de vorige paragraaf over het aantal verstrekkingen.

 

Een deel van de bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening. Deze lening moet (in ieder geval gedeeltelijk) worden terugbetaald. Dit geeft een inkomstenpost voor de bijzondere bijstand.

 

Daarnaast kent de bijzondere bijstand nog enkele bijzondere kostensoorten die (deels) gefinancierd worden vanuit de bijzondere bijstand. Ook hiervan vindt u een overzicht in dit hoofdstuk.

 

4.2.1.  De uitgaven naar kostenpost

 

a.    De reguliere bijzondere bijstand

 

In 1996 bedroegen de uitgaven voor de reguliere verstrekkingen bijzondere bijstand 2,455 miljoen gulden (€ 1,114 miljoen). In 1997 verdubbelden de uitgaven voor de bijzondere bijstand naar 5,257 miljoen gulden (€ 2.385 miljoen). Voor de reguliere bijzondere bijstand zijn de uitgaven sindsdien gedaald naar 3,553 miljoen gulden (€ 1.612 miljoen).

 

De precieze uitgaven vindt u in de onderstaande tabel.

 

Tabel 7: totaal bedrag uitgaven reguliere bijzondere bijstand over de periode 1996 tot en met 2000

Jaar

Uitgaven x ¦ 1000,-

1996

2.455

1997

5.195

1998

3.964

1999

3.672

2000

3.395

 

 

Het gemiddelde bedrag per verstrekking kent een gelijk verloop. Ook hierbij geldt dat in 1997 het hoogste bedrag werd uitgegeven. De gemiddelde verstrekking bedroeg in 1997 ¦ 997,-(€ 452,-). Nadien is dit gedaald naar een gemiddeld bedrag van ¦ 873,- (€ 396,-).

 

Tabel 8: ontwikkeling gemiddeld verstrekt bedrag reguliere bijzondere bijstand over de periode 1996 tot en met 2000

 

1996

1997

1998

1999

2000

Uitgaven x ¦ 1000,-

2.418

5.195

3.964

3.672

3.395

Aantal verstrekkingen

2.934

5.213

4.057

4.085

3.887

Gemiddeld bedrag per verstrekking

824

997

977

898

873

 

 

b.    De  uitgaven naar rubriek

 

Net als bij de verstrekkingen kunnen we uitgaven onderverdelen naar de verschillende rubrieken. Dit kunt u vinden in de onderstaande tabel.

 

Tabel 9: Uitgaven reguliere bijzondere bijstand over de periode 1996 tot en met 2000 uitgesplitst naar kostenrubriek

Rubriek/ Uitgaven x ¦ 1000,-.

1996

In %

1997

In %

1998

In %

1999

In %

2000

In %

Directe levensbehoeften

341

14.1

897

17.3

782

19.7

663

18.1

610

17.8

Voorz. Ivm huishouden

57

2.4

62

1.2

70

1.8

66

1.8

61

1.8

Voorz. Ivm wonen

1.107

45.8

2.950

56.8

2.007

50.6

1.695

46.2

1.652

48.7

Voorz. Ivm opvang

64

2.7

84

1.6

71

1.8

100

2.7

98

2.9

Voorz. Ivm maatschappelijk verkeer

56

2.3

74

1.4

70

1.8

82

2.2

74

2.2

Financiele transacties

30

1.2

150

2.9

165

4.2

176

4.8

139

4.1

Uitstroom

149

6.2

241

4.6

171

4.3

241

6.6

207

6.1

Medische kosten

343

14.2

639

12.3

567

14.3

597

16.3

477

14.0

Overig

271

11.2

98

1.9

61

1.5

52

1.4

77

2.3

Totaal

4414

100

5.195

100

3.964

100

3.672

100

3.395

100

 

 

Het grootste deel van de bijzondere bijstand wordt verstrekt aan bijzondere bijstand die verband houdt met wonen. Ca 50% van de uitgaven valt onder deze rubriek. Wel moet hierbij worden opgemerkt dat hiervan een groot deel  wordt verstrekt in de vorm van een lening.

Binnen de overige rubrieken wordt beduidend minder verstrekt. Naast deze rubriek wordt ook veel bijzondere bijstand verstrekt binnen de rubrieken medische kosten en de directe levensbehoeften.

 

Deze drie belangrijkste rubrieken kenden de afgelopen jaren een constante daling van het in totaal verstrekte bedrag.

 

4.2.2.        Het armoedebeleid

 

Het armoedebeleid kende een sterke start. Direct in het eerste halfjaar werd al meer uitgegeven dan was begroot. Het eerste halfjaar van 1997 werd al een bedrag uitgegeven van 0,612 miljoen gulden (0,277 miljoen euro). In 1998 was er sprake van een verdubbeling.  Nadien zijn de uitgaven, mede door de ingevoerde beperking, gedaald naar 0,502 miljoen gulden (0,227 miljoen euro).

De genoemde cijfers omvatten zowel de witgoedregeling als de regeling bijkomende studiekosten.

 

De cijfers vindt u in de onderstaande tabel.

 

Tabel 10: Uitgaven armoedebeleid over de periode 1996 tot en met 2000

 

1996

1997

1998

1999

2000

Uitgaven armoedebeleid x ¦ 1.000,-

0

612

1.281

815

502

 

4.2.3.        De millenniumuitkering

 

De millenniumuitkering werd uitsluitend verstrekt in december 1999. Enkele nabetalingen volgden in het eerste kwartaal van 2000. De uitgaven vindt u in de onderstaande tabel.

 

Tabel 11: Uitgaven millenniumuitkering over de periode 1996 tot en met 2000

 

1996

1997

1998

1999

2000

Uitgaven millenniumuitk.  x ¦ 1.000,-

0

0

0

279

164

 

 

4.2.4.        De collectieve aanvullende verzekering

 

De kosten van de collectieve aanvullende verzekering komen voor rekening van de gemeente Delft. De kosten die de gemeente Delft hiervoor betaald aan zorgverzekeraar DSW zijn gebaseerd op de werkelijke uitgaven die DSW doet voor de in het pakket opgenomen voorzieningen. Hierbij is wel een maximum afgesproken van  f9,95 (€ 4,52) per verzekerde. DSW mag hierbij voor de administratieve verwerking een bedrag van maximaal 10% vragen.

 

Aan de andere kant worden er minder aanvragen bijzondere bijstand ingediend voor medische kosten. Dit geeft dus een besparing.

 

Bij de contractonderhandeling is tevens afgesproken dat DSW jaarlijks een bedrag van ¦ 60.000,- (€ 27.226,-) betaalt aan de gemeente Delft, die dit aanwendt in het kader van armoedebeleid. Uit de recente evaluatie blijkt dat, rekening houdend met alle kosten (dus enerzijds de premiekosten en anderzijds de verlaging van het aantal reguliere verstrekkingen, en ook de uitvoeringskosten), als raming een voordelig saldo  bestaat over het jaar 2000.

 

Dit vindt u niet terug in de onderstaande tabel, maar maakt deel uit van de totale uitgaven bijzondere bijstand.

 

Tabel 12: Uitgaven AV-Delft over de periode 1996 tot en met 2000

 

1996

1997

1998

1999

2000

Uitgaven AV-Delft  x ¦ 1.000,-

0

0

0

44

220

 

De verzekering is van start gegaan per 1 maart 2000. De kosten die over 1999 ten laste van de bijzondere bijstand zijn gebracht betreffen voorbereidingskosten, zoals de kosten van de contract onderhandelingen en de communicatiekosten.

 

Per 1-1-2001 is de verzekering ook aangeboden aan alle Delftse burgers met een minimuminkomen. De kosten van de verzekering zullen hierdoor toenemen. De instroom van betrokkenen met minimuminkomen, anders dan een WIZ-uitkering is beperkt gebleven. Op dit moment wordt gewerkt aan het opzetten van een nieuwe campagne om betrokkenen op de verzekering te attenderen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de koppeling van diverse bestanden. Naar verwachting zal dit leiden tot een grotere respons. Anderzijds zal dit ook mogelijk nog meer inzicht geven in het aantal minima binnen de gemeente.

Tevens wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden het verzekeringspakket verder uit te breiden. Ook dit zal mogelijk leiden tot een stijging van de uitgaven.

 

 

4.2.5.        De terugbetalingen leenbijstand

 

Een deel van de verstrekkingen bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening, de zgn. leenbijstand. Deze leningen moeten door belanghebbenden (deels) worden terugbetaald. Dit vormt binnen de bijzondere bijstand een inkomstenpost.

 

Over de afgelopen 5 jaar zijn de ontvangsten aan terugbetalingen voortdurend gestegen van 0,8 miljoen (0,363 milj. euro) naar 1,2 miljoen (0,544 miljoen euro). De ontvangsten over de periode 1996 tot en met 2000 vindt u in de onderstaande tabel.

 

 

Tabel 14: Overzicht ontvangen terugbetalingen bijzondere bijstand over de periode 1996 tot en met 2000

 

1996

1997

1998

1999

2000

terugontvangsten x ¦ 1.000,-

864

954

1.188

1.172

1.248

 

 

4.2.6.    De schuldhulpverlening

 

In 2000 is een bedrag van ¦ 301.000,- (€ 136.000,-) uit de bijzondere bijstand gebruikt voor financiering van de uitvoering van het project schuldhulpverlening (Budgetwinkel). Ook voor de komende jaren is een bedrag hiervoor in de begroting opgenomen. In 2001 is dit een bedrag van

¦ 280.000,- (€ 127.000,-). Voor de jaren daarna is dit een bedrag van

¦ 148.000,- ( € 67.000,-).

 

4.2.7.        De kinderopvang

 

In het eerste kwartaal 2000 is eenmalig een bedrag van ¦ 253.000,-  (€ 114.000,-) ten laste van de bijzondere bijstand ten behoeve van een tekort op de kinderopvangregeling. Voor het komende jaar is dit niet aan de orde, omdat voldoende opvang in de regeling is ontstaan.

 

4.2.8.        De bijzondere posten

 

Vanuit de gelden voor de bijzondere bijstand worden enkele bijzondere posten gefinancierd. Onder deze posten zijn opgenomen:

-          werkervaringsplaatsen;

-          kinderopvang;

-          scholing;

-          voorlichting;

-          en overige kosten.

 

Deze kosten betreffen met name uitgaven uit de productgroep Werk voor projecten in het kader van uitstroombevordering. Gedurende de jaren 1997 tot en met 1999 is minder uitgegeven dan was begroot. In 2000 is het begrote bedrag wel uitgegeven aan deze projecten.

 

De uitgaven vindt u in de onderstaande tabel.

 

Tabel 13: Uitgaven bijzondere posten over de periode 1996 tot en met 2000

 

1996

1997

1998

1999

2000

Uitgaven bijz. posten  x ¦ 1.000,-

120

80

62

58

105

 

 

4.3.      Een totaal overzicht uitgaven versus de begroting

 

 

Als we alle genoemde uitgaven per kostenpost in totaliteit overzien dan ontstaat het volgende beeld;

 

Tabel 15: Overzicht totaal uitgaven bijzondere bijstand in relatie tot de begroting over de periode 1996 tot en met 2000 x¦ 1000,-

 

1996

1997

1998

1999

2000

Reguliere verstrekkingen

2418

5195

3964

3672

3395

Armoedebeleid

0

612

1281

815

502

Millenniumuitkering

0

0

0

279

164

Col. Verzekering

0

0

0

44

220

Bijzondere posten

120

80

62

58

105

uitvoeringskosten shvl

0

0

0

0

280

kinderopvang

0

0

0

0

253

Soc. med. Advisering

0

0

0

0

0

TOTAAL

2538

5887

5307

4868

4919

 

 

 

 

 

 

Terugbetalingen

864

954

1188

1172

1249

 

 

 

 

 

 

Uitgaven

1674

4933

4119

3696

3670

 

 

 

 

 

 

Begroot

1923

2554

2879

4464

4983

 

 

 

 

 

 

Verschil

-249

2379

1240

-768

-1319

 

 

De hoge uitgaven bijzondere bijstand in 1997 en 1998 hadden als gevolg dat de begroting werd overschreden, resp. met 2,3 (1,04 miljoen euro) en 1,2 (€ 0,54 miljoen euro) miljoen gulden. Dit maakte het noodzakelijk dat de gemeente uit de algemene middelen extra geld beschikbaar stelde.

 

In de jaren na 1998 was er weer sprake van een overschot. Het overschot over 1999 is gedeeltelijk gebuikt ter financiering van de millenniumuitkering. Het resterende deel is teruggevloeid naar de algemene middelen.

 

Vanaf 2000 worden de gelden voor de normale bijstand en de activeringsgelden aan de gemeente betaald via het Fonds Werk en Inkomen. Omdat het voor de toekomst mogelijk zou kunnen zijn dat hierin tekorten optreden is voor de financiering van deze mogelijke toekomstige besloten het overschot over 2000 te storten in een vereveningsfonds Werk en Inkomen (zie raadbesluit van 6-2-2001).

 

4.4.      De belangrijkste constateringen

 

 Uit de gegevens uit de evaluatie kunnen de volgende punten worden geconstateerd:

 

 

 

 

 

 

 

 

 


5.           De Prognose 2001 op basis van het vastgestelde beleid

 

Op basis van de gebruiksgegevens over het eerste halfjaar is een prognose gemaakt van de uitgaven bijzondere bijstand voor het gehele jaar 2001.  Zowel de reguliere uitgaven als de uitgaven in het armoedebeleid blijven in dit eerste halfjaar achter bij de begroting.

Voorlopig wordt over geheel 2001 uitgegaan van een overschot  van

¦ 1.040.000, ( € 473.000).

 

In de prognose is rekening gehouden met beleidsinitiatieven die het afgelopen jaar reeds zijn vastgesteld. Er zijn een aantal nieuwe beleidsinitiatieven aangenomen die deel uit de bijzonderde bijstand worden gefinancierd. Dit zijn:


 

De totale prognose is als volgt. 

 

Tabel 16: overzicht gebruik en prognose voor de bijzondere bijstand in 2001 x ¦ 1000,-, resp. x € 1000,-

 

Prognose 2001

 x ¦ 1000,-

Prognose 2001

 x    1000,-

 

Totaal verstrekkingen

3.200

1.450

Armoedebeleid

600

272

col. Verzekering

180

82

bijzondere posten

105

48

uitvoeringskosten schuldhvl

280

127

Subtotaal

4.365

1.979

 

 

 

DUIT

125

57

Voorschool

75

34

Subtotaal

4.565

2.070

 

 

 

Terugbetalingen

1.000

454

 

 

 

Uitgaven

3.565

1.616

 

 

 

Begroot

4.605

2.089

 

 

 

Verschil

-1.040

-473

 


6.           Nieuw beleid 2001-2003

 

Algemene doelstelling is het enerzijds zo veel mogelijk bieden van een inkomensondersteuning voor die belanghebbenden die door een grote achterstand tot de arbeidsmarkt niet in staat zijn verbetering te bewerkstelligen in hun situatie; anderzijds is het het bieden van een instrument gericht op alle vormen van activering (werk, scholing en ook sociale activering) van de belanghebbenden. Het doel voor de komende jaren is daarom het gebruik van de reguliere bijzondere bijstand en het armoedebeleid, zowel in het aantal verstrekkingen als in de uitgaven, te optimaliseren.

 

Gegevens op individueel niveau over het gebruik van de bijzondere bijstand zijn aanwezig. De evaluatie toont aan dat er onvoldoende inzicht bestaat in het kwantitatief gebruik van de bijzondere bijstand door de totale groep belanghebbenden die een uitkering ontvangen van WIZ. Ook bestaat er onvoldoende inzicht in het gebruik van de bijzondere bijstand door de minima die geen uitkering ontvangen van de WIZ.

 

Om de doelstelling te realiseren is het noodzakelijk dat er allereerst meer inzicht moet bestaan in de kwantificeerbare cijfers omtrent de doelgroep.

Om die reden zullen de volgende instrumenten worden ingezet:

 

De evaluatie van de AV-Delft en signalen uit de uitvoering geven aan, dat de bijzonderde bijstand niet optimaal wordt gebruikt. Om de algehele doelstelling om tot een verhoging van de uitgaven en het aantal verstrekkingen van de reguliere bijzondere bijstand en het armoedebeleid te komen is een betere voorlichting over de mogelijkheden van de bijzondere bijstand noodzakelijk. Een instrument is reeds eerder vastgesteld, namelijk het project DUIT.

Daarnaast wordt een nieuw instrument ingezet, namelijk:

 

 

 

 

 

Een van de voorstellen voor nieuw beleid betreft het vestrekken van bijzondere bijstand voor de aanschaf van een computer. Een doelgroep is bijstandsgerechtigden in fase 2 en 3, waarbij het bezit van een computer noodzakelijk wordt geacht in het kader van het traject en de toeleiding naar werk. Doelstelling hierbij is het verstrekken van een computer ter bevordering van uitstroom naar werk. Belanghebbenden moeten aan een aantal criteria voldoen en er wordt een normbedrag van fl. 3.000,-

(€ 1.361,34) voor de aanschaf van een computer gehanteerd.  De computer wordt voor de helft als lening en voor de helft als gift verstrekt.

Een tweede doelgroep betreft gezinnen met kinderen tussen de 12 en de 15 jaar, met als doel het bevorderen van de ontwikkeling van de kinderen. In de eerste fase zal gestart worden met een doelgroep bestaande uit huishoudens met een minimuminkomen met kinderen van 12 en 13 jaar.

De totale kosten hiervan worden geraamd op ¦ 420.000,- (€ 190.000,-).

Tevens wordt onderzocht in welke vorm het project duurzaam computeren onderdeel kan zijn van deze regeling. Een separate nota over het verstrekken van computers via de bijzondere bijstand wordt u gelijktijdig ter besluitvorming voorgelegd.

 

De verkoop van de Delft-Actiefpas onder de minima is een groot succes. Gevolg is echter wel dat naar verhouding meer passen tegen het laagste tarief  worden verkocht dan was begroot. De inkomsten uit de pasverkoop blijven daadoor achter bij de begroting. Voor het jaar 2001 moet voor een bedrag van ¦ 50.000,- (€ 23.000,-) dekking worden gezocht. Voor de jaren nadien, 2002 en 2003, is het noodzakelijk om voor nog voor een bedrag van ¦ 100.000 (€ 45.000,-) dekking te zoeken. Voorgesteld wordt om deze bedragen te dekken uit de bijzondere bijstand.


 

6.1. Prognose bijzondere bijstand 2001-2003 op basis van nieuw beleid.

 

Dit heeft geleid tot een prognose zoals in het onderstaande overzicht.

 

 

 Tabel 17:Begroting en prognose uitgaven bijzondere bijstand in 2002 x € 1000,-

 

 

Prognose 2001

 in €

 

 

Prognose

 2002 in €

 

Prognose

 2003 in €

Totaal verstrekkingen

1.450

1.450

1.450

armoedebeleid

272

272

272

col. Verzekering

82

120

120

bijzondere posten

48

37

37

uitvoeringskosten shvl

127

155

155

subtotaal

1.979

2.034

2.034

 

 

 

 

DUIT

57

57

57

Voorschool

34

81

81

Doelgroeponderzoek

36

0

0

Computers en bijstand

0

190

190

Duurz. computeren

0

0

0

Scholing

0

90

90

Delftpas

23

45

45

Klantenkrant

0

23

23

subtotaal

2.129

2.520

2.520

 

 

 

 

terugbetalingen

454

480

480

 

 

 

 

Uitgaven

1.675

2.040

2.040

 

 

 

 

Begroot

2.089

2.228

2.228

 

 

 

 

Verschil

-414

-188

-188

 

 

De verbetering en intensivering van de voorlichting zullen leiden tot meer verstrekkingen en tot hogere uitgaven. Pas na het voorgestelde onderzoek  naar de doelgroep kan hiervan pas een inschatting van worden gemaakt. In de bovenstaande tabel is hiervan dus nog geen inschatting gemaakt.

 

Uit deze voorlopige prognoses voor de komende jaren blijkt dat 2001, na een akkoord over het voorgestelde doelgroeponderzoek, wordt afgesloten met een overschot van ca. € 414.000,-. Voor 2002 en 2003 zal dit, zonder een geďntensiveerde voorlichting, dalen naar een bedrag van € 188.000,-.

 

De gevolgen van de verbeterde voorlichting zullen worden gemonitord. In combinatie met meer inzicht in de totale groep gebruikers van de bijzondere bijstand en het doelgroepenonderzoek zal in het beleidsplan 2003 worden bezien in hoeverre de gemaakte inschatting moeten worden bijgesteld.

 

 


 

 

7.           Voorstel

 

 

Op grond van bovenstaande nota wordt voorgesteld:

 

1.    In te stemmen met deze evaluatie en dit beleidsplan voor de periode 2001 tot 2003.

 

2.    Het gebruik van de reguliere bijzondere bijstand en het armoedebeleid, zowel in het aantal verstrekkingen als in het armoedebeleid de komende jaren optimaliseren.

 

3.    Het zodanig verbeteren van de software zodat meer inzicht bestaat in de totale groep van gebruikers van de bijzondere bijstand, waardoor het gevoerde beleid hierop kan worden geëvalueerd en het bereik van de bijzondere bijstand kan worden vergroot.

 

4.    In het komend klanttevredenheidsonderzoek onderzoek doen naar de bekendheid van de bijzondere bijstand.

 

5.    Het doen van een doelgroeponderzoek naar de kenmerken van de overige minima op basis waarop het beleid bijzondere bijstand kan worden afgestemd. De uitkomsten van dit onderzoek, in combinatie met de uitkomsten van het klanttevredenheidsonderzoek, kunnen ook gebruik worden voor de verdere ontwikkeling van het project DUIT; het sportfonds en de AV-Delft. Dit voorstel financieren uit het overschot bijzondere bijstand van 2001.

 

6.    In te stemmen met het periodiek uitgeven van een klantenkrant om de informatieverbetering over de bijzondere bijstand (maar ook over andere onderwerpen) te vergroten. Hiertoe binnen de begroting in ieder geval een bedrag van €  23.000,- reserveren.

 

7.    Ter dekking van een verwacht tekort bij de Delftpas, veroorzaakt doordat meer passen tegen het laagste tarief worden verkocht dan begroot, in 2001 een bedrag van € 23.000 en voor 2002 en 2003 een bedrag van € 45.000,- uit de begroting bijzondere bijstand  beschikbaar te stellen.

 

8.    Punt 5, 6 en 7   verwerken in de eerste tussentijdse begrotingswijziging.

 

 

 


 



[1] Deze cijfers zijn gebaseerd op een steekproef. De genoemde aantallen betreffen derhalve een schatting.