Hierbij
bieden wij het beleidsplan aan voor de bijzondere bijstand voor de komende
jaren. In dit plan worden een aantal beleidsvoornemens voor de komende jaren
gepresenteerd. Daarnaast bevat dit plan ook een overzicht over het gebruik van
de bijzondere bijstand over de jaren 1996 tot en met 2000.
In een
separate nota wordt voorgesteld om de mogelijkheden, om voor bepaalde
doelgroepen via de bijzondere bijstand een computer met toebehoren aan te
schaffen, te verruimen. De voorstellen uit deze nota, inclusief de
noodzakelijke financiële middelen, zijn in het beleidsplan verwerkt.
Wij
vragen u in te stemmen met de voorstellen zoals deze in dit beleidsplan worden
gepresenteerd.
Hoogachtend,
M.
Klijn
1. Inleiding 3
2.
Het wettelijk kader; Delfts beleid
5
2.1. De bijzondere bijstand binnen de Abw 5
2.2.
Voor welke kosten kan bijzondere bijstand worden verleend 5
2.3.
Het drempelbedrag
6
2.4. De draagkracht
6
3.
De doelgroep
8
3.1.
De ontwikkeling van het aantal belanghebbenden met een uitkering
Van de gemeente
8
3.2. De overige minima
8
3.3. De overige aanvragers van de bijzondere
bijstand 9
3.4. De bekendheid met de bijzondere bijstand 9
3.5. De gebruikers van de bijzondere bijstand 10
4. Evaluatie bijzondere bijstand periode
1996-2000 11
4.1. Het aantal verstrekkingen bijzondere
bijstand 11
4.2.
De uitgaven bijzondere bijstand
17
4.3. Totaal overzicht uitgaven versus begroting 21
4.4. De belangrijkste constateringen
22
5.
Prognose 2001 op basis van het
huidige beleid 23
6.
Nieuw beleid 2001-2003 inclusief
prognose uitgaven 25
7.
Voorstel 29
1.
Inleiding
Naast de
uitkeringen voor levensonderhoud kent de bijstandswet ook de mogelijkheid om
aan individuele cliënten voor
bijzondere noodzakelijke kosten apart bijstand te verlenen. Het gaat dan om kosten
die belanghebbenden niet uit hun normale inkomen kunnen voldoen.
Bijzondere
bijstand is enerzijds een instrument dat erop gericht is een
inkomensondersteuning te bieden, met name voor die groepen belanghebbenden in
onze samenleving een inkomen hebben op het sociaal minimum en door een grote
afstand tot de arbeidsmarkt niet in staat zijn verbetering te bewerkstelligen
in hun situatie. Anderzijds is de bijzondere bijstand een instrument dat wordt
gebruikt voor het activeren van belanghebbenden. Bij dit laatste moet wel vermeden
worden dat de gevolgen van de armoedeval een terugslag vormen op het activeren.
In
het verleden werden de kosten voor de bijzondere bijstand op gelijke wijze als
de algemene bijstand afgerekend met het Rijk.
De financiële verantwoordelijkheid voor de
bijzondere bijstand werd met ingang van het najaar van 1991 overgedragen naar
de gemeenten. Vanaf dat moment maakt de rijksvergoeding voor de bijzondere
bijstand deel uit van de gemeentefondsuitkering.
Vanaf juli 1996 biedt de bijstandswet de
mogelijkheid om bijzondere bijstand ook categoriaal toe te kennen. De gemeente
Delft heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt door te starten met een witgoedregeling,
een regeling voor bijkomende studiekosten. Ook de collectieve ziektekostenverzekering
(de AV-Delft), ingevoerd per 1 maart 2000, behoort hiertoe.
De begroting bijzondere bijstand kende de afgelopen
jaren een overschot. Dit was aanleiding om nader te bezien hoe het gebruik van
de bijzondere bijstand de afgelopen jaren is geweest. Deze nota geeft een
overzicht over het gebruik van de bijzondere bijstand over de afgelopen jaren.
In de nota worden tevens enkele voorstellen gedaan
om beleidsdoelstellingen te realiseren. Voor een deel betreffen dit voorstellen
waarover reeds besluitvorming heeft plaatsgevonden (bijvoorbeeld de nota
Scholing in de bijstand). Over andere voorstellen moet nog besluitvorming
plaatsvinden, zoals het verstrekken van
computers via de bijzondere bijstand. Een aparte nota over dit onderwerp wordt
tegelijkertijd ter besluitvorming aangeboden..
In
deze nota komen achtereenvolgens aan de orde:
-
Het wettelijk kader
-
De doelgroep
-
Evaluatie bijzondere bijstand over de periode 1996-2000
o
De verstrekkingen bijzondere bijstand
o
De uitgaven bijzondere bijstand
-
Nieuw beleid 2001-2003.
2.
Het wettelijk kader; Delfts beleid
2.1.
De bijzondere bijstand binnen de Algemene bijstandswet
Het recht op bijzondere bijstand in binnen de
huidige bijstandswet geregeld in de artikelen 39 t/m 41.
De belangrijkste bepalingen hieruit zijn:
Uit de bovengenoemde punten blijkt dat bijzondere
bijstand uitsluitend kan worden verstrekt voor noodzakelijke kosten. Het
verstrekken van bijzondere bijstand mag niet leiden tot ongerichte inkomenssuppleties.
Ook blijkt dat de bijzondere bijstand niet
uitsluitend openstaat voor belanghebbenden met een bijstandsuitkering. In het
geval dat een aanvrager een ander inkomen heeft dan een bijstandsuitkering
wordt vastgesteld of men zelf in staat is om deze kosten (deels) te dragen.
De gemeente Delft heeft een aantal categorieën
benoemd aan wie categoriaal bijzondere bijstand kan worden verleend. Voor deze
categorieën zijn een aantal specifieke regelingen van kracht.
2.2.
Voor welke kosten kan bijzondere
bijstand worden verleend
Het feit dat bijzondere bijstand uitsluitend kan
worden verleend voor noodzakelijke kosten maakt het noodzakelijk dat bij iedere aanvraag de noodzakelijkheid
moet worden beoordeeld. In hoeverre bepaalde kosten als noodzakelijk moeten
worden aangemerkt is in hoge mate afhankelijk van de individuele omstandigheden
van de belanghebbende.
Dit vraagt steeds een individuele toetsing.
Toch zijn hierin enkele beleidslijnen vastgesteld:
Bovenstaande lijst is niet limitatief. Er zijn veel
meer kostensoorten denkbaar die in een bepaald individueel geval als
noodzakelijk zijn aan te merken, op basis waarvan bijzondere bijstand wordt verleend.
De bijstandswet geeft wel een tweetal kostensoorten
aan waarvoor geen bijzondere bijstand mag worden verleend. Dit zijn schulden en
boetes.
2.3.
Het drempelbedrag
In het verleden was de gemeente verplicht om voor
de bijzondere kosten een zgn. drempelbedrag te hanteren. Slechts indien de
kosten waarvoor bijzondere bijstand werd gevraagd hoger waren dan dit bedrag,
kon voor het meerdere bijzondere bijstand worden verleend. Doel van het
drempelbedrag was enerzijds een beperking van de uitgaven. Anderzijds werd
voorkomen dat voor relatief geringe bedragen aan bijzondere bijstand, veel
administratieve handelingen moesten worden verricht.
Nadat de verplichting tot het hanteren van een
drempelbedrag is komen te vervallen heeft ook
de gemeente Delft besloten om ingaande 1-1-1996 niet langer een
drempelbedrag voor de bijzondere bijstand te hanteren.
2.4.
De draagkracht
Met het overhevelen van de financiële
verantwoordelijkheid naar de gemeenten kregen de gemeenten de mogelijkheid om
zelf draagkrachtregels op te stellen. De gemeente Delft heeft ook van deze mogelijkheid
gebruik gemaakt. Zo is in het huidige beleid vastgesteld dat geen draagkracht
aanwezig wordt geacht als het in aanmerking te nemen inkomen lager is dan 110%
van de betreffende bijstandsnorm (was voorheen 100%).
Tevens zijn de regels voor de bepaling van de
aanwezige draagkracht, voor belanghebbenden met een inkomen hoger dan 110%
versoepeld.
3.
De doelgroep
Reeds eerder werd aangegeven dat bijzondere
bijstand wordt toegekend afhankelijk van de mogelijkheid van belanghebbenden om
zelf in de kosten te kunnen voorzien. Dit betekent dat de doelgroep in principe
bestaat uit alle Delftse burgers.
In de praktijk is het zo dat het grootste deel van
de gebruikers belanghebbenden zijn met een inkomen op minimumniveau of iets
daarboven. Het grootste deel van de gebruikers heeft een uitkering van de
gemeente.
3.1.
De ontwikkeling van aantal belanghebbenden met een uitkering van de
gemeente
De afgelopen jaren is er sprake van een daling van
het aantal belanghebbenden dat een uitkering ontvangt van de gemeente. Begin
1996 waren er nog meer dan 3600 uitkeringsgerechtigden. Eind december 2000 was
dit iets minder dan 3000. Medio 2001 is
dit gedaald naar ca. 2950.
De onderstaande grafiek illustreert dit.
3.2.
De overige minima
Onder een minimuminkomen wordt verstaan een netto
besteedbaar inkomen dat lager is dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm
plus 10%.
Het maken van een schatting van het aantal overige
huishoudens met een minimuminkomen is heel moeilijk. Hiervoor zijn
verschillende redenen aan te geven. Ten eerste zijn niet alle inkomstengegevens
van iedereen binnen de gemeente bekend. Een tweede reden is dat voor de bijzondere
bijstand wordt gewerkt met netto besteedbaar inkomen. Daarbij moet ook nog
rekening gehouden worden met bijzondere uitgaven die als gevolg hebben dat het
netto besteedbaar inkomen beneden de 110% uitkomt.
Bij de invoering van het armoedebeleid in de
gemeente (medio 1997) is een schatting gemaakt van het aantal huishoudens
binnen de gemeente met een minimuminkomen. Op dat moment bestond er geen
inzicht in het netto inkomen van de belanghebbenden. Het aantal overige
huishoudens met een minimuminkomen werd toen geraamd op 5000. In hoeverre dit
een reële schatting was is nooit onderzocht.
De economische opleving van de afgelopen jaren
heeft geleid tot een daling van het aantal huishoudens dat rond moet komen van
een minimuminkomen.
De afdeling ICT heeft voor de afgelopen jaren,
gebaseerd op het Stadspanelonderzoek, een schatting gemaakt van het aantal
minimahuishoudens binnen Delft. Voor de jaren 1999 en 2000 wordt het aantal
overige minima geschat op 2800 huishoudens. Medio 2001 zou dit gedaald zijn
naar 2500[1].
Een andere schatting, van bureau KWIZ, dat een adressenbestand verzorgd in het
kader van de AV-Delft promotie, komt tot iets meer dan 2600 minima huishoudens.
Algemeen kan gesteld worden dat het totale aantal
minimahuishoudens binnen de gemeente over de periode 1996-2000 is afgenomen.
3.3.
De overige aanvragers bijzondere bijstand
3.4.
De bekendheid met de bijzondere bijstand
De mogelijkheden van de vergoeding van bepaalde
kosten via de bijzondere bijstand komt altijd bij elk klantencontact met
medewerkers van de sector WIZ (intake, heronderzoek etc.) aan de orde. Ook is
bij de sector WIZ schriftelijke informatie verkrijgbaar over de mogelijkheden
van bijzondere bijstand.
Verder worden nieuwe regelingen op verschillende
manieren onder de aandacht gebracht. Zo wordt gebruik gemaakt van mailings en
posters. Nieuwe regelingen worden ook via de lokale media onder de aandacht
gebracht.
In het vorig jaar gehouden
Klanttevredenheidsonderzoek was de bekendheid met de bijzondere bijstand geen
onderwerp. Het verdient aanbeveling om in een komend tevredenheidsonderzoek
onderzoek te doen naar de bekendheid van de bijzondere bijstand. Als uit dit
onderzoek naar voren komt dat de bijzondere bijstand onvoldoende bekend is, zal
bezien moeten worden of, en in welke vorm, meer bekendheid gegeven kan worden
aan de bijzondere bijstand.
3.5.
De gebruikers van de bijzondere bijstand
Voor de algemene bijstand is de afgelopen jaren een
project afgerond om de managementinformatie over de gebruikers van de algemene
bijstand (en IOAW/Z) te verbeteren. Soortgelijke informatie over de gebruikers
van de bijzondere bijstand is op dit moment niet beschikbaar. Zo kan op dit
moment geen goede analyse gemaakt naar specifieke kenmerken van de gebruikers,
zoals de bron van inkomen, (wel of geen periodieke uitkering), leeftijd,
huishoudtype etc.
Wel is uit ervaring bekend dat het grootste deel
van de ontvangers van bijzondere bijstand ook een uitkering levensonderhoud van
de gemeente ontvangen. In eerdere rapportages werd aangegeven dat dit geschat
wordt op 75% tot 80%.
Er wordt nu een start gemaakt om deze gegevens op
dezelfde wijze als die van de algemene bijstand via de sociale database te
presenteren. Dit is voor de komende
periode een actiepunt.
In totaal moeten deze actiepunten
(doelgroeponderzoek, verbetering registratie van gebruikers, meten van de
bekendheid van de bijzondere bijstand) moeten leiden tot meer inzicht in het gebruik
en het niet-gebruik van de bijzondere bijstand. Met de hieruit verkregen
inzichten kan het bijzondere bijstandsbeleid voor de komende jaren beter
gestuurd worden.
De uitkomsten hiervan zijn ook van belang voor de
verdere ontwikkeling van andere gemeentelijk instrumenten op het gebied van
inkomensondersteuning. Zo kunnen de gegevens uit dit onderzoek ook gebruikt
worden voor de verdere ontwikkeling van het project DUIT, het sportfonds en de
collectieve verzekering (AV-Delft).
4.
Evaluatie bijzondere bijstand over de periode 1996 tot en met 2000
4.1.
Het aantal verstrekkingen bijzondere bijstand.
Het algemene doel van bijzondere bijstand is het
bieden van een gerichte inkomensondersteuning, waarmee voorkomen wordt dat
belanghebbenden door bijzondere niet voorzienbare kosten over onvoldoende
middelen van bestaan kunnen beschikken.
Het totale aantal verstrekkingen bijzondere
bijstand is de afgelopen jaren toegenomen. Voor een deel is dit verklaarbaar
doordat er binnen de bijzondere bijstand nieuwe regelingen van kracht zijn
geworden. Zo is in 1997 het armoedebeleid van start gegaan met de
witgoedregeling en de regeling bijkomende studiekosten. In 1999 is een begin
gemaakt met de collectieve ziektekostenverzekering. Eind 1999 is vanuit de
bijzondere bijstand een millenniumuitkering verstrekt.
In deze paragraaf wordt daarom een onderscheid
gemaakt tussen het aantal ‘reguliere’ verstrekkingen bijzondere bijstand en de
overige regelingen in de bijzondere bijstand.
4.1.1
De ‘reguliere’ bijzondere bijstand.
a.
Het totaal aantal verstrekkingen.
Onder de reguliere bijzondere bijstand wordt de
bijstandsverlening verstaan voor de normale bijzondere kosten die op
individuele gronden worden verstrekt. Voor sommige kostensoorten geldt dat deze
een periodiek karakter hebben. De bijzondere bijstand wordt dan vaak ook periodiek
(bijvoorbeeld maandelijks) verstrekt.
In de
onderstaande tabel vindt u een overzicht van het aantal reguliere
verstrekkingen bijzondere bijstand over de afgelopen jaren.
Jaar |
Incidentele verstrekkingen |
Periodieke verstrekkingen |
Totaal |
1995 |
|
|
1909 |
1996 |
|
|
2934 |
1997 |
4160 |
1042 |
5202 |
1998 |
3187 |
870 |
4057 |
1999 |
3159 |
926 |
4085 |
2000 |
2942 |
945 |
3887 |
Over de periode 1995 tot en met 1997 was er sprake
van een sterke stijging. Daarna daalde het aantal verstrekkingen en heeft zich
de afgelopen jaren gestabiliseerd op ca. 4000 verstrekkingen. Een verklaring
voor de piek in het aantal verstrekkingen in 1997 was de toenmalig grote media
aandacht voor de bijzondere bijstand. In die periode was er veel aandacht in de
media en de politiek doordat veel gemeenten zijn gestart met verschillende
vormen van armoedebeleid.
b. De belangrijkste kostensoorten
Alle verstrekkingen die plaatsvinden in de
bijzondere bijstand zijn te rubriceren in een negental rubrieken. Het aantal
verstrekkingen per rubriek (zowel absoluut als in procenten) kunt u terugvinden
in de onderstaande tabel.
Tabel 2: aantal verstrekkingen reguliere bijzondere
bijstand uitgesplitst naar kostenrubriek over de periode 1996 tot en met 2000
Rubriek |
1996 |
In % |
1997 |
In % |
1998 |
In % |
1999 |
In % |
2000 |
In % |
Directe
levensbehoeften |
275 |
9.4 |
673 |
13.0 |
610 |
15.1 |
591 |
14.5 |
552 |
14.2 |
Voorz.
Ivm huishouden |
175 |
6.0 |
328 |
6.3 |
264 |
6.5 |
272 |
6.7 |
255 |
6.6 |
Voorz.
Ivm wonen |
619 |
21.1 |
1545 |
29.7 |
1085 |
26.7 |
1004 |
24.6 |
1083 |
27.9 |
Voorz.
Ivm opvang |
108 |
3.7 |
182 |
3.5 |
79 |
1.9 |
103 |
2.5 |
99 |
2.6 |
Voorz.
Ivm maatschappelijk verkeer |
121 |
4.1 |
214 |
4.1 |
188 |
4.6 |
188 |
4.6 |
184 |
4.7 |
Financiele
transacties |
37 |
1.3 |
216 |
4.1 |
208 |
5.1 |
235 |
5.8 |
232 |
6.0 |
Uitstroom |
188 |
6.4 |
383 |
7.4 |
253 |
6.2 |
351 |
8.6 |
289 |
7.4 |
Medische
kosten |
813 |
27.7 |
1458 |
28.0 |
1301 |
32.0 |
1293 |
31.7 |
1090 |
28.0 |
Overig |
598 |
20.4 |
203 |
3.9 |
69 |
1.8 |
48 |
1.2 |
103 |
2.7 |
Totaal |
2934 |
100 |
5202 |
100 |
4057 |
100 |
4085 |
100 |
3887 |
100 |
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de belangrijkste
kostensoorten waarvoor bijzondere bijstand wordt verstrekt vallen onder de
rubrieken voorziening in verband met wonen (dit zijn met name de verhuis- en
inrichtingskosten en woonkostentoeslagen) en medische kosten. Deze beide rubrieken
omvatten meer dan 50% van alle verstrekkingen.
De voorzieningen in verband met wonen kende in
absolute zin een piek in 1997. Nadien is het aantal verstrekkingen in absolute
zin gedaald en heeft zich de afgelopen jaren gestabiliseerd op een aantal
tussen de 1000 en 1100. De procentuele daling is minder sterk.
Ook de rubriek medische kosten kende een piek in
1997. Nadien is er voortdurend sprake van een daling van het aantal
verstrekkingen. In 2000 is een deel van de verlaging te verklaren uit de
totstandkoming van de collectieve ziektekostenverzekering.
4.1.2.
De bijzondere regelingen in de bijzondere bijstand (armoedebeleid)
Vanaf 1997 is het mogelijk om in plaats van
individueel ook categoriaal verstrekkingen te doen binnen de bijzondere
bijstand. Hiermee werd het mogelijk een gericht beleid te ontwikkelen op het
gebied van armoedebestrijding.
Bij de totstandkoming van het armoedebeleid werd in
verschillende landelijke onderzoeken geconstateerd dat de ontwikkeling van de
hoogte van de uitkeringen achterbleef bij de gemiddelde loonontwikkeling.
Verschillende kosten drukten daardoor relatief zwaar op het budget van belanghebbenden
met een minimuminkomen. Deze kosten betroffen met name de vervanging van
huisraad, schoolkosten en medische kosten.
De gemeente Delft heeft deze mogelijkheid
aangegrepen door in eerste instantie een tweetal categoriale regelingen te
introduceren, namelijk een regeling voor de vervanging van witgoed en een
regeling voor bijkomende studiekosten. Later is ook nog een regeling voor een
collectieve aanvullende ziektekostenverzekering van start gegaan.
b.
De witgoedregeling
Vanaf juli 1997 kent de gemeente een
witgoedregeling. Deze regeling maakt het mogelijk dat belanghebbenden die langer dan 5 jaar geleefd hebben van een
inkomen op bijstandsniveau bijstand a fonds perdu ontvangen voor de vervanging
van een viertal goederen, namelijk een wasmachine, een koelkast, een stofzuiger
en een televisietoestel. Van deze regeling kan men 1 keer in de 8 jaar gebruik
maken. In totaal kan een belanghebbende hiervoor een bedrag van ¦
2450,00 (€ 1111,-) ontvangen.
Met het bieden van deze vorm van
inkomensondersteuning wordt voorkomen dat belanghebbenden voor de vervanging
van deze goederen schulden moeten maken.
Bij de aanvang van de regeling kon een
belanghebbende het totale bedrag in een keer ontvangen. Het gebruik van de
regeling was hoog. Om de kosten te spreiden is vanaf maart 1999 de regeling
iets gewijzigd. Vanaf die datum kan een belanghebbende op basis van deze
regeling maximaal
¦ 1000,- (€ 453,-) per jaar
ontvangen.
In de onderstaande tabel vindt u een overzicht van
het aantal verstrekkingen in het kader van de regelingen. Voor 1997 geldt dat
de regeling slechts een half jaar van kracht was.
Jaar |
Aantal verstrekkingen |
1997
(vanaf 1-juli) |
781 |
1998 |
1816 |
1999 |
1023 |
2000 |
502 |
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de regeling
direct na het van kracht worden een groot bereik had. Na 1998 is het aantal verstrekkingen dat in het kader van deze
regeling plaatsvond afgenomen. Het grootste deel van de doelgroep heeft
inmiddels de maximale vergoeding ontvangen.
c.
De regeling bijkomende studiekosten.
Ook vanaf 1 juli 1997 kent Delft de regeling voor
bijkomende studiekosten. Ouders van kinderen die het voortgezet onderwijs
bezoeken worden geconfronteerd met extra kosten. Voor belanghebbenden met een
laag inkomen geldt dat zij voor de zgn. directe studiekosten een beroep kunnen
doen op het Ministerie van Onderwijs.
De regeling bijkomende studiekosten geeft een
vergoeding voor andere kosten, zoals de aanschaf of reparatie van een fiets, regenkleding, sportkleding, de
deelname aan schoolreisjes, werkweken e.d.
Doel van deze regeling was door het bieden van deze
inkomensondersteuning het voorkomen dat kinderen van belanghebbenden met een
minimuminkomen niet volledig kunnen deelnemen aan het voortgezet onderwijs.
Inkomen mag geen reden zijn om kinderen aan bepaalde schoolactiviteiten niet
deel te laten nemen.
Voor kinderen die naar de brugklas gaan wordt
eenmalig een bedrag verstrekt van ¦ 300,-. Voor de overige
leerjaren geldt een vergoeding van
¦ 150,-. Met ingang van dit
jaar zijn deze bedragen verhoogd naar ¦ 340,- en ¦
170,-. Vanaf 1-1-2002 wordt dit € 155,- resp. € 77,-.
Voor alle belanghebbenden die een uitkering
ontvangen van de sector WIZ geldt dat dit bedrag ambtshalve wordt toegekend.
Voor alle overigen belanghebbenden met een minimuminkomen geldt dat zij een aanvraag
kunnen indienen. Ook in dit geval geldt dat de aanvraag eenvoudig zonder een
uitgebreide controle wordt afgehandeld.
Over de afgelopen jaren is er sprake van een lichte
stijging van het aantal verstrekkingen.
In de onderstaande tabel vindt u een overzicht van
het aantal verstrekkingen.
Jaar |
Aantal verstrekkingen |
1997
(vanaf 1-juli) |
506 |
1998 |
560 |
1999 |
541 |
2000 |
621 |
d.
De collectieve aanvullende ziektekostenverzekering.
Met ingang van maart 2000 is in samenwerking met
zorgverzekeraar DSW een collectieve aanvullende verzekering van kracht
geworden. Het is een extra aanvulling op de normale aanvullende verzekering die
de meeste belanghebbenden hebben afgesloten. In hoofdzaak omvat de aanvulling
een vergoeding voor de aanschaf van een bril, de kosten van orthodontie voor
kinderen, en een vergoeding voor saneringskosten.
Deze aanvulling wordt aangeboden aan Delftse
burgers met een minimuminkomen. De kosten van de verzekering worden direct aan
DSW betaald uit de bijzondere bijstand.
In eerste instantie werd de verzekering aangeboden
aan uitsluitend cliënten van de sector WIZ die reeds verzekerd waren bij DSW.
Met ingang van 1-1-2001 is de verzekering ook aangeboden aan de overige minima.
Doel van de verzekering is drieledig:
-
De Delftse minima beter verzekeren tegen ziektekosten;
-
Bestaande drempels wegnemen zodat het gemak van het gebruik van medische
voorzieningen wordt vergroot;
-
Het verlagen van het aantal aanvragen en verstrekkingen bijzondere
bijstand waardoor de werkdruk binnen de sector WIZ vermindert.
Uit de evaluatie die september jl. aan u is
toegezonden (nota nummer 01/019929) blijkt dat ca. 74% van de cliënten van de
sector WIZ de aanbieding hebben geaccepteerd
om ingaande 1 maart 2000 op deze wijze verzekerd te zijn. Dit zijn bijna alle
cliënten van de sector die reeds via DSW waren verzekerd.
De invoering van de collectieve verzekering heeft
geleid tot een daling van het aantal verstrekkingen voor bijzondere bijstand
voor brillen en orthodontie.
4.1.3.
De millenniumuitkering
Omdat in veel gevallen werknemers een extra
uitkering kregen van hun werkgevers hebben veel gemeenten besloten om ook
uitkeringsgerechtigden aan het eind van het millennium een eenmalige extra
uitkering te verstrekken. Ook de gemeente Delft heeft dit gedaan. De millenniumuitkering
werd in eerste instantie ambtshalve verstrekt aan alle cliënten van de sector
WIZ. Nadien konden alle overige minima een aanvraag indienen. In de
onderstaande tabel kunt het aantal verstrekkingen vinden dat werd uitgekeerd.
Jaar |
Aantal verstrekkingen |
1999
via sdms |
3047 |
2000
via sdms |
67 |
2000
buiten sdms |
1119 |
4.1.4.
Het totaal aantal verstrekkingen
In de
onderstaande tabel vindt u een overzicht van alle verstrekkingen over de
afgelopen jaren in totaal.
|
1996 |
1997 |
1998 |
1999 |
2000 |
Normale
verstrekkingen |
2934 |
5213 |
4057 |
4085 |
3887 |
Armoedebeleid |
0 |
1290 |
2376 |
1564 |
1123 |
Millenniumuitkering |
0 |
0 |
0 |
3047 |
1186 |
Totaal |
2934 |
6503 |
6433 |
8696 |
6196 |
Grafisch
kan dit als volgt worden weergegeven.
Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat sinds 1997
er sprake is van een daling van het reguliere aantal verstrekkingen dat uit de
bijzondere bijstand plaats. Voor de verstrekkingen uit het armoedebeleid geldt
dat deze daling plaatsvindt vanaf 1998. De toename in het aantal verstrekkingen in 1999 en 2000 wordt volledig
veroorzaakt door de millenniumuitkering.
4.2. De
uitgaven bijzondere bijstand.
Eén van de aanleidingen voor deze nota is het feit
dat de afgelopen jaren op de begroting bijzondere bijstand een overschot
ontstond. In deze paragraaf wordt een overzicht gemaakt van de uitgaven
bijzondere bijstand over de afgelopen jaren. Hierbij wordt dezelfde indeling gemaakt
als in de vorige paragraaf over het aantal verstrekkingen.
Een deel van de bijzondere bijstand wordt verstrekt
in de vorm van een lening. Deze lening moet (in ieder geval gedeeltelijk)
worden terugbetaald. Dit geeft een inkomstenpost voor de bijzondere bijstand.
Daarnaast kent de bijzondere bijstand nog enkele
bijzondere kostensoorten die (deels) gefinancierd worden vanuit de bijzondere
bijstand. Ook hiervan vindt u een overzicht in dit hoofdstuk.
4.2.1. De
uitgaven naar kostenpost
a.
De reguliere bijzondere bijstand
In 1996 bedroegen de uitgaven voor de reguliere
verstrekkingen bijzondere bijstand 2,455 miljoen gulden (€ 1,114 miljoen). In
1997 verdubbelden de uitgaven voor de bijzondere bijstand naar 5,257 miljoen
gulden (€ 2.385 miljoen). Voor de reguliere bijzondere bijstand zijn de uitgaven
sindsdien gedaald naar 3,553 miljoen gulden (€ 1.612 miljoen).
De precieze uitgaven vindt u in de onderstaande
tabel.
Jaar |
Uitgaven x ¦ 1000,- |
1996 |
2.455 |
1997 |
5.195 |
1998 |
3.964 |
1999 |
3.672 |
2000 |
3.395 |
Het gemiddelde
bedrag per verstrekking kent een gelijk verloop. Ook hierbij geldt dat in 1997
het hoogste bedrag werd uitgegeven. De gemiddelde verstrekking bedroeg in 1997 ¦ 997,-(€ 452,-). Nadien is dit gedaald naar
een gemiddeld bedrag van ¦ 873,- (€ 396,-).
|
1996 |
1997 |
1998 |
1999 |
2000 |
Uitgaven
x ¦ 1000,- |
2.418 |
5.195 |
3.964 |
3.672 |
3.395 |
Aantal
verstrekkingen |
2.934 |
5.213 |
4.057 |
4.085 |
3.887 |
Gemiddeld bedrag per verstrekking |
824 |
997 |
977 |
898 |
873 |
b.
De uitgaven naar rubriek
Net als bij de verstrekkingen kunnen we uitgaven
onderverdelen naar de verschillende rubrieken. Dit kunt u vinden in de
onderstaande tabel.
Tabel 9: Uitgaven reguliere bijzondere bijstand
over de periode 1996 tot en met 2000 uitgesplitst naar kostenrubriek
Rubriek/ Uitgaven x ¦ 1000,-. |
1996 |
In % |
1997 |
In % |
1998 |
In % |
1999 |
In % |
2000 |
In % |
Directe
levensbehoeften |
341 |
14.1 |
897 |
17.3 |
782 |
19.7 |
663 |
18.1 |
610 |
17.8 |
Voorz.
Ivm huishouden |
57 |
2.4 |
62 |
1.2 |
70 |
1.8 |
66 |
1.8 |
61 |
1.8 |
Voorz.
Ivm wonen |
1.107 |
45.8 |
2.950 |
56.8 |
2.007 |
50.6 |
1.695 |
46.2 |
1.652 |
48.7 |
Voorz.
Ivm opvang |
64 |
2.7 |
84 |
1.6 |
71 |
1.8 |
100 |
2.7 |
98 |
2.9 |
Voorz.
Ivm maatschappelijk verkeer |
56 |
2.3 |
74 |
1.4 |
70 |
1.8 |
82 |
2.2 |
74 |
2.2 |
Financiele
transacties |
30 |
1.2 |
150 |
2.9 |
165 |
4.2 |
176 |
4.8 |
139 |
4.1 |
Uitstroom |
149 |
6.2 |
241 |
4.6 |
171 |
4.3 |
241 |
6.6 |
207 |
6.1 |
Medische
kosten |
343 |
14.2 |
639 |
12.3 |
567 |
14.3 |
597 |
16.3 |
477 |
14.0 |
Overig |
271 |
11.2 |
98 |
1.9 |
61 |
1.5 |
52 |
1.4 |
77 |
2.3 |
Totaal |
4414 |
100 |
5.195 |
100 |
3.964 |
100 |
3.672 |
100 |
3.395 |
100 |
Het grootste deel van de bijzondere bijstand wordt
verstrekt aan bijzondere bijstand die verband houdt met wonen. Ca 50% van de
uitgaven valt onder deze rubriek. Wel moet hierbij worden opgemerkt dat hiervan
een groot deel wordt verstrekt in de
vorm van een lening.
Binnen de overige rubrieken wordt beduidend minder
verstrekt. Naast deze rubriek wordt ook veel bijzondere bijstand verstrekt
binnen de rubrieken medische kosten en de directe levensbehoeften.
Deze drie belangrijkste rubrieken kenden de
afgelopen jaren een constante daling van het in totaal verstrekte bedrag.
4.2.2.
Het armoedebeleid
Het armoedebeleid kende een sterke start. Direct in
het eerste halfjaar werd al meer uitgegeven dan was begroot. Het eerste
halfjaar van 1997 werd al een bedrag uitgegeven van 0,612 miljoen gulden (0,277
miljoen euro). In 1998 was er sprake van een verdubbeling. Nadien zijn de uitgaven, mede door de ingevoerde
beperking, gedaald naar 0,502 miljoen gulden (0,227 miljoen euro).
De genoemde cijfers omvatten zowel de
witgoedregeling als de regeling bijkomende studiekosten.
De cijfers vindt u in de onderstaande tabel.
|
1996 |
1997 |
1998 |
1999 |
2000 |
Uitgaven
armoedebeleid x ¦ 1.000,- |
0 |
612 |
1.281 |
815 |
502 |
4.2.3.
De millenniumuitkering
De millenniumuitkering werd uitsluitend verstrekt
in december 1999. Enkele nabetalingen volgden in het eerste kwartaal van 2000.
De uitgaven vindt u in de onderstaande tabel.
|
1996 |
1997 |
1998 |
1999 |
2000 |
Uitgaven
millenniumuitk. x ¦ 1.000,- |
0 |
0 |
0 |
279 |
164 |
4.2.4.
De collectieve aanvullende verzekering
De kosten van de collectieve aanvullende verzekering
komen voor rekening van de gemeente Delft. De kosten die de gemeente Delft
hiervoor betaald aan zorgverzekeraar DSW zijn gebaseerd op de werkelijke
uitgaven die DSW doet voor de in het pakket opgenomen voorzieningen. Hierbij is
wel een maximum afgesproken van f9,95
(€ 4,52) per verzekerde. DSW mag hierbij voor de administratieve verwerking een
bedrag van maximaal 10% vragen.
Aan de andere kant worden er minder aanvragen
bijzondere bijstand ingediend voor medische kosten. Dit geeft dus een besparing.
Bij de contractonderhandeling is tevens afgesproken
dat DSW jaarlijks een bedrag van ¦ 60.000,- (€ 27.226,-) betaalt
aan de gemeente Delft, die dit aanwendt in het kader van armoedebeleid. Uit de
recente evaluatie blijkt dat, rekening houdend met alle kosten (dus enerzijds
de premiekosten en anderzijds de verlaging van het aantal reguliere
verstrekkingen, en ook de uitvoeringskosten), als raming een voordelig
saldo bestaat over het jaar 2000.
Dit vindt u niet terug in de onderstaande tabel,
maar maakt deel uit van de totale uitgaven bijzondere bijstand.
|
1996 |
1997 |
1998 |
1999 |
2000 |
Uitgaven
AV-Delft x ¦ 1.000,- |
0 |
0 |
0 |
44 |
220 |
De verzekering is van start gegaan per 1 maart
2000. De kosten die over 1999 ten laste van de bijzondere bijstand zijn
gebracht betreffen voorbereidingskosten, zoals de kosten van de contract onderhandelingen
en de communicatiekosten.
Per 1-1-2001 is de verzekering ook aangeboden aan
alle Delftse burgers met een minimuminkomen. De kosten van de verzekering
zullen hierdoor toenemen. De instroom van betrokkenen met minimuminkomen,
anders dan een WIZ-uitkering is beperkt gebleven. Op dit moment wordt gewerkt
aan het opzetten van een nieuwe campagne om betrokkenen op de verzekering te attenderen.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van de koppeling van diverse bestanden. Naar verwachting
zal dit leiden tot een grotere respons. Anderzijds zal dit ook mogelijk nog
meer inzicht geven in het aantal minima binnen de gemeente.
Tevens wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden
het verzekeringspakket verder uit te breiden. Ook dit zal mogelijk leiden tot
een stijging van de uitgaven.
4.2.5.
De terugbetalingen leenbijstand
Een deel van de verstrekkingen bijzondere bijstand
wordt verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening, de zgn. leenbijstand.
Deze leningen moeten door belanghebbenden (deels) worden terugbetaald. Dit
vormt binnen de bijzondere bijstand een inkomstenpost.
Over de afgelopen 5 jaar zijn de ontvangsten aan
terugbetalingen voortdurend gestegen van 0,8 miljoen (0,363 milj. euro) naar
1,2 miljoen (0,544 miljoen euro). De ontvangsten over de periode 1996 tot en
met 2000 vindt u in de onderstaande tabel.
Tabel
14: Overzicht ontvangen terugbetalingen bijzondere bijstand over de periode
1996 tot en met 2000
|
1996 |
1997 |
1998 |
1999 |
2000 |
terugontvangsten
x ¦ 1.000,- |
864 |
954 |
1.188 |
1.172 |
1.248 |
4.2.6. De schuldhulpverlening
In 2000 is een bedrag van ¦
301.000,- (€ 136.000,-) uit de bijzondere bijstand gebruikt voor financiering
van de uitvoering van het project schuldhulpverlening (Budgetwinkel). Ook voor
de komende jaren is een bedrag hiervoor in de begroting opgenomen. In 2001 is
dit een bedrag van
¦ 280.000,- (€ 127.000,-).
Voor de jaren daarna is dit een bedrag van
¦ 148.000,- ( € 67.000,-).
4.2.7.
De kinderopvang
In het eerste kwartaal 2000 is eenmalig een bedrag
van ¦ 253.000,-
(€ 114.000,-) ten laste van de bijzondere bijstand ten behoeve van een
tekort op de kinderopvangregeling. Voor het komende jaar is dit niet aan de
orde, omdat voldoende opvang in de regeling is ontstaan.
4.2.8.
De bijzondere posten
Vanuit de gelden voor de bijzondere bijstand worden
enkele bijzondere posten gefinancierd. Onder deze posten zijn opgenomen:
-
werkervaringsplaatsen;
-
kinderopvang;
-
scholing;
-
voorlichting;
-
en overige kosten.
Deze kosten betreffen met name uitgaven uit de
productgroep Werk voor projecten in het kader van uitstroombevordering.
Gedurende de jaren 1997 tot en met 1999 is minder uitgegeven dan was begroot.
In 2000 is het begrote bedrag wel uitgegeven aan deze projecten.
De uitgaven vindt u in de onderstaande tabel.
|
1996 |
1997 |
1998 |
1999 |
2000 |
Uitgaven
bijz. posten x ¦ 1.000,- |
120 |
80 |
62 |
58 |
105 |
Als
we alle genoemde uitgaven per kostenpost in totaliteit overzien dan ontstaat
het volgende beeld;
|
De hoge uitgaven bijzondere bijstand in 1997 en
1998 hadden als gevolg dat de begroting werd overschreden, resp. met 2,3 (1,04
miljoen euro) en 1,2 (€ 0,54 miljoen euro) miljoen gulden. Dit maakte het
noodzakelijk dat de gemeente uit de algemene middelen extra geld beschikbaar
stelde.
In de jaren na 1998 was er weer sprake van een
overschot. Het overschot over 1999 is gedeeltelijk gebuikt ter financiering van
de millenniumuitkering. Het resterende deel is teruggevloeid naar de algemene
middelen.
Vanaf 2000 worden de gelden voor de normale
bijstand en de activeringsgelden aan de gemeente betaald via het Fonds Werk en
Inkomen. Omdat het voor de toekomst mogelijk zou kunnen zijn dat hierin
tekorten optreden is voor de financiering van deze mogelijke toekomstige
besloten het overschot over 2000 te storten in een vereveningsfonds Werk en
Inkomen (zie raadbesluit van 6-2-2001).
4.4. De belangrijkste
constateringen
Uit de
gegevens uit de evaluatie kunnen de volgende punten worden geconstateerd:
5.
De Prognose 2001 op basis van het vastgestelde beleid
Op basis van de gebruiksgegevens over het eerste
halfjaar is een prognose gemaakt van de uitgaven bijzondere bijstand voor het
gehele jaar 2001. Zowel de reguliere
uitgaven als de uitgaven in het armoedebeleid blijven in dit eerste halfjaar
achter bij de begroting.
Voorlopig wordt over geheel 2001 uitgegaan van een
overschot van
¦ 1.040.000, ( € 473.000).
In de prognose is rekening gehouden met
beleidsinitiatieven die het afgelopen jaar reeds zijn vastgesteld. Er zijn een
aantal nieuwe beleidsinitiatieven aangenomen die deel uit de bijzonderde
bijstand worden gefinancierd. Dit zijn:
De totale prognose is als volgt.
|
6.
Nieuw beleid
2001-2003
Algemene doelstelling is het enerzijds zo veel
mogelijk bieden van een inkomensondersteuning voor die belanghebbenden die door
een grote achterstand tot de arbeidsmarkt niet in staat zijn verbetering te
bewerkstelligen in hun situatie; anderzijds is het het bieden van een
instrument gericht op alle vormen van activering (werk, scholing en ook sociale
activering) van de belanghebbenden. Het doel voor de komende jaren is daarom
het gebruik van de reguliere bijzondere bijstand en het armoedebeleid, zowel in
het aantal verstrekkingen als in de uitgaven, te optimaliseren.
Gegevens
op individueel niveau over het gebruik van de bijzondere bijstand zijn
aanwezig. De evaluatie toont aan dat er onvoldoende inzicht bestaat in het kwantitatief
gebruik van de bijzondere bijstand door de totale groep belanghebbenden die een
uitkering ontvangen van WIZ. Ook bestaat er onvoldoende inzicht in het gebruik
van de bijzondere bijstand door de minima die geen uitkering ontvangen van de
WIZ.
Om de doelstelling te realiseren is het
noodzakelijk dat er allereerst meer inzicht moet bestaan in de kwantificeerbare
cijfers omtrent de doelgroep.
Om die reden zullen de volgende instrumenten worden
ingezet:
De
evaluatie van de AV-Delft en signalen uit de uitvoering geven aan, dat de
bijzonderde bijstand niet optimaal wordt gebruikt. Om de algehele doelstelling
om tot een verhoging van de uitgaven en het aantal verstrekkingen van de
reguliere bijzondere bijstand en het armoedebeleid te komen is een betere
voorlichting over de mogelijkheden van de bijzondere bijstand noodzakelijk. Een
instrument is reeds eerder vastgesteld, namelijk het project DUIT.
Daarnaast wordt een nieuw instrument ingezet, namelijk:
Een
van de voorstellen voor nieuw beleid betreft het vestrekken van bijzondere
bijstand voor de aanschaf van een computer. Een doelgroep is
bijstandsgerechtigden in fase 2 en 3, waarbij het bezit van een computer
noodzakelijk wordt geacht in het kader van het traject en de toeleiding naar
werk. Doelstelling hierbij is het verstrekken van een computer ter bevordering
van uitstroom naar werk. Belanghebbenden moeten aan een aantal criteria voldoen
en er wordt een normbedrag van fl. 3.000,-
(€
1.361,34) voor de aanschaf van een computer gehanteerd. De computer wordt voor de helft als lening
en voor de helft als gift verstrekt.
Een
tweede doelgroep betreft gezinnen met kinderen tussen de 12 en de 15 jaar, met
als doel het bevorderen van de ontwikkeling van de kinderen. In de eerste fase
zal gestart worden met een doelgroep bestaande uit huishoudens met een
minimuminkomen met kinderen van 12 en 13 jaar.
De
totale kosten hiervan worden geraamd op ¦ 420.000,- (€ 190.000,-).
Tevens
wordt onderzocht in welke vorm het project duurzaam computeren onderdeel kan
zijn van deze regeling. Een separate nota over het verstrekken van computers
via de bijzondere bijstand wordt u gelijktijdig ter besluitvorming voorgelegd.
De verkoop van de Delft-Actiefpas onder de minima
is een groot succes. Gevolg is echter wel dat naar verhouding meer passen tegen
het laagste tarief worden verkocht dan
was begroot. De inkomsten uit de pasverkoop blijven daadoor achter bij de
begroting. Voor het jaar 2001 moet voor een bedrag van ¦
50.000,- (€ 23.000,-) dekking worden gezocht. Voor de jaren nadien, 2002 en
2003, is het noodzakelijk om voor nog voor een bedrag van ¦
100.000 (€ 45.000,-) dekking te zoeken. Voorgesteld wordt om deze bedragen te
dekken uit de bijzondere bijstand.
6.1.
Prognose bijzondere bijstand 2001-2003 op basis van nieuw beleid.
Dit heeft geleid tot een
prognose zoals in het onderstaande overzicht.
Tabel 17:Begroting en prognose uitgaven
bijzondere bijstand in 2002 x € 1000,-
|
Prognose 2001 in € |
Prognose 2002 in € |
Prognose 2003 in € |
Totaal
verstrekkingen |
1.450 |
1.450 |
1.450 |
armoedebeleid |
272 |
272 |
272 |
col.
Verzekering |
82 |
120 |
120 |
bijzondere
posten |
48 |
37 |
37 |
uitvoeringskosten
shvl |
127 |
155 |
155 |
subtotaal |
1.979 |
2.034 |
2.034 |
|
|
|
|
DUIT |
57 |
57 |
57 |
Voorschool |
34 |
81 |
81 |
Doelgroeponderzoek |
36 |
0 |
0 |
Computers en bijstand |
0 |
190 |
190 |
Duurz. computeren |
0 |
0 |
0 |
Scholing |
0 |
90 |
90 |
Delftpas |
23 |
45 |
45 |
Klantenkrant |
0 |
23 |
23 |
subtotaal |
2.129 |
2.520 |
2.520 |
|
|
|
|
terugbetalingen |
454 |
480 |
480 |
|
|
|
|
Uitgaven |
1.675 |
2.040 |
2.040 |
|
|
|
|
Begroot |
2.089 |
2.228 |
2.228 |
|
|
|
|
Verschil |
-414 |
-188 |
-188 |
De verbetering en intensivering van de voorlichting
zullen leiden tot meer verstrekkingen en tot hogere uitgaven. Pas na het
voorgestelde onderzoek naar de
doelgroep kan hiervan pas een inschatting van worden gemaakt. In de
bovenstaande tabel is hiervan dus nog geen inschatting gemaakt.
Uit deze voorlopige prognoses voor de komende jaren
blijkt dat 2001, na een akkoord over het voorgestelde doelgroeponderzoek, wordt
afgesloten met een overschot van ca. € 414.000,-. Voor 2002 en 2003 zal dit,
zonder een geďntensiveerde voorlichting, dalen naar een bedrag van € 188.000,-.
De gevolgen van de verbeterde voorlichting zullen
worden gemonitord. In combinatie met meer inzicht in de totale groep gebruikers
van de bijzondere bijstand en het doelgroepenonderzoek zal in het beleidsplan
2003 worden bezien in hoeverre de gemaakte inschatting moeten worden
bijgesteld.
7.
Voorstel
Op grond van bovenstaande nota wordt voorgesteld:
1.
In te stemmen met deze evaluatie en dit beleidsplan voor de periode 2001
tot 2003.
2.
Het gebruik van de reguliere bijzondere bijstand en het armoedebeleid,
zowel in het aantal verstrekkingen als in het armoedebeleid de komende jaren
optimaliseren.
3.
Het zodanig verbeteren van de software zodat meer inzicht bestaat in de
totale groep van gebruikers van de bijzondere bijstand, waardoor het gevoerde
beleid hierop kan worden geëvalueerd en het bereik van de bijzondere bijstand
kan worden vergroot.
4.
In het komend klanttevredenheidsonderzoek onderzoek doen naar de
bekendheid van de bijzondere bijstand.
5.
Het doen van een doelgroeponderzoek naar de kenmerken van de overige
minima op basis waarop het beleid bijzondere bijstand kan worden afgestemd. De
uitkomsten van dit onderzoek, in combinatie met de uitkomsten van het
klanttevredenheidsonderzoek, kunnen ook gebruik worden voor de verdere
ontwikkeling van het project DUIT; het sportfonds en de AV-Delft. Dit voorstel
financieren uit het overschot bijzondere bijstand van 2001.
6.
In te stemmen met het periodiek uitgeven van een klantenkrant om de
informatieverbetering over de bijzondere bijstand (maar ook over andere
onderwerpen) te vergroten. Hiertoe binnen de begroting in ieder geval een
bedrag van € 23.000,- reserveren.
7.
Ter dekking van een verwacht tekort bij de Delftpas, veroorzaakt doordat
meer passen tegen het laagste tarief worden verkocht dan begroot, in 2001 een
bedrag van € 23.000 en voor 2002 en 2003 een bedrag van € 45.000,- uit de begroting
bijzondere bijstand beschikbaar te stellen.
8.
Punt 5, 6 en 7 verwerken in de
eerste tussentijdse begrotingswijziging.
[1] Deze cijfers zijn gebaseerd op een steekproef. De genoemde aantallen betreffen derhalve een schatting.