NOTA

 

Beleidswijziging bestuursvorm openbaar primair onderwijs Delft.

 

1.       Inleiding.

 

Het verzelfstandigingsproces van het openbaar primair onderwijs in Delft omvat een gefaseerde realisering van achtereenvolgens een nieuwe managementstructuur, een eigen ondersteuningseenheid en een nieuwe bestuursvorm. De beleidsuitgangspunten van het verzelfstandigingsproces en de hoofdlijnen van de nieuwe managementstructuur zijn neergelegd in de nota “Op weg naar een nieuwe organisatie van het openbaar primair onderwijs in Delft” (commissie WZO 18-4-2000; raad 28-9-2000).

 

De nieuwe managementstructuur is ingevoerd. Er is een algemeen directeur (voorlopig ad interim) aangesteld en er is een nieuw sturingsmodel vastgesteld. Momenteel wordt er gewerkt aan de verdere implementatie van dit model. Voorts worden er voorbereidingen getroffen voor de opbouw van de ondersteuning en voor de bestuurlijke verzelfstandiging. Voor de opbouw van de ondersteuning is een notitie opgesteld welke afzonderlijk voor besluitvorming wordt voorgelegd. Voor de bestuursvorm is totnogtoe uitgegaan van een bestuurscommissie ex artikel 82 Gemeentewet, waarvoor de ontwerpverordening inmiddels is opgesteld.

 

Inmiddels zijn er echter nieuwe ontwikkelingen te melden ten aanzien van de bestuurlijke verzelfstandiging. Deze hebben betrekking op een vergroting van de bestuurlijke schaal en de mogelijkheden hieromtrent in de regio. Ook zijn er nieuwe wettelijke mogelijkheden (de zogenaamde ‘bruidsschatregeling’) en nieuwe landelijke beleidsinitiatieven zoals lumpsum financiering. Een verkennende notitie hierover is onlangs uitgebracht (zie bijlage).

 

In deze nota worden de nieuwe ontwikkelingen afgewogen tegenover de eerdere beleidsuitgangspunten en de reeds in gang gezette voorbereidingen. Een en ander mondt uit in een voorstel voor een koerswijziging met betrekking tot de bestuurlijke verzelfstandiging.  

 

2.      Stand van zaken.

 

2.1     Bestuurscommissie.

 

Zoals vermeld in de inleiding is er totnogtoe voor de bestuurlijke verzelfstandiging uitgegaan van een bestuurscommissie ex artikel 82 Gemeentewet. Deze beleidslijn is in 1998 ingezet. Het betreft hier een vorm van verzelfstandiging waarbij de schoolbestuurlijke taken en bevoegdheden van de gemeenteraad en van het college worden overgedragen aan een bestuurscommissie. De instelling, de inrichting en de bevoegdheden van de bestuurs-commissie moeten worden geregeld in een verordening. Deze verordening is inmiddels in ontwerp gereed. De ambtelijke voorbereidingen zijn zover dat deze verordening, na een adviesronde, binnenkort kan worden vastgesteld en in werking kan treden met ingang van 1-1-2002. De implementatie waarbij onder andere de bestuurders moeten worden aangesteld kan dan plaatsvinden in het voorjaar van 2002. De planning is er verder op gericht om de formele financiële en materiele afwikkeling van de verzelfstandiging op z’n laatst te laten plaatsvinden op 1 januari 2003 (boekjaar).

 

2.2     Ondersteuning.

 

In het kader van de gefaseerde aanpak van het verzelfstandigingsproces (management, ondersteuning en bestuur) worden er reeds enige tijd voorbereidingen worden getroffen voor de vorming van een nieuwe werkeenheid openbaar primair onderwijs. Deze werkeenheid richt zich op de aansturing en ondersteuning (de schoolbestuurlijke taken) van het openbaar primair onderwijs in Delft. De nieuwe werkeenheid is qua formatie en personele bezetting een afsplitsing van het vakteam onderwijs. De personele bezetting zal ± 4,2 formatieplaatsen omvatten. Over het formatieve kader van de eenheid zijn afspraken gemaakt binnen de gemeentelijke organisatie. De aansturing geschiedt door de algemeen directeur openbaar primair onderwijs. Vanaf september 2001 is er in een gedeeltelijke (externe) bezetting gestart met de uitvoering van de schoolbestuurlijke taken in de werkstructuur van de nieuwe eenheid. Gedurende de periode tot begin 2002 wordt de verdere personele invulling voltooid, waarna de eenheid in steeds sterkere mate zelfstandig zal opereren.

 

De huisvesting is een belangrijk onderdeel van de voorbereidingen in het kader van de vorming van de nieuwe werkeenheid. Het is - juist in het kader van de verzelfstandiging – noodzakelijk, dat er een fysieke scheiding wordt aangebracht tussen het vakteam onderwijs (lokaal beleid) en de daaruit voortkomende werkeenheid openbaar onderwijs. In een voortgaand proces van steeds verdergaande verzelfstandiging moet deze huisvesting worden gerealiseerd los van het vakteam onderwijs en – eventueel op termijn – ook los van de gemeente.

 

In een afzonderlijke notitie voor het college wordt nader ingegaan op de nieuwe werkeenheid waarbij tevens een voorstel voor de huisvesting wordt gedaan.

 

3.       Nieuwe ontwikkelingen.

 

3.1     Regionale samenwerking.

 

In het voorjaar 2001 hebben de wethouders onderwijs van de gemeenten Delft, Rijswijk, Voorburg, Leidschendam en Zoetermeer een verkennend onderzoek laten uitvoeren naar de mogelijkheden van regionale samenwerking voor de organisatie van het openbaar primair onderwijs. Hoofdmotief hiervoor is dat in het openbaar primair onderwijs een bepaalde bestuurlijke schaalgrootte vereist is, met name om goed te kunnen inspelen op landelijke ontwikkelingen op het gebied van de financiering van (de ondersteuning van) het primair onderwijs.

 

Verkennend onderzoek.

 

Het onderzoek naar de schoolbestuurlijke samenwerkingsmogelijkheden in de regio is onlangs afgerond. Voor een uitgebreide toelichting hierop wordt verwezen naar de hierover uitgebracht notitie (bijlage).

In deze notitie wordt het belang onderstreept van bestuurlijke schaalvergroting omdat de omvang van een schoolbestuurlijke organisatie maatgevend is voor de beschikbare financiële middelen en daarmee voor de (organieke) mogelijkheden op het gebied van beheer en beleid. De invoering van lumpsum financiering gekoppeld aan een veel grotere vrijheid van besturen vereist een zodanige bestuurlijke schaalgrootte dat er effectief en efficiënt kan worden geopereerd waardoor financiële risico’s zoveel mogelijk kunnen worden beperkt. Er wordt een verband gelegd met het wetsvoorstel ‘bruidsschatregeling’ bij verzelfstandiging van openbaar onderwijs. Met deze regeling wordt het gemeenten mogelijk gemaakt om extra gelden beschikbaar te stellen ten behoeve van een verzelfstandigd openbaar onderwijs zonder dat deze  behoeven te worden doorbetaald aan het bijzonder onderwijs. Zie 3.2 voor een nadere uiteenzetting hierover. Verder worden de verschillende bestuurlijke mogelijkheden toegelicht en worden er conclusies getrokken over de haalbaarheid van samenwerking in de regio.

 

* Voor alle duidelijkheid wordt er op deze plaats op gewezen dat het onderzoek naar de regionale schaalvergroting een besturenfusie betreft en geen scholenfusies.

 

Conclusies.

 

Het bestuur van het openbaar onderwijs Zoetermeer richt zich dit moment nadrukkelijk niet op een bestuurlijke schaalvergroting. De bestuurscommissie omvat een twintigtal scholen en ongeveer 5000 leerlingen. Gezien de schaal en de tot tevredenheid werkende bovenschoolse organisatie is er thans geen aanleiding voor verdere verzelfstandiging c.q. bestuurlijke schaalvergroting.

De gemeenten Voorburg en Leidschendam hebben wel de intentie om tot bestuurlijke schaalvergroting in de regio te komen maar maken in eerste instantie een pas op de plaats in verband met de werkzaamheden rond de gemeentelijke fusie.

Een bestuurlijke schaalvergroting van het openbaar onderwijs tussen de gemeenten Rijswijk en Delft is op dit moment wel een reële optie.    

 

De gemeentebesturen van Delft en Rijswijk wordt dan ook geadviseerd om te komen tot bestuurlijke schaalvergroting inzake het openbaar primair onderwijs in Rijswijk en in Delft. Hiervoor dient een onderzoek te worden ingesteld naar de concrete mogelijkheden van bestuurlijke schaalvergroting en verzelfstandiging 1 januari 2003.

 

3.2     Bruidsschatregeling.

 

In deze paragraaf is de passage over de ‘bruidsschatregeling’ opgenomen zoals verwoord in de verkennende notitie. De toepassing van deze nieuwe regeling is mede bepalend voor de in de verkenning geadviseerde koers inzake schaalvergroting. De regeling wordt daarom ook op deze plaats kort uiteengezet.

 

Vanaf 2002 zal het mogelijk zijn dat gemeenten voor een periode van vijf jaar extra kosten administratie, beheer en bestuur (abb) aan een verzelfstandigd openbaar onderwijs mogen vergoeden (dus boven de rijksvergoeding abb), zonder dat dit in de doorbetaling naar het bijzonder onderwijs zal worden opgenomen. De eerste twee kalenderjaren is dit maximaal vier maal de abb-vergoeding; gedurende het derde, vierde en vijfde kalenderjaar is dit maximaal drie maal dat bedrag. De regeling geldt voor maximaal zes jaar na inwerkingtreding (gepland is 1-1-2002). Voor een optimale toepassing van deze regeling dient er op 1 januari 2003 sprake te zijn van een verzelfstandigd openbaar onderwijs. Met een verzelfstandigd openbaar onderwijs wordt hier bedoeld: een openbaar lichaam (wgr), een stichting of een openbare rechtspersoon als bedoeld in de WPO Zie de notitie voor een verdere toelichting hierop.  

 

Met gebruikmaking van de ‘bruidsschatregeling’ kunnen gemeenten tot een efficiënte en effectieve opzet komen van de ondersteuning van het openbaar onderwijs. De (ambtelijke) ondersteuning kan gedurende een termijn van vijf jaar (startfase van de verzelfstandiging) in een grotere omvang dan op de rijksnorm worden ingezet en er kan worden geanticipeerd op de periode daarna. Na vijf jaar kan er een op maat worden toegesneden organisatie voor de ondersteuning worden neergezet met de dan geldende rijksvergoeding voor abb, aangevuld met de verruimde rijksmiddelen voor bestuur en/of ondersteuning van het openbaar onderwijs.

 

Het spreekt voor zich dat juist ook voor de ondersteuning een zekere schaalgrootte vereist is en dat een verdere bestuurlijke schaalvergroting – te beginnen met Delft/Rijswijk – hierop een versterkend effect heeft. 

 

4.       Koersbepaling.

 

4.1     Analyse.

 

Het beleid van de gemeente Delft is totnogtoe gericht op bestuurlijke verzelfstandiging door middel van de oprichting van een bestuurscommissie ex artikel 82 Gemeentewet. Tot de organisatiestructuur behoren tevens een algemeen directeur en een eigen ondersteunings-eenheid. De geschetste nieuwe ontwikkelingen hebben betrekking op een schoolbestuurlijk samengaan van het openbaar primair onderwijs tussen (in eerste instantie) Delft en Rijswijk met een stichting of openbare rechtspersoon als bestuursvorm. Ook hierbij zullen een managementstructuur en een ondersteuningsstructuur moeten worden ingericht.

 

Nu er twee uiteenlopende richtingen kunnen worden ingeslagen dient er een goede afweging worden gemaakt van de mogelijkheden. Er kunnen drie varianten worden onderscheiden, te weten:

·         Handhaven van de lijn bestuurscommissie;

·         Gefaseerd: eerst bestuurscommissie en later schaalvergroting met Rijswijk;

·         Direct afstevenen op schaalvergroting met Rijswijk.

 

4.1.1 Handhaven van de lijn bestuurscommissie. 

 

Positie bestuurscommissie.

 

Een bestuurscommissie is onderdeel van de gemeente. De verzelfstandiging vindt plaats binnen de gemeentelijke context en is daarom niet volledig. Het openbaar onderwijs blijft deel uitmaken van het financiële systeem van de gemeente. De gemeente blijft ontvanger van de rijksvergoedingen en hevelt deze bij begroting over naar de bestuurscommissie. De instelling, de inrichting en de bevoegdheden van de bestuurscommissie worden geregeld in een verordening.

 

In de reeds opgestelde ontwerpverordening is uitgegaan van een maximale overdracht van bevoegdheden. Hierdoor wordt de bestuurscommissie in staat gesteld vanuit een zoveel mogelijk verzelfstandigde positie de schoolbestuurlijke verantwoordelijkheid integraal waar te maken. De bestuursbevoegdheid van de bestuurscommissie wordt in de verordening geformaliseerd door middel van delegatie van alle bevoegdheden door de raad aan de bestuurscommissie, behoudens de wettelijk aan de raad toekomende bevoegdheden: het budgetrecht en de omzetting, opheffing en fusie van scholen. De gemeente houdt wel invloed op de bestuurscommissie; de gemeenteraad kan de delegatie te allen tijde weer intrekken.

 

Uit het voorgaande blijkt dat de gemeente weliswaar invloed houdt, maar dat deze beperkt moet zijn om de bestuurscommissie in staat te stellen als een echt schoolbestuur te functioneren. In dit verband moet erop worden gewezen dat het zeer waarschijnlijk niet mogelijk zal zijn om raadsleden zitting te laten nemen in de commissie. De reden hiervan gelegen in de vergevorderde plannen met betrekking tot de inrichting van een nieuw gemeentelijk bestel. Als gevolg van de scheiding van bevoegdheden tussen college en raad zullen in de toekomst raadsleden geen deel meer kunnen uitmaken van bestuurscommissies.

.

De gemeente houdt ook invloed bij een volledige vermogensrechtelijke verzelfstandiging in de vorm van een (grensoverschrijdende) openbare rechtspersoon of van een stichting voor openbaar onderwijs. De stichting wordt op basis van een raadsbesluit statutair opgericht; de openbare rechtspersoon bij verordening. De Wet op het primair onderwijs eist dat er een overheersende overheidsinvloed verzekerd moet zijn. Bij ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren in strijd met de wet is de gemeenteraad bevoegd zelf te voorzien in het bestuur van de openbare scholen en de stichting of openbare rechtspersoon te ontbinden.

 

Schaalgrootte.

 

Hoewel de bestuurscommissie tot op zekere hoogte als een echt schoolbestuur zal kunnen functioneren, kunnen er geen garanties worden gegeven dat de schaalgrootte van het openbaar onderwijs in Delft van ± 2300 leerlingen voldoende zal zijn om goed te kunnen inspelen op de eerder geschetste (toekomstige) ontwikkelingen met betrekking tot decentralisatie en deregulering van bevoegdheden en de invoering van lumpsum financiering. Meer vrijheid van besturen brengt ook meer risico’s met zich mee. De relatief kleine schaalgrootte bij een verzelfstandiging binnen Delft geeft geen optimale mogelijkheden voor risicospreiding aangezien er slechts bescheiden inkomsten (rijksvergoeding) worden gegenereerd.

 

De keuze voor een bestuurscommissie met een schaalgrootte van 2300 leerlingen heeft tevens consequenties voor de positionering en inrichting van de ondersteuning.

 

Voor de ondersteuning is een bepaalde omvang noodzakelijk om alle schoolbestuurlijke werkzaamheden adequaat uit te voeren. Er zijn minimaal twee spilfuncties nodig op het gebied van personeel & organisatie enerzijds en op materieel & financiën anderzijds. Voorts zullen er op uitvoering gerichte functies moeten zijn voor deze beleidsterreinen, alsmede voor de secretariële ondersteuning etc. Zo nodig moet er ook op onderwijsinhoudelijk gebied ondersteuning geboden kunnen worden.

 

Zoals eerder vermeld wordt er in Delft gewerkt aan de opbouw van een werkeenheid van 4,2 formatieplaatsen als afsplitsing van het vakteam onderwijs. Deze omvang is minimaal nodig om de hiervoor beschreven functies te kunnen bemensen. Dit betekent dat er sprake zal zijn een tamelijk kleine en daarmee kwetsbare ondersteuningsunit. Bij een langdurige handhaving van de bestuurscommissie zal een positionering binnen de gemeentelijke context dan het meest aangewezen zijn. Dit hoeft overigens niet perse een probleem te zijn, maar van een echt verzelfstandigde positie is dan geen sprake.

 

De kosten van de ondersteuning liggen thans en ook later bij deze bestuurlijke constructie boven de (volgens de landelijke onderwijsorganisaties ontoereikende) rijksvergoeding, maar behoeven niet te worden doorbetaald aan het bijzonder onderwijs, omdat er bij een bestuurscommissie geen sprake is van een echte bestuurlijke verzelfstandiging. Op dit moment bestaat er geen inzicht in hoeverre dit gegeven ook in materiele zin en op langere termijn stand zal kunnen houden. Bestuur en ondersteuning zijn weliswaar niet formeel verzelfstandigd maar zullen in de praktijk wel als zodanig opereren. 

 

De eerdergenoemde ‘bruidsschatregeling’ geldt overigens niet bij verzelfstandiging in de vorm van een bestuurscommissie.     

 

Conclusie.

 

De bestuurscommissie behoeft uit oogpunt van ‘zelfstandigheid’ niet perse de eerstaangewezen figuur voor verzelfstandiging te zijn en biedt qua schaalgrootte minder  zekerheden naar de toekomst.   

 

4.1.2  Gefaseerd: eerst bestuurscommissie en later schaalvergroting met Rijswijk.

 

Het is in beginsel mogelijk om in eerste instantie een bestuurscommissie in te stellen en in een latere fase een besturenfusie met Rijswijk aan te gaan. Op het moment van de fusie dient gelijktijdig de bestuursvorm te worden omgezet in een stichting of in een openbare rechtspersoon omdat een bestuurscommissie slechts kan functioneren op het grondgebied van de gemeente.

 

Continuïteit.

 

Het is noodzakelijk dat reeds bij oprichting van de bestuurscommissie – dus in de verordening – bepalingen omtrent de toekomstige situatie worden vastgesteld. De vervolgens aan te trekken leden van de bestuurscommissie zijn dan gehouden om mee te werken aan een latere besturenfusie en omzetting van de bestuursvorm.

 

Feitelijk wordt de bestuurscommissie weer opgeheven waarbij – althans op dit moment – richting de bestuursleden geen enkele garantie kan worden afgegeven van een voortzetting van het bestuurslidmaatschap in de nieuwe context. Er bestaat namelijk pas duidelijkheid omtrent de bestuursvorm en over de inrichting daarvan na afronding van een nader gezamenlijk implementatieonderzoek Rijswijk/Delft.

 

Een dergelijke gefaseerde constructie biedt dan ook onvoldoende continuïteit voor de bestuurlijke aansturing van een zich verzelfstandigend openbaar primair onderwijs.

 

Tijdsplanning.

 

Een gefaseerde constructie geeft met name problemen in verband met de tijdsplanning. Het wordt zeer omslachtig om in het voorjaar 2002 een bestuurscommissie in te richten en deze vervolgens op 1 januari 2003 weer op te heffen c.q. (deels?) te incorporeren in een op te richten regionale stichting openbaar onderwijs Delft/Rijswijk. Een gefaseerde aanpak heeft alleen zin als dit over een meerdere jaren wordt gespreid. Gezien de intenties van Rijswijk en vooral gelet op de toepasbaarheid van de ‘bruidsschatregeling’ moet er echter juist worden aangekoerst op 1 januari 2003 of op z’n minst zo snel mogelijk daarna.           

 

Ondersteuning.

 

Op het gebied van de ondersteuning is een gefaseerde aanpak minder problematisch. De verdere opbouw van een eigen werkeenheid openbaar onderwijs kan in een goede afstemming met Rijswijk doorgang blijven vinden. Een latere verzelfstandigde positionering (gelieerd aan het nieuwe regionale bestuur) van de Delftse werkeenheid en die van Rijswijk  maakt deel uit van het gezamenlijke implementatieonderzoek Delft/Rijswijk. Reeds eerder is in deze nota vermeld dat de ‘bruidsschatregeling’ optimaal kan worden toegepast als er op 1 januari 2003 wordt verzelfstandigd.

 

Voorbereidingen.

 

Het jaar 2002 is gepland voor de verdere uitwerking van de ‘Delftse verzelfstandiging’ in de vorm van een bestuurscommissie. Het betreft hier onder andere het (verder) overhevelen van personele aangelegenheden, materiele zaken, huisvesting en financiën naar de ondersteuningseenheid van de bestuurscommissie. Bij de voorbereidingen van een besturenfusie annex verzelfstandiging met Rijswijk zijn er soortgelijke ‘ontvlechtende’ werkzaamheden. Deze gaan echter veel verder en hebben een formeler karakter omdat er dan sprake is van een vermogensrechtelijke verzelfstandiging (privatisering). Bij de bestuurscommissie is dit niet het geval.     

 

Conclusie.

 

Een gefaseerde constructie waarbij eerst een bestuurscommissie wordt ingericht en later een besturenfusie met Rijswijk biedt onvoldoende continuïteit voor de aansturing en is veel te omslachtig gelet op het noodzakelijk korte tijdbeslag naar het tijdstip van fusie.

4.1.3  Direct afstevenen op schaalvergroting met Rijswijk.

 

Bestuurscommissie.

 

Direct afstevenen op schaalvergroting met Rijswijk houdt in dat er een pas op de plaats gemaakt wordt met de bestuurscommissie en bij goed resultaat ervan wordt afgezien. Gezien de bemerkingen bij de eerste twee mogelijkheden lijkt dit de meest aangewezen weg. Er zal moeten worden toegewerkt naar een besturenfusie openbaar primair onderwijs Delft/Rijswijk per 1 januari 2003 of zo snel mogelijk daarna. Indien gaande het implementatieonderzoek blijkt dat de besturenfusie geen doorgang kan vinden kan er worden teruggevallen op de eerste optie, te weten de bestuurscommissie. Zoals eerder vermeld is de verordening gereed; deze kan zonodig ook op 1 januari 2003 in werking treden.  

 

Voorbereidingen.

 

Het voordeel van de directe koers met Rijswijk is dat alle energie gestoken kan worden in het implementatieonderzoek. Relevante onderdelen in dit onderzoek, zoals de ontvlechting van personele aangelegenheden, materiele zaken, huisvesting en financiën, zijn tot op zekere hoogte ook van belang voor de verdere uitwerking van een ‘Delftse verzelfstandiging’ in de vorm een bestuurscommissie. De voorbereiding van een vermogensrechtelijke verzelfstandiging in de vorm van een besturenfusie met Rijswijk kan goed samengaan met de uitwerking van de bestuurscommissie Delft; andersom is dit in veel minder het geval.

 

Ondersteuning.

 

Ook de voortgang van de opbouw van de ondersteuning hoeft geen problemen te geven bij een directe koers richting Rijswijk. Een en ander dient tussentijds goed te worden afgestemd met de gemeente Rijswijk. Zie voorts hetgeen hierover reeds eerder is vermeld.   

 

Aanzet regionalisering.

 

Een besturenfusie met Rijswijk kan worden beschouwd als een unieke kans om het openbaar primair onderwijs in een krachtige verzelfstandigde positie te brengen. Het is een eerste stap naar een verdere versterking hiervan in de vorm van een regionale stichting openbaar onderwijs waarbij (later) ook andere gemeenten kunnen aansluiten. Blijkens de verkennende notitie hebben de gemeenten Voorburg en Leidschendam zich hierover reeds positief uitgelaten.  

 

Conclusie.

 

Direct afsteven op een besturenfusie met Rijswijk geeft de beste startkansen voor een verzelfstandigd openbaar onderwijs. Als de fusie geen doorgang kan vinden kan er worden teruggevallen op de bestuurscommissie aangezien de voorbereidingen hieromtrent elkaar deels overlappen.

 

4.2     Koers.

 

Aanbevolen wordt tot een wijziging te komen van het beleid om op korte termijn een bestuurscommissie ex artikel 82 Gemeentewet in te stellen. De nieuwe beleidslijn dient te worden gericht op concrete stappen te stappen in de richting van een besturenfusie annex verzelfstandiging met Rijswijk. Een intentiebesluit en een bestuurlijke opdracht voor een nader implementatieonderzoek geven deze nieuwe beleidslijn de nodige stevigheid. Een en ander is geheel overeenkomstig het advies uit de verkennende notitie omtrent de schoolbestuurlijke samenwerkingsmogelijkheden in de regio. 

 

5.       Nader onderzoek.

 

Het nader uit te voeren onderzoek dient concreet te worden gericht op de mogelijkheid van een besturenfusie openbaar onderwijs Delft/Rijswijk per 1 januari 2003. Om de fusie te bewerkstelligen zullen er in het jaar 2002 de nodige voorbereidingen moeten worden getroffen waarbij tevens de haalbaarheid van de diverse onderdelen in een daarop toegesneden tijdschema aangetoond zal moeten worden.

 

De opzet van dit implementatieplan met de daarbij behorende risicoanalyse zal binnenkort samen met de gemeente Rijswijk ter hand genomen worden. Uiteraard zullen de projectstructuur en tijdplanning zodanig moeten worden opgezet dat ook de directe belanghebbenden in het openbaar onderwijs – directies, medewerkers en ouders – hierbij betrokken worden. Gaande het onderzoeksproces dient formeel instemming en/of advies te worden verkregen over de in kaart te brengen gevolgen van de besturenfusie voor personeel en ouders.     

 

Het onderzoek zal in ieder geval moeten worden gericht op de mogelijkheden, voorwaar­den van verzelfstandiging en besturenfusie van het openbaar primair onderwijs in Delft en Rijswijk en de gevolgen ten aanzien van:

·         de positie van het onderwijspersoneel;

·         de schoolgebouwen- en inventarissen;

·         de financiën;

·         de onderwijskundige aangelegenheden en organisatie;

·         het tijdpad;

·         de meest adequate bestuursvorm.

Zodra duidelijkheid bestaat over de planopzet zal dit worden voorgelegd aan het college.                    

 

5.1       Kosten.

 

Ofschoon er op dit moment nog geen inzicht bestaat in de concrete opzet van het implementatieonderzoek, mag het op voorhand wel duidelijk zijn dat de onderzoek- en uitwerkingswerkzaamheden ten opzichte van de beleidslijn bestuurscommissie veel meer verdieping en verbreding met zich zullen brengen. Het implementatietraject Delft/Rijswijk zal langduriger en intensiever van aard zijn dat het geplande traject bestuurscommissie Delft.

 

Om de datum van 1 januari 2003 (of z.s.m. daarna) te halen zal er zonder meer sprake moeten zijn van een maximale inzet op dit proces gedurende het gehele jaar 2002 en waarschijnlijk met een doorloop naar 2003. Het is dan ook noodzakelijk dat de reeds voor 2002 geplande inzet voor de aansturing en begeleiding van het verzelfstandigingsproces wordt uitgebreid. 

 

Gezien eerdere berekeningen op het Delftse traject in 2002 (€ 35.000) moet er voor het proces Delft/Rijswijk rekening worden gehouden met minimaal een verdubbeling van de geraamde kosten. Dit betekent een totaal benodigd bedrag van € 70.000 in het jaar 2002.

 

In de definitieve besluitvormingsronde met betrekking tot de koers Delft/Rijswijk zal een voorbereidingskrediet worden gevraagd van € 70.000. De kosten zijn (deels) gerelateerd aan deze tussentijdse beleidswijziging in het verzelfstandigingsproces. Voor de dekking zal een beroep worden gedaan op de post onvoorzien.

 

6.    Procedure.

 

Deze nota en het daarin vervatte voorstel voor de beleidswijziging inzake de bestuursvorm openbaar onderwijs wordt voorgelegd aan het college voor een beginselbesluit en aan de raadscommissie voor de advisering hierover. Het beginselbesluit en de nota worden vervolgens ter advisering voorgelegd aan de gezamenlijke schooldirecties en aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. De definitieve besluitvorming is gepland voor de raadsvergadering van 20 december 2001.

 

7.    Voorstel.

 

Voorgesteld wordt de gemeenteraad de nodige voorstellen te doen toekomen waarbij: 

·       de intentie wordt uitgesproken om te komen tot bestuurlijke schaalvergroting inzake het openbaar primair onderwijs in Rijswijk en in Delft;

·       een onderzoek wordt ingesteld naar de concrete mogelijkheden van bestuurlijke schaalvergroting en verzelfstandiging van het openbaar primair onderwijs in Rijswijk en in Delft per 1 januari 2003;

·       wordt uitgesproken dat op enig moment Voorburg/Leidschendam en/of andere gemeenten desgewenst bij dit onderzoek betrokken kunnen worden;

·       een voorbereidingskrediet van € 70.000 beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van het onderzoek in 2002. 

 

Oktober 2001

Gemeente Delft, vakteam onderwijs.

RH

 


Verkenning schoolbestuurlijke samenwerking openbaar primair onderwijs Delft, Rijswijk, Voorburg, Leidschendam en Zoetermeer.

 

1.    Inleiding.

 

In het voorjaar 2001 hebben de wethouders onderwijs van de gemeenten Delft, Rijswijk, Voorburg, Leidschendam en Zoetermeer uitgesproken een verkennend onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden van regionale samenwerking op het gebied van het openbaar primair onderwijs. Voor het openbaar onderwijs is een bepaalde bestuurlijke schaalgrootte vereist met name om goed te kunnen inspelen op landelijke ontwikkelingen op het gebied van de financiering van (de ondersteuning van) het primair onderwijs. In de vijf gemeenten zijn op lokaal niveau trajecten ingezet of geïmplementeerd op het gebied van verzelfstandiging van het openbaar primair onderwijs. Bezien moet worden of in dit kader een regionale samenwerking mogelijkheden biedt om tot bestuurlijke schaalvergroting te komen. In deze verkennende notitie wordt hiervoor een eerste aanzet gegeven.

 

2.    Motieven voor samenwerking.

 

2.1   Schaalvergroting.

 

Zoals vermeld is bestuurlijke schaalvergroting het belangrijkste motief voor samenwerking.

De nog steeds gedetailleerde onderwijswetgeving wordt in snel tempo gewijzigd in globale wetgeving. Bevoegdheden van de rijksoverheid worden overgeheveld naar scholen en schoolbesturen. Scholen en schoolbesturen krijgen meer vrijheden maar ook meer (financiële) risico’s. Dit vraagt om deskundige besturen en een efficiënte bedrijfsvoering, waarvoor een zekere schaalgrootte is vereist. Landelijke ontwikkelingen op het gebied van onderwijsfinanciën geven hieraan een extra impuls. In dit verband kunnen genoemd worden de recente afspraken over de invoering van lumpsum financiering en het wetsvoorstel ‘bruidsschatregeling’ bij verzelfstandiging van openbaar onderwijs.

 

2.2   Lumpsum financiering.

 

Het mag duidelijk zijn dat de invoering van lumpsum financiering gekoppeld aan een veel grotere vrijheid van besturen zowel op het gebied van beheer als van beleid, een bestuurlijke schaalgrootte vereist waarop ook het daarvoor noodzakelijke financieel management op adequate wijze kan worden georganiseerd. In het algemeen kan ervan worden uitgegaan dat de omvang van de organisatie maatgevend is voor de beschikbare financiële middelen en daarmee voor de (organieke) mogelijkheden op het gebied van beheer en beleid. De bestuurlijke schaalgrootte van het openbaar onderwijs is uiteindelijk mede afhankelijk van de lokale en regionale onderwijs(infra)structuur en de positie die daarin ingenomen kan/moet worden. In de gemeenten Delft, Rijswijk, Voorburg/Leidschendam en ook Zoetermeer kan er om eerdergenoemde organisatorische redenen en ook gelet op schaalvergroting binnen het bijzonder onderwijs aanleiding zijn om voor het openbaar onderwijs tot schaalvergroting te komen.

 

2.3   De ‘bruidsschatregeling’.

 

Vanaf 2002 zal het mogelijk zijn dat gemeenten voor een periode van vijf jaar extra kosten administratie, beheer en bestuur (abb) aan een verzelfstandigd openbaar onderwijs mogen vergoeden (dus boven de rijksvergoeding abb), zonder dat dit in de doorbetaling naar het bijzonder onderwijs zal worden opgenomen. De eerste twee kalenderjaren is dit maximaal vier maal de abb-vergoeding; gedurende het derde, vierde en vijfde kalenderjaar is dit maximaal drie maal dat bedrag. De regeling geldt voor maximaal zes jaar na inwerkingtreding (planning is 1-1-2002). Dit betekent dat voor een optimale toepassing van deze regeling er op 1 januari 2003 een verzelfstandigd openbaar onderwijs moet zijn. Met een verzelfstandigd openbaar onderwijs wordt hier bedoeld: een openbaar lichaam (wgr), een stichting of een openbare rechtspersoon als bedoeld in de WPO.  

 

Met gebruikmaking van deze ‘bruidsschatregeling’ kunnen gemeenten tot een efficiënte en effectieve opzet komen van de ondersteuning van het openbaar onderwijs. De (ambtelijke) ondersteuning kan gedurende een termijn van vijf jaar (startfase van de verzelfstandiging) in een grotere omvang dan op de rijksnorm worden ingezet en er kan worden geanticipeerd op de periode daarna. Na vijf jaar kan er een op maat worden toegesneden organisatie voor de ondersteuning worden neergezet met de dan geldende rijksvergoeding voor abb, aangevuld met de verruimde rijksmiddelen voor bestuur en/of ondersteuning van het openbaar onderwijs.

Het spreekt voor zich dat juist ook voor de ondersteuning een zekere schaalgrootte vereist is en dat een verdere bestuurlijke schaalvergroting een versterkend effect heeft. 

 

3.    Vormen van schoolbestuurlijke samenwerking.

 

3.1   Samenwerkingsovereenkomst.

 

De samenwerkingsovereenkomst is de meest lichte vorm van intergemeentelijke samenwerking. Veel aangelegenheden op het gebied van aansturing en ondersteuning van het openbaar onderwijs kunnen bij overeenkomst worden geregeld. Er moet wel sprake zijn van rechtspersonen. De functie van bevoegd gezag openbaar onderwijs kan echter niet op basis van een overeenkomst worden vormgegeven; schoolbestuurlijke schaalvergroting is niet mogelijk.    

 

3.2     Gemeenschappelijke regeling.

 

Gemeenten kunnen op basis van een gemeenschappelijke regeling een openbaar lichaam oprichten en in stand houden als bevoegd gezag van het openbaar primair onderwijs. Alle schoolbestuurlijke bevoegdheden van de deelnemende gemeenten worden overdragen aan het openbaar lichaam. Het bestuur van het openbaar lichaam wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van de gemeenteraden; het dagelijks bestuur wordt meestal gevormd door de portefeuillehouders onderwijs. De ‘bruidsschatregeling’ kan binnen de deelnemende gemeenten worden toegepast.

 

3.3     Stichting en openbare rechtspersoon.

 

De stichting en de openbare rechtspersoon zijn de meest vergaande vormen van bestuurlijke verzelfstandiging. Een combinatie met een grensoverschrijdende verzelfstandiging in deze rechtsvormen is mogelijk. De stichting wordt statutair opgericht; de openbare rechtspersoon bij verordening. De WPO eist dat er een overheersende overheidsinvloed verzekerd moet zijn. Het bestuur wordt benoemd door de gemeente. Voor het vereiste toezicht kan worden gedacht aan een lichte gemeenschappelijke regeling (gemeenschappelijk orgaan). De ‘bruidsschatregeling’ kan binnen de deelnemende gemeenten worden toegepast.

 

4.    Stand van zaken Delft.

 

4.1   Verzelfstandiging binnen de gemeentelijke context.

 

In de gemeente Delft heeft de raad besloten tot een gefaseerd verzelfstandigingstraject van het openbaar onderwijs bestaande uit achtereenvolgens een nieuwe managementstructuur, een eigen ondersteuningseenheid en een nieuwe bestuursvorm. De managementstructuur is ingevoerd in 2001; er is een algemeen directeur aangesteld en er is een nieuw aansturings-

model vastgesteld. Momenteel wordt er gewerkt aan de opbouw en inrichting van een ondersteuningseenheid bestaande uit ongeveer 4,2 fte. Voor de nieuwe bestuursvorm geldt een bestuurscommissie ex artikel 82 Gemeentewet als uitgangspunt. Bij de besluitvorming hierover eind 2001 zullen ook andere bestuursvormen worden afgewogen. De planning is er verder op gericht om de formele financiële en materiele afwikkeling van de verzelfstandiging op z’n laatst te laten plaatsvinden op 1 januari 2003 (boekjaar).

 

4.2   Intenties/plannen regionale samenwerking.

 

De plannen zijn vooralsnog primair gericht op verzelfstandiging in Delft. Een vergroting van de bestuurlijke schaal van het openbaar onderwijs geeft echter betere mogelijkheden om goed te kunnen inspelen op de eerder geschetste (toekomstige) ontwikkelingen op het gebied van het primair onderwijs. De mogelijkheid van een bestuurlijke schaalvergroting bij een vergaande verzelfstandiging in de vorm van bijvoorbeeld een regionale stichting wordt daarom nadrukkelijk opengehouden.

De thans uitgevoerde verkenning over regionale schaalvergroting zal tevens worden betrokken bij de besluitvorming omtrent de bestuursvorm. Deze is gepland eind 2001. Indien besloten wordt om aan te koersen op een regionale verzelfstandiging, zal een nader onderzoek hieromtrent concreet moeten worden gericht op de mogelijkheid van een besturenfusie openbaar onderwijs per 1 januari 2003 (risicoanalyse en implementatieplan). 

             

5.    Stand van zaken Rijswijk.

 

5.1   Verzelfstandiging en bestuurlijke schaalvergroting. 

 

Rijswijk heeft een integrale bestuursvorm voor het openbaar primair onderwijs. De gemeente koerst aan op een vermogensrechtelijke verzelfstandiging in combinatie met een bestuurlijke schaalvergroting zo mogelijk met gebruikmaking van de ‘bruidsschatregeling’.  Rijswijk, Voorburg, Leidschendam en Nootdorp houden op basis van een overeenkomst gezamenlijk een administratiekantoor in stand. Gesproken wordt over verdere uitbreiding van dit AK met o.a. personeelsbeleid en financiële expertise.

 

5.2     Intenties/plannen regionale samenwerking.

 

De gemeente Rijswijk heeft op verzoek van Leidschendam besprekingen gevoerd met de gemeenten Voorburg en Leidschendam over een regionale schaalvergroting en verzelfstandiging van het openbaar onderwijs. Het streven was erop gericht om op basis van een hieromtrent opgestelde startnotitie tot een intentieverklaring te komen. Het gezamenlijk potentieel van de openbare basisscholen wordt onvoldoende geacht om in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen zoals lumpsum  financiering en verantwoordelijkheid voor personeelsbeleid. In de notitie wordt mogelijkheid van deelname van het openbaar onderwijs in Nootdorp en Pijnacker opengehouden evenals een perspectief van toetreding van algemeen bijzondere scholen. De mogelijkheid om de openbare scholen in Delft bij een besturenfusie te betrekken wordt tevens opengelaten.

 

Als resultaat van de besprekingen is de intentie uitgesproken op termijn te komen tot een bestuurlijke fusie van Voorburg/Leidschendam met Rijswijk of met Rijswijk/Delft. In verband met de werkzaamheden rond de gemeentelijke fusie van Voorburg/Leidschendam per 1 januari 2002 zal in eerste instantie een pas op de plaats worden gemaakt. Voorburg en Leidschendam gaan ermee akkoord dat Rijswijk en Delft het onderzoek naar regionale schaalvergroting nu reeds starten.

 

Zie bijlage voor de startnotitie.  

 

6.    Stand van zaken Zoetermeer.

 

6.1   Bestuurscommissie en centraal management.

 

Het openbaar onderwijs in Zoetermeer is reeds verzelfstandigd in de vorm van een bestuurs-

commissie ex artikel 82 Gemeentewet. Alle schoolbestuurlijke bevoegdheden van college en raad zijn overgedragen aan de commissie. De taken wordt uitgevoerd door het centraal management. Uit een onlangs afgeronde evaluatie blijkt een volle tevredenheid voor deze organisatievorm.  

 

6.2   Intenties regionale samenwerking.

 

De bestuurscommissie staat in het algemeen niet per definitie afwijzend tegenover verdere schaalvergroting. Het openbaar onderwijs in Zoetermeer heeft echter een zodanige omvang dat er - naar het oordeel van de bestuurscommissie – geen directe noodzaak is om tot bestuurlijke schaalvergroting over te gaan. Indien de gemeenteraad van Zoetermeer hiertoe nadrukkelijk de wens te kennen zou geven, zou dit voor de commissie aanleiding kunnen zijn tot een heroverweging van het standpunt aangaande bestuurlijke schaalvergroting.

 

7. Stand van zaken Voorburg/Leidschendam

 

7.1 Verzelfstandiging en bestuurlijke schaalvergroting.

 

Voorburg en Leidschendam hebben een integrale bestuursvorm voor het openbaar primair onderwijs. Er zijn plannen om het onderwijs te verzelfstandigen d.m.v. een commissie ex artikel 82. Voorburg, Leidschendam, Rijswijk en Nootdorp houden op basis van een overeenkomst gezamenlijk een administratiekantoor in stand.

 

 7.2 Intenties/plannen regionale samenwerking

 

Als resultaat van de besprekingen met Rijswijk is door de wethouders van Voorburg en Leidschendam de intentie uitgesproken op termijn te komen tot een bestuurlijke fusie met Rijswijk of met Rijswijk/Delft. In verband met de werkzaamheden rond de gemeentelijke fusie per 1 januari 2002 zal in eerste instantie een pas op de plaats worden gemaakt. Voorburg en Leidschendam gaan ermee akkoord dat Rijswijk en Delft het onderzoek naar regionale schaalvergroting nu reeds starten.

 

8.    Conclusies t.a.v. mogelijkheden regionale samenwerking.

 

8.1   Delft, Rijswijk en Zoetermeer.

 

De bestuurscommissie van het openbaar onderwijs Zoetermeer richt zich dit moment nadrukkelijk niet op een bestuurlijke schaalvergroting. Of dit in de (nabije) toekomst wel het geval zal zijn valt niet te voorspellen. De bestuurscommissie heeft geen plannen om nu deel te gaan nemen aan verdere haalbaarheidsonderzoeken van andere gemeenten indien deze hiertoe zouden besluiten. Dit betekent dat indien Delft en Rijswijk binnen afzienbare tijd besluiten om een weg in te slaan gericht op bestuurlijke schaalvergroting, zij dit zonder de gemeente Zoetermeer moeten doen.   

 

8.2   Delft, Rijswijk en overige gemeenten.

 

Tussen Rijswijk, Voorburg en Leidschendam zijn op wethoudersniveau besprekingen gevoerd over bestuurlijke schaalvergroting en verzelfstandiging van het openbaar primair onderwijs. Voorburg en Leidschendam maken in eerste instantie een pas op de plaats inzake bestuurlijke schaalvergroting met Rijswijk of met Rijswijk/Delft. Een schaalvergroting van het openbaar onderwijs tussen de gemeenten Rijswijk en Delft is op dit moment wel een reële optie. Een nader haalbaarheidsonderzoek hieromtrent zal daarom in eerste instantie moeten worden gericht op de combinatie Rijswijk/Delft. In verband met de ‘bruidsschatregeling’ en gelet op de plannen in Delft dient het onderzoek concreet te worden gericht op de mogelijkheden van verzelfstandiging en regionale schaalvergroting per 1 januari 2003.     

 

9.    Eindconclusie.

 

Een bestuurlijke schaalvergroting van het openbaar onderwijs in de gemeenten Rijswijk en Delft is een reële optie. De beide gemeentebesturen zullen worden geadviseerd om op basis van een intentiebesluit een gezamenlijk onderzoek in te stellen naar de concrete mogelijkheden van bestuurlijke schaalvergroting en verzelfstandiging van het openbaar primair onderwijs in Rijswijk en in Delft per 1 januari 2003 waarbij op enig moment Voorburg/Leidschendam desgewenst bij dit onderzoek betrokken kunnen worden.

 

Bijlagen:

 

1.       Overzicht kengetallen.

2.       Startnotitie Rijswijk c.s.

 

Delft, Rijswijk, september 2001.

Kengetallen:

 


Aantal scholen              Rijswijk Voorburg          Leidschendam   Nootdorp

 

Bao                                         3                      2                      4                                  1

 

Sbo                                         1

 

Aantal vestigingen

 

Bao                                         4                      2                      5                                  1

 

Sbo                                         1

 

Aantal  leerlingen

 per 01-10-2000

 

Bao                                         1200                 491                  1085                             610

 

Sbo                                           51

 

 

Ambtelijke ondersteuning O.O. in fte’s

 

                                               __________________3.8 (AK)_________________________

 

                                               3,4                   ….                   ….                               ….

 

 

Aantal scholen              Delft

 

Bao                                         7

 

Sbo                                         1

 

Aantal vestigingen

 

Bao                                         11

 

Sbo                                         1

 

Aantal  leerlingen

 per 01-10-2000

 

Bao                                         2256

 

Sbo                                         118

 

Ambtelijke ondersteuning O.O. in fte’s:

 

± 4,5 (in opbouw) + 1 fte alg. dir.

 

AK (onderdeel van P&O): 3,5 fte

(incl. werk voor derden)